Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heumen

Financiële verordening gemeente Heumen 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeumen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Heumen 2015
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Heumen 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 212
  2. Besluit Begroting en verantwoording provincie en gemeenten

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-07-201515-11-2016Onbekend

09-07-2015

Gemeenteblad

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Heumen 2015

De raad van de gemeente Heumen in openbare vergadering bijeen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 juni 2015;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en de bepalingen van het Besluit Begroting en verantwoording provincie en gemeenten;

gezien het advies van de commissie financiën;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de:

 

Financiële verordening gemeente Heumen 2015

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

administratieve organisatie : het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;

afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

bruto schuld : het totaal van de langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva;

geldelijke bezittingen niet ingezet voor de publieke taak : totaal van de langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en ovelopende activa;

inkomsten: totaal van de baten vóór onttrekking reserves;

netto schuld : bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak;

overheidsbedrijf : onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

rechtmatigheid : het in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

 

Waar in deze verordening wordt gesproken over ‘begroting’ en ‘rekening’ wordt de jaarlijkse Programmabegroting en Programmarekening bedoeld.

 

 

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma’s en paragrafen

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en rekening

  • 1.

    Bij de begroting en rekening worden van alle programma’s de geraamde respectievelijk de gerealiseerde lasten en baten weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van lopende investeringskredieten het geautoriseerde krediet en de raming van de uitputting weergegeven.

  • 3.

    In de rekening wordt van investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt de raad in principe vóór 22 juni de Kadernota aan met voorstellen voor het beleid en financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren. De raad stelt deze Kadernota in principe vóór 15 juli vast

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en lasten per programma en de investeringsbudgetten tot en met € 100.000.

    De raad autoriseert investeringen boven de € 100.000 aan de hand van een uitgewerkte investeringsvoorstel.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatieplicht.

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse (maand)rapportages over de afwijkingen van de door de raad geautoriseerde programmabaten en -lasten en bestemmingsreserves. Afwijkingen worden per programma in een begrotingswijziging vastgelegd en ter vaststelling voorgelegd aan de raad.

  • 2.

    Het college informeert de raad mondeling tweemaal per jaar over de realisatie van de afgesproken beleidsvoornemens.

  • 3.

    Bij de behandeling van tussentijdse rapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en/of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4.

    Het college besluit niet eerder over:

    • a.

      De aankoop van goederen, werken en diensten groter dan € 50.000, als daar geen budget of krediet voor is geautoriseerd;

    • b.

      Het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000

    • c.

      Het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Lid b van dit artikel is niet van toepassing op de de tertiaire achtervang van woningbouwleningen

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Materiële vaste activa worden afgeschreven conform de termijnen zoals opgenomen in de afschrijvingstabel, behorende bij de Nota waardering en afschrijving vaste activa. Deze afschrijvingstabel wordt, indien nodig en gewenst, via de begroting en jaarrekening aangevuld en geactualiseerd.

  • 2.

    Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden, onder aftrek van eventuele hiervoor beschikbare bijdragen van derden en bestemmingsreserves, ten laste van de exploitatie gebracht. Hiervan kan bij raadsbesluit worden afgeweken. In geval van activering bij raadsbesluit wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere, door de raad aan te geven, tijdsduur.

Artikel 8. Waardering debiteuren en overige vorderingen

  • 1.

    Voor openstaande vorderingen betreffende gemeentelijke belastingen als bedoeld in artikel 219 Gemeentewet wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

  • 2.

    Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan zes maanden en/of de specifieke situatie van de betreffende debiteur.

Artikel 9. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Heumen, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten meegenomen die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de in de kostprijsberekening op te nemen kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend en als zodanig in de kostprijsberekening opgenomen. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

Artikel 10. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 11. Financieringsfunctie

Het college stelt nadere regels op ter uitvoering van de financieringsfunctie en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een financieringsstatuut. Het college zendt dit financieringsstatuut ter kennisgeving aan de raad.

 

 

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 12. Lokale heffingen

Bij de begroting en rekening neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de volgens artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (voortaan: BBV) verplichte informatie op.

Artikel 13. Financiering

Bij de begroting en rekening neemt het college in de paragraaf financiering, naast de volgens artikel 13 van de BBV verplichte onderdelen, in ieder geval ook informatie op over:

  • a.

    de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • c.

    de rentevisie voor de komende vier jaar.

Artikel 14. Weerstandsvermogen en risicomanagement

Bij de begroting en rekening neemt het college in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing, naast de volgens artikel 11 van de BBV verplichte onderdelen, in ieder geval ook informatie op over:

  • a.

    de solvabiliteitsratio;

  • b.

    netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;

  • c.

    kengetal grondexploitatie;

  • d.

    structurele exploitatieruimte;

  • e.

    belastingcapaciteit: woonlasten meerpersoonshuishoudens.

Artikel 15. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en rekening neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de volgens artikel 12 van de BBV verplichte onderdelen op.

  • 2.

    Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota onderhoud openbare ruimte aan ter behandeling en vaststelling in de raad. De nota geeft de kaders weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de meerjarige financiële consequenties voor het openbaar groen, de wegen, de riolering en de openbare verlichting.

  • 3.

    Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota onderhoud gebouwen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. Deze nota geeft de kaders weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de meerjarige financiële meerjarige consequenties hiervan.

Artikel 16. Bedrijfsvoering

Bij de begroting en rekening neemt het college In de paragraaf bedrijfsvoering de volgens artikel 14 van de BBV verplichte onderdelen op.

Artikel 17. Verbonden partijen

Bij de begroting en de rekening neemt het college in de paragraaf verbonden partijen, naast de volgens artikel 15 van de BBV verplichte onderdelen, in ieder geval per verbonden partij ook het vaste format met 24 aandachtspunten op. Waar nodig en gewenst wordt dit format bij de begroting geactualiseerd.

Artikel 18. Grondbeleid

Bij de begroting en rekening neemt het college in de paragraaf grondbeleid de volgens artikel 16 van de BBV verplichte onderdelen op.

Artikel 19. Sociaal domein

Bij de begroting en rekening neemt het college in de paragraaf sociaal domein de ontwikkelingen op over de WMO, de Jeugdwet en de Participatiewet. In de paragraaf wordt tevens ingegaan op het algemeen beleid met betrekking tot de uitvoering van de taken in het sociaal domein.

 

 

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 20. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 21. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 22. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

     

     

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 23. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiele verordening 2010 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de Programmarekening 2015.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 10 juli 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt voortaan aangehaald als ‘Financiële verordening gemeente Heumen 2015’.

     

     

WD

Malden, 9 juli 2015

DE RAAD VOORNOEMD;

De raadsgriffier,

L.Bosland.

De burgemeester,

P.Mengde

Algemeen.

Artikel 212 van de Gemeentewet schrijft voor dat de raad een financiele verordening vast stelt.

De financiele verordening gemeente Heumen 2015 vervangt de Financiele verordening 2010/2011.

De inhoud is aangepast aan de geldende wet- en regelgeving inclusief de adviezen en de notities van de commissie BBV en de Rekenkamer gemeente Heumen.

Op grond van de ervaringen over de afgelopen 10 jaren heeft de commissie Depla geconstateerd dat het huidige BBV toe is aan een herziening.

Ervaring en inzichten leren dat wet- en regelgeving aangepast dient te worden aan de praktijk in gemeenten. Zo is er behoefte de begroting inzichtelijk te maken voor raadsleden en niet financieel specialisten. De scheiding tussen de kaderstellende – en controlerende rol van de raad te versterken en het sturen op hoofdlijnen te bevorderen.

Verder staat de functionele indeling, de ontwikkeling van indicatoren, de introductie van kengetallen m.b.t. de financiele positie en de rol van de accountant ter discussie.

De commissie heeft een aantal adviezen uitgebracht die zullen leiden tot aanpassing van het BBV.

Deze aanpassingen hebben ook consequenties voor de inhoud van de financiele verordening en zullen mogelijk nog leiden tot aanpassing van de verordening.

De verordening houdt rekening met de wens van de raad de inhoud van de begroting te vereenvoudigen. Dit heeft gevolgen voor de inhoud van de begroting en de paragrafen.

De inhoud van de paragrafen dient minimaal te voldoen aan de vereisten van het BBV.

In deze verordening zijn deze vereisten bepalend voor de inhoud van de paragrafen.

Met de decentralisaties in het sociaal domein is de gemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van de WMO, de Jeugdwet en de Participatiewet. Deze uitvoeringstaken zijn nu opgenomen in een afzonderlijke paragraaf.

 

Toelichting op de artikelen

 

Artikel 1. Begripsbepaling

De begrippen netto- en bruto schuld en inkomsten zijn gedefinieerd en toegevoegd aan de begripsbepalingen. Hiervoor zijn de definities gevolgd die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten toepast voor het jaarlijkse overzicht met kengetallen over de financiële positie van gemeenten.

Tot slot is het begrip overheidsbedrijf gedefinieerd om nadere invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van prijzen.

 

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.

Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid artikel 189 Gemeentewet).

Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. In de programmabegroting 2015 is een paragraaf sociaal domein toegevoegd. In artikel 20 is beschreven wat in deze pararaaf wordt opgenomen.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. In het tweede lid wordt de verplichting in het BBV (artikel 20) om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven. In het derde lid wordt dit geregeld voor de jaarrekening.

 

Artikel 4. Kaders begroting

Artikel 4 bepaalt dat het college jaarlijks voor 1 juli een kadernota aan de raad aanbiedt en dat de raad voor 15 juli deze nota vaststelt. De kadernota bevat het voorgenomen beleid en de financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 5 van de financiële verordening bevat nadere regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Naast lopende uitgaven doet de gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd – denk hierbij ook aan de grondexploitatie. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen (tweede lid). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.Uit praktische overwegingen stellen wij voor een grens van € 100.000, - te hanteren.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatieplicht.

Oktober 2014 heeft de raad ingestemd met de invoering van financiële maandrapportages. In de financiële maandrapportage worden de afwijkingen t.o.v. de vastgestelde begroting weergegeven.

In artikel 6 van de financiële verordening is een nadere invulling van de actieve informatieplicht van het college aan de raad opgenomen. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.

In artikel 6 verzoekt de raad het college om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in het artikel genoemde bedragen overschrijden.

De bepalingen uit het artikel ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen.

Ook moeten besluiten van het college voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door de raad is uiteengezet. Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.

 

Artikel 7. Waardering & afschrijving vaste activa

In het tweede lid, onder a, van artikel 212 Gemeentewet is opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 7 invulling gegeven. Voor de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de materiële vaste activa wordt in de verordening verwezen naar de nota Waardering en afschrijving vaste activa.

 

Artikel 8. Waardering debiteuren en overige vorderingen.

Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Bij het artikel is onderscheid gemaakt tussen gemeentelijke aanslagen en heffingen die het karakter hebben van bulkfacturen en overige vorderingen.

Vorderingen worden individueel beoordeeld op oninbaarheid. Maar voor de in het eerste lid genoemde gemeentelijke aanslagen en heffingen wordt een voorziening getroffen op basis van het historisch percentage van oninbaarheid. Een individuele beoordeling per aanslag of heffing is bij dit soort vorderingen namelijk zeer bewerkelijk.

 

Artikel 9. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten en heffingen. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de opbouw van de kostprijs van de goederen en diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 9 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten die worden geleverd aan derden. Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt dat bij de rioolheffing en afvalstoffenheffing onder de kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen, de compensabele BTW en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

Het derde lid geeft aan dat in de kostprijs ook de kosten van de financiering van materiele activa moet worden meegenomen in de vorm van een rente over het eigen vermogen en over het vreemd vermogen. Kaders voor de kostprijzen staan voor heffingen, rechten en leges in artikel 229b Gemeentewet en voor prijzen in de artikelen 25i, 25j en 25m van de Mededingingswet.

 

Artikel 10. Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadsbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de gemeente (Artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht). De gemeente moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.

 

Artikel 11. Financieringsfunctie.

Artikel 212 Gemeentewet bevat de bepaling dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. In dit artikel wordt het college opgedragen een besluit financieringsstatuut op te stellen waarin nadere regels worden opgesteld. Zo mag géén gebruik worden gemaakt van financiële derivaten. Artikel 4 respectievelijk 6 van de Wet financiering decentrale overheden (hierna: Wet Fido) geeft aan dat de toezichthouder (provincie) wordt geïnformeerd als de gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet respectievelijk renterisiconorm overschrijdt en dat de gemeente aan de toezichthouder een plan voorlegt om weer binnen deze limiet te komen. Dit plan dient door de provincie goedgekeurd te worden. Indien hier niet aan wordt voldaan, kan de toezichthouder correctieve maatregelen treffen.

Gemeenten mogen alleen leningen en garanties verstrekkenen en financiële participaties aangaan voor het behartigen van een publiek belang (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

Paragrafen

Het Besluit BBV geeft in de artikelen 10 tot en met 16 aan wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid ten minste moet staan. In de financiële verordening kan de raad bepalen dat hij ook over aanvullende zaken in de paragrafen wil worden geïnformeerd. Wij hebben er voor gekozen in het kader van de herijking van de P&C-cyclus voor de inhoud van de paragrafen aan te sluiten bij het bepaalde in het BBV.

 

Artikel 12. Lokale heffingen

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 10 welke informatie de paragraaf lokale heffingen in elk geval moet bevatten.

 

Artikel 13. Financiering

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 13 welke informatie de paragraaf financiering in elk geval moet bevatten.

 

Artikel 14. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 11 welke informatie de paragraaf weerstandsvermogen in elk geval moet bevatten. Er wordt tevens aangesloten bij de adviezen van de commissie Depla voor wat betreft de informatie over een aantal kengetallen betreffende de financiële positie van de gemeenten. In aanvulling op bepaalde in artikel 11 van het BBV wordt de raad geïnformeerd over de solvabiliteitsratio, de ontwikkeling de netto schuldquote, kengetallen t.a.v. de grondexploitatie, de structurele exploitatieruimte en de belastingcapaciteit.

 

Artikel 15. Onderhoud kapitaalgoederen

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 12 welke informatie de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet bevatten.

In aanvulling op deze minimale eisen is aangegeven dat dat het college eenmaal per 4 jaar een nota onderhoud openbare ruimte aanbiedt, een nota rioleringsplan en een nota onderhoud gebouwen.

Bij de begroting en de jaarstukken wordt verslag gedaan over de voortgang van het geplande onderhoud, de hoogte van de voorzieningen en eventueel achterstallig onderhoud.

 

Artikel 16. Bedrijfsvoering

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 14 welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten.

 

Artikel 17. Verbonden partijen

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 15 welke informatie de paragraaf verbonden partijen in elk geval moet bevatten. In aanvulling op deze minimale eisen zijn mede op advies van de Rekenkamer in de onderdelen a tot en met e aanvullende bepalingen opgenomen voor de inhoud van de paragraaf. Met deze aanvullende bepalingen wordt per deelname in een gemeenschappelijke regeling of private onderneming inzicht verkregen in doelstellingen, het belang van de gemeente en de financiële positie van de desbetreffende regeling.

 

Artikel 18. Grondbeleid

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 16 welke informatie de paragraaf grondbeleid in elk geval moet bevatten.

 

Artikel 19 Sociaal domein.

Per 1 januari 2015 is de gemeente met de decentralisatie van de taken op het terrein van de WMO. Jeugdwet en de Participatiewet verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de taken op deze terreinen. Met de centralisatie van deze taken is een budget van ruim 8 miljoen overgeheveld naar de gemeente. Om de raad zowel beleidsmatig als financieel inzicht te geven in de ontwikkeling van het beleid en de baten en lasten is een paragraaf in de programmabegroting en de programmarekening opgenomen. In artikel 20 wordt de inhoud van deze paragraaf beschreven.

 

Artikel 20. Administratie

Onder artikel 23 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.

 

Artikel 21. Financiële organisatie

Artikel 21 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie, blijkt uit het advies van de Raad van State en het Nader rapport uit 2003 over de wijziging van artikel 212 Gemeentewet.

Artikel 21 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen. Om hier invulling aan te geven ligt het voor de hand dat het college een organisatiebesluit en een treasurystatuut vaststelt en dat het college de volmachten en mandaten alsook de kostenverdeelsleutels voor de kostentoerekening vastlegt.

Bij het beleid en interne regels voor de inkoop en aanbesteding kan gedacht worden aan een inkoopreglement en ook aan gemeentelijke inkoopvoorwaarden.

Bij het beleid en interne regels voor steunverlening en subsidieverstrekking gaat het om procedures die naleving van de Europese staatssteunregels en regels voor diensten van algemeen economisch belang, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke subsidieverordening waarborgen.

In geval van misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden.

De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen en getrouwheid van de jaarrekening.

 

Artikel 22. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 25 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Het tweede lid bepaalt dat jaarlijks wordt gecontroleerd of de administratie van waardepapieren e.d. overeenkomen met wat de gemeente daadwerkelijk bezit. Het lid gebiedt daarbij dat eens in een nader aantal te bepalen jaar wordt gecontroleerd of de administratie van registergoederen en bedrijfsmiddelen overeenkomt met het daadwerkelijke bezit. Advies is om deze laatste controle eens in de vier of vijf jaar uit te voeren.

 

Artikel 23. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar t worden de jaarstukken uit het begrotingsjaar t-1 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan de begroting voor het jaar t en wordt tot slot de begroting voor het jaar t+1 vastgesteld. De nieuwe verordening is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaar t+1 en later. De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken van het begrotingsjaar t-1 en de begroting en jaarstukken van het jaar t. Hiervoor is in artikel 22 een overgangsbepaling opgenomen.

 

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel.

Met de vaststelling van de Financiële verordening 2015 vervalt de Financiële verordening 2010.

Deze verordening blijft van toepassing op de jaarrekening en jaarverslag 2014 en de programmarekening en programmarekening 2015.