Organisatie | Borger-Odoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening tegenprestatie gemeente Borger-Odoorn 2015 |
Citeertitel | Verordening tegenprestatie gemeente Borger-Odoorn 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-07-2015 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 11-06-2015 | 14.29213 |
De raad van de gemeente Borger-Odoorn;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 november 2014, nummer:14.24753;
gelet op het bepaalde in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b van de Participatiewet,
artikel 35, onderdeel d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35, onderdeel d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
vast te stellen de ‘Verordening tegenprestatie gemeente Borger-Odoorn 2015’.
Artikel 4. Duur en omvang van een tegenprestatie
De tegenprestatie heeft een omvang van maximaal zestien uur per week.
Artikel 6. Geen werkzaamheden voorhanden
Het college draagt geen tegenprestatie op wanneer geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden uitgevoerd als tegenprestatie.
Algemene toelichting Verordening tegenprestatie gemeente Borger-Odoorn 2015
De Participatiewet geeft het college de bevoegdheid de tegenprestatie als verplichting op te leggen. Dit is vastgelegd in artikel 9, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet.
De gemeenteraad is verplicht om bij verordening regels op te stellen over het opdragen van een tegenprestatie. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b Participatiewet. Het is aan de gemeente om de duur, omvang en inhoud van de tegenprestatie te regelen.
Het college heeft de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie en het uitvoeren ervan overeenkomstig de verordening tegenprestatie. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet.
Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijn de onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie.
Indien daarvoor dringende redenen – zoals zorgtaken – aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie. De plicht tot tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De plicht tot tegenprestatie is ook niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet.
Net als bij het niet nakomen van de arbeids- en re-integratieverplichting geldt voor het niet nakomen van de tegenprestatie dat de bijstand kan worden afgestemd overeenkomstig de gemeentelijke afstemmingsverordening.
Tegenprestatie is geen re-integratie-instrument
De plicht tot tegenprestatie heeft tot doel om maatschappelijk nuttige werkzaamheden te doen in de samenleving als tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering. Het opdragen van een tegenprestatie heeft niet tot doel de re-integratie van een belanghebbende te bevorderen maar moet worden gezien als een nuttige bijdrage aan de samenleving. Een tegenprestatie mag het accepteren van passende arbeid of van re-integratie inspanningen niet belemmeren. Immers, als uitgangspunt geldt werk boven uitkering.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 2. Inhoud van de tegenprestatie
Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen.
Als het college een tegenprestatie vraagt van een belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende duidelijk zijn welke tegenprestatie van hem wordt verwacht. Een belanghebbende wordt altijd eerst zelf in de gelegenheid gesteld een tegenprestatie te vinden.
Tegenprestatie mag niet leiden tot verdringing
De tegenprestatie wordt niet ingezet in het kader van de re-integratie. De tegenprestatie is gericht op toeleiding naar de arbeidsmarkt en is dan ook niet bedoeld als re-integratie-instrument. Het betreffen werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Reguliere werkzaamheden kunnen daarom niet als tegenprestatie worden ingezet.
Tegenprestatie mag niet in de weg staan aan de acceptatie van werk of een re-integratievoorziening
De tegenprestatie mag het accepteren van passende arbeid of van re-integratie-inspanningen niet belemmeren.
Additionele onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden
De maatschappelijk nuttige werkzaamheden dienen zich te onderscheiden van werkzaamheden die op de reguliere arbeidsmarkt verricht worden. Het onderscheid tussen betaalde en onbetaalde werkzaamheden is afhankelijk van onder meer economische factoren en van keuzes die mede op basis daarvan door het bedrijfsleven en óf de overheid worden gemaakt (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3 p. 30).
De als tegenprestatie in te zetten werkzaamheid:
Artikel 3. Het opdragen van de tegenprestatie
Het college heeft beleidsvrijheid bij het opleggen van een tegenprestatie. Tegen een besluit tot het opleggen van een tegenprestatie is bezwaar en beroep mogelijk.
De werkzaamheden die als tegenprestatie ingezet worden, moeten naar vermogen door een belanghebbende kunnen worden verricht. De term ‘naar vermogen’ heeft betrekking op de mogelijkheden waarover een belanghebbende beschikt om deze werkzaamheden te verrichten.
Bij het opleggen van de tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding en werkervaring.
Bij het opleggen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke wensen en kwaliteiten van belanghebbende. Belanghebbende kan zelf ideeën aandragen voor de als tegenprestatie te verrichten werkzaamheden.
Het college houdt bij het opleggen van de tegenprestatie rekening met het eventuele gegeven dat belanghebbende al maatschappelijke activiteiten of vrijwilligerswerk verricht.
Artikel 4. Duur en omvang van de tegenprestatie
Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen.
Aangezien de tegenprestatie de re-integratie niet in de weg mag staan, is deze beperkt in tijd en duur. De tegenprestatie wordt opgedragen voor maximaal zestien uur per week en mag slechts worden opgelegd voor een beperkte duur.
Artikel 5. Mantelzorg en vrijwilligerswerk
Dit artikel bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgelegd indien een belanghebbende mantelzorg verricht en het college hiervan redelijkerwijs noodzakelijk vindt. De regering heeft deze mogelijkheid uitdrukkelijk benoemd. Voor het bepalen of er sprake is van mantelzorg, moet er getoetst worden aan de criteria van het begrip mantelzorg als genoemd in artikel 1 van deze verordening. Ook indien de belanghebbende vrijwilligerswerk verricht legt het college geen tegenprestatie op, zolang het vrijwilligerswerk naar het oordeel van het college redelijkerwijs een bijdrage levert aan maatschappelijk nuttige werkzaamheden.
Artikel 6. Geen werkzaamheden voorhanden
Er wordt geen tegenprestatie opgedragen indien er geen maatschappelijk nuttige werkzaamheden binnen de eigen gemeentegrenzen voorhanden zijn. De Participatiewet verplicht gemeenten niet om buiten de eigen gemeentegrens een tegenprestatie te laten verrichten (TK 2013 -2014, 33 801).
In artikel 7, onderdeel c van de Participatiewet is bepaald dat het college beleid ontwikkelt ten behoeve van het verrichten van de tegenprestatie. In het beleid kan het college vastleggen welke werkzaamheden in ieder geval als tegenprestatie kunnen worden verricht.