Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Neder-Betuwe

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 Neder-Betuwe

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNeder-Betuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 Neder-Betuwe
CiteertitelBeleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 Neder-Betuwe
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet, art. 36a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-07-2015nieuwe regeling

16-12-2014

Elektronisch Gemeenteblad, 22-07-2015

Z/14/30339

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 Neder-Betuwe

Burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe;

 

stellen vast dat het ingevolge artikel 36a van de Participatiewet noodzakelijk is een aantal aspecten ten behoeve van de individuele inkomenstoeslag vast te leggen;

 

en besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

Artikel 1 Ontbreken uitzicht op inkomensverbetering

  • 1.

    Niet werkende: uitzicht op inkomensverbetering wordt niet aanwezig geacht als de niet werkende uitkeringsgerechtigde(n) voldoet/voldoen aan de vereiste van een langdurig laag inkomen.

  • 2.

    Werkende: uitzicht op inkomensverbetering wordt niet aanwezig geacht als de werkende voldoet aan de vereisten van een langdurig laag inkomen, en hij of zij vanwege in de persoon gelegen omstandigheden niet in staat wordt geacht door urenuitbreiding of (aanvullende) werkzaamheden elders het inkomen te verbeteren.

  • 3.

    Daarnaast mag er binnen een periode van 12 maanden geen uitzicht zijn op het verwerven van inkomsten die hoger zijn dan de voor hem/haar toepasselijke bijstandsnorm.

    Is dat wel het geval na meer dan 12 maanden, dan is dat pas een beoordelingspunt voor de volgende individuele inkomenstoeslag.

Artikel 2 Aanwezigheid van uitzicht op inkomensverbetering

  • 1.

    Uitzicht op inkomensverbetering wordt aanwezig geacht indien aannemelijk is dat belanghebbende binnen 12 maanden inkomsten gaat ontvangen die hoger zijn dan de voor hem/haar toepasselijke bijstandsnorm.

  • 2.

    Uitzicht op inkomensverbetering wordt ook aanwezig geacht bij de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS), dan wel een studie genoemd in de Wet Studiefinanciering (WSF 2000) volgt of die in de 12 maanden voorafgaand aan de peildatum heeft gevolgd.

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

De vraag of een belanghebbende (en partner) een langdurig laag inkomen heeft (hebben), wordt zoveel mogelijk met behulp van suwinet-inkijk beantwoord.

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe op 16 december 2014,

De secretaris, De voorzitter,

Drs. M.G.J. Nijhuis-Quanjel ir. C.W. Veerhoek

Toelichting beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 Neder-Betuwe

Artikel 1 Ontbreken uitzicht op inkomensverbetering

Op grond van artikel 36a Participatiewet bestaat recht op individuele inkomenstoeslag als uitzicht op inkomensverbetering ontbreekt. Het ontbreken van uitzicht op inkomensverbetering wordt aanwezig geacht indien niet werkende uitkeringsgerechtigden voldoen aan de eis van de referteperiode.

In situaties dat mensen al dan niet in deeltijd werken en inkomen verwerven dat niet boven de gestelde inkomensgrens uitkomt, is beoordeling van het vooruitzicht op verbetering van de inkomenspositie afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden. Als uitbreiding van het dienstverband of een beter betaald dienstverband (met meer uren) elders niet mogelijk door de gezondheid of andere in de persoon gelegen factoren kan gesteld worden dat het uitzicht op inkomensverbetering er niet is.

Vertrekpunt zou het aantal uren kunnen zijn.

Als iemand parttime werkt, betekent de ruimte die er in uren nog bestaat, in principe dat er uitzicht op inkomensverbetering bestaat. In dat geval is het aan te cliënt aan te dragen en aan te tonen dat er van uitbreiding van uren vanwege in de persoon gelegen factoren geen sprake kan zijn.

Tot deze groep behoren ook de personen die werken en loon ontvangen op bijstandsniveau en personen die op inkomen uit arbeid een aanvullende uitkering tot bijstandsniveau ontvangen.

In andere situaties geldt dat vooruitzicht op verbetering van de inkomenspositie aanwezig wordt geacht. Zo worden gezinsomstandigheden zoals zorg voor kinderen of mantelzorg in beginsel niet aangemerkt als belemmering voor inkomensverbetering. 

T.a.v. personen in een re-integratietraject wordt opgemerkt dat de meeste re-integratietrajecten ingezet worden om de kansen van de klant op de arbeidsmarkt te vergroten. Het beoogde doel van het traject is in die gevallen dan uitstroom richting arbeid. Er wordt geen uitzicht op inkomensverbetering aanwezig geacht indien degene die de individuele inkomenstoeslag aanvraagt een traject volgt dat redelijkerwijs langer dan een jaar duurt voordat het verrichten van reguliere arbeid mogelijk is. Per individuele situatie dient beoordeeld te worden aan de hand van de omstandigheden in hoeverre met het traject uitstroom richting de arbeidsmarkt wordt beoogd en er daardoor sprake is van het wel of niet hebben van uitzicht op inkomensverbetering. Indien er toch sprake is van het hebben van uitzicht op inkomensverbetering bestaat er geen recht op de individuele inkomenstoeslag.

 

Artikel 2 Aanwezigheid van uitzicht op inkomensverbetering

Lid 2:Studenten worden expliciet uitgesloten van de individuele inkomenstoeslag. De overweging hierachter is dat bij studenten, die zich met hun studie voorbereiden op de beroepspraktijk op hoger niveau, geen sprake is van het ontbreken van zicht hebben op inkomensverbetering.

Als het perspectief op inkomensverbetering van een student zich door in de persoon gelegen factoren slechts langzaam ontwikkeld, kan dat reden zijn om gebruik te maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. De situatie van de student dient dan echter vergelijkbaar te zijn met die van de werkenden met een langdurig laag inkomen.

 

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

De vraag of cliënt (en partner) een langdurig laag inkomen heeft (hebben), wordt zoveel mogelijk met behulp van suwinet-inkijk beantwoord.

 

1.

Allereerst wordt gekeken of er überhaupt inkomstenverhoudingen bekend zijn. Als dat niet het geval is, worden de inkomstengegevens alsnog bij cliënt (en partner of gezin) opgevraagd.

2.

Als er inkomstenverhoudingen bekend zijn, wordt gekeken of de hoogte van de inkomsten over de laatste drie jaar bekend zijn. Als dat niet het geval is, worden de inkomstengegevens alsnog bij cliënt (en partner) opgevraagd.

3.

Als de hoogte van de inkomsten over de laatste drie jaar bekend zijn, wordt gekeken of deze incidenteel boven bijstandsniveau zijn (geweest).

4a.

Als deze op of onder bijstandsniveau zijn geweest, wordt gekeken of de bron(nen) de drie jaar voorafgaande hetzelfde is (zijn) geweest. Als dat het geval is, is er sprake van een langdurig laag inkomen.

4b.

Als deze boven bijstandsniveau zijn geweest, wordt gekeken of deze hoger waren over een periode langer dan een jaar. Als dat het geval is geweest, is er geen sprake van een langdurig laag inkomen en kan de aanvraag worden afgewezen.

5a.

Als de bron(nen) niet de drie jaar voorafgaande dezelfde is (zijn) geweest, wordt gekeken of de onderbreking van de bron korter dan een jaar heeft geduurd. Als dat niet het geval is, worden de inkomstengegevens alsnog bij de cliënt (en partner) opgevraagd.

5b.

Als de inkomsten korter dan een jaar hoger zijn geweest, wordt gekeken of de bron(nen) de drie jaar voorafgaande hetzelfde is (zijn) geweest. Als dat het geval is, is er sprake van een langdurig laag inkomen.

6a.

Als de onderbreking wel korter dan een jaar heeft geduurd, is er sprake van een langdurig laag inkomen.

6b.

Als de bron(nen) niet de drie jaar voorafgaande dezelfde is (zijn) geweest, wordt gekeken of de onderbreking van de bron(nen), samen met de onderbreking vanwege de te hoge inkomsten korter dan een jaar heeft geduurd. Als dat niet het geval is, worden de inkomstengegevens alsnog bij de cliënt (en partner) opgevraagd.

 

 

7b.

Als de gezamenlijke onderbreking wel korter dan een jaar heeft geduurd, is er sprake van een langdurig laag inkomen.