Organisatie | Borger-Odoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Borger-Odoorn |
Citeertitel | Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Borger-Odoorn |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-07-2015 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 11-06-2015 | 14.29213 |
De raad van de gemeente Borger-Odoorn
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 november 2014, nummer: 14.24755;
gelet op het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid van de Participatiewet;
vast te stellen de ‘Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Borger-Odoorn 2015’.
Artikel 2. Aanvraag individuele inkomenstoeslag
Artikel 3. Langdurig laag inkomen
Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 100% van de voor de aanvrager geldende bijstandsnorm.
Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag
Als één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Algemene toelichting Verordening individuele inkomenstoeslag
Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dat betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden.
De individuele inkomenstoeslag is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels worden vastgesteld over het verlenen van de individuele inkomenstoeslag. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig” en ‘laag’ inkomen.
De begrippen die in de Participatiewet voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis. Voor een aantal begrippen die als zodanig niet in de Participatiewet staan is een definitie gegeven in deze verordening.
In dit artikel wordt benoemd aan welke voorwaarden, zoals genoemd in de wet, moet worden voldaan. Daarnaast wordt bepaald dat de aanvraag schriftelijk moet worden ingediend.
Artikel 3. Langdurig laag inkomen
De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum wordt aangeduid als referteperiode. Deze referteperiode wordt vastgesteld op drie jaar.
Het begrip laag inkomen wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Een belanghebbende kan perioden waarin hij een inkomen boven de bijstandsnorm heeft niet middelen met perioden waarin hij vanwege de aanwezigheid van bijvoorbeeld een uitsluitingsgrond (detentie of maatregel) geen recht op bijstand had.
Er is niet voor gekozen om het recht op de individuele inkomenstoeslag ook toe te kennen bij een inkomen boven de bijstandsnorm. Van deze bevoegdheid wordt om twee redenen geen gebruik gemaakt. Ten eerste omdat dit ongewenste armoedevaleffecten in zich heeft. Ten tweede omdat het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen van bijvoorbeeld 110% van de bijstand niet valt te rijmen met de uitsluiting van belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Zij zijn uitgesloten van het recht op de individuele inkomenstoeslag omdat hun AOW al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm van belanghebbenden tot de pensioengerechtigde leeftijd. (Dit verschil is 5 tot 9%, afhankelijk van de vraag of iemand een alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin vormt).
Artikel 4. Hoogte van de toeslag
De hoogte van de toeslag is afgeleid van een percentage van de bijstandsnorm zoals deze gold tot 1 januari 2015. Omdat de alleenstaande oudernorm is komen te vervallen zijn nu bedragen in de verordening opgenomen die jaarlijks worden geïndexeerd.
Het tweede lid ziet op de situatie dat een van de gehuwden niet in aanmerking komt voor de toeslag omdat hij is uitgesloten van het recht op bijstand.
Artikel 5. Uitzicht op inkomensverbetering
Het is aan de gemeente overgelaten om te bepalen onder welke omstandigheden sprake is van uitzicht op inkomensverbetering. Beschikt men over uitzicht op inkomensverbetering, dan ontbreekt het recht op individuele inkomenstoeslag. Hier vallen voornamelijk studenten onder. Het uitsluiten van studenten kan een verboden onderscheid in de zin van artikel 26 IVBPR opleveren ten opzichte van personen uit andere groepen die mogelijk evenzeer uitzicht op inkomensverbetering hebben. Nu is het zo dat veel studenten een inkomen hebben dat hoger is dan de voor hen geldende bijstandsnorm. Alleen de WSF-toelage voor jongeren tot 21 jaar is al hoger dan de bijstandsnorm. Zij hebben daarom al om die reden geen recht op de individuele inkomenstoeslag.
Een andere groep die geen recht op deze toeslag heeft, is de groep die bewust kiest voor een deeltijdbaan, maar wel het potentieel heeft om inkomensverbetering te realiseren.
Artikel 6. Onvoorziene gevallen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.