Organisatie | Almere |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels subsidies Peuterwerk en Voorschoolse Educatie augustus tot en met december 2015 |
Citeertitel | Nadere regels subsidies Peuterwerk augustus tot en met december 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-07-2015 | 28-06-2016 | nieuwe regeling | 10-06-2015 Gemeenteblad Almere, nr. 93, 06-07-2015 | Geen |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere;
gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011;
vast te stellen de navolgende Nadere regels subsidies Peuterwerk en Voorschoolse Educatie augustus tot en met december 2015met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen.
Nadere regels subsidies Peuterwerk en Voorschoolse Educatie augustus tot en met december 2015
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Peuterwerk: educatieve opvang voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen met het daarbij behorende Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Peuterwerk wordt uitgevoerd op peuterwerklocaties in groepen van maximaal 16 peuters per groep. De ontwikkeling van alle peuters wordt gevolgd middels een observatiesysteem.
Startgroep: een groep waarin gedurende 12,5 uur per week peuterwerk met VVE wordt gerealiseerd voor doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters, onder regie van de basisschool. Eén van de pedagogisch medewerkers is een leerkracht met een Pabo-opleiding. In Almere zijn 4 groepen als Startgroep aangemerkt: Samenspel/Pierewiet, Wierwinde/Windekind, Tjasker/Speelmolen en Kompas/Precious kids. De locatie Wierwinde/Windekind heeft een openstelling van 15 uur per week.
VVE (voor- en vroegschoolse educatie): hier opgevat als peuterwerk voor kinderen vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin via een VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.
VVE-programma: één van de volgende programma’s voor voorschoolse educatie, gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek, sociaal- emotionele ontwikkeling: Piramide, Ko-totaal, Startblokken, Peuterplein en Kleuterplein, Kaleidoscoop, Schatkist, Sporen, Doe meer met Bas, Speelplezier.
Deze nadere regels hebben als doelstelling het mogelijk maken van de uitvoering van gesubsidieerd peuterwerk, inclusief VVE, voor de periode augustus tot en met december 2015.
Voor het aanvragen van subsidie dienen de volgende gegevens en stukken overgelegd te worden:
Conform het gestelde in artikel 9 lid 1 sub b: bewijzen van de taalniveaus van de pedagogisch medewerkers van de peuterwerklocaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dan wel bewijzen van lopende deelname aan taalscholing die tot doel heeft de vereiste taalniveaus te bereiken. Deze voorwaarde geldt alleen:
Subsidie is beschikbaar voor de volgende peuters:
Almeerse peuters van 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, en doelgroeppeuters van 2 tot 2,5 jaar, die een peuterplek regulier bezetten van twee dagdelen per week, en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor twee dagdelen per week.
Almeerse doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, die een peuterplek VVE bezetten en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag of een gezamenlijk verzamelinkomen hebben van maximaal € 37.909: subsidie beschikbaar voor vier dagdelen per week.
Almeerse doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, die een peuterplek VVE bezetten, en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag en het verzamelinkomen van het gezin minimaal € 37.910 bedraagt: subsidie beschikbaar voor het 3e en 4e dagdeel per week.
Naast de in lid 2 genoemde subsidiebedragen stelt het college een VVE-toeslag beschikbaar voor doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen. Deze subsidie wordt verstrekt voor peuters die een VVE- peuterplek bezetten van vier dagdelen (12 uur) per week, ongeacht of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag: Deze VVE-toeslag bedraagt per geplaatste doelgroeppeuter € 407 per jaar. Indien de doelgroeppeuter de VVE-plek niet het gehele jaar bezet, wordt de toeslag naar rato verstrekt.
Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplekken (daaronder wordt hier begrepen het aantal afgenomen uren per werkelijk bezette peuterplek (regulier en VVE), het werkelijk gehanteerde uurtarief, het aantal doelgroeppeuters waarvoor (naar rato) het VVE-jaarbedrag wordt ontvangen en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen) en kan een terugvordering tot gevolg hebben als houder minder bezette peuterplekken heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd.
1.Het college stelt voor deze nadere regels een subsidieplafond vast van € 1.262.406. De subsidieverlening voor peuterplekken geschiedt volgens een aantal verdeelcriteria. Deze zijn in volgorde van prioriteit:
Aanvragen van houders voor locaties waarvoor deze houder in de periode januari tot en met juli 2015 gemeentelijke subsidie peuterwerk heeft ontvangen en locaties die deze houder per 1 augustus 2015 overneemt van De Schoor en waarvoor De Schoor in de periode januari tot en met juli 2015 gemeentelijke subsidie peuterwerk ontving. Voor deze aanvragen is per organisatie subsidie beschikbaar voor het totaal aantal peuterplekken (regulier en VVE) dat op deze locaties (vallend binnen prioriteit I) werkelijk bezet was op 1 maart 2015. Dit aantal wordt bepaald op basis van de gegevens uit de tussenrapportage peuterwerk januari-juli 2015 van de betreffende locaties. Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als reguliere of VVE-plek in de periode augustus tot en met december 2015 aan te passen aan de vraag van ouders. Daarbij geldt dat VVE-doelgroeppeuters voorrang hebben bij plaatsing ten opzichte van niet-doelgroeppeuters.
Aanvragen voor uitbreiding van het aantal peuterplekken op bestaande gesubsidieerde peuterwerklocaties, van houders die in de periode januari tot en met juli 2015 gemeentelijke subsidie hebben ontvangen voor de uitvoering van peuterwerk of die per 1 augustus 2015 peuterwerklocaties van Stichting De Schoor overnemen. Deze aanvragen worden geprioriteerd op basis van het percentage gewichtenleerlingen op 1 oktober 2014 op de basisschool waarmee samengewerkt wordt of gaat worden (zie artikel 9 lid 1 sub d). Dit percentage gewichtenleerlingen wordt vastgesteld door de afdeling Onderzoek en Statistiek van de Gemeente Almere, op basis van gegevens van DUO. Daarbij geldt : hoe hoger het percentage gewichtenleerlingen, hoe hoger de prioriteit. Indien een peuterwerklocatie met meerdere basisscholen samenwerkt, dan is het getal van de school met het hoogste percentage gewichtenleerlingen bepalend.
voor nieuwe peuterwerklocaties. Deze aanvragen worden geprioriteerd op basis van het percentage gewichtenleerlingen op 1 oktober 2014 op de basisschool waarmee samengewerkt wordt of gaat worden (zie artikel 9 lid 1 sub d). Dit percentage gewichtenleerlingen wordt vastgesteld door de afdeling Onderzoek en Statistiek van de Gemeente Almere, op basis van gegevens van DUO. Daarbij geldt : hoe hoger het percentage gewichtenleerlingen, hoe hoger de prioriteit. Indien een peuterwerklocatie met meerdere basisscholen samenwerkt, dan is het getal van de school met het hoogste percentage gewichtenleerlingen bepalend.
Indien de waarde gelijk uitvalt, en het subsidieplafond is nog niet bereikt, krijgt de aanvraag van een peuterwerklocatie die samenwerkt met een basisschool die in mei 2015 nog niet met een voorschoolse voorziening samenwerkt, prioriteit.
Valt de waarde dan nog gelijk uit, dan krijgt de aanvraag van een peuterwerklocatie in of direct geschakeld aan een basisschool de hoogste prioriteit.
Indien ook dan de waarde gelijk uitvalt, wordt het beschikbare budget gelijkelijk verdeeld over de betreffende aanvragen.
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan houders die voldoen aan de volgende voorwaarden:
De pedagogisch medewerkers op de betreffende peuterwerklocatie zijn gecertificeerd voor het VVE-programma waarmee op die locatie wordt gewerkt; als gevolg van personeelsverloop of het opstarten van een nieuwe groep mag worden volstaan met 1 gecertificeerde pedagogisch medewerker en 1 pedagogisch medewerker in opleiding per groep.
De pedagogisch medewerkers beschikken op het moment van de start van de subsidieperiode over de vereiste taalniveaus. Als gevolg van personeelsverloop, het opstarten van een nieuwe groep of het nog niet afgerond hebben van de taalscholing, mag per peutergroep worden volstaan met één pedagogisch medewerker die beschikt over de vereiste taalniveaus en één pedagogisch medewerker die aantoonbaar op het moment van de subsidieaanvraag scholing volgt die tot doel heeft de vereiste taalniveaus te bereiken.
De houder werkt voor elke peuterwerklocatie aantoonbaar samen met één of meer basisscholen. Deze samenwerking blijkt uit een gezamenlijk plan van aanpak van de peuterwerklocatie en de basisschool (of basisscholen) voor de realisatie van een doorgaande lijn. Het plan is ondertekend door beide partijen en bevat minimaal afspraken over i) de samenwerking op het gebied van de inhoudelijke thema’s waarmee in de groepen wordt gewerkt; ii) ouderbetrokkenheid en iii) de overdracht van peuters naar de basisschool;
Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag (zie Bijlage 2). Voor ouders die een VVE-plek aanvragen en een inkomen onder de € 37.910 hebben geldt dat zij een Inkomensverklaring over 2014 overleggen aan de houder.
Indien het verwachte verzamelinkomen over 2015 gewijzigd is ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de Inkomensverklaring(en) over 2014, dient deze verklaring aangevuld te worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen over 2015 blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing op een peuterplek.
Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft voor de betreffende peuterwerklocatie bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.
Voor subsidies tot € 125.000 geldt dat het college bij houder nadere gegevens kan opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is houder is verplicht de het college desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:
Indien gedurende of na afloop van de subsidieperiode blijkt dat het werkelijk gehanteerde uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is dan het werkelijk gehanteerde uurtarief voor de door het college gesubsidieerde peuterplekken, heeft het college het recht de subsidie te herzien of lager vast te stellen en de subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.
Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking van het besluit tot vaststelling ervan door het college en blijven gelden voor zover dat voor de uitvoering van deze nadere regels nodig is.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van Almere d.d. 10 juni 2015,
de secretaris, de burgemeester,
Tabel 2. Ouderbijdrage bij vier dagdelen per week voor inkomens tot en met
Tabel 3. Ouderbijdrage bij vier dagdelen per week voor inkomens vanaf € 37.910
Deze tabel geldt voor ouders die aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en waarvan de peuter als doelgroeppeuter geïndiceerd is, tenminste 2,5 jaar oud is en vier dagdelen per week komt. De ouderbijdrage wordt berekend over de eerste twee dagdelen, over het 3de en 4de dagdeel wordt geen ouderbijdrage in rekening gebracht.
Ouders die wel recht op kinderopvangtoeslag hebben, vragen kinderopvangtoeslag aan over de eerste twee dagdelen. Over het 3e en 4e dagdeel wordt geen ouderbijdrage in rekening gebracht.
De gegevens in deze aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft.
Straatnaam, huisnummer + toevoeging:
U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat gaat deelnemen aan peuteropvang
Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Dit verklaar ik door het bijgevoegde Inkomensverklaring (voorheen IB60-formulier). (Dit formulier kunt u gratis aanvragen via de belastingtelefoon: 0800-0543.)
Tevens verklaar ik hierbij (maak uw keuze door het juiste vakje aan te kruisen):
bij een alleenstaande ouder/verzorger dat er geen inkomen is en ik ook niet in aanmerking kom voor kinderopvangtoeslag op grond van de omschrijvingen in de toelichting (U hebt bijstand en werk, uitkering als kunstenaar en volgt een traject gericht op arbeidsinschakeling (WWIK), u bent jonger dan 18 jaar, hebt bijstand en studeert, u volgt een reintegratietraject en hebt geen uitkering of werkgever, u volgt een inburgeringtraject op grond van de Wet inburgering, u volgt een reintegratietraject via UWV of gemeente, of u bent student)
Ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of ik/wij recht hebben op een gesubsidieerde peuterplek. Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens door de gemeente op juistheid worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op een gesubsidieerde peuterplek kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling die de gesubsidieerde peuterplek aanbiedt, onder overlegging van
Handtekening: Plaats en datum:
Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk, kan bij gebruik van peuteropvang in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient middels de ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een IB-60 formulier aan de peuteropvangaanbieder en aan gemeente te verklaren dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.
Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:
Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de belastingdienst via www.toeslagen.nl. Hier kunt u ook een proefberekening maken.
Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming
Zelfstandig ondernemers komen ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt.
Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet Kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de belastingdienst en kan er dus geen gebruikgemaakt worden van de ‘gemeentelijke regeling’.
Hoe kom ik in aanmerking voor ‘de gemeentelijke regeling’?
Een ouder/verzorger dient aan te tonen dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als u geen of niet allebei een inkomen heeft. U kunt dit op een aantal manieren aantonen. Het meest eenvoudige is om een inkomensverklaring IB60 aan te vragen bij de Belastingdienst. Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft.
Wat is een Inkomensverklaring IB60?
Een inkomensverklaring (voorheen IB60-fomulier) is in feite bedoeld om (overheids)instanties, die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die graag wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de inkomensgegevens van de belastingplichtige staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een inkomensverklaring te ontvangen.
De verklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben.