Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Korendijk

Financiële verordening van de gemeente Korendijk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKorendijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening van de gemeente Korendijk
CiteertitelFinanciële verordening Gemeente Korendijk 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur en recht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 212

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-06-200801-01-200801-01-2012Onbekend

22-04-2008

Gemeenteblad 2008,04

2008/8

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening van de gemeente Korendijk

 

 

 

RAADSVOORSTEL

22 april 2008 2008/8 9.3

Datum: 19 februari 2008 Verzonden: 10 april 2008

Aan de gemeenteraad.

Onderwerp:

Actualisering Financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet

Eind 2003 is de nu geldende Financiële Verordening ex artikel 212 Gemeentewet door de raad vastgesteld. Met de verordening regelt de raad op hoofdlijnen de spelregels voor het financieel beleid, de financiële organisatie en het financieel beheer. Met de financiële verordening creëert de raad waarborgen voor de kwaliteit van de financiële functie van de gemeente. Ook geeft de verordening een nadere invulling aan de (financiële) verantwoording van het college aan de raad.

In de afgelopen jaren is ervaring opgedaan met de financiële verordening. Zowel bij accountantscontroles als de actualisatie van de verordening in het kader van de toets op rechtmatigheid (zowel financieel als niet financieel) is gebleken dat de verordening aanpassing behoeft naar de omvang en werkwijze van onze gemeente.

De verordening zoals deze in 2003 is vastgesteld, was een uitgebreid model. We hebben daarmee meer verplichtingen in huis gehaald dan noodzakelijk. Er zijn onnodige administratieve lasten ontstaan. Hiermee is ook de kans op problemen bij de rechtmatigheidcontrole van de accountant onnodig vergroot.

Nu volstaat een verordening met minder toeters en bellen om de gemeente aan te sturen en de raad goed te informeren.

In het nu bijgevoegde concept wordt dan ook uitgegaan van een uitgekleed model. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • -

    Waar mogelijk zijn de ‘fatale’ data en termijnen geschrapt. Zo wordt er niet langer meer gesproken over het aanbieden van rapportages voor 1 juli dan wel 1 november. Wij zijn van mening dat de bepalingen in de Gemeentewet, samen met de presentatie van een jaarlijks spoorboekje Planning en Control met daarin de data van aanbieden c.q. besluitvorming van kadernota, begroting e.d., voldoende houvast bieden. Het apart vermelden van deze data in de verordening is dan ook niet langer noodzakelijk.

  • -

    In de nieuwe verordening zijn de bepalingen over een aantal vierjaarlijkse nota’s die door de raad vastgesteld moeten worden, aangepast. In de plaats van losse artikelen is nu artikel 12 opgenomen waarin de diverse nota’s zijn genoemd. In de meeste gevallen zijn deze onderwerpen opgenomen als verplichte paragraaf in de begroting dan wel jaarrekening. Daarbij zijn in het Besluit Begroting en Verantwoording inhoudelijke bepalingen opgenomen die in deze paragrafen opgenomen moeten zijn.

De termijn voor het aanbieden van de nota’s is aangepast naar ten minste eens in de 5 jaar. Deze termijn sluit beter aan bij de periodieke herziening van bijvoorbeeld onderhoudsplannen gebouwen en herziening Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP). Wel is het college nadrukkelijk van plan om periodiek deze onderdelen integraal te herzien, bijvoorbeeld in het kader van de interne controle. Ook door de accountant en de provincie als toezichthoudend orgaan zal hierop worden toegezien.

  • -

    Het artikel over de voorziening wegens oninbaarheid van openstaande vorderingen is geschrapt. In de praktijk blijkt de samenstelling van het debiteurenbestand redelijk risicovrij. Het vormen van een voorziening dubieuze debiteuren zal dan ook in samenspraak met de accountant jaarlijks worden beoordeeld bij het opstellen van een jaarrekening.

  • -

    Voorheen werd met het goedkeuren van de begroting ook het investeringsplan van de betreffende jaarschijf geautoriseerd. In deze verordening is een voorbehoud gemaakt voor wat betreft de investeringen nieuw beleid met een bedrag van meer dan € 100.000,-. Wij menen hierdoor beter invulling te kunnen geven aan het budgetrecht van de raad. Het gaat hierbij immers om grotere bedragen terwijl ook de wijze waarop het nieuwe beleid wordt vormgegeven nog niet altijd bekend is op het moment dat de begroting wordt vastgesteld.

  • -

    In artikel 8 zijn niet langer de termijnen opgenomen waarover vaste activa afgeschreven worden. Voortaan wordt verwezen naar een aparte nota vaste activa waarbij een tabel is opgenomen met de betreffende afschrijvingstermijnen. Ook is opgenomen dat activa met een maatschappelijk nut voortaan worden afgeschreven.

  • -

    Er is een efficiencygrens opgenomen van € 10.000,- voor het activeren van duurzame bedrijfsmiddelen en kosten van geldleningen.

De conceptverordening is op 4 februari 2008 behandeld in de auditcommissie en gaf geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen.

Wij stellen u voor te besluiten overeenkomstig het hierna opgenomen ontwerpbesluit.

Hoogachtend,

Burgemeester en wethouders van Korendijk,

de secretaris, de burgemeester,

A.M. Weststrate R.W.J. Melissant-Briene

Nummer: 2008/8

De raad der Gemeente Korendijk;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 19 februari 2008 inzake de actualisering Financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet;

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

Besluit

vast te stellen:

de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Korendijk 2008.

 

A. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

  • b.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Korendijk en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Korendijk, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • 1.

      de financieel-economische positie;

    • 2.

      het financiële beheer;

    • 3.

      de uitvoering van de begroting;

    • 4.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • 5.

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

  • d.

    administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • e.

    financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Korendijk.

  • f.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en kaderstellende collegebesluiten voor zover wettelijk verplicht dan wel door de raad opgenomen in het normenkader van het controleprotocol.

  • g.

    doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

  • h.

    doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

 

B. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

Artikel 3. Planning en controlcyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de voorjaarsnota, de tussentijdse rapportages en de begroting met de meerjarenraming.

Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de productenraming ingedeeld naar programma’s en bij het jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de productenrealisatie ingedeeld naar programma’s.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling autoriseert de raad de kredieten voor vervangingsinvesteringen alsmede de kredieten voor nieuw beleid voor zover deze laatste het bedrag van € 100.000 niet te boven gaan.

  • 3.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten alsmede bijstelling van beleid.

  • 4.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste vier en de eerste acht maanden van het begrotingsjaar.

  • 2.

    De tussenrapportage bevat tenminste een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • e.

      het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c en d, alsmede een overzicht van de realisatie en raming van het verloop van de investeringskredieten.

  • 3.

    In de tussenrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 10.000,- toegelicht.

Artikel 7. Informatieplicht

1. Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij begroting en investeringsprogramma vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

  • a.

    aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 50.000,- excl. BTW;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000,-;

  • c.

    het aangaan van meerjarige verplichtingen waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 20.000,- excl. BTW.

2. In gevallen waarbij sprake is van niet in de begroting opgenomen spoedeisende uitgaven wordt melding gedaan aan de raad waarna alsnog bekrachtiging via raadsvoorstel plaatsvindt.

 

C. Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in vijf jaar afgeschreven.

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen groter dan € 10.000 worden lineair afgeschreven in een looptijd gelijk aan die van de betreffende geldlening. Kosten voor het afsluiten van de overige geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3.

    Voor het afschrijven van de materiele vaste activa met economisch nut worden de methodieken en termijnen gehanteerd zoals vermeld in door de raad vast te stellen de nota “activabeleid”.

  • 4.

    Activa met een verkrijgingprijs van minder dan € 10.000 excl. BTW worden niet geactiveerd.

  • 5.

    Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut wordt, onder aftrek van bijdragen van derden en mogelijke bestemmingsreserve, eveneens afgeschreven.

Artikel 9. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3.

    De omslagrente voor de rentetoerekening aan de activa wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en de voorzieningen.

Artikel 10. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing, leges en overige rechten.

  • 2.

    Het college biedt eens in de vier jaar de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons. De raad stelt de nota vast.

  • 3.

    Het college biedt eens in de vier jaar de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid. De raad stelt de nota vast.

Artikel 11. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2.

    Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een A rating afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

    • b.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • c.

      derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s;

    • d.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • e.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 3.

    Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

Artikel 12. Beleidsnota’s paragrafen

Het college biedt minstens eens in de vijf jaar ter vaststelling de volgende nota’s aan de raad aan:

  • a.

    nota onderhoudsplan openbare ruimte dan wel deelplannen hiervan;

  • b.

    nota onderhoud gemeentelijke gebouwen en kapitaalgoederen;

  • c.

    nota bedrijfsvoering;

  • d.

    nota weerstandsvermogen;

  • e.

    nota grondbeleid;

  • f.

    nota verbonden partijen;

  • g.

    nota lokale heffingen;

  • h.

    nota reserves en voorzieningen;

  • i.

    nota activabeleid;

  • j.

    nota gemeentelijke watertaken (voorheen Gemeentelijke Rioleringsplan).

 

D. Financieel beheer en interne controle

Artikel 13. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, enzovoort;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 14. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 15. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

E. Financiële organisatie

Artikel 16. Financiële organisatie

  • 1.

    Het college zorgt voor en legt vast:

    • a.

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • c.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d.

      de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    • e.

      de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

Artikel 17. Inkoop en aanbesteding

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.

 

F. Slotbepalingen

Artikel 18. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2008.

  • 2.

    Deze verordening treedt in de plaats van de ‘Financiële verordening gemeente Korendijk’ vastgesteld door de raad op 4 november 2003.

Artikel 19. Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Korendijk 2008’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Korendijk

d.d. 22 april 2008

de griffier, de voorzitter,

A.van Walsum-Goslings R.W.J. Melissant-Briene

Toelichting

Opbouw van de verordening

Voor de indeling is de inhoud van artikel 212 Gemeentewet gevolgd. Dit artikel uit de Gemeentewet zegt dat de financiële verordening de uitgangspunten voor het financieel beleid en regels voor het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie moet bevatten. De elementen financieel beleid, financieel beheer en financiële organisatie komen terug in de hoofdstukindeling. .

Het eerste lid van artikel 212 Gemeentewet stelt aanvullende eisen aan de inhoud van de verordening. De verordening moet waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en interne controle wordt voldaan. Ook deze eisen vindt men terug in de indeling van de verordening. Zo zijn er bepalingen opgenomen over de verantwoording over de uitvoering van de begroting.

Het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet geeft aan welke regels in elk geval in de verordening moeten zijn opgenomen. De verordening moet in elk geval regels bevatten voor waardering en afschrijving van vaste activa, grondslagen voor de berekening van tarieven en prijzen en de algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten voor de financieringsfunctie. Deze regels zijn opgenomen in het hoofdstuk over het financieel beleid.

Toelichting op de artikelen

Artikel 1. Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten.

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.

Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet).

De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Hij kan er voor kiezen een budget voor een samenstel van activiteiten beschikbaar te stellen. In deze versie is deze keuze vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per programma.

In de voormalige verordening was een bepaling opgenomen waarin stond dat op voorstel van het college de raad niet-financiële indicatoren per programma vaststelt. Dit is het zogenaamde SMART-maken van de begroting. Dit is geen wettelijke plicht is en daarom nu niet meer opgenomen in de verordening. Wel is het in het kader van sturing raadzaam toch enkele indicatoren op te nemen om de gemeente te monitoren. Bij de behandeling van het spoorboekje P&C zal hier op worden teruggekomen.

Artikel 3 Planning en Controlcyclus

Dit artikel bepaalt dat het college ieder jaar aan de raad een overzicht aanbiedt met daarin de data waarop belangrijke financiële stukken in de raad worden geagendeerd. Het overzicht is bij wijze van spreken het spoorboekje voor de raad en het college voor de financiële jaarplanning. In deze planning worden tevens de data aangegeven wanneer de diverse stukken aan de raad worden gepresenteerd dan wel worden behandeld.

De kadernota maakt onderdeel uit van dit spoorboekje. Daarom is het artikel 4 van de voormalige verordening (kaders begroting) vervallen.

Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Zo wordt in het eerste lid van de korte versie het college opgedragen de productenraming bij de begroting te voegen. En zo wordt ook bepaald de productrealisatie bij het jaarverslag te voegen. Dit zijn geen standaard verplichting in het BBV. Wel moet er op worden gelet dat de productrealisatie inderdaad bij het jaarverslag voegt en niet bij de jaarrekening. Anders gaat dit onderdeel uitmaken van de accountantscontrole, wat niet de bedoeling van de wet is.

Verder wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 5 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten.

Gelet op het feit dat de raad op hoofdlijnen bestuurt en bewaakt, is gekozen voor autorisatie op programmaniveau. Alternatief, doch niet praktisch, is een autorisatie op functieniveau.

Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij begrotingsbehandeling mee te nemen, in ieder geval voor wat betreft de zogenoemde vervangingsinvesteringen en de investeringen voor Nieuw Beleid tot en met een bedrag van

€ 100.000. Deze bovengrens is nieuw. Zo kan de raad de autorisatie van (politiek) belangrijke c.q. omvangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

In lid 3 is bepaald dat begrotingswijzigingen worden kunnen worden geautoriseerd bij de behandeling van de tussenrapportages. Hierdoor is er minder noodzaak voor aanvullende bepalingen in de financiële verordening over de autorisatie van begrotingsoverschrijdingen.

Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel die bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus voor de raad zijn de tussenrapportages. Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Er is gekozen voor twee tussenrapportages. Ten opzichte van de andere verordening zijn de tijdstippen waarop de tussentijdse rapportages aan de raad worden aangeboden, verwijderd. Deze zijn nu opgenomen in het overzicht als bedoeld in artikel 3.

Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage. Het derde lid bepaalt over welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college zich in de rapportage moet verantwoorden.

Artikel 7 Informatieplicht

Dit artikel gaat in op de informatieplicht van het college voor nieuwe, niet in de begroting opgenomen activiteiten.

De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoelen van de raad inwinnen. De raad schrijft nu in dit artikel voor welke rechtshandelingen in elk geval vooraf aan de raad moeten worden gemeld. De raad perkt hiermee de beoordelingsvrijheid in van het college door zelf te bepalen wat belangrijk genoeg is om vooraf aan de raad mee te delen. De raad schept op deze wijze echter ook zekerheid voor het college. Het college weet welke informatie hij in elk geval vooraf aan de raad moet mededelen. Het haalt mogelijke misverstanden en politieke spanningen uit de lucht.

Voor verschillende privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn in de verordening limietbedragen ingevuld. Bij de rechtshandelingen boven deze limieten wordt het college verplicht vooraf het gevoelen van de raad in te winnen. Beneden deze bedragen blijft overigens de informatieplicht voor het college gelden, zoals neergelegd in artikel 169, vierde lid, Gemeentewet, dat wil zeggen dat het college gehouden is de raad te informeren over het gebruik van collegebevoegdheden indien er om welke reden dan ook ingrijpende gevolgen zijn te verwachten.

Aanvullend is een bepaling opgenomen over spoedeisende uitgaven. In het geval de uitgave hoger is dan € 10.000,- (zie artikel 6, lid 3) moet de raad worden geïnformeerd. Om duidelijkheid te verschaffen over de handelwijze in relatie tot de hoogte van de uitgave is onderstaand overzicht opgenomen.

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 8 invulling gegeven.

In de vorige verordening waren de methoden en afschrijvingstermijnen direct in de verordening opgenomen. In de praktijk is gebleken dat de hoeveelheid van verschillende soorten activa groter is dan in de verordening was opgenomen. Aanpassing zou een aanpassing van de verordening betekenen.

Er is een alternatief gevonden door in de verordening te verwijzen naar de (nog aan de raad) voor te leggen nota “Activabeleid” met daarin een bijlage met de methodiek en de exacte afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën materiele vaste activa.

Daarnaast is de omschrijving van kosten voor geldleningen aangepast, met dien verstande dat voortaan alleen omvangrijke kosten (> € 10.000) van het afsluiten worden afgeschreven.

Artikel 9. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 9 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen.

Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt.

De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.

Artikel 10. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt. Een gemeenteraad die voor meer rechten (en leges) de tarieven jaarlijks wenst vast te stellen, kan het eerste lid met deze rechten (en leges) uitbreiden.

Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet).

Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen. Het tweede en derde lid bepalen dat de raad eens in de vier jaar deze kaders voor de prijzen voor gemeentelijke diensten en de verhuur en verkoop van onroerend goed vaststelt.

Artikel 11. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In artikel 11 van de verordening wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven. Het eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie. In het tweede lid staan de kaders voor het financieel beleid opgesomd, die bij de uitvoering in acht moeten worden genomen.

Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen. Het derde lid stelt aanvullende eisen aan dergelijke besluiten. Het publieke belang moet door het college worden gemotiveerd.

Daarbij draagt de verordening het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen. Dit laatste is zeker als het om grote bedragen gaat, iets om op te letten. Als bij een gemeente wordt aangeklopt voor bijvoorbeeld een lening of garantiestelling dan hebben banken in veel van die gevallen er blijkbaar er niet al te veel vertrouwen meer in.

Artikel 12. Beleidsnota’s paragrafen

In de artikelen 9 tot en met 16 van de BBV dat de begroting ten minste een aantal paragrafen bevat. In deze artikelen is tevens aangegeven welke informatie deze paragrafen ten minste moet bevatten. De paragrafen worden bij elke begroting c.q. jaarrekening geactualiseerd.

Daarnaast wordt in de financiële verordening opgenomen dat er ten minste 1 keer per 5 jaar een aparte inhoudelijke nota aan de raad wordt voorgelegd. Dergelijke nota’s geven gaan inhoudelijk dieper op de materie in. In de verordening is gekozen voor een periode van ten minste 5 jaar omdat deze periode aansluit bij herzieningsperiodes voor onderhoudsplannen en Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). In het kader van de Wet verankering gemeentelijke Watertaken is de omschrijving van de nota in artikel 212 hier op aangepast. De meer financiële onderdelen als weerstandsvermogen, bedrijfsvoering, lokale heffingen en reserves&voorzieningen zullen 1 keer per 4 jaar aan de raad worden voorgelegd. Getracht wordt dit te doen in het jaar van raadsverkiezingen zodat de nieuwe raad volledig en uitgebreid over deze onderwerpen geïnformeerd wordt.

Artikel 13. Administratie

Onder artikel 13 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.

Artikel 14. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 13 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van een intern controleplan. Hierin zijn een aantal gemeentelijke processen opgenomen die met behulp van een checklist worden getoetst.

Artikel 15. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 15 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant. Overigens is het natuurlijk zo dat de afweging om hiervoor in meer of mindere mate regels voor te stellen een politiek besluit is dat bij de gemeenteraad en het college thuishoort.

Artikel 16. Financiële organisatie

Artikel 16 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten.

De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit. Hierin kunnen ook de regels voor de inrichting van de organisatie van de financieringsfunctie worden opgenomen, zoals wordt bedoeld onder letter d. De gemeente Korendijk heeft hierin voorzien door een financieringstatuut op te stellen. Voor het verlenen van mandaten e.d. in relatie tot budgetten en investeringskredieten is een (concept) budgethoudersregeling opgesteld.

Onder letter e wordt het college opgedragen ook de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan de producten vast te leggen.

Artikel 17. Inkoop en aanbesteding

De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt ten opzichte van derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 17 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. Europese aanbestedingsregels maar ook nationale aanbestedingsregels moeten worden nageleefd en vormen het kader waarbinnen een dergelijk protocol moet worden opgesteld.

Artikel 18. Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening.

Artikel 19. Citeertitel

Artikel 19 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.

Vaststelling

Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (artikel 75, lid 1 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet).

Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet).

De financiële verordening heeft enkel interne werking en is dus niet een besluit van algemene strekking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. De verordening hoeft dan ook niet te worden gepubliceerd, voordat zij in werking kan treden.