Organisatie | Nieuwegein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening Nieuwegein 2015 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Nieuwegein 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Algemene Subsidie Verordening Nieuwegein.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-07-2015 | nieuwe regeling | 25-06-2015 | Onbekend. | ||
14-07-2015 | 15-07-2015 | Onbekend | 12-05-2015 Onbekend | Onbekend |
Hoofdstuk II Subsidieverstrekking
Voor zover dit niet is bepaald in deze verordening en bij subsidieregeling, wordt bij verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.
Het college controleert de getrouwheid van de in artikel 12, 13 en 14 bedoelde gegevens en kan aanvullend onderzoek (laten) verrichten om een oordeel te krijgen de rechtmatigheid van besteding van de toegekende subsidie en de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde voorwaarden en verplichtingen.
Indien een subsidie verstrekt wordt in de vorm van een garantie, is deze verordening van toepassing.
Artikel 19 Vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd is, met dien verstande dat in geval van ontvangst van een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat aan de subsidieontvanger daartoe wordt uitgekeerd.
Artikel 20 Tarieven en kostenbegrippen
Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.
Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.
Toelichting bij de Algemene Subsidieverordening 2015
De algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent in titel 4.2 een uitgebreide regeling voor het verstrekken van subsidies door een bestuursorgaan. Subsidieverstrekking dient in beginsel gebaseerd te zijn op een wettelijk voorschrift (artikel 4:23, eerste lid, van de Awb). De relevante artikelen uit de Awb zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Deze Algemene subsidieverordening Nieuwegein 2015 is een dergelijk wettelijk voorschrift. Uitgaande van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat deze verordening voorschriften voor de subsidieverstrekking voor de gemeente Nieuwegein.
Deze subsidieverordening is een procesverordening, die de essentiële elementen van het subsidieproces bevat. De basis van de subsidieverstrekking vormen de inhoudelijke kaders die voor verschillende beleidsterreinen door de raad zijn vastgesteld. In artikel 3 van deze verordening krijgt het college de bevoegdheid om in een subsidieregeling de uitvoering van de subsidieverordening nader te regelen.
De uitgangspunten voor deze subsidieverordening zijn:
• vereenvoudiging door geen onderscheid meer te maken in soorten subsidies;
• deregulering door subsidies van beperkte omvang direct vast te stellen en door een accountantsverklaring pas vanaf een subsidiebedrag van € 100.000 verplicht te stellen;
• stroomlijnen van de termijnen voor aanvraag en verantwoording;
• verduidelijking van de financiële verplichtingen;
• staatssteunproof op basis van de Europese wet- en regelgeving.
In principe worden subsidies verstrekt aan rechtspersonen. Subsidie kan ook verstrekt worden aan een natuurlijke persoon.
Steunmaatregelen die onder een de-minimisverordening vallen, hebben een beperkt effect op het handelsverkeer tussen lidstaten. Zulke maatregelen voldoen hierdoor niet aan alle cumulatieve criteria van het staatssteunverbod (art. 107 lid 1 VWEU) en leveren dus geen staatssteun op.
Op grond van de reguliere de-minimisverordening kunnen decentrale overheden ondernemingen over een periode van 3 belastingjaren tot 200.000 euro steunen zonder dat dit staatssteun oplevert.
Subsidie kan ook verleend worden in de vorm van een garantie. Dat is subsidieverlening onder de opschortende voorwaarde dat zich een onzekere gebeurtenis voordoet. Voorbeelden:
• Subsidiabel non-profit evenement voor de inwoners van Nieuwegein met onzekere opbrengst uit deelnemersbijdragen, waardoor de exploitatie vooraf niet sluitend is.
• Wanneer de gemeente rente en aflossing garandeert van een door een bank verstrekt krediet aan maatschappelijke organisatie.
Wanneer de situatie zich voordoet dat de reëel begrote deelnemersbijdragen tegenvallen of de maatschappelijke organisatie de rente en aflossing niet kan betalen, wordt de subsidie verstrekt.
Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is. Dit betreft in beginsel alle subsidies, waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen wettelijke grondslag vereist is.
Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag vereist is, is de ASV in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.
Artikel 3. Bevoegdheden, subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud
De verordening wordt vastgesteld door de raad. Het uitvoering geven aan de ASV is een bevoegdheid van het college. De raad verplicht het college om in nadere regels, hier en verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen.
De raad stelt in de gemeentebegroting de financiële kaders vast. Binnen die kaders stelt het college de subsidieplafonds vast en bepaalt de wijze van verdeling van de beschikbare bedragen. Tevens regelt het college de verstrekking van voorschotten.
Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken.
Artikel 4. Europees steunkader
Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.
Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.
Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening (lid 5).
In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Het college maakt gebruik van standaard aanvraagformulieren.
In principe is digitaal aanvragen ook mogelijk. Een digitaal aanvraagproces moet nog ontwikkeld worden.
In het tweede, derde en vierde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden.
Om te kunnen beoordelen of de gevraagde subsidie nodig is, dienen aanvragers door het inleveren van hun balans inzage te geven in hun vermogenspositie. Wanneer eerder is gesubsidieerd én verantwoord, is deze informatie bekend (sub e). Wanneer niet eerder is gesubsidieerd of wanneer de subsidie direct is vastgesteld (aanvragen onder de € 5000 – zie artikel 12), is sub d van toepassing. Voor het geval een natuurlijk persoon subsidie aanvraagt, kan deze eis niet gesteld worden.
Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de Europese regels over staatssteun. Zo zal bij subsidie aan ondernemingen veelal worden gevraagd om een de-minimis verklaring. Hierin verklaren ondernemingen welke subsidies zij in de afgelopen 3 belastingjaren hebben ontvangen. Op basis van de de-minimisverordening kan bepaald worden of de subsidie geoorloofde steun is.
De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt, en andere subsidies.
Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij subsidies voor amateurkunst om te voorkomen dat in het eerste kwartaal het gehele subsidiebudget uitgeput raakt.
Het college kan in de subsidieregeling andere, waaronder minder, gegevens verlangen dan de gegevens die gevraagd worden in lid 2 en lid 4.
Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag om subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar en andere subsidies.
Om te kunnen beslissen op de aanvraag moeten de verstrekte gegevens en bescheiden voldoende zijn om te aanvraag te kunnen beoordelen. Wanneer de aanvraag niet volledig is, wordt de beslistermijn opgeschort tot de aanvraag volledig is (conform art. 4:5 Awb).
De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen. Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.
Artikel 8. Weigerings- en intrekkingsgronden
In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.
Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a).
In het tweede lid zijn facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.
Via de onderdelen a, c, d en e wordt getoetst of de subsidieverstrekking in dienst staat van de gemeentelijke beleidsdoelstellingen, waaronder die van het lokale sociale domein. In de betreffende beleidskaders en de subsidieregeling zijn (en worden) deze doelstellingen nader omschreven en geconcretiseerd.
Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt of kan beschikken. Reserves als bedoeld in artikel 18 van deze verordening tellen hierbij niet mee.
Onderdelen f, g en h spreken voor zichzelf.
Onderdeel i betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (derde lid).
Onderdeel j geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.
Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met het Europees steunkader, vordert het college de subsidie met rente terug.
Artikel 9. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger
Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.
Deze bepaling is overeenkomstig artikel 4:72 van de Awb.
Artikel 10. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).
De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt.
Subsidie wordt verstrekt in aanvulling op eigen middelen. In dit kader kan van subsidieaanvragers verlangd worden dat zij eigen inkomsten verwerven, bijvoorbeeld: entreegelden of andere deelnemersbijdragen, sponsoring, fondswerving. Met dit artikel wordt het ondernemerschap van subsidieaanvragers bevorderd.
Zeker bij het opleggen van bijzondere verplichtingen, is sprake van maatwerk. Daarom bepaalt het vierde lid dat het college bij subsidieregeling of bij verleningsbeschikking andere bijzondere verplichtingen kan opleggen. Deze verplichtingen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op:
• een verklaring omtrent gedrag (VOG-verklaring) voor (vrijwillige) medewerkers die werken met kinderen en/of mensen met een verstandelijke beperking;
• het realiseren van plaatsingen in het kader van sociale wederdienst (social return on investment);
• maatschappelijk betrokken of maatschappelijk verantwoord ondernemerschap;
Artikel 12. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000
Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 9). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger. Artikel 4:49 van de Awb biedt de mogelijkheid om de subsidievaststelling in te trekken, wanneer niet voldaan is aan de verplichtingen, die aan de subsidie verbonden zijn.
Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 100.000
In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen € 5.000 en € 100.000 aan het college dienen te verantwoorden. Er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden.
Met betrekking tot het inhoudelijk verslag wordt vooraf bij verleningsbeschikking aangegeven op welke manieren het aantonen plaatsvindt. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals een inhoudelijk jaarverslag, bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken.
De financiële verantwoording wordt gegeven in óf een financieel verslag met toelichting óf in een jaarrekening. Ook hier wordt vooraf bij verleningsbeschikking aangegeven welke informatie is vereist. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Zo wordt het mogelijk om ook af te rekenen op basis van gerealiseerde kosten en baten.
Het college kan in de subsidieregeling of in de verleningsbeschikking andere, waaronder minder, gegevens verlangen.
Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 100.000
Ook bij subsidies vanaf € 100.000 wordt uitgegaan van een afrekening op basis van inhoud én op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Naast een financieel verslag of jaarrekening is een controleverklaring opgesteld door een onafhankelijk accountant vereist. Bij verleningsbeschikking wordt aangegeven welke informatie is vereist.
Het college kan in de subsidieregeling of in de verleningsbeschikking andere, waaronder minder, gegevens verlangen.
Als een controleverklaring door een onafhankelijk accountant vereist is, is het van belang dat de subsidieontvanger en de accountant op de hoogte zijn van de beoogde wijze van verantwoorden en over de aspecten die in de controle worden betrokken. Daartoe kan het college een controleprotocol opstellen.
Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van het gemeentelijke subsidiebeleid. Zij toetst bij de subsidieverstrekking de naleving van de aan de subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen. Het college kan besluiten om nader onderzoek te laten doen als zij dit wenselijk acht. De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een onderzoek.
Artikel 16. Subsidievaststelling
Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. Dan kan de beslistermijn verdaagd worden zoals bepaald is in artikel 4:14 van de Awb.
Omgekeerd kan het college aan de subsidieontvanger meer tijd geven om de aanvraag tot vaststelling in te dienen.
Het college kan de subsidie lager vaststellen wanneer de aanvraag tot vaststelling niet of niet volledig wordt in gediend binnen de gestelde termijn.
Wanneer subsidie verstrekt wordt in de vorm van een garantie zoals omschreven onder artikel 1g, zijn alle bepalingen van deze verordening en van de subsidieregeling van toepassing.
Artikel 8.2.b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt of kan beschikken. Maar voor organisaties kan het noodzakelijk zijn om reserves te hebben om toekomstige tekorten op te vangen of voor een bepaalde bestemming. Het gaat om reserves die zijn opgebouwd met subsidiemiddelen én om andere reserves. Hiervoor kunnen geen algemene regels gesteld worden. Artikel 18 geeft het college de bevoegdheid om regels te stellen over de omvang van reserves die buiten beschouwing blijven bij de subsidieverstrekking. Deze regels worden vastgelegd in de subsidieregeling of in de verleningsbeschikking. Uitgangspunt is dat de subsidieontvanger moet aantonen welke reserves noodzakelijk zijn voor een bestendige uitvoering van de activiteiten.
Daarnaast is in artikel 9 lid 3 bepaald dat het college een egalisatiereserve verplicht kan stellen bij subsidies boven de € 100.000.
Artikel 19 Vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel
In art. 4:41 Awb is de procedure voor vergoeding bij vermogensvorming door subsidieverstrekking geregeld. In dit artikel is aangegeven dat het college in voorkomende gevallen deze procedure toepast. In de leden 2 en 3 is beschreven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.
Artikel 20. Tarieven en kostenbegrippen
Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.
In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.