De raad van de gemeente Ridderkerk;
gelezen het voorstel van het Presidium, d.d. 30 maart 2015;
gelet op artikel 81oa van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de:
Verordening op de rekenkamercommissie Ridderkerk 2015
Artikel 1 Begripsbepalingen
- 1.
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
- b.
commissie: rekenkamercommissie Ridderkerk;
- c.
voorzitter: voorzitter van de rekenkamercommissie;
- d.
college: college van burgemeester en wethouders;
Artikel 2 Rekenkamercommissie
- 1.
Er is een commissie die door de raad wordt ingesteld en wordt aangeduid
als de rekenkamercommissie Ridderkerk.
- 2.
De commissie bestaat uit ten minste 3 en ten hoogste 5 leden, waaronder
de voorzitter.
Artikel 3 Benoeming leden en voorzitter
- 1.
De raad benoemt de leden van de rekenkamercommissie.
- 2.
De leden worden benoemd voor een periode van 6 jaar. Deze periode kan
worden verlengd met één of meerdere, maar ten hoogste 6 jaren.
- 3.
De voorzitter wordt benoemd door de raad. De plaatsvervangend voorzitter
wordt aangewezen door en uit de commissie.
- 4.
De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van
de commissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de
uitgangspunten en de werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige
besluitvorming. De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met het
secretariaat en de onderzoekers.
- 5.
De voorzitter vertegenwoordigt de commissie bij bestuurlijke contacten.
- 6.
Bij een tussentijdse vacature pleegt de raad, voorafgaand aan de
benoeming van een lid, overleg met de commissie.
Artikel 4 Benoeming plaatsvervangende leden
- 1.
De raad kan voor elk of voor meerdere leden een plaatsvervangend lid
benoemen.
- 2.
De plaatsvervangende leden kunnen benoemd worden voor elke gewenste duur
van maximaal 6 jaren. Deze periode kan worden verlengd voor elke
gewenste duur van maximaal 6 jaar.
- 3.
Een plaatsvervangend lid kan door de voorzitter worden opgeroepen een
lid tijdelijk te vervangen, als dat lid door de raad op non-actief is
gesteld dan wel bij voorziene afwezigheid anderszins.
- 4.
De voorzitter kan de plaatsvervangende leden oproepen deel te nemen aan
bepaalde werkzaamheden. Zij hebben dan dezelfde bevoegdheden als de
gewone leden; zij maken deel uit van de commissie.
- 5.
De bepalingen van deze verordening zijn op plaatsvervangende leden van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 5 Onverenigbaarheid
- 1.
Leden van de commissie kunnen niet tevens de functies uitoefenen zoals
genoemd in artikel 81f van de Gemeentewet, inclusief het
burgerlidmaatschap.
- 2.
Ambtenaren, door of vanwege het bestuur van de Gemeenschappelijke
Regeling BAR-organisatie, de gemeente Albrandswaard of de gemeente
Barendrecht aangesteld of daaraan ondergeschikt, kunnen geen lid zijn
van de commissie;
- 3.
Artikel 15, eerste en tweede lid van de Gemeentewet is van
overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamercommissie. Daar
waar in dit wetsartikel genoemd wordt ‘gemeente’ dient daaronder ook te
worden verstaan de Gemeenschappelijke Regeling BAR-organisatie.
- 4.
Een lid van de commissie is niet tevens (plaatsvervangend) lid van de
rekenkamer c.q. rekenkamercommissie van de gemeenten Barendrecht,
Albrandswaard of Rotterdam.
- 5.
Medewerkers en bestuursleden bij instellingen die van de gemeente
Ridderkerk een subsidie ontvangen kunnen niet benoemd worden tot lid,
tenzij dit langer dan 3 jaar geleden is bij het aanvaarden van de
functie binnen de commissie.
Artikel 6 Integriteit
- 1.
De leden vervullen geen andere functies waarvan de uitoefening ongewenst
is met het oog op een goede vervulling van het lidmaatschap van de
commissie.
- 2.
De leden maken openbaar welke andere functies zij vervullen en of deze
bezoldigd of onbezoldigd zijn. Dit geschiedt door plaatsing van de
opgave op de gemeentelijke website.
- 3.
Om tot lid van de commissie benoemd te worden mogen de leden
rechtstreeks nog middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook,
enige gift of gunst hebben gegeven of beloofd.
- 4.
De leden mogen, om iets in dit ambt te doen of na te laten, rechtstreeks
noch middellijk enig geschenk of enige belofte hebben aangenomen of
zullen aannemen.
- 5.
De leden zijn getrouw aan de Grondwet, zullen de wetten nakomen en
vervullen hun plicht als lid van de commissie naar eer en geweten.
- 6.
De commissie kan voor de leden van de commissie een gedragscode
vaststellen en brengt haar code ter kennis aan de raad.
Artikel 7 Ontslag en non-actief
- 1.
De raad ontslaat de leden of stelt hen op non-actief.
- 2.
Het lidmaatschap eindigt:
- a.
na de benoemingsperiode, totdat in de opvolging is
voorzien;
- b.
op eigen verzoek, totdat in de opvolging is voorzien;
- c.
bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het
lidmaatschap van de rekenkamercommissie.
- d.
wanneer het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke
uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een
uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot
gevolg heeft;
- e.
indien het lid bij onherroepelijk geworden rechtelijke uitspraak
onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is
verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens
schulden is gegijzeld.
- 3.
De raad kan een lid tijdelijk op non-actief stellen:
- a.
als tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een
misdrijf wordt ingesteld;
- b.
als er een ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en of
omstandigheden die tot ontslag leiden, zoals genoemd in het
tweede lid, onder d.
- 4.
De leden van de rekenkamercommissie kunnen door de raad worden
ontslagen:
- a.
wanneer zij door ziekte of gebreken blijvend of langdurig
ongeschikt zijn hun functie te vervullen;
- b.
wanneer het lidmaatschap naar het oordeel van de raad schade
toebrengt aan het (publieke) vertrouwen in de commissie.
- 5.
De leden zijn ontslagen als de raad besluit tot intrekking van de
verordening, omdat hij, na verdere overwegingen, in overleg met één of
meerdere raden in de regio besluit tot een gezamenlijke invulling van de
rekenkamer(functie).
Artikel 8 Vergoeding voor werkzaamheden van de leden van de
rekenkamercommissie
- 1.
De voorzitter ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van de
commissie een vergoeding ten bedrage van 300 % van het bedrag genoemd in
tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads-en commissieleden
(gemeenteklasse Ridderkerk). De andere leden ontvangen voor het bijwonen
van de vergaderingen van de commissie een vergoeding ten bedrage van 230
% van het bedrag.
- 2.
De bedoelde bedragen worden geïndexeerd bij ministeriële regeling.
- 3.
De leden wordt de mogelijkheid geboden gebruik te maken van de
opting-in-regeling.
- 4.
Voor de reis-, parkeer- en verblijfskosten die zij ten behoeve van hun
lidmaatschap maken, kunnen de leden een vergoeding ontvangen die gelijk
is aan die welke verstrekt wordt aan het personeel van de
BAR-organisatie.
- 5.
Daar waar de leden wensen dat hun werkzaamheden worden geacht te zijn
uitgevoerd door hun persoonlijke onderneming, worden de in dit artikel
genoemde bedragen vermeerderd met BTW.
- 6.
Daar waar de leden wensen dat hun (onkosten-)vergoeding wordt uitbetaald
aan hun werkgever, worden de in dit artikel genoemde bedragen, indien
nodig, vermeerderd met BTW. De werkgever mag hiervoor een factuur
indienen.
- 7.
Naast deze (onkosten-) vergoedingen ontvangen de leden en de voorzitter
geen andere vergoedingen van welke aard dan ook.
Artikel 9 Secretariaat
- 1.
De commissie bepaalt wie haar secretaris is, die geen lid van de
commissie kan zijn.
- 2.
Secretaris kan niet zijn de ambtenaar, door of vanwege het bestuur van
de gemeente Ridderkerk, Albrandswaard, Barendrecht of van de
Gemeenschappelijke Regeling BAR-organisatie aangesteld of daaraan
ondergeschikt.
- 3.
In afwijking van het tweede lid kan de secretaris wel tevens zijn
ambtenaar van de burgerlijke stand, vrijwilliger of ander persoon die
uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep
hulpdiensten verricht en/of ambtenaar werkzaam voor een school voor
openbaar onderwijs.
- 4.
De secretaris staat de rekenkamercommissie bij de uitvoering van haar
taken terzijde. De commissie bepaalt wat onder de ondersteunende taken
van de secretaris voor de commissie dient te worden verstaan.
- 5.
De secretaris legt rechtstreeks verantwoording af aan de commissie over
de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht.
- 6.
De commissie bepaalt de vergoeding voor de secretaris.
- 7.
Voor de reis-, parkeer- en verblijfskosten die de secretaris ten behoeve
van zijn functie maakt, kan hij een vergoeding ontvangen die gelijk is
aan die welke verstrekt wordt aan het personeel van de
BAR-organisatie.
Artikel 10 Reglement van orde
De commissie kan een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere
werkzaamheden vaststellen. Zij zendt het reglement na vaststelling
onverwijld ter kennisneming naar de raad.
Artikel 11 Vergaderingen
- 1.
De vergaderingen van de commissie zijn besloten.
- 2.
De commissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.
- 3.
De commissie komt in vergadering bijeen zo dikwijls als de voorzitter of
ten minste twee van de overige leden dat nodig achten.
- 4.
De voorzitter beslist over het bijwonen van de vergaderingen door
anderen dan de commissieleden en het secretariaat.
Artikel 12 Quorum
- 1.
Voor het houden van een vergadering en voor het nemen van besluiten is
vereist dat de meerderheid van de commissie, waaronder in ieder geval de
voorzitter of diens vervanger, aanwezig is.
- 2.
De commissie besluit bij meerderheid van stemmen, minderheidsstandpunten
mogen in de rapportage worden verwoord. Indien bij een stemming de
stemmen staken, beslist de voorzitter.
Artikel 13 Geheimhouding
- 1.
Om de onderzoeken van de commissie naar behoren te kunnen uitvoeren zijn
de stukken, die onder oplegging van geheimhouding aan de commissie ter
beschikking worden gesteld, ook beschikbaar voor de secretaris van de
commissie en de door de commissie aangewezen
deskundigen/onderzoekers
- 2.
De commissie vergadert in beslotenheid, haar uitgebrachte rapporten zijn
openbaar.
- 3.
Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid
van Bestuur kan de commissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd
of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.
- 4.
De leden van de commissie en degenen die ten behoeve van de commissie
werkzaam zijn, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hen in
hun hoedanigheid van lid, respectievelijk medewerker ter kennis is
gekomen, totdat de geheimhouding is opgeheven.
- 5.
De geheimhouding is opgeheven zodra de commissie haar rapportage
aanbiedt aan de raad.
- 6.
Het gestelde in artikel 5 geldt niet ten aanzien van de informatie die
andere bestuursorganen onder geheimhouding ter beschikking hebben
gesteld aan de commissie.
Artikel 14 Onderwerpselectie
- 1.
De commissie bepaalt de onderwerpen die zij onderzoekt, formuleert de
probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast.
- 2.
Alvorens een onderwerp te kiezen, vindt afstemming plaats met de
rekenkamer(commissie) van Albrandswaard en Barendrecht, om te bezien of
sprake is van gelijktijdig door hen uit te voeren onderzoek of om te
komen tot een mogelijke afstemming of gezamenlijke aanpak.
- 3.
Jaarlijks vindt in september in de auditcommissie afstemming plaats met
de gemeente Ridderkerk en de BAR-organisatie over voorgenomen
onderzoeken. De rekenkamercommissie meldt uiterlijk 10 september aan de
griffie welke onderwerpen in het volgende jaar onderzocht kunnen gaan
worden.
- 4.
Jaarlijks treedt de commissie in gezamenlijk overleg met de
fractievoorzitters en de griffier over eventueel gewenste
onderzoeksonderwerpen.
- 5.
De raad kan de commissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen
van een onderzoek. De commissie bericht de raad binnen een maand in
hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan. Indien de commissie niet aan het
verzoek van de raad voldoet, dan zal zij daarvoor goede gronden
aanvoeren.
- 6.
De commissie kan zogenaamde quick scans uitvoeren welke betrekking
hebben op een beperkter terrein dan de onderzoeken welke normaliter
worden uitgevoerd.
- 7.
De commissie streeft er naar ten minste twee onderzoeken/quick scans per
jaar uit te voeren.
- 8.
De in het eerste lid bedoelde onderzoeksopzet wordt door de commissie
ter kennisneming aan de raad verstuurd.
- 9.
De commissie beargumenteert de keuze voor te onderzoeken onderwerpen op
basis van de volgende criteria en is bevoegd daaraan andere criteria toe
te voegen:
- a.
Is het onderwerp een prioriteit binnen het gemeentelijk
beleid.
- b.
Is er sprake van een groot maatschappelijk belang.
- c.
Is er sprake van een groot financieel belang.
- d.
Is er sprake van risico’s voor de doelmatigheid, rechtmatigheid
of doeltreffendheid.
- e.
Is het onderwerp niet onlangs onderzocht door anderen (het
college uit hoofde van artikel 213a, de accountant, een
onderzoeksbureau, de BAR-organisatie).
- f.
Is de rekenkamercommissie in het bijzonder geschikt om onderzoek
te doen naar het onderwerp op basis van haar bevoegdheden,
kennis of vaardigheden.
- g.
Is er voldoende variatie in de onderwerpen die de
rekenkamercommissie in één jaar en over de jaren heen
onderzoekt.
- h.
Is het een onderwerp dat beter onderzocht zou kunnen worden door
een enquêtecommissie uit de raad.
- 10.
In haar plan van aanpak en haar onderzoeksrapport neemt de commissie
haar argumentatie voor haar keus van het onderwerp op.
Artikel 15 Werkwijze
- 1.
De commissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering,
begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar
vastgestelde onderzoeksopzet.
- 2.
De commissie beoordeelt of het wenselijk is de raad tussentijds te
informeren.
- 3.
De commissie is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en
bij alle voor hem werkzame ambtenaren de mondelinge en schriftelijke
inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van
de onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de voor hem
werkzame ambtenaren zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen
de door de commissie gestelde termijn te verstrekken.
- 4.
De commissie kan de bevoegdheden genoemd onder het derde lid
mandateren aan een van haar leden of haar secretaris.
- 5.
Voor de uitvoering van het onderzoek kan de commissie, met
inachtneming van het beschikbare budget, externe personen of bureaus
inschakelen.
- 6.
De commissie stelt de betrokkenen in de gelegenheid om binnen een
door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, hun
zienswijze op het conceptonderzoeksrapport aan de commissie kenbaar
te maken. Betrokkenen zijn degenen wier taakuitvoering (mede)
onderwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt wie
verder als betrokkenen worden aangemerkt.
- 7.
De commissie stelt vervolgens het betrokken bestuursorgaan in de
gelegenheid binnen een door haar te stellen termijn, die ten minste
vier weken bedraagt, zijn reactie aan de commissie te geven op de
conclusies en aanbevelingen van het conceptonderzoeksrapport.Het
betrokken bestuursorgaan deelt, indien van toepassing ten minste
mee:
- a.
welke aanbevelingen worden overgenomen en op welke wijze;
of
- b.
indien aanbevelingen niet worden overgenomen, de motivering
waarom van aanbevelingen wordt afgeweken.
- 8.
Indien aard en omvang van het onderzoek dit toestaan kan het
wederhoor zoals is vastgelegd in artikel 6 en 7 gelijktijdig
plaatsvinden, met inachtneming van een termijn van tenminste 4
weken.
- 9.
Na vaststelling door de commissie worden het onderzoeksrapport en de
nota met conclusies en aanbevelingen inclusief de reactie van het
betrokken bestuursorgaan op het rapport zo spoedig mogelijk, onder
toezending van een afschrift aan het betrokken bestuursorgaan, het
college en betrokkenen, aan de raad aangeboden.
- 10.
Na het uitbrengen van het rapport aan de raad, maakt de commissie de
resultaten met een persbericht openbaar en bepaalt zij welke
eventuele verdere perscontacten zij wenst over de resultaten.
Woordvoerder van de commissie is de voorzitter, tenzij de commissie
anders bepaalt.
- 11.
De commissie brengt jaarlijks vóór 1 april verslag uit aan de raad
over haar werkzaamheden van het voorgaande jaar. In het verslag
rapporteert de commissie ten minste over:
- a.
stand van zaken onderzoeken
- b.
overige activiteiten van de commissie
- c.
de besteding van het budget, onderverdeeld zoals opgenomen
in artikel 17, tweede lid.
Artikel 16 Behandeling door de raad
- 1.
De griffier draagt zorg voor een van hem uitgaand raadsvoorstel en een
concept-raadsbesluit voor behandeling van het onderzoek in de
desbetreffende raadscommissie en de raad.
- 2.
Het conceptbesluit bevat indien nodig een opdracht aan het onderzochte
orgaan om binnen twee maanden met een plan van aanpak ter uitvoering van
de door de raad overgenomen aanbevelingen te komen. Indien nodig kan het
tevens bevatten de opdracht om over één jaar te rapporteren wat met de
door de raad overgenomen aanbevelingen is gedaan.
- 3.
De voorzitter wordt uitgenodigd de behandeling van het rapport in de
raadscommissie bij te wonen om daar het rapport toe te lichten en
eventuele vragen te beantwoorden. De voorzitter neemt geen deel aan de
beraadslagingen van de rapportages in de raadscommissie en de raad.
Artikel 17 Budget
- 1.
De rekenkamercommissie is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting
beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de
uitvoering van haar taken.
- 2.
Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten
gebracht van:
- a.
de vergoedingen aan de leden voor het bijwonen van de
commissievergaderingen;
- b.
de overige vergoedingen aan de leden zoals genoemd in deze
verordening;
- c.
de vergoedingen aan de secretaris;
- d.
externe deskundigen die eventueel door de rekenkamercommissie
zijn ingeschakeld;
- e.
- f.
de door de commissie gewenste lidmaatschappen, zoals die van de
NVRR;
- g.
de door de commissie gewenste cursussen, congressen, seminars
e.d., ook voor wat betreft verblijfskosten;
- 3.
De rekenkamercommissie is voor de besteding van het budget uitsluitend
verantwoording verschuldigd aan de raad en zijn griffier.
Artikel 18 Contact
- 1.
Ten aanzien van de raad is de griffier voor de commissie het eerste
aanspreekpunt.
- 2.
Ten aanzien van de ambtelijke organisatie is de gemeentesecretaris of
een door hem aan te wijzen ambtenaar het eerste aanspreekpunt.
Artikel 19 Voorziening
In de gevallen, zover het de werkwijze van de commissie betreft, waarin deze
verordening niet voorziet, beslist de commissie met inachtneming van de
bepalingen in de wet. De commissie stelt de raad hiervan op de hoogte.
Artikel 20 Inwerkingtreding en intrekking
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015.
- 2.
Op het moment van inwerkingtreding vervalt de Verordening op de
Rekenkamercommissie Ridderkerk 2005, vastgesteld op 26 september
2005, met de daarop volgende wijzigingen.