Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels verhuur en kostgangerschap Participatiewet Gouda 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels verhuur en kostgangerschap Participatiewet |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-07-2015 | nieuwe regeling | 07-07-2015 Goudse Post, 22-07-2015 | 962605 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda;
gelet op artikel 22a, vierde lid, sub b en c en artikel 33 vierde lid, van de Participatiewet, alsmede artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
gezien het advies van de Cliënten Advies Raad d.d. 18 mei 2015;
vast te stellen de navolgende beleidsregels:
Beleidsregels verhuur en kostgangerschapParticipatiewet Gouda 2015
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
kostgangerschap: verhuur van een kamer of gedeelte van de woning, waarbij tevens een vergoeding gevraagd wordt voor schoonmaakwerkzaamheden, het doen van de was en het verzorgen van de maaltijden.
TOELICHTING BELEIDSREGELS VERHUUR EN KOSTGANGERSCHAP PARTICIPATIEWET
In de Participatiewet is in artikel 22a de kostendelersnorm opgenomen. Indien de uitkeringsgerechtigde met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, wordt de norm verlaagd. Volledig commerciële relaties zoals (onder)huurderschap en kostgangerschap, blijven voor de kostendelersnorm echter buiten beschouwing (artikel 22a, vierde lid, van de wet).
Bij commerciële relaties is sprake van deelname aan het economisch verkeer, waarbij de verhuurder een
commerciële prijs vraagt voor de (onder)huur van een gedeelte van de woning en de geleverde diensten
en de (onder)huurder deze commerciële prijs betaalt. In deze situaties is het uitgangspunt dat de kosten
niet op dezelfde wijze worden gedeeld als met woningdelers die geen onderlinge commerciële relatie met
Het college heeft de vrijheid om te bepalen wat zij onder een commerciële huurprijs of kostgangersvergoeding verstaat. Het is echter ondoenlijk om voor elke verhuurde woning of kamer afzonderlijk te bepalen of de huur-/kostprijs die betaald wordt "commercieel" is en geen vriendenprijs.
Indien de belanghebbende de woning bewoont met een of meer huurders, onderhuurders of kostgangers, worden de daaruit voortvloeiende lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan als inkomen in aanmerking genomen indien daarmee nog geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de norm, zoals genoemd in artikel 22a, eerste tot en met derde lid, van de wet. Artikel 33, vierde lid, van de wet biedt het college de mogelijkheid om de inkomsten uit verhuur en kostgangerschap in aanmerking te nemen.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Er is enkel sprake van een commerciële relatie als er sprake is van een commerciële prijs.
·De commerciële prijs voor verhuur is vastgesteld op € 230,00 per maand.
De commerciële prijs voor kostgangerschap is vastgesteld op € 360,00 per maand
Indien belanghebbende kan aantonen dat toepassing van de in beleidsregels opgenomen commerciële prijzen, gelet op de kwaliteit en kwantiteit van het gehuurde, onevenredig of onredelijk is gezien het doel van de beleidsregels, kan de gemeente conform artikel 4:84 Awb ten gunste van de belanghebbende afwijken van die tarieven. Hiervan kan sprake zijn indien belanghebbende aantoont met een uitspraak van de huurcommissie dat er geen hogere prijs mag worden gevraagd of dat de aard van de woonruimte duidelijk kamerverhuur is terwijl de kwaliteit een hogere prijs niet toestaat zoals bij anti-kraak wonen wel het geval kan zijn. Meerdere mensen betrekken een pand zonder daarbij huishouden te delen maar ontberen huurbescherming en betalen in ruil daarvoor een lagere huurprijs.
Op grond van artikel 33, vierde lid, van de wet mag het college lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan voortvloeiend uit verhuur en kostgangerschap in aanmerking nemen als inkomen. Het college dient hierbij wel rekening te houden met vrij te laten bedragen voor gemaakte kosten. Deze bedragen worden berekend aan de hand van de forfaitaire bedragen in het vtlb-rapport van de Werkgroep Rekenmethode vrij te laten bedrag van de Recofa. De bedragen worden jaarlijks, in januari, met € 2,50 verhoogd.
In 2015 kan het forfaitaire bedrag, indien er enkel sprake is van inwoning, gesteld worden op € 1,93 per dag voor energie, afschrijving van meubilair en dergelijke. Omwille van werkbaarheid is het forfaitaire bedrag omgerekend naar een maandbedrag van € 1,93 x 365 : 12 = € 58,70. Dit bedrag is vervolgens afgerond op € 60,00. Dit betekent dat het meerinkomen uit verhuur boven € 60,00 op de uitkering van de verhuurder in mindering zal worden gebracht.
In geval van kostgangerschap zijn de kosten voor de verhuurder hoger. Bovenop het forfaitaire bedrag voor inwoning á € 1,93 per dag dient voor de maaltijden en bewassingskosten € 9,45 per dag te worden gerekend. Het forfaitaire bedrag is dan omgerekend € 1,93 + € 9,45 = € 11,38 (in 2015). Omwille van werkbaarheid is het forfaitaire bedrag omgerekend naar een maandbedrag van € 11,38 x 365 : 12 = € 346,14. Dit bedrag is vervolgens afgerond op € 350,00. Dit betekent dat het meerinkomen uit kostgangerschap boven € 350,00 op de uitkering van de verhuurder in mindering zal worden gebracht.
Zijn er meerdere kostgangers, dan moet een schaalverdeling worden gemaakt. Voor de tweede inwoner wordt dan 80% van het forfaitaire bedrag genomen (verlaging van 20%), voor de derde 70% (verlaging van 30%) en zo verder. Deze percentages zijn berekend met behulp van de uitgaven aan voeding en bewassing en budgetonderzoeken van het Centraal Bureau voor de Statistiek.