Organisatie | Korendijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening van de gemeente Korendijk |
Citeertitel | Financiële verordening Gemeente Korendijk 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur en recht |
Geen
Gemeentewet, art. 212
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-06-2008 | 01-01-2008 | 01-01-2012 | Onbekend | 22-04-2008 Gemeenteblad 2008,04 | 2008/8 |
Datum: 19 februari 2008 Verzonden: 10 april 2008
Actualisering Financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet
Eind 2003 is de nu geldende Financiële Verordening ex artikel 212 Gemeentewet door de raad vastgesteld. Met de verordening regelt de raad op hoofdlijnen de spelregels voor het financieel beleid, de financiële organisatie en het financieel beheer. Met de financiële verordening creëert de raad waarborgen voor de kwaliteit van de financiële functie van de gemeente. Ook geeft de verordening een nadere invulling aan de (financiële) verantwoording van het college aan de raad.
In de afgelopen jaren is ervaring opgedaan met de financiële verordening. Zowel bij accountantscontroles als de actualisatie van de verordening in het kader van de toets op rechtmatigheid (zowel financieel als niet financieel) is gebleken dat de verordening aanpassing behoeft naar de omvang en werkwijze van onze gemeente.
De verordening zoals deze in 2003 is vastgesteld, was een uitgebreid model. We hebben daarmee meer verplichtingen in huis gehaald dan noodzakelijk. Er zijn onnodige administratieve lasten ontstaan. Hiermee is ook de kans op problemen bij de rechtmatigheidcontrole van de accountant onnodig vergroot.
Nu volstaat een verordening met minder toeters en bellen om de gemeente aan te sturen en de raad goed te informeren.
In het nu bijgevoegde concept wordt dan ook uitgegaan van een uitgekleed model. De belangrijkste wijzigingen zijn:
Waar mogelijk zijn de ‘fatale’ data en termijnen geschrapt. Zo wordt er niet langer meer gesproken over het aanbieden van rapportages voor 1 juli dan wel 1 november. Wij zijn van mening dat de bepalingen in de Gemeentewet, samen met de presentatie van een jaarlijks spoorboekje Planning en Control met daarin de data van aanbieden c.q. besluitvorming van kadernota, begroting e.d., voldoende houvast bieden. Het apart vermelden van deze data in de verordening is dan ook niet langer noodzakelijk.
In de nieuwe verordening zijn de bepalingen over een aantal vierjaarlijkse nota’s die door de raad vastgesteld moeten worden, aangepast. In de plaats van losse artikelen is nu artikel 12 opgenomen waarin de diverse nota’s zijn genoemd. In de meeste gevallen zijn deze onderwerpen opgenomen als verplichte paragraaf in de begroting dan wel jaarrekening. Daarbij zijn in het Besluit Begroting en Verantwoording inhoudelijke bepalingen opgenomen die in deze paragrafen opgenomen moeten zijn.
De termijn voor het aanbieden van de nota’s is aangepast naar ten minste eens in de 5 jaar. Deze termijn sluit beter aan bij de periodieke herziening van bijvoorbeeld onderhoudsplannen gebouwen en herziening Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP). Wel is het college nadrukkelijk van plan om periodiek deze onderdelen integraal te herzien, bijvoorbeeld in het kader van de interne controle. Ook door de accountant en de provincie als toezichthoudend orgaan zal hierop worden toegezien.
Het artikel over de voorziening wegens oninbaarheid van openstaande vorderingen is geschrapt. In de praktijk blijkt de samenstelling van het debiteurenbestand redelijk risicovrij. Het vormen van een voorziening dubieuze debiteuren zal dan ook in samenspraak met de accountant jaarlijks worden beoordeeld bij het opstellen van een jaarrekening.
Voorheen werd met het goedkeuren van de begroting ook het investeringsplan van de betreffende jaarschijf geautoriseerd. In deze verordening is een voorbehoud gemaakt voor wat betreft de investeringen nieuw beleid met een bedrag van meer dan € 100.000,-. Wij menen hierdoor beter invulling te kunnen geven aan het budgetrecht van de raad. Het gaat hierbij immers om grotere bedragen terwijl ook de wijze waarop het nieuwe beleid wordt vormgegeven nog niet altijd bekend is op het moment dat de begroting wordt vastgesteld.
In artikel 8 zijn niet langer de termijnen opgenomen waarover vaste activa afgeschreven worden. Voortaan wordt verwezen naar een aparte nota vaste activa waarbij een tabel is opgenomen met de betreffende afschrijvingstermijnen. Ook is opgenomen dat activa met een maatschappelijk nut voortaan worden afgeschreven.
De conceptverordening is op 4 februari 2008 behandeld in de auditcommissie en gaf geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen.
Wij stellen u voor te besluiten overeenkomstig het hierna opgenomen ontwerpbesluit.
Burgemeester en wethouders van Korendijk,
de secretaris, de burgemeester,
A.M. Weststrate R.W.J. Melissant-Briene
De raad der Gemeente Korendijk;
Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 19 februari 2008 inzake de actualisering Financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet;
Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Korendijk 2008.
In deze verordening wordt verstaan onder:
De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.
Artikel 3. Planning en controlcyclus
Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de voorjaarsnota, de tussentijdse rapportages en de begroting met de meerjarenraming.
Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.
1. Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij begroting en investeringsprogramma vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:
2. In gevallen waarbij sprake is van niet in de begroting opgenomen spoedeisende uitgaven wordt melding gedaan aan de raad waarna alsnog bekrachtiging via raadsvoorstel plaatsvindt.
Artikel 11. Financieringsfunctie
Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.
Artikel 12. Beleidsnota’s paragrafen
Het college biedt minstens eens in de vijf jaar ter vaststelling de volgende nota’s aan de raad aan:
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Artikel 15. Misbruik en oneigenlijk gebruik
Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Artikel 17. Inkoop en aanbesteding
Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.
Voor de indeling is de inhoud van artikel 212 Gemeentewet gevolgd. Dit artikel uit de Gemeentewet zegt dat de financiële verordening de uitgangspunten voor het financieel beleid en regels voor het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie moet bevatten. De elementen financieel beleid, financieel beheer en financiële organisatie komen terug in de hoofdstukindeling. .
Het eerste lid van artikel 212 Gemeentewet stelt aanvullende eisen aan de inhoud van de verordening. De verordening moet waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en interne controle wordt voldaan. Ook deze eisen vindt men terug in de indeling van de verordening. Zo zijn er bepalingen opgenomen over de verantwoording over de uitvoering van de begroting.
Het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet geeft aan welke regels in elk geval in de verordening moeten zijn opgenomen. De verordening moet in elk geval regels bevatten voor waardering en afschrijving van vaste activa, grondslagen voor de berekening van tarieven en prijzen en de algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten voor de financieringsfunctie. Deze regels zijn opgenomen in het hoofdstuk over het financieel beleid.
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten.
Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.
Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet).
De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Hij kan er voor kiezen een budget voor een samenstel van activiteiten beschikbaar te stellen. In deze versie is deze keuze vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per programma.
In de voormalige verordening was een bepaling opgenomen waarin stond dat op voorstel van het college de raad niet-financiële indicatoren per programma vaststelt. Dit is het zogenaamde SMART-maken van de begroting. Dit is geen wettelijke plicht is en daarom nu niet meer opgenomen in de verordening. Wel is het in het kader van sturing raadzaam toch enkele indicatoren op te nemen om de gemeente te monitoren. Bij de behandeling van het spoorboekje P&C zal hier op worden teruggekomen.
Artikel 3 Planning en Controlcyclus
Dit artikel bepaalt dat het college ieder jaar aan de raad een overzicht aanbiedt met daarin de data waarop belangrijke financiële stukken in de raad worden geagendeerd. Het overzicht is bij wijze van spreken het spoorboekje voor de raad en het college voor de financiële jaarplanning. In deze planning worden tevens de data aangegeven wanneer de diverse stukken aan de raad worden gepresenteerd dan wel worden behandeld.
De kadernota maakt onderdeel uit van dit spoorboekje. Daarom is het artikel 4 van de voormalige verordening (kaders begroting) vervallen.
Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Zo wordt in het eerste lid van de korte versie het college opgedragen de productenraming bij de begroting te voegen. En zo wordt ook bepaald de productrealisatie bij het jaarverslag te voegen. Dit zijn geen standaard verplichting in het BBV. Wel moet er op worden gelet dat de productrealisatie inderdaad bij het jaarverslag voegt en niet bij de jaarrekening. Anders gaat dit onderdeel uitmaken van de accountantscontrole, wat niet de bedoeling van de wet is.
Verder wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Artikel 5 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten.
Gelet op het feit dat de raad op hoofdlijnen bestuurt en bewaakt, is gekozen voor autorisatie op programmaniveau. Alternatief, doch niet praktisch, is een autorisatie op functieniveau.
Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij begrotingsbehandeling mee te nemen, in ieder geval voor wat betreft de zogenoemde vervangingsinvesteringen en de investeringen voor Nieuw Beleid tot en met een bedrag van
€ 100.000. Deze bovengrens is nieuw. Zo kan de raad de autorisatie van (politiek) belangrijke c.q. omvangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.
In lid 3 is bepaald dat begrotingswijzigingen worden kunnen worden geautoriseerd bij de behandeling van de tussenrapportages. Hierdoor is er minder noodzaak voor aanvullende bepalingen in de financiële verordening over de autorisatie van begrotingsoverschrijdingen.
Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel die bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus voor de raad zijn de tussenrapportages. Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Er is gekozen voor twee tussenrapportages. Ten opzichte van de andere verordening zijn de tijdstippen waarop de tussentijdse rapportages aan de raad worden aangeboden, verwijderd. Deze zijn nu opgenomen in het overzicht als bedoeld in artikel 3.
Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage. Het derde lid bepaalt over welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college zich in de rapportage moet verantwoorden.
Dit artikel gaat in op de informatieplicht van het college voor nieuwe, niet in de begroting opgenomen activiteiten.
De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoelen van de raad inwinnen. De raad schrijft nu in dit artikel voor welke rechtshandelingen in elk geval vooraf aan de raad moeten worden gemeld. De raad perkt hiermee de beoordelingsvrijheid in van het college door zelf te bepalen wat belangrijk genoeg is om vooraf aan de raad mee te delen. De raad schept op deze wijze echter ook zekerheid voor het college. Het college weet welke informatie hij in elk geval vooraf aan de raad moet mededelen. Het haalt mogelijke misverstanden en politieke spanningen uit de lucht.
Voor verschillende privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn in de verordening limietbedragen ingevuld. Bij de rechtshandelingen boven deze limieten wordt het college verplicht vooraf het gevoelen van de raad in te winnen. Beneden deze bedragen blijft overigens de informatieplicht voor het college gelden, zoals neergelegd in artikel 169, vierde lid, Gemeentewet, dat wil zeggen dat het college gehouden is de raad te informeren over het gebruik van collegebevoegdheden indien er om welke reden dan ook ingrijpende gevolgen zijn te verwachten.
Aanvullend is een bepaling opgenomen over spoedeisende uitgaven. In het geval de uitgave hoger is dan € 10.000,- (zie artikel 6, lid 3) moet de raad worden geïnformeerd. Om duidelijkheid te verschaffen over de handelwijze in relatie tot de hoogte van de uitgave is onderstaand overzicht opgenomen.
Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa
In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 8 invulling gegeven.
In de vorige verordening waren de methoden en afschrijvingstermijnen direct in de verordening opgenomen. In de praktijk is gebleken dat de hoeveelheid van verschillende soorten activa groter is dan in de verordening was opgenomen. Aanpassing zou een aanpassing van de verordening betekenen.
Er is een alternatief gevonden door in de verordening te verwijzen naar de (nog aan de raad) voor te leggen nota “Activabeleid” met daarin een bijlage met de methodiek en de exacte afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën materiele vaste activa.
Daarnaast is de omschrijving van kosten voor geldleningen aangepast, met dien verstande dat voortaan alleen omvangrijke kosten (> € 10.000) van het afsluiten worden afgeschreven.
Artikel 9. Kostprijsberekening
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 9 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen.
Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt.
De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.
Artikel 10. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt. Een gemeenteraad die voor meer rechten (en leges) de tarieven jaarlijks wenst vast te stellen, kan het eerste lid met deze rechten (en leges) uitbreiden.
Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet).
Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen. Het tweede en derde lid bepalen dat de raad eens in de vier jaar deze kaders voor de prijzen voor gemeentelijke diensten en de verhuur en verkoop van onroerend goed vaststelt.
Artikel 11. Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In artikel 11 van de verordening wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven. Het eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie. In het tweede lid staan de kaders voor het financieel beleid opgesomd, die bij de uitvoering in acht moeten worden genomen.
Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen. Het derde lid stelt aanvullende eisen aan dergelijke besluiten. Het publieke belang moet door het college worden gemotiveerd.
Daarbij draagt de verordening het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen. Dit laatste is zeker als het om grote bedragen gaat, iets om op te letten. Als bij een gemeente wordt aangeklopt voor bijvoorbeeld een lening of garantiestelling dan hebben banken in veel van die gevallen er blijkbaar er niet al te veel vertrouwen meer in.
Artikel 12. Beleidsnota’s paragrafen
In de artikelen 9 tot en met 16 van de BBV dat de begroting ten minste een aantal paragrafen bevat. In deze artikelen is tevens aangegeven welke informatie deze paragrafen ten minste moet bevatten. De paragrafen worden bij elke begroting c.q. jaarrekening geactualiseerd.
Daarnaast wordt in de financiële verordening opgenomen dat er ten minste 1 keer per 5 jaar een aparte inhoudelijke nota aan de raad wordt voorgelegd. Dergelijke nota’s geven gaan inhoudelijk dieper op de materie in. In de verordening is gekozen voor een periode van ten minste 5 jaar omdat deze periode aansluit bij herzieningsperiodes voor onderhoudsplannen en Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). In het kader van de Wet verankering gemeentelijke Watertaken is de omschrijving van de nota in artikel 212 hier op aangepast. De meer financiële onderdelen als weerstandsvermogen, bedrijfsvoering, lokale heffingen en reserves&voorzieningen zullen 1 keer per 4 jaar aan de raad worden voorgelegd. Getracht wordt dit te doen in het jaar van raadsverkiezingen zodat de nieuwe raad volledig en uitgebreid over deze onderwerpen geïnformeerd wordt.
Onder artikel 13 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 13 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een intern controleplan. Hierin zijn een aantal gemeentelijke processen opgenomen die met behulp van een checklist worden getoetst.
Artikel 15. Misbruik en oneigenlijk gebruik
Artikel 15 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant. Overigens is het natuurlijk zo dat de afweging om hiervoor in meer of mindere mate regels voor te stellen een politiek besluit is dat bij de gemeenteraad en het college thuishoort.
Artikel 16. Financiële organisatie
Artikel 16 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten.
De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit. Hierin kunnen ook de regels voor de inrichting van de organisatie van de financieringsfunctie worden opgenomen, zoals wordt bedoeld onder letter d. De gemeente Korendijk heeft hierin voorzien door een financieringstatuut op te stellen. Voor het verlenen van mandaten e.d. in relatie tot budgetten en investeringskredieten is een (concept) budgethoudersregeling opgesteld.
Onder letter e wordt het college opgedragen ook de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan de producten vast te leggen.
Artikel 17. Inkoop en aanbesteding
De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt ten opzichte van derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 17 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. Europese aanbestedingsregels maar ook nationale aanbestedingsregels moeten worden nageleefd en vormen het kader waarbinnen een dergelijk protocol moet worden opgesteld.
De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening.
Artikel 19 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.
Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (artikel 75, lid 1 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet).
Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet).
De financiële verordening heeft enkel interne werking en is dus niet een besluit van algemene strekking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. De verordening hoeft dan ook niet te worden gepubliceerd, voordat zij in werking kan treden.