Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Apeldoorn

Subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieApeldoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016
CiteertitelSubsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4 van de Algemene subsidieverordening gemeente Apeldoorn 2014

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-07-2015Onbekend

07-07-2015

Officiele bekendmakingen (GVOP) 14 juli 2015

2015-503262

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn,

Overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels vast te stellen voor het subsidiëren van algemene en overige voorzieningen binnen de kaders van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de nota “De kracht van Apeldoorners”, de visie en uitvoeringsnota “Welzijn & Zorg, vrijwilligerswerk en mantelzorg 2014” en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn 2015, de verordening Zorg voor Jeugd 2015-2016, de nota ‘Jeugd, onze zorg’ d.d. maart 2014, de uitvoeringsnota ‘Zorg voor jeugd 2015-2016’ en de notitie ‘Doorontwikkeling CJG’.

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4 van de Algemene subsidieverordening gemeente Apeldoorn 2014;

BESLUIT:

De subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016 vast te stellen.

 

 

Artikel 1. Algemene bepalingen

  • 1.

    Tenzij in deze regeling uitdrukkelijk anders wordt vermeld, gelden de voorwaarden en bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Apeldoorn 2014.

  • 2.

    Voor subsidieverstrekking geldt naast het bepaalde in deze subsidieregeling onverkort het bepaalde in de Toelichting subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016.

  • 3.

    Voor toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Asv: de Algemene subsidieverordening gemeente Apeldoorn 2014;

    • b.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      instelling: een organisatie die rechtspersoonlijkheid bezit, die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van de inwoners van de gemeente Apeldoorn;

    • d.

      integraal aanbod: een dekkende en evenwichtige spreiding van functies afgestemd op de aantoonbare behoefte van de inwoners van de gemeente Apeldoorn;

    • e.

      subsidieregeling: subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016;

    • f.

      uitvoeringsovereenkomst: een schriftelijke overeenkomst tussen de subsidieontvanger en de gemeente waarvan de totstandkoming één van de voorwaarden is voor de verlening van de subsidie;

    • g.

      Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • h.

      jeugdigen: inwoners van de gemeente in de leeftijd van 0 tot en met 23 jaar;

    • i.

      volwassenen: inwoners van de gemeente in de leeftijd vanaf 18 jaar.

Artikel 2. Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het college kan op aanvraag aan een instelling subsidie verstrekken voor activiteiten die strekken tot het realiseren van een integraal aanbod van de navolgende functies afgestemd op de aantoonbare behoefte van de inwoners van de gemeente Apeldoorn:

  • a.

    Ontmoeting;

  • b.

    Dagbesteding;

  • c.

    Cliëntondersteuning;

  • d.

    Maatschappelijke opvang en preventie;

  • e.

    Vrijwilligersondersteuning;

  • f.

    Mantelzorgondersteuning;

  • g.

    Toeleidingsplekken en talentplekken.

2 In afwijking van de aanhef van het eerste lid is bepalend voor de functie maatschappelijke opvang en preventie de aantoonbare behoefte van de inwoners van regio bestaande uit de gemeenten Apeldoorn, Bummmen, Epe, Heerde en Voost.

3 De subsidie, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de regeling wordt verstrekt voor het kalenderjaar 2016.

4 Het college kan, op basis van geleverde prestaties en het beschikbare budget, besluiten de subsidieverleningen op grond van de regeling met één kalenderjaar te verlengen.

Artikel 3. Subsidieplafond en verdeelregels

  • 1.

    Het college stelt subsidieplafonds vast voor het subsidiëren van de in artikel 2, eerste lid van de regeling genoemde functies.

  • 2.

    Het college stelt de in het eerste lid van dit artikel genoemde plafonds vast onder voorbehoud van het als zodanig vaststellen van de Meerjaren Programmabegroting door de gemeenteraad in november.

  • 3.

    Het college kan eerder vastgestelde subsidieplafonds verhogen of verlagen.

  • 4.

    a. De aanvragen voor de in artikel 2, eerste lid onder g genoemde functie Toeleidingsplekken en talentplekken worden behandeld in volgorde van binnenkomst, waarbij als datum van ontvangst geldt de dag waarop de aanvraag volledig is.

  • b.

    Indien het subsidieplafond van de functie Toeleidingsplekken en talentplekken wordt bereikt op een dag waarop er meerdere volledige aanvragen binnenkomen, wordt de volgorde van binnenkomst bepaald door middel van een loting. Deze loting vindt plaats conform het bepaalde in de toelichting van de functie Toeleidingsplekken en talentplekken in de Toelichting subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016.

  • 5.

    De aanvragen voor de functies als genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a t/m f worden in samenhang beoordeeld aan de hand van de kwaliteitscriteria als genoemd in artikel 6 van de subsidieregeling.

Artikel 4. De aanvraag

  • 1.

    In afwijking van artikel 8, eerste lid van de Asv dient de aanvraag voor subsidie vóór 15 september 2015 ingediend te worden bij het college op het daarvoor door het college vastgestelde aanvraagformulier met bijbehorende bijlagen.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde uiterlijke indieningstermijn is niet van toepassing voor subsidieaanvragen voor de in artikel 2, eerste lid onder g genoemde functie Toeleidingsplekken en talentplekken.

Artikel 5. Eisen aan de aanvrager

  • 1.

    Voor subsidiëring op grond van deze regeling komen uitsluitend in aanmerking instellingen die:

    • a.

      beschikken over aantoonbare kennis en ervaring in het desbetreffende werkgebied;

    • b.

      zijn ingebed in de lokale sociale infrastructuur;

    • c.

      sectorconforme tarieven hanteren;

    • d.

      samenwerken in een samenwerkingsverband;

    • e.

      beschikken over een vrijwilligersbeleid;

    • f.

      beschikken, indien van toepassing, over beroepskrachten die de Nederlandse taal in woord en geschrift beheersen;

    • g.

      werken op methodische wijze, indien er sprake is van beroepskrachten;

    • h.

      een regeling vastgesteld hebben voor de afhandeling van klachten c.q. medezeggenschap van cliënten;

    • i.

      bij het uitvoeren van de activiteiten alleen, indien van toepassing, gekwalificeerde beroepskrachten inzetten die beschikken over competenties en vaardigheden conform bijgevoegd competentieprofiel;

    • j.

      geen eigen bijdrage heffen, met uitzondering van een bijdrage voor consumptieve en recreatieve goederen en de inzet van vakdocenten bij recreatieve activiteiten op ontmoetingsplekken;

    • k.

      in het bezit zijn van een verklaring omtrent gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens van beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig of als vrijwilliger met de cliënten in contact komen;

    • l.

      conform de wet Meldcode voor huiselijk geweld beschikken over een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • m.

      voor zover het de doelgroep jeugdigen betreft, aangesloten zijn bij de Verwijsindex risicojongeren Midden IJssel-Oost Veluwe en signaleert waar nodig.

  • 2.

    Voor wat betreft de in artikel 2, eerste lid onder g genoemde functie Toeleidingsplekken en talentplekken geldt ook dat ook rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties met winstoogmerk in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

Artikel 6. Aanvullende beoordelingscriteria en verdeling subsidie

  • 1.

    Indien toewijzing van alle tijdig en volledig ingediende aanvragen met betrekking tot in deze subsidieregeling subsidiabel gestelde activiteiten zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de subsidieregeling rangschikt het college de aanvragen aan de hand van de navolgende kwaliteitscriteria:

  • a.

    de mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd beantwoorden aan de doelstellingen van de betreffende functie(s);

  • b.

    de mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd bijdragen aan de kwaliteit van het integrale aanbod;

  • c.

    de mate waarin sprake is van een integraal aanbod;

  • d.

    de mate waarin innovatieve projecten een onderscheidende bijdrage leveren aan producten, diensten of resultaten van de betreffende functie(s);

  • e.

    de mate waarin sprake is van (bestaande) samenwerking tussen de subsidiepartners binnen het integrale aanbod en de wijze waarop aan deze samenwerking uitvoering wordt gegeven;

  • f.

    de mate waarin sprake is van (bestaande) samenwerking met overige sociale partners en de wijze waarop aan deze samenwerking uitvoering wordt gegeven;

  • g.

    de mate waarin een relatie wordt gelegd met de doelstellingen van de Wmo en de Jeugdwet en de overige functies.

  • 2.

    De instellingen die het hoogst in rangorde staan komen in aanmerking voor subsidie voor zover de subsidieverstrekking bijdraagt aan het realiseren van het integrale aanbod tot het subsidieplafond als bedoeld in artikel 3 is bereikt.

  • 3.

    Indien er een gelijke totaalscore (op één decimaal nauwkeurig) ontstaat, dan wordt van deze subsidieaanvragen de subsidieaanvraag met de meest behaalde punten op het criterium met de hoogste wegingsfactor aangemerkt als de hoogste in rangorde.

  • 4

    Indien de rangorde in relatie tot het subsidieplafond uitwijst dat door toekenning van de subsidieaanvragen geen dekkende en evenwichtige spreiding van de functie gerealiseerd kan worden, dan kan worden besloten om de subsidieaanvragen deels te honoreren tot er sprake is van een dekkende en evenwichtige spreiding van de betreffende functie.

Artikel 7. Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieverlening kan, naast de in artikelen 4:25, 4:35 Awb en artikel 9 van de Asv genoemde gevallen, geweigerd worden indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten blijkens de ingediende begroting een onvoldoende betrouwbare financiële basis hebben;

  • b.

    de activiteiten geen aantoonbare bijdrage leveren aan het integrale aanbod;

  • c.

    de activiteiten onvoldoende bijdragen aan de doelstellingen van de Wmo en de Jeugdwet en de functies als bedoeld in artikel 2 lid 1;

  • d.

    de subsidieaanvrager niet voldoet aan de in artikel 5 gestelde eisen;

  • e.

    de activiteiten gericht zijn op ondersteuning en belangenbehartiging van specifieke doelgroepen.

Artikel 8. Subsidiabele kosten

1.De subsidie wordt verstrekt tot het maximum van de aantoonbare behoefte.

Artikel 9. Voorwaarden

  • 1.

    Subsidie kan worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat terzake van de uitvoering van de verleningsbeschikking een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid van de Awb tot stand komt.

  • 2.

    Een subsidie ten laste van de begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen in de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Artikel 10. Verplichtingen

  • 1.

    Het college kan, in aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv, aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opleggen:

    • a.

      de subsidieontvanger verleent alle medewerking aan evaluatie en monitoring van gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      de subsidieontvanger informeert het college onverwijld indien de continuïteit van de gesubsidieerde activiteiten in het geding is;

    • c.

      de subsidieontvanger leeft de op hem rustende verplichtingen uit hoofde van de Wmo en de Jeugdwet en de daarop gebaseerde of daarmee verband houdende wet- en regelingeving na;

    • d.

      de subsidieontvanger blijft gedurende de looptijd van de subsidie voldoen aan de eisen en criteria zoals genoemd in deze subsidieregeling;

    • e.

      de subsidieontvanger is op de hoogte van en neemt, indien nodig, deel aan relevante netwerken voor informatie-uitwisseling en gebruikt stedelijke expertisecentra bij het uitvoeren van haar dienstverlening;

    • f.

      de subsidieontvanger is op de hoogte van en sluit aan bij stedelijke en gebiedsgerichte ontwikkelingen op het gebied van welzijn en zorg;

    • g.

      de subsidieontvanger bepaalt op basis van behoefteanalyse van het gebied, die aansluit op gevraagde resultaten, de inzet van personeel en verkrijgt voor die inzet op voorhand instemming van het college;

    • h.

      de subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de beroepskrachten continu worden opgeleid en bijgeschoold op basis van relevante ontwikkelingen.

  • 2.

    Het college kan daarnaast bij subsidieverlening nog overige doelgebonden verplichtingen opleggen.

Artikel 11. Voorschotten

  • 1.

    Aan de subsidieontvanger wordt in maandelijkse termijnen een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag uitbetaald, tenzij in de toelichting of de verleningsbeschikking anders is bepaald.

  • 2.

    Het voorschot wordt binnen zes weken na de subsidieverlening in termijnen betaalbaar gesteld.

Artikel 12. Vaststelling van de subsidie

  • 1.

    De artikelen 17, 18 en 19 van de Asv zijn van toepassing op de vaststelling van de subsidie.

  • 2.

    De informatie als bedoeld in artikel 17, tweede lid van de Asv, alsmede het verslag als bedoeld in artikel 18, tweede lid en artikel 19 lid 2 bevat naast “tellen” (kwantiteit) ook elementen van “vertellen” (klanttevredenheid/beleving).

Artikel 13. Afwijkingsbevoegdheid

Het college kan in, bijzondere gevallen, afwijken van één of meerdere bepalingen van deze regeling.

Artikel 14. Evaluatie

Deze regeling wordt periodiek geëvalueerd.

Artikel 15. Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de dag na die van bekendmaking onder gelijktijdige intrekking subsidieregeling Algemene voorzieningen Wmo 2015 en subsidieregeling Jeugd gemeente Apeldoorn 2015.

  • 2.

    Op aanvragen tot het vaststellen van subsidies die reeds op basis van de subsidieregeling Algemene voorzieningen Wmo 2015 of de subsidieregeling Jeugd gemeente Apeldoorn 2015 zijn verleend, blijven de bepalingen van de voornoemde regelingen van toepassing.

  • 3.

    Op subsidies die zijn verleend op basis van de subsidieregeling Algemene voorzieningen Wmo 2015 of de subsidieregeling Jeugd gemeente Apeldoorn 2015, blijven de bepalingen van de voornoemde regelingen van toepassing.

  • 4.

    Op bezwaarschriften gericht tegen een verlenings- of vaststellingsbeschikking op grond van de subsidieregeling Algemene voorzieningen Wmo 2015 of de subsidieregeling Jeugd gemeente Apeldoorn 2015 wordt beslist met toepassing van deze voornoemde regelingen.

  • 5.

    Deze regeling kan worden aangehaald als subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016.

     

Aldus besloten d.d. 7 juli 2015

Het college van burgemeester en wethouders,

de burgemeester, de secretaris,

 

Toelichting

Subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016

Collegebesluit 7 juli 2015

Deze subsidieregeling heeft betrekking op de Algemene & Overige Voorzieningen Wmo & Jeugdhulp van de gemeente Apeldoorn i.v.m. de subsidieverstrekking voor 2016. De subsidieverlener is de gemeente Apeldoorn.

Contactpersoon subsidieverstrekking 2016: mw. J. van Tongeren email adres: j.vantongeren@apeldoorn.nl website: www.apeldoorn.nl Leeswijzer

Dit document bevat de toelichting op de Subsidieregeling Wmo & Jeugdhulp voor het jaar 2016 inclusief bijlagen. De gemeente is voornemens subsidie te verlenen op grond van deze subsidieregeling

Deze integrale regeling vervangt de regelingen:

  • 1.

    Subsidieregeling Jeugd 2015 - 2018 gemeente Apeldoorn

  • 2.

    Subsidieregeling Algemene voorzieningen Wmo 2015 gemeente Apeldoorn 2015

Deze subsidieregeling is van toepassing op de domeinen Wmo en Jeugdwet en afgestemd op de Participatiewet. De subsidieregeling geldt voor het jaar 2016. De subsidieregeling kan door het college verlengd worden.

Deze toelichting begint met een bestuurlijke samenvatting waarin de context wordt geschetst, de regeling en de functies kort worden toegelicht en waarin een vooruitblik wordt gegeven. Daarna worden in het hoofdstuk ‘Achtergronden’ de juridische kaders uiteengezet, de wijzigingen ten opzichte van de vorige subsidieregelingen toegelicht en wordt de relatie van deze subsidieregeling met een aantal relevante onderwerpen aangegeven.

Hoofdstuk 3 vormt het zwaartepunt van deze toelichting. Hier is per subsidiefunctie uiteengezet wat precies wordt verstaan onder de subsidiefunctie, de doelgroep van de functie, de subsidiabele activiteiten, de eisen aan de aanvrager, eventueel aanvullende beoordelingscriteria, waar het zwaartepunt in de beoordeling ligt, de verplichtingen en hoe gemonitord moet worden.

In hoofdstuk 4 wordt de aanvraag- en beoordelingsprocedure uiteengezet en in hoofdstuk 5 worden de subsidieplafonds per functie weergegeven onder voorbehoud van vaststelling van de Meerjaren Programmabegroting (MPB) door de gemeenteraad.

 

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Bestuurlijke samenvatting

Hoofdstuk 2 Achtergronden

2.1 Het wettelijk kader

2.2 Wijzigingen t.o.v. 2015

2.3 Onderwerpen die een relatie hebben met de subsidieregeling

Hoofdstuk 3 Toelichting op de subsidieregeling

3.1 Functie 1 Ontmoeting

3.1bOntmoeten voor jeugdigen

3.2 Functie 2 Dagbesteding

3.3 Functie 3 Cliëntondersteuning

3.4 Functie 4 Maatschappelijk Opvang en Preventie

Verplichtingen (artikel 10)

3.5 Functie 5. Vrijwilligersondersteuning

3.6 Functie 6. Mantelzorgondersteuning

3.7 Functie 7 Toeleidingsplekken en Talentplekken

Hoofdstuk 4 Aanvraag- en beoordelingsprocedure

Hoofdstuk 5 Subsidieplafonds

BIJLAGEN

Bijlage 1 Begrippenlijst

Bijlage 2 Relevante onderdelen uit Wmo 2015

Bijlage 3 Beleidskaders Wmo

Bijlage 4 Beleidskaders Jeugdhulp

Bijlage 5 Competentieprofiel sociaal werkers

Bijlage 6 Aanvraagformulier

Bijlage 7 Format berekening huisvestingskosten F1

Bijlage 8 Opbouw uurtarief F 1 tot en met F 6

3

6

6

7

9

12

12

15

20

24

28

32

33

38

43

45

49

52

52

57

58

60

64

67

68

69

Hoofdstuk 1 Bestuurlijke samenvatting

In de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) wordt aangegeven dat het gemeentebestuur zorgdraagt voor de maatschappelijke ondersteuning en de kwaliteit en continuïteit van de voorzieningen. De Jeugdwet geeft aan dat onze gemeente moet voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod en het treffen van voorzieningen op het gebied van jeugdhulp.

Zowel de Wmo, als de Jeugdwet gaan uit van een stelsel van aan de ene kant algemene voorzieningen waar mensen eenvoudig gebruik van kunnen maken en een stelsel van maatwerkvoorzieningen waar mensen eerst een indicatiebeschikking voor moeten krijgen van het Wmo loket of het CJG. Schematisch ziet het er als volgt uit:

 

Wmo

Jeugdhulp

Wettelijk rijkskader

Wmo 2015

Jeugdwet

Wettelijk gemeentelijk kader

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn

Verordening Zorg voor jeugd gemeente Apeldoorn 2015

Algemene Subsidieverordening 2014

Kadernota's

Wmo beleidsplan 2015 - 2018

uitvoeringsnota Zorg voor jeugd 2015-2016

Nota Begeleiding 2013, De kracht van de Apeldoornsers

Nota ‘Jeugd, onze zorg’

Inkoop

Raamovereenkomst Wmo

Raamovereenkomst Jeugd

Subsidie

Subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016

functies

Ontmoeting

Ontmoeting

Dagbesteding

 

Cliëntondersteuning

Cliëntondersteuning

Maatschappelijke opvang en preventie

Maatschappelijke opvang en preventie

Vrijwilligersondersteuning

 

Mantelzorgondersteuning

 

Toeleidings- en Talentplekken.

 

Wat willen we met deze subsidieregeling?

Met deze subsidieregeling willen we de sociale basis infrastructuur financieren. Voor een deel is deze voor de gemeente niet nieuw. Zaken als welzijn, maatschappelijk werk, maatschappelijke opvang en preventieve jeugdhulp worden al jaren door de gemeente gefinancierd. Dit gebeurt nu wel op een andere manier. Instellingen staan niet meer op de begroting. De subsidieregeling laat zien wat we willen bereiken en voor hoeveel geld (prijs – kwaliteit). Met de komst van de Wmo 2015 en de Jeugdwet zijn deze oude taken aangevuld met een aantal nieuwe taken en in deze subsidisregeling worden de onderdelen voor Wmo en Jeugdhulp ineengeschoven.

Hoe is het geregeld?

Inhoudelijk wordt het systeem van 2015 in feite voortgezet. Evenals in voor het jaar 2015 onderscheiden we in Apeldoorn zeven functies binnen de Algemene en Overige Voorzieningen:

  • 1)

    Ontmoeting;

  • 2)

    Dagbesteding;

  • 3)

    Cliëntondersteuning;

  • 4)

    Maatschappelijke opvang en preventie;

  • 5)

    Stedelijk knooppunt vrijwilligers en verenigingen;

  • 6)

    Mantelzorgondersteuning;

  • 7)

    Toeleidings- en Talentplekken.

De beschikbare financiële middelen (zie onder financiën) zijn verdeeld over deze functies en vormen plafonds. Instellingen kunnen op basis van deze regeling een subsidieaanvraag indienen voor 15 september 2015. Voor het jaar 2015 zijn er 100 subsidieaanvragen binnengekomen. Het systeem is zo opgebouwd dat aan de hand van selectiecriteria de subsidieaanvragen die het best voldoen aan deze regeling beschikt worden binnen de plafonds. In de toelichting op de subsidieregeling wordt iedere functie nader toegelicht zodat de subsidieaanvrager weet wat de gemeente van hem of haar verwacht. Het systeem heeft een open karakter. Iedereen kan subsidie aanvragen en iedereen moet aan dezelfde eisen voldoen. Om vrijwilligersorganisaties te ondersteunen is de Sesamacademie ingehuurd om hen desgewenst bij te staan in hun subsidieaanvraag.

Wat willen we bereiken met de subsidiefuncties?

De titels van de subsidiefuncties corresponderen met de terminologie van de wetgeving.

Met de functie 1 Ontmoeten stellen we de Apeldoornse inwoners, van jong tot oud, in staat om ook precies dat te doen, elkaar te ontmoeten. Op ontmoetingsplekken wordt een weekprogramma aangeboden afgestemd op de behoefte in de wijk. Op deze manier faciliteert de gemeente het vergroten van het sociale netwerk en participatie en het ontwikkelen vaardigheden. Mensen die het nodig hebben kunnen zo weer meedoen. De functie 2 Dagbesteding gaat een stapje verder. De functie is niet voor iedereen toegankelijk zoals bij ontmoeten. Mensen die het nodig hebben krijgen een lichte vorm van dagbesteding aangeboden in groepsverband van ongeveer tien personen. Hebben mensen meer structuur nodig dan kunnen zij via het Wmo-loket een (individuele) maatwerkvoorziening Dagbesteding aanvragen. De functie 3 Cliëntondersteuning is de meest brede functie. Het gaat over het geven van informatie en advies en kortdurende ondersteunning op het gehele terrein van jeugdhulp,Wmo, onderwijs, werk & inkomen, wonen en (preventieve) zorg. Ook gaat het over vanuit een onafhankelijke positie de cliënt ondersteunen, bijvoorbeeld bij ‘het gesprek’ met het Wmo loket. Met de functie 4 Maatschappelijke opvang voorzien wij als centrum gemeente in de opvang van dak- en thuislozen en verslaafden. Met functie 5 Vrijwilligersondersteuning ondersteunt onze gemeente deze Apeldoornse burgers. Vrijwilligers zijn cruciaal voor de sociale infrastructuur van onze stad. In het verlengde hiervan ligt de functie 6 Mantelzorgondersteuning. Een andere doelgroep met andere wensen en dus andere voorzieningen en aanbod. Tot slot de functie 7 Toeleidings- en talentplekken. Deze functie betreft de formalisering van het project ‘Talent’ dat in 2012 is opgestart in de aanloop naar de decentralisaties. Deze laatste functie ligt op het snijvlak van de Wmo en de Participatiewet en wordt dan ook uit deze twee programma’s gefinancierd.

Waarom de voorgestelde subsidieplafonds?

De nieuwe set met regels werkt nu vijf maanden. Het is te vroeg om nu al met nieuw inhoudelijk beleid te komen. Dit betekent dat bij dit beleid in principe ook dezelfde financiële middelen horen. Om deze reden is er van dezelfde subsidieplafonds uitgegaan.

Toch worden hier een aantal voorstellen gedaan tot bijstelling. Deze hebben te maken met de wens om de Sociale Wijkteams anders te financieren, het mantelzorgcompliment ook deels als individueel aan te merken, het JIP nieuwe stijl (inclusief Outreachend team en voorlichting loverboys en jeugdprostitutie) buiten deze subsidieregeling te positioneren en de stelpost beter toe de delen op de inhoudelijke functies. De functie maatschappelijke opvang bestaat hierdoor alleen uit TOJ (tijdelijke opvang jongeren). Al deze mutaties, zie onder Financiën, hebben in feite geen inhoudelijke consequenties aangezien het de huidige werkelijkheid als het ware codificeert.

Hoe worden aanvragen beoordeeld?

Beoordeeld wordt de aanvraag in juridische zin. De achterliggende intenties, die niet in de aanvraag aangetoond of aannemelijk zijn gemaakt, wegen dus niet mee in de beoordeling.

Hoofdstuk 2 Achtergronden

Deze subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016 is een uitvoeringsregeling die valt binnen de kaders van de Algemene Subsidie Verordening 2014. De subsidieregeling opent de aanspraak op subsidie voor activiteiten die een bijdrage leveren aan de kaders en uitgangspunten zoals geformuleerd in de nota De kracht van Apeldoorners en de visie- en uitvoeringsnota Welzijn & Zorg, vrijwilligerswerk en mantelzorg 2014, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn 2015, de verordening Zorg voor Jeugd 2015-2016, de nota “Jeugd, onze Zorg”, de ‘uitvoeringsnota ‘Zorg voor jeugd 2015-2016’, de notitie ‘Doorontwikkeling CJG’, de verlening van JUMP-2 en de nota “Jongeren Uitdagen Maximaal te Participeren.

2.1Het wettelijk kader

In de Wmo wordt onderscheid gemaakt tussen maatwerk voorzieningen en algemene voorzieningen. Een maatwerkvoorziening is gericht op een individuele burger. De toegang tot deze voorziening wordt bepaald door het Wmo loket, Werkplein Activerium en het Sociale Wijkteam van de gemeente met als ‘toegangsbewijs’ een indicatie beschikking.

Algemene voorzieningen daarentegen zijn beschikbaar en vrij toegankelijk voor alle Apeldoornse burgers. De gemeente Apeldoorn organiseert deze algemene voorzieningen door middel van subsidie aan uitvoerende organisaties. De gesubsidieerde algemene voorzieningen zijn de scope van deze subsidieregeling.

Binnen de Jeugdwet wordt onderscheid gemaakt tussen Individuele Voorzieningen en Overige Voorzieningen (vergelijkbaar met het onderscheid tussen maatwerk voorzieningen en algemene voorzieningen in de Wmo). Daar waar in deze subsidieregeling gesproken wordt over ‘algemene voorzieningen’ worden daaronder tevens begrepen de ‘overige voorzieningen’.

Algemene Voorzieningen zijn in de Wmo c.q. Jeugdwet een breed begrip. Een indeling kan worden gemaakt in:

Niet subsidiabele voorzieningen:

  • 1.

    zaken en diensten die op de markt worden gekocht en volledig zelf worden betaald (bijvoorbeeld een commerciële opvoedcursus of een internetcursus verslaving);

  • 2.

    zaken die zelf worden gekocht en betaald waarbij de gemeente voor minima een regeling treft voor een financiële tegemoetkoming, met een vergelijkbare systematiek als de bijzondere bijstand of het sociaal vangnet (bijvoorbeeld Regelrecht voor kinderen die op een sportvereniging willen).

  • 3.

    zaken en diensten die de gemeente als (collectieve, voor iedereen toegankelijke) voorziening beschikbaar stelt en beheert (laat beheren) waarvoor een individuele gebruiker een (klein) eigen bedrag betaalt, zoals de buurtbus of de scootmobielpool;

De subsidiëring van algemene voorzieningen is aanvullend op datgene wat er al aan Algemene Voorzieningen vrij beschikbaar aan te schaffen is in onze samenleving.

Subsidiabele voorzieningen:

1.zaken en diensten, die worden verzorgd door een aanbieder, welke door de gemeente wordt gesubsidieerd. De aanbieder dient hiertoe een subsidieaanvraag bij de gemeente in en wordt op grond van objectieve criteria, en binnen door de gemeente beschikbaar te stellen financiële middelen, geselecteerd (uit meerdere aanbieders) als een geschikte partij.

Een algemene voorziening kan bestaan uit diensten, activiteiten of zaken die bedoeld zijn voor specifieke groepen of voor alle Apeldoornse inwoners.

In bijlage 1 treft u een begrippenlijst aan, in bijlage 2 vindt u een (relevant) uittreksel van de wettekst en in bijlage 3 een overzicht van de relevante beleidsnota’s met betrekking tot de Wmo en in bijlage 4 de relevante beleidsnota’s met betrekking tot de Jeugdwet.

Evenals in het jaar 2015 onderscheidt de subsidieregeling zeven functies binnen de algemene voorzieningen Wmo en Jeugdhulp:

  • 1)

    Ontmoeting;

  • 2)

    Dagbesteding;

  • 3)

    Cliëntondersteuning;

  • 4)

    Maatschappelijke opvang en preventie;

  • 5)

    Vrijwilligersondersteuning;

  • 6)

    Mantelzorgondersteuning;

  • 7)

    Toeleidings- en Talentplekken.

Subsidiefuncties volgen de voormalige begrotingssubsidies uit de periode van voor 2015 op. De gemeenteraad heeft aangegeven niet direct instellingen meer te willen subsidiëren, maar primair de doelen van het gemeentelijk beleid. De zeven subsidiefuncties vatten het gemeentelijk Wmo en Jeugdhulp beleid samen. De subsidiefuncties zijn terug te voeren op de termen uit de Wmo 2015 en de Jeugdwet.

De subsidiefuncties Ontmoeting, Cliëntondersteuning, Maatschappelijke opvang, Vrijwilligersondersteuning en Mantelzorgondersteuning zijn zowel voor de Wmo als de Jeugdhulp ingericht. De overige functies richten zich primair op de Wmo.

Met dit palet aan voorzieningen wordt voor 2016 wederom de basis gelegd voor het Wmo en Jeugdhulp beleid van onze gemeente.

2.2 Wijzigingen t.o.v. 2015

De subsidieregeling Wmo & Jeugdhulp 2016 is inhoudelijk gelijk aan de huidige subsidieregelingen. De volgende aanpassingen zijn gedaan:

  • 1.

    Integratie van de subsidieregelingen voor Wmo en Jeugdhulp tot één integrale regeling;

  • 2.

    De preferente positie van de bestaande subsidierelaties, de ‘zachte landing’, is opgeheven;

  • 3.

    Het onderwerp sociale wijkteams (SWT) is om financieel technische redenen ontvlochten uit de regeling;

  • 4.

    De rijksmiddelen voor waardering en ondersteuning van mantelzorgers (voorm. Mantelzorgcompliment) worden ook als individueel compliment uitgedeeld;

  • 5.

    De wijze waarop opstapwoningen worden toebedeeld;

  • 6.

    Het aanvraagproces is gedigitaliseerd;

  • 7.

    Teksten zijn verduidelijkt door:

  • ·

    definities te formuleren;

  • ·

    helderheid te geven over de berekening van de uurprijs;

  • ·

    helderheid te geven over de berekening van vastgoedkosten;

  • ·

    helderheid te geven over wat wel en wat niet in aanmerking kan komen voor subsidie;

  • ·

    het toetsingskader verder te verfijnen;

  • ·

    praktische vrijwilligersondersteuning te verplaatsen van de functie Cliëntondersteuning naar de functie Vrijwilligersondersteuning.

Sociale Wijkteam

Het Sociale Wijkteam (SWT) houdt zich op dit moment bezig met de doelgroep ‘kwetsbare huishoudens’: Huishoudens met chronisch bestaande problemen op meerdere levensgebieden. De huishoudens zijn niet bij machte om de problematiek zelf op te lossen. De leden van het SWT komen vanuit diverse organisaties vanwege de gevraagde kwaliteit en expertise die nodig is. Vanaf september 2015 zijn er in Apeldoorn vier sociale wijkteams operationeel.

Voor het jaar 2015 konden organisaties die geen subsidie voor ‘reguliere’ cliëntondersteuning ontvingen en waarvan medewerkers geselecteerd zijn om in het SWT deel te nemen, voor 40% van de kosten subsidie aanvragen op basis van de subsidieregeling Algemene Voorzieningen Wmo 2015 onder de functie Cliëntondersteuning. De overige 60% werd gefinancierd vanuit maatwerk voorzieningen. Voor organisaties waarvan een groot deel van de taken al bestond uit het bieden van cliëntondersteuning was deze regeling niet van toepassing, zij hebben mensen gedetacheerd op basis van de subsidie cliëntondersteuning.

Een van de taken van de huidige Sociale Wijkteams is het bieden van cliëntondersteuning. Gedurende 2015 zijn medewerkers van MEE en Stimenz, die deze taak ook hebben op basis van de subsidieregeling algemene voorzieningen Wmo 2015, toegevoegd aan de SWT’s. Zo worden in de loop van 2015 4 STW’s operationeel binnen de lopende begroting.

Voor het jaar 2016 is ervoor gekozen de Sociale Wijkteams niet langer op basis van de subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016 te financieren. De desbetreffende middelen worden overgeheveld naar een aparte begrotingspost, specifiek voor het SWT.

Het SWT is nog volop in ontwikkeling en daarom wellicht tijdelijk op deze

wijze gepositioneerd. Op termijn is het de bedoeling de huidige Sociale Wijkteams door te ontwikkelen. Wat de taken zullen worden en wanneer gestart zal worden, is ten tijde van het opstellen van deze subsidieregeling nog niet bekend.

Gedurende het jaar 2016, als de Sociale Wijkteams doorontwikkeld worden, wordt van inschrijvers op de functie cliëntondersteuning verwacht dat zij zich flexibel opstellen ten aanzien van eventuele extra inzet van medewerkers in het SWT. In de subsidiebeschikking kan dit als voorwaarde aan subsidieverlening worden opgenomen.

Huisvestingskosten voor de functie Ontmoeting

Voor de functie Ontmoeting zullen deze kosten, evenals voor 2015, onderdeel uitmaken van de subsidie.

Voor het berekenen van de subsidiabele huisvestingskosten is nu een format bij het aanvraagformulier opgenomen (bijlage 7 bij deze subsidieregeling). Hierin wordt meegewogen voor welk deel de beschikbare m2 worden benut ten behoeve van het weekprogramma en in welke mate intramurale cliënten uit de Wet langdurige zorg (Wlz) deelnemen aan het geboden weekprogramma (indien van toepassing).

Personeel

De gemeente Apeldoorn wil zich met zijn subsidieregeling niet inlaten met de bedrijfsvoering van de te subsidiëren instellingen. Wel wil de gemeente inzicht hebben in de opbouw van de kosten en m.n. de omvang van de overhead, zie bijlage 8.

Een lage overhead betekent voor de gemeente meer effectiviteit van de subsidie en geniet daarom de voorkeur. Opgemerkt wordt dat dit onderwerp slechts een van de vele criteria is waar de gemeente subsidieaanvragen aan toetst.

Andere inkomsten voorliggend

Bij de subsidiëring van producten of diensten wordt uitgegaan van de prijs/kwaliteit verhouding die wordt geboden. Bij subsidie is het mogelijk andere inkomsten als voorliggend te beschouwen. De gemeente zal dan niet de volledige kostprijs betalen.

Bijvoorbeeld: Een verzorgingshuis heeft een ontmoetingsruimte. Deze ontmoetingsruimte wordt op dit moment – kosteloos – gebruikt voor allerlei activiteiten voor buurtbewoners. Ten gevolge van extramuralisering en scheiden van wonen en zorg kan de aanbieder de ontmoetingsruimte niet meer volledig financieren. Met subsidie is het mogelijk het ‘tekort’ aanvullend te financieren door de gemeente, waardoor de buurtfunctie kan worden gecontinueerd of zelfs kan worden uitgebreid. Het inkopen van een (andere) ontmoetingslocatie tegen kostprijs zou beduidend kostbaarder zijn.

Innovatie binnen de subsidiefuncties

De gemeente Apeldoorn heeft geen apart innovatiefonds, behalve bij F2 dagbesteding. Dit betekent dat innovatieve projecten worden beoordeeld als iedere andere subsidieaanvraag. De mate van innovatie wordt wel meegewogen in de ranking (zie artikel 6) en valt binnen het plafond van de functie.

Post onvoorzien in de subsidieaanvraag

Bij de toetsing van de subsidieaanvragen wordt kritisch gekeken naar de omvang en motivering van opgenomen posten als ‘onvoorzien’, ‘overige kosten’, ‘algemene kosten’ en dergelijke.

2.3 Onderwerpen die een relatie hebben met de subsidieregeling

Raamovereenkomsten Maatwerkvoorzieningen & arrangement jeugd

In regionaal verband zijn er een raamovereenkomsten tot stand gekomen op basis waarvan de maatwerkvoorzieningen en individuele voorzieningen geleverd kunnen worden. Bij het opstellen van de subsidieregeling is rekening gehouden met de raamovereenkomst. Met name de functies ‘Dagbesteding’ en ‘Maatschappelijke opvang’ hebben een nauw verband met maatwerkvoorzieningen.

De gemeente zal dubbele financiering voorkomen. Of er wordt 1:1 gefinancierd op basis van de raamovereenkomst als het gaat om een maatwerk c.q. individuele voorziening, of het valt onder de gesubsidieerde algemene voorzieningen.

Ervaringen met maatschappelijke opvang hebben laten zien dat het maatwerk voor een cliënt vaak opgebouwd wordt uit een samenstel van de inzet van algemene voorzieningen in combinatie met maatwerkvoorzieningen. In ‘het gesprek’ zullen de medewerkers van het Wmo loket en Activerium alert zijn op deze relatie.

Sport en cultuur

Van oudsher spelen sport-, scouting-, cultuurverenigingen en kerken een belangrijke rol in de Apeldoornse samenleving. Zij leveren een belangrijke bijdrage als het gaat om sociale cohesie, samenlevingsopbouw en veiligheid. De gemeente ondersteunt dit onder andere door de inzet van bijna dertig combinatiefunctionarissen[1] (buurtsportcoaches), aangestuurd door Accres[2]. Daarnaast maken een aantal verenigingen gebruik van 'Talent-'plekken (functie F7).

In de praktijk wordt al veel samengewerkt tussen cultuur, sport en Wmo, alleen wordt dat niet altijd zo ervaren. De subsidiëring van algemene voorzieningen is aanvullend op datgene wat er aan Voorzieningen al vrij beschikbaar is in onze samenleving. In 2015 is gestart met de sportagenda en zijn de Wmo activiteiten inzichtelijk gemaakt op o.a. de site www.ontmoetelkaarinapeldoorn.nl.

Indien blijkt dat er ‘witte vlekken’ in het aanbod zijn kunnen Wmo en Jeugdhulp activiteiten die ook betrekking hebben op sport, cultuur e.d. voor subsidie in aanmerking komen. Zij kunnen, in samenwerking met zorg- en welzijnsinstellingen, gezamenlijk komen met aanvragen die laten zien hoe een slimme combinatie van subsidie en menskracht kan leiden tot een compleet aanbod van ondersteuning rond een bepaalde locatie voor ontmoeting en/of dagbesteding.

Veilig Thuis

Veilig Thuis omvat het Meldpunt Kindermishandeling en het Meldpunt Huiselijk Geweld. Voor dit onderwerp zal de gemeente in de loop van 2015 met nieuw beleid komen. Dit staat los van deze subsidieregeling.

Vrouwenopvang / geweld in afhankelijkheidsrelaties

Over dit onderwerp zal de gemeente in de loop van 2015 met nieuw beleid komen. Dit staat los van deze subsidieregeling.

Right to challenge

Ook burgerinitiatieven kunnen subsidie aanvragen op basis van deze subsidieregeling. Voor burgerinitiatieven gelden dezelfde voorwaarden als voor andere organisaties die een aanvraag indienen.

Voor kleinschalige burgerinitiatieven (in de wijk) geldt deze subsidieregeling niet. Er wordt onderzocht of een alternatieve manier van financiering mogelijk is buiten deze subsidieregeling om.

Jeugdgezondheidszorg

Voor 2016 maakt dit onderwerp geen deel uit van de subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016.

Met de komst van de Jeugdwet in 2015 kan de gemeente de regierol meer op zich nemen door samenwerking tussen verschillende partijen in de jeugdketen zoals onderwijs, kinderopvang, bredescholen, Jeugdgezondheidszorg (JGZ), schoolmaatschappelijkwerk, buurtsportfunctionarissen en politie te stimuleren.

Om effectiviteit van interventies verder te vergroten zal er een duidelijkere relatie gelegd worden tussen het uitgevoerde JGZ- programma enerzijds, maatschappelijke vraagstukken anderzijds en het jeugdbeleid. Het voorkomen van versnippering in het aanbod, een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor jeugd die gezond en veilig opgroeit, en de mogelijkheid om het aanbod aan te passen aan kinderen die zich gezond ontwikkelen en kinderen die meer aandacht behoeven (differentiatie) zijn hierbij verbeterpunten.

In de komende jaren zal over dit onderwerp beleid ontwikkeld worden.

Sesam academie

Voor subsidieaanvragen, in principe onder de € 25.000,-, kan de initiatiefnemer, mits het een vrijwilligersorganisatie betreft, contact opnemen met de SESAM Academie. De SESAM Academie adviseert en begeleidt deze vrijwilligersorganisatie bij de subsidieaanvraag. Voor meer informatie wordt verwezen naar: www.sesamacademie.nl en Email adres info@sesamacademie.nl

Vervoer

Het project ‘MEE op weg’ verkent de mogelijkheden. Dit project wordt apart gefinancierd en valt buiten deze subsidieregeling. Het project begeeft zich op het snijvlak van cliëntondersteuning en leerlingenvervoer. De focus komt te liggen op schoolgaande jeugd. Doel van het project is een verschuiving te realiseren van maatwerk / individuele vervoersvoorziening naar zelfstandig leren reizen.

Ouderensociëteiten en andere vormen van (patiëntspecifieke) belangenbehartiging

Deze komen als zodanig niet voor subsidie in aanmerking. De gemeenteraad heeft dit per 1 januari 2016 geheel wegbezuinigd (Voorjaarsnota 2011 en Zomernota 2012).

Wel kan een subsidieaanvraag worden ingediend voor een onderwerp waarvoor deze subsidieregeling is bedoeld, dat wil zeggen het realiseren van Wmo en/of jeugddoelstellingen, mits voldaan wordt aan het bepaalde in de subsidieregeling.

Scouting

De gemeenteraad heeft besloten de subsidie voor de scouting af te bouwen tot 1/3 deel van de oorspronkelijke subsidie vanaf 2016 ad. € 39.615,-. Deze bezuiniging kan niet als zodanig gecompenseerd worden door deze subsidieregeling.

Wel kan een subsidieaanvraag worden ingediend voor een onderwerp waarvoor deze subsidieregeling is bedoeld, dat wil zeggen het realiseren van Wmo en / of jeugddoelstellingen, mits voldaan wordt aan het bepaalde in de subsidieregeling.

Hoofdstuk 3 Toelichting op de subsidieregeling

In dit hoofdstuk wordt de subsidieregeling per subsidiefunctie nader toegelicht.

3.1 Functie 1 Ontmoeting

Doelstellingen van de functie

  • 1.

    De mogelijkheid voor Apeldoornse bewoners om op laagdrempelige wijze samen te komen op een vrij toegankelijke ontmoetingsplek in de wijk met als doel het vergroten van het sociale netwerk, participatie en vaardigheden die nodig zijn om goed te kunnen functioneren in de samenleving;

  • 2.

    Het borgen van een basisinfrastructuur van ontmoetingsplekken met als doel kwetsbare Apeldoornse bewoners zo veel mogelijk in staat te stellen zo zelfstandig mogelijk en met behoud van eigen regie te kunnen (blijven) wonen in hun eigen wijk of dorp;

  • 3.

    Een samenhangend en op elkaar afgestemd aanbod op het gebied van welzijn, zorg en dienstverlening dat bewoners in staat stelt om (zo lang mogelijk) actief te participeren in de samenleving.

Doelgroep

Alle kwetsbare Apeldoorners die lichte vormen van ondersteuning nodig hebben.

Basisinfrastructuur

De spreiding van de ontmoetingsplekken is gebaseerd op de aanwezigheid van de doelgroepen in een gebied; daarnaast is de leeftijdsopbouw per stadsdeel meegewogen (75+), omdat in het algemeen bij het toenemen van de leeftijd de mobiliteit afneemt.

Vanuit het oogpunt van keuzevrijheid bestaat er geen verplichting gebruik te maken van het aanbod van de dichtstbijzijnde Ontmoetingsplek. Insteek is wel dat de bewoner dichtbij huis gebruik kán maken van een Ontmoetingsplek, vanuit het oogpunt van het opbouwen van een eigen sociaal netwerk in de buurt wordt dit aangemoedigd. Vervoer van en naar ontmoetingsplekken is in principe de verantwoordelijkheid van de bewoner/cliënt zelf.

Vanuit de ontmoetingsplek wordt actief verbinding gelegd met de omgeving zoals buurtbewoners/-initiatieven en bijvoorbeeld dorps- of wijkraad.

De basisinfrastructuur bestaat uit het hieronder maximaal aantal te subsidiëren ontmoetingsplekken per stadsdeel:

  • ·

    Noordwest + Centrum maximaal 11;

  • ·

    Noordoost maximaal 6;

  • ·

    Zuidoost maximaal 3;

  • ·

    Zuidwest maximaal 7.

Hierbij is rekening gehouden met de toegankelijkheid van diverse locaties in het stadsdeel Centrum voor cliënten uit de andere stadsdelen wanneer dit hun voorkeur heeft. Voor wat betreft de Dorpen geldt het uitgangspunt dat per dorp het voorzieningenaanbod dient te worden afgewogen.

* (Ster)-locaties

Een deel van de bovenstaande Ontmoetingsplekken wordt gedefinieerd als * (ster)- locatie. Dit zijn ontmoetingsplekken met een collectief steunsysteem voor de kwetsbare bewoners die ondersteuning nodig hebben in hun dagelijks leven, d.w.z. dat groepsgewijs activiteiten worden aangeboden, door de samenwerkende (zorg)instellingen, die tot doel hebben om vaardigheden te ontwikkelen, zoals samen koken en eten, hulp bij de administratie etc.

Eisen aan de aanvrager (artikel 5)

Het uitgangspunt is dat per ontmoetingsplek aan samenwerkende aanvragers voor ieder een afzonderlijke subsidiebeschikking wordt verstrekt.

Dit samenwerkingsverband van aanbieders onderbouwt in zijn subsidieaanvraag wat er nodig is om de Apeldoornse inwoners kwantitatief en kwalitatief volwaardig te ondersteunen in hun zelfredzaamheid. Dit komt tot uitdrukking in een weekprogramma onder gezamenlijke verantwoordelijkheid, dat op aantrekkelijke en toegankelijke wijze wordt gepresenteerd op de website www.ontmoetelkaarinapeldoorn.nl. De uitvoering van het weekprogramma is het anker van de subsidiëring van de functie Ontmoeting.

Daarbij wordt uitgegaan van het (vanuit klant- en financieel perspectief) zo efficiënt mogelijk gebruiken van locaties voor meerdere doeleinden en doelgroepen en het zo effectief mogelijk inzetten van expertise (bijvoorbeeld op afroep aanwezig, op bepaalde tijdstippen vast aanwezig, op korte termijn gepland aanwezig).

Er mag een vergoeding van onkosten gevraagd worden voor consumptieve en recreatieve goederen en de inzet van vakdocenten bij bewegings- en creatieve activiteiten.

De samenwerking wordt geformaliseerd door een bijlage bij de subsidieaanvraag waarin

de daartoe bevoegde vertegenwoordigers van alle betrokken partijen hun deelname aan de samenwerking met hun ondertekening bevestigen.

De subsidieaanvrager die eigenaar of huurder is van de desbetreffende ontmoetingsplek is tevens coördinator van de subsidieaanvraag en vraagt de vastgoedvergoeding aan. Deze coördinerend aanvrager dient namens de samenwerkingspartners het formulier met de handtekeningen van de bevoegde vertegenwoordigers van de betrokken partijen en het gezamenlijk deel van de aanvraag in, dat wil zeggen het weekprogramma van een reguliere week, onderbouwd met een korte toelichting (maximaal 3 A4) aan de hand van de beoordelingscriteria, die hierna worden toegelicht. Tevens wordt een totaaloverzicht aan personele inzet bijgevoegd. Iedere samenwerkingspartner vraagt zijn eigen aandeel aan met een verwijzing naar het gezamenlijk deel van de aanvraag.

Bovenstaande kan als volgt schematisch worden weergegeven:

aanvrager 1

aanvrager 2

aanvrager 3

aanvrager 4

coördinerend aanvrager 5

Subsidieaanvraag

Subsidieaanvraag

Subsidieaanvraag

Subsidieaanvraag

Subsidieaanvraag

 

 

 

 

Bijlage weekprogramma

 

 

 

 

Bijlage overzicht inzet personeel

 

 

 

 

Bijlage huisvestingslasten

 

 

 

 

Bijlage handtekeningen/ samenwerkingsverklaring

Verwijzen naar de bijlagen van coördinerend aanvrager

 

Weging beoordelingscriteria (artikel 6)

De aanvragen worden in samenhang, conform artikel 6, beoordeeld. Voor de verdeling van punten per criterium en de bijbehorende wegingsfactor wordt verwezen naar Hoofdstuk 4.

Om een objectieve en transparante beoordeling van de aanvragen na te streven en mogelijk te maken wordt de subsidieaanvraag beoordeeld op de aannemelijkheid van de navolgende punten:

  • ·

    In hoeverre in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat het programma bijdraagt aan de doelstelling van deze functie;

  • ·

    In hoeverre in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat het aanbod van activiteiten is gebaseerd op behoefte-onderzoek onder buurtbewoners/cliënten, dit wordt in een korte toelichting bij de aanvraag onderbouwd;

  • ·

    In hoeverre in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat activiteiten en diensten zoveel mogelijk voor alle wijkbewoners beschikbaar zijn, de inclusieve gedachte is hierbij leidend; in de aanvraag wordt aangegeven op welke wijze de bewoners bereikt worden;

  • ·

    In hoeverre in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat vrijwilligers een belangrijke rol spelen in het realiseren van het weekprogramma, de beroepskrachten faciliteren hen daarin;

  • ·

    In hoeverre in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat nieuwe initiatieven/activiteiten aansluiten op en gebruikmaken van de bestaande infrastructuur, waaronder andere ontmoetingsplekken in het stadsdeel (gebouwen, mensen, activiteiten en diensten); dubbelingen worden voorkomen;

  • ·

    In hoeverre in de aanvraag is aangetoond dat door een efficiënte samenwerking van professionals en vrijwilligers op basis van het weekprogramma een ruime openstelling wordt gerealiseerd, bij voorkeur minimaal 30 uur per week; bij voorkeur verspreid over 6 of 7 dagen.

  • ·

    In hoeverre in de aanvraag aangetoond wordt dat een openstelling met een programma voor 50-52 weken wordt nagestreefd; hierbij geldt dat bij het bereiken van het subsidieplafond mogelijk een beperking tot 40 weken wordt ingesteld.

Voor de * (ster)-locaties gelden hiernaast, om een objectieve en transparante beoordeling van de aanvragen na te streven en mogelijk te maken, ook de volgende aanvullende uitgangspunten:

  • ·

    In hoeverre in de aanvraag is aangetoond dat deze locaties worden bemenst door beroepskrachten met kennis en expertise van de verschillende Wmo-doelgroepen en er vrijwilligers aanwezig zijn om te ondersteunen.

  • ·

    In hoeverre in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat de methodiekbeschrijving helpt iedereen een stapje verder te brengen, naar een zo groot mogelijke zelfstandigheid;

  • ·

    In hoeverre in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat voor de kwetsbare groepen de ontmoetingsplek een betekenisvolle plek is met de veiligheid van een vangnet, wanneer het even niet lukt en is aangetoond dat men vanuit de ontmoetingsplek attent is op de aanwezigheid en het welbevinden van de cliënt;

  • ·

    In hoeverre in de aanvraag is aangetoond dat aanvrager een weekprogramma biedt van minimaal 40 uur per week openstelling; bij voorkeur verspreid over 6 of 7 dagen;

  • ·

    In hoeverre in de aanvraag is aangetoond dat de openstelling altijd 52 weken is.

Voor 2016 worden door het college maximaal 10 * (ster) locaties aangewezen, daarbij is continuïteit vanuit het perspectief van de cliënt het belangrijkste criterium. Deze locaties krijgen voorrang bij de subsidietoekenning voor 2016.

Subsidiabele kosten, voor ster en niet-ster locaties (artikel 8)

De uitvoering van het weekprogramma is het anker van de subsidiëring van de functie Ontmoeting.

Voor subsidie ten behoeve van ontmoetingsplekken behorende tot de basisinfrastructuur komen twee kostensoorten in aanmerking:

  • 1.

    de inzet van deskundige medewerkers (zie bijlage competentieprofiel), en

  • 2.

    huisvestingslasten: de locatiegebonden kosten voor de benodigde ruimte.

Ad 1.

Voor de personele inzet geldt een maximum bedrag van € 1.960.000,-. Deze is als volgt berekend:

Voor één uur per week professionele inzet gedurende een jaar geldt een gemiddelde van € 2.600,-. Ten behoeve van de * (ster) locaties gezamenlijk is totaal maximaal 650 uur professionele inzet beschikbaar. Bij het bereiken van het subsidieplafond kan een beperking worden ingesteld tot 40 weken voor niet-*(ster)-locaties; de maximale subsidie voor één uur per week professionele inzet gedurende een jaar bedraagt in dat geval € 2.000,-.

Activiteiten op ontmoetingsplekken kunnen worden verzorgd door vakdocenten, bijvoorbeeld op het gebied van beweging en creativiteit. Deze activiteiten dienen kostendekkend georganiseerd te worden en vallen derhalve niet onder de hier bedoelde personele inzet.

Ad 2.

Voor de huisvestingslasten geldt voor 2016 een maximum bedrag van € 400.000,-. Voor het berekenen van de subsidiabele huisvestingskosten is een format bij het aanvraagformulier opgenomen (bijlage 7 bij deze subsidieregeling).

Verplichtingen (artikel 10)

Dit artikel is geheel van toepassing op deze subsidiefunctie, aanvullend hierop geldt dat de betrokken aanvragers nadrukkelijk gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het bereiken van de gewenste resultaten. Dit zal dan ook nadrukkelijk onderbouwd moeten worden in de verantwoording.

3.1b Ontmoeten voor jeugdigen

Doelstelling van de functie

De mogelijkheid voor alle Apeldoornse jeugdigen en speciaal jeugdigen met een lagere sociaal economische status en lager opleidingsniveau om, op laagdrempelige wijze, samen te komen op een vrij toegankelijke ontmoetingsplek in een stadsdeel met als doel het vergroten van:

  • ·

    het zelfoplossend vermogen van jongeren en het benutten van de kracht van sociale verbanden in het stadsdeel;

  • ·

    een binding van de jongeren en hun netwerk met het stadsdeel;

  • ·

    vaardigheden die belangrijk zijn op gebied van werk, leren en sociaal functioneren;

  • ·

    talent- en identiteitsontwikkeling;

  • ·

    participatiemogelijkheden;

  • ·

    ondersteuningsmogelijkheden bij het opgroeien tot volwassenen die zich nuttig voelen en nuttig maken in de maatschappij;

  • ·

    rust en veiligheid in de stadsdelen;

  • ·

    de juiste aansluiting tussen jeugdhulp en voorliggende voorzieningen (effectief kunnen op- en afschalen) van jeugdhulp.

Basisinfrastructuur

Apeldoorn is opgebouwd uit vijf stadsdelen waarbinnen verschillende wijken liggen. De ontmoetingsplekken voor jeugd worden zoveel mogelijk en in samenhang met elkaar, verspreid over de stadsdelen. Hierbij is ook de samenstelling van het stadsdeel van invloed.

Algemeen toegankelijke activiteiten die voldoen aan de criteria zoals deze bij de functie ontmoeting worden beschreven en die voor, maar liefst dóór, jongeren in Apeldoorn worden georganiseerd vallen onder de functie ontmoeting.

Het jeugd- en jongerenwerk is een voorbeeld van aanbod voor jongeren onder deze functie.

Infrastructuur

De gemeente Apeldoorn streeft naar een (minimale) basisinfrastructuur voor ontmoetingsplekken voor jeugd, waar mogelijk zijn deze onderdeel van een ontmoetingsplek voor een brede doelgroep (Wmo locatie). De activiteiten die georganiseerd worden gaan uit van de inclusie gedachte.

Er zijn in 2015 zeven gesubsidieerde ontmoetingsplekken voor jeugdigen in Apeldoorn, inclusief twee plekken die onderdeel uitmaken van een ontmoetingsplek voor een Wmo doelgroep. Daarnaast bestaat er nog een mobiele locatie. Uitbreiding van het aantal accommodaties binnen de functie ontmoeting met bijbehorend subsidieplafond is niet mogelijk.

De functie ontmoeting voor jeugdigen komt tot stand in een mix van accommodatiegebonden- en outreachend aanbod. Het accommodatiegebonden werken moet zo efficiënt mogelijk worden ingezet en moet zorgen voor herkenbaarheid en vindbaarheid in het stadsdeel. De mix van accommodatiegebonden en outreachend werken moet zorgen voor een optimale verhouding van inzet van personeel en gebruik van gebouwen of andere ontmoetingsplekken binnen deze functie. Daarbij richt het outreachend werken zich ook op hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen.

De basisinfrastructuur bestaat uit het hieronder maximaal aantal te subsidiëren ontmoetingsplekken voor jeugd per stadsdeel:

  • ·

    Noordwest maximaal 2

  • ·

    Noordoost maximaal 2

  • ·

    Zuidoost maximaal 1

  • ·

    Zuidwest maximaal 2

Hierbij is rekening gehouden met het aantal jeugdige inwoners per stadsdeel en met de ondersteuningsbehoefte van jeugdigen of hun netwerk bij het gezond en veilig opgroeien. Voor wat betreft de Dorpen geldt ook hier het uitgangspunt dat per dorp het voorzieningen aanbod dient te worden afgewogen met daarbij de opmerking dat zoveel mogelijk wordt aangesloten op de jeugdhulpstructuur die Apeldoorn biedt.

Bevolking per 1-1-2015

 

Leeftijd

Stadsdeel

0-3

4-12

13-17

18-20

21-23

Totaal 0-23

 

 

 

 

 

 

 

Stadsdeel Binnenstad

172

244

119

156

403

1.094

Stadsdeel Noordwest

1.097

3.065

1.976

967

978

8.083

Stadsdeel Noordoost

1.860

4.747

2.714

1.274

1.168

11.763

Stadsdeel Zuidoost

1.235

3.125

1.723

806

780

7.669

Stadsdeel Zuidwest

1.333

3.039

1.768

1.064

1.138

8.342

Dorpen

570

1.795

1.421

735

675

5.196

 

 

 

 

 

 

 

Totaal Apeldoorn

6.267

16.015

9.721

5.002

5.142

42.147

De doelgroep

De doelgroep waarop deze functie zich richt voor jeugdigen bestaat uit alle Apeldoornse jeugdigen tussen 0 en tot en met 23 jaar maar speciaal jeugdigen die risico lopen om later gebruik te maken van duurdere vormen van individuele jeugdhulp, jongeren met een lage sociaal economische status en lage opleidingsniveau.

Eisen aan de aanvrager (artikel 5)

Voor jeugdigen sluit de aanvrager aan bij de eisen die genoemd zijn in artikel 5, aanvullend hierop is dat:

  • a.

    Voor subsidiëring op grond van deze regeling komen ook instellingen met aanbod voor jeugdigen in aanmerking die niet werken in een samenwerkingsverband mits zij aantoonbaar maken dat hier een goede grond voor is en dat er niet onnodig hogere kosten worden gemaakt;

  • b.

    bij het uitvoeren van de activiteiten kunnen zowel beroepskrachten als vrijwilligers worden ingezet waarbij beroepskrachten zoveel mogelijk faciliteren en begeleiden zodat jeugdigen en vrijwilligers activiteiten uitvoeren waar mogelijk (inzet van eigen kracht en peers, terugdringen van de kosten);

  • c.

    een aanbieder of een samenwerkingsverband van aanbieders onderbouwd in de subsidieaanvraag het aanbod en presenteert dit op aantrekkelijke en toegankelijke wijze voor de doelgroep;

  • d.

    de subsidieaanvrager geeft aan hoe hij invulling geeft aan het effectiever inzetten van middelen in 2016 t.o.v. de situatie in 2015 indien van toepassing. Daarbij een vergelijking makend per bereikt resultaat en de kosten van het nieuwe aanbod, werkwijze of methodiek;

  • e.

    welke effecten aantoonbaar worden gemaakt voor het aangevraagde subsidiebedrag;

  • f.

    de samenwerking tussen de tweede, eerste en nulde lijn (effectief op- en afschalen, vroeginterventie);

  • g.

    het wegnemen of verkleinen van risicofactoren bij (risico)doelgroepen waarmee jeugdhulp kan worden voorkomen of verminderd;

  • h.

    het vergroten van protectieve factoren bij (risico) doelgroepen waarmee zorggebruik kan worden voorkomen of verminderd;

  • i.

    de lokale inzet, gericht op eigen kracht en peer to peer education/ activation/ mobilisation;

  • j.

    inzet van nieuwe media bij preventie, begeleiding, ondersteuning en zorg.

Weging beoordelingscriteria (artikel 6)

De aanvragen worden in samenhang, conform artikel 6, beoordeeld. Voor de verdeling van punten per criterium en de bijbehorende wegingsfactor wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

Subsidiabele kosten en activiteiten (artikel 8)

Voor subsidie ten behoeve van ontmoetingsplekken voor jeugdigen die bijdragen aan de basisinfrastructuur komen drie kostensoorten in aanmerking:

  • 1.

    de inzet van deskundige medewerkers;

  • 2.

    huisvestingslasten: de locatiegebonden kosten voor de benodigde ruimte (voor het berekenen van de subsidiabele huisvestingskosten is een format bij het aanvraagformulier opgenomen (bijlage 7 bij deze subsidieregeling);

  • 3.

    activiteitenkosten waarvan aannemelijk is dat deze niet kostendekkend georganiseerd kunnen worden.

Voor jeugdigen horen hier de volgende taken en gewenste resultaten bij:

1.Inloop met activiteiten

Ontmoetingsplek met laagdrempelige sociale, culturele en recreatieve activiteiten waar vraag van jongeren en aanbod rond vrije tijd en talentontwikkeling bij elkaar zijn gebracht voor een zinvolle vrijetijdsbesteding.

Activiteiten die worden aangeboden hebben een educatief karakter (bijvoorbeeld omgaan met groepsdruk) of dienen een hoger doel zoals het betrekken van jongeren en buurtbewoners in de organisatie van activiteiten om de binding met de wijk te vergroten.

2.Ontmoeten

Ontmoetingsplek waar collectieve activiteiten geboden worden die jongeren stimuleren en uitdagen om grenzen te verleggen en vaardigheden te ontwikkelen, die nodig zijn om actief te kunnen participeren in de samenleving.

3.Vergroten van de leefbaarheid

Door overlast door jongeren te voorkomen en door de beleving van jongerenoverlast zoveel mogelijk te beperken. De inzet is dus niet alleen gericht op de jongeren maar ook op het positieve effect ervan op de bewoners van het stadsdeel.

4.Risicodoelgroepen

Het wegnemen of verkleinen van risicofactoren bij (risico)doelgroepen waarmee zorggebruik of achterstand in het onderwijs of op de arbeidsmarkt kan worden voorkomen of verminderd.

5.Individuele problemen

Signaleren en minder complexe sociale problematiek adequaat behandelen. In geval van noodzakelijke doorverwijzing vindt warme overdracht plaats. Hier komt het voorkomen van duurdere zorg en het snel acteren op vroegsignaleren tot uiting. Een laagdrempelige en flexibele insteek is hier belangrijk evenals het deelnemen aan brede zorg overleggen eventueel in samenspraak met het onderwijs.

6.Sluitende aanpak

Rondom jongere en gezin met als uitgangspunt zinvolle vrijtijdsbesteding met perspectief op scholing of werk.

7.Signalen van zorgwekkende maatschappelijke ontwikkelingen adequaat aan de orde stellen

Al het mogelijke inzetten om het probleem aan te pakken door een actieve bijdrage te leveren. Denk hierbij aan jeugdcriminaliteit, extremisme, seksting, homo- acceptatie, omgaan met geld en schulden etc.

Ad 1: Hierin moet onderscheid worden gemaakt tussen professioneel en vrijwillig jeugd- en jongerenwerk. Bij het professionele jeugdwerk op deze ontmoetingsplekken spelen vrijwilligers een belangrijke rol, de beroepskrachten faciliteren hen daarin.

Ad 2: De jongeren ontmoetingsplekken worden bemand door beroepskrachten met specifieke kennis en expertise over de doelgroep jeugd. Vrijwilligers in deze centra werken onder supervisie van de beroepskrachten.

Ad 3: Beroepskrachten die jongeren op straat in beeld hebben, hen toeleiden naar het reguliere aanbod voor jongeren of, indien nodig naar zorg.

Ad 1, 2 en 3: Binnen de functie ontmoeting wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van eigen kracht en de peer-to-peer methodiek. Jongerenparticipatie is binnen deze taken een van de instrumenten om bijbehorende doelen te behalen.

Bij de aanvraag wordt aangegeven welke andere middelen besteed worden binnen het aanbod (vrijwillig) jeugd en jongerenwerk (andere subsidies, giften, sponsoring etc.). De subsidie kan aanvullend daarop zijn.

Verplichtingen (artikel 10)

In aanvulling op het bepaalde in artikel 10 van de subsidieregeling geldt het volgende:

de subsidieontvanger:

  • ·

    gebruikt de kennis van stedelijke expertisecentra bij het uitvoeren van haar dienstverlening onder andere het CJG als netwerkorganisatie en het stedelijk vrijwilligers- en mantelzorgsteunpunt;

  • ·

    neemt waar nodig en waar mogelijk deel aan bestaande netwerkoverleggen zoals bijvoorbeeld het straatgroepenteam, het Sociaal wijkteam of een multidisciplinair overleg;

  • ·

    handelt op basis van het principe één gezin één plan zoals beschreven is door het CJG in Apeldoorn;

  • ·

    is op de hoogte van de sociale kaart in het stadsdeel en van de stad.

3.2 Functie 2 Dagbesteding

In 2016 vindt nog volop doorontwikkeling plaats op de functie Dagbesteding. De veranderingen in de Wmo, Participatie- en Jeugdwet bieden kansen om het aanbod van dagbesteding te stroomlijnen, zowel inhoudelijk als organisatorisch. Dagbesteding heeft enerzijds verbinding met de functie F1 Ontmoeting en anderzijds raakvlakken met verschillende vormen van participatie. Daarom worden binnen deze subsidieregeling twee vormen van dagbesteding gesubsidieerd:

  • 1.

    Dagbesteding gekoppeld aan een ontmoetingsplek, die voor 2016 subsidie ontvangt onder F1;

  • 2.

    Specifieke, arbeidsmatige dagbestedingslocaties.

Doelstelling van de functie

Voor toepassing van deze regeling wordt onder ‘dagbesteding’ verstaan dagactiviteiten, dagopvang, arbeidsmatige dagbesteding en creatieve dagbesteding. Het gaat om de gestructureerde ondersteuning die geboden wordt aan kwetsbare doelgroepen met de volgende doelstellingen:

  • -

    het aanbrengen van ritme en structuur in de dag;

  • -

    het onderhouden van zelfregie en verminderen van sociaal isolement;

  • -

    het ontwikkelen van vaardigheden om de zelfredzaamheid te vergroten;

  • -

    het bieden van een zinvolle invulling van de dag door middel van het verrichten van maatschappelijk nuttige taken;

  • -

    het ontwikkelen van kennis en vaardigheden om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten;

  • -

    indien nodig verlichting bieden aan de mantelzorger.

De doelgroep

Het gaat om verschillende doelgroepen zoals: ouderen met somatische en psychosomatische problemen, mensen met psychiatrische problemen of verstandelijke of lichamelijke beperkingen en mensen met niet aangeboren hersenletsel (NAH).

De dagbesteding wordt begeleid door medewerkers met expertise van de genoemde doelgroepen. Er wordt methodisch gewerkt aan een ontwikkeldoel van de cliënt.

De activiteiten die in het kader van dagbesteding plaatsvinden geven de bewoner een gevoel van eigenwaarde en dragen bij aan het gevoel van betekenis te zijn voor de samenleving. Daarbij wordt aangesloten op de behoeften en talenten van de cliënt.

Afbakening

De dagbesteding als algemene voorziening is aanvullend op de ondersteuning die in de ontmoetingsplekken van F1 wordt geboden, met meer dagritme, structuur en eventueel rust. Via een matchingssysteem wordt een ‘lichte toets’ toegepast op dagbesteding.

De gesubsidieerde dagbesteding is afgestemd op de maatwerk voorziening dagbesteding. Wanneer een cliënt veel uren of complexe ondersteuning in de vorm van dagbesteding nodig heeft, dan valt zijn gehele dagbesteding onder de maatwerkvoorziening. Hieraan zijn zwaardere vereisten gekoppeld zoals een ondersteuningsplan, mogelijke ontwikkeldoelen en verantwoording. Een maatwerkvoorziening wordt toegekend op basis van ‘het gesprek’ met het Wmo-loket.

Eisen aan de aanvrager (artikel 5)

Het uitgangspunt is dat per locatie aan samenwerkende aanvragers voor ieder een afzonderlijke subsidiebeschikking wordt verstrekt. De subsidieaanvrager die het vastgoed inbrengt levert de gezamenlijke motivering aan namens zijn of haar partners. De partners kunnen in hun subsidieaanvraag vervolgens hier naar verwijzen.

Voor eventuele extra vastgoedkosten met betrekking tot de functie ‘Dagbesteding’ wordt opgemerkt dat deze onderdeel uitmaakt van het forfaitaire bedrag genoemd in de hieronder genoemde rekenkundige onderbouwing.

De samenwerking leidt tot een samenhangend en gevarieerd aanbod voor gemengde doelgroepen (waarmee het gemeentelijk beleid gericht op inclusie wordt vormgegeven).

Bij deze functie mag een vergoeding voor consumptieve en recreatieve goederen gevraagd worden aan de bezoeker.

De gemeente kan voor specifieke locaties een prioritaire cliëntgroep benoemen. Met de subsidieontvanger worden dan afspraken gemaakt over de wijze waarop een professionele afweging plaatsvindt bij het beoordelen van aanmeldingen van cliënten.

Bovenstaande kan als volgt schematisch worden weergegeven:

aanvrager 1

aanvrager 2

aanvrager 3

aanvrager 4

coördinerend aanvrager, is eigenaar of huurder. 5???

Subsidieaanvraag

Subsidieaanvraag

Subsidieaanvraag

Subsidieaanvraag

Subsidieaanvraag

 

 

 

 

Bijlage weekprogramma

 

 

 

 

Bijlage overzicht inzet personeel

 

 

 

 

Bijlage handtekeningen/ samenwerkingsverklaring

Verwijzen naar de bijlagen van coördinerend aanvrager

 

Weging beoordelingscriteria (artikel 6)

De aanvragen worden in samenhang, conform artikel 6, beoordeeld. Voor de verdeling van punten per criterium en de bijbehorende wegingsfactor wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

Binnen deze subsidieregeling komen de navolgende vormen van dagbesteding in aanmerking voor subsidie:

  • 1.

    Dagbesteding gekoppeld aan een ontmoetingsplek, die voor 2016 subsidie ontvangt onder F1;

  • 2.

    Specifieke, arbeidsmatige dagbestedingslocaties;

  • 3.

    Innovatie.

Om een objectieve en transparante beoordeling van de aanvragen na te streven en mogelijk te maken wordt de subsidieaanvraag beoordeeld op de aannemelijkheid van de navolgende punten in de matrix:

Ad 1. Dagbesteding gekoppeld aan een ontmoetingsplek, die voor 2016 subsidie ontvangt onder F1.

Op deze locaties wordt dagbesteding aangeboden aan cliënten die een grotere behoefte aan begeleiding en structuur hebben, dan die in de collectieve ondersteuning in het reguliere weekprogramma wordt geboden, of wanneer zijn/haar deelname aan deze ontmoetings-activiteiten de sfeer en draagkracht van de groep onevenredig belast.

Deze vorm van dagbesteding maakt (zoveel mogelijk) gebruik van het programma van activiteiten dat wordt aangeboden vanuit de functie Ontmoeting, maar met mogelijk aanvullende randvoorwaarden voor wat betreft rust, ruimte en ondersteuning.

In de aanvraag wordt de invulling van de dagbesteding op deze locaties toegelicht aan de hand van een weekprogramma.

Ad 2. Specifieke, arbeidsmatige dagbestedingslocaties

Dit betreft dagbestedingslocaties in een vakgerichte / leerwerk-keten, dat wil zeggen arbeidsmatige dagbesteding. De decentralisaties op het gebied van Wmo, Participatie en Jeugd hebben een raakvlak op het gebied van dagbesteding. De aanbieders van dagbesteding in Apeldoorn zijn de afgelopen jaren uitgenodigd samen te werken met als doel met de gezamenlijke expertise een keten te creëren waarin cliënten verschillende tredes van de participatieladder kunnen doorlopen.

Dit biedt optimale doorstromingsmogelijkheden aan de cliënt die op een meer arbeidsmatige wijze bezig is met maatschappelijk nuttige taken en/of ondersteuning nodig heeft in de uitoefening van een werkactiviteit. Deze vorm van dagbesteding kan plaatsvinden op andere locatie dan een ontmoetingsplek, meer specifiek ingericht voor die werk-activiteit, zoals techniek, groen, horeca enz.

Initiatieven waarin door het efficiënt samenbrengen van middelen een beperkte bijdrage vanuit deze subsidieregeling benodigd is krijgen voorrang. Deze bijdrage wordt vertaald in een prestatieafspraak over deelname van cliënten vanuit de Algemene Voorzieningen.

Subsidiabele activiteiten (artikel 8)

Ad 1. Dagbesteding gekoppeld aan een ontmoetingsplek, die voor 2016 subsidie ontvangt onder F1.

De samenstelling van de groepen wordt bepaald door de subsidieaanvrager. Hierbij wordt rekening gehouden met de beperkingen van de groepsleden.

Rekenkundige onderbouwing:

Voor het organiseren van één uur dagbesteding per week voor tien cliënten in de Algemene Voorziening gedurende één jaar (inclusief huisvestingskosten) wordt gerekend met een bedrag van € 3.000,-.

Om enerzijds versnippering tegen te gaan en anderzijds voldoende spreiding te realiseren dient op één locatie minimaal 10 en maximaal 36 uur per week dagbesteding te worden aangeboden.

De dagbesteding gekoppeld aan de F1 *(ster)-locaties krijgt voorrang bij de toekenning, tot een maximum van totaal 180 uur dagbesteding.

Voor dit deel van de functie Dagbesteding is maximaal € 760.000,- beschikbaar.

De ontwikkelingen inzake Dagbesteding gaan snel. Uitgangspunt is dat er subsidie wordt verstrekt voor één kalenderjaar en over dit gehele kalenderjaar zal vraag en aanbod met betrekking tot dagbesteding met elkaar in balans moeten zijn. Om deze balans te borgen zal tussentijds een toetsing/evaluatie plaatsvinden mede aan de hand van het matchingsysteem en zal beoordeeld worden of de subsidieverlening aanpassing behoeft. Hierbij wordt tevens de uitkomst van de in juni 2016 te houden studiemiddag betrokken, waar de actuele stand van zaken en de beoogde ontwikkelingen rond de dagbesteding besproken worden.

Ad 2. Specifieke, arbeidsmatige dagbestedingslocaties

De specifieke dagbestedingslocaties kunnen deel-financiering vanuit uiteenlopende bronnen ontvangen, zoals Wlz / Zvw, Participatie-middelen, maatwerk voorzieningen en/of inkomsten vanuit productie.

Wanneer in het laatste kwartaal van 2015 wordt proefgedraaid met het digitale matchingsysteem ‘Dagbesteding Apeldoorn’ zal meer overzicht en inzicht ontstaan.

Gezien het innovatieve karakter van deze ontwikkeling wordt vanuit deze regeling voor 2016 een budget beschikbaar gesteld voor aanvragen die ontbrekende schakels in de doorstroming mogelijk moeten maken, én niet uit andere bronnen gefinancierd kunnen worden. Hiervoor geldt een van maximaal bedrag van € 304.000,- , ten behoeve van maximaal vijf locaties.

Ad 3. innovatie

De dynamiek op dit onderwerp is groot, dat heeft onvoorziene situaties tot gevolg.

De menging van doelgroepen vanuit de inclusie gedachte is weliswaar het uitgangspunt, niettemin is het mogelijk dat menging van doelgroepen niet in het belang van een specifieke groep cliënten wordt geacht. Daarnaast is het mogelijk dat in de huidige transitie bijzondere vormen van dagbesteding en innovatieve initiatieven (nog) niet zijn onder te brengen in de hierboven genoemde twee vormen.

Om te voorkomen dat nuttige voorzieningen verloren gaan, dan wel innovatieve oplossingen geen doorgang kunnen vinden met als gevolg dat het voorzieningenniveau tekortschiet, kan hierin op beperkte schaal tegemoet gekomen worden. Daaraan is de voorwaarde verbonden dat in 2016 de inpassing in de nieuwe structuur tot stand komt. Hiervoor is maximaal € 56.000,- beschikbaar.

Verplichtingen, artikel 10, Matchingssysteem

In aanvulling op het bepaalde in artikel 10 van de subsidieregeling geldt dat vanuit het aspect van doelmatigheid dagbesteding niet geheel vrij toegankelijk is. Met behulp van een digitaal matchingssysteem ‘Dagbesteding Apeldoorn’ kan de cliënt op de juiste plek terecht komen. Hierdoor ontstaat overzicht welke cliënten op welke locaties gebruik maken van de beschikbare plekken.

Subsidieontvangers van Dagbesteding binnen deze functie zijn verplicht om hun aandeel in te vullen in het systeem; de aanvragers zal gevraagd worden om in het laatste kwartaal van 2015 mee proef te draaien.

Het systeem draagt bij aan een zo soepel mogelijke doorstroming van de cliënt, met zoveel mogelijk zelfregie, terwijl de administratieve last zo beperkt mogelijk wordt gehouden. Monitoring van de plekken dient zowel onderbezetting als wachtlijsten tegen te gaan.

Het college is voornemens periodiek managementinformatie uit dit systeem te halen en dit te delen met de subsidiepartners. Het college weet dan hoeveel cliënten naar welke dagbestedingslocatie zijn verwezen. Ook is bekend uit de subsidiebeschikkingen hoeveel plekken er per locatie beschikbaar zijn. Eventuele mismatch tussen vraag en aanbod komt snel aan het licht en wordt met de aanvragers besproken en zal indien nodig leiden tot een aanpassing van de subsidieverlening.

3.3 Functie 3 Cliëntondersteuning

Doelstelling van de functie Cliëntondersteuning

Cliëntondersteuning is een brede subsidiefunctie. Onder cliëntondersteuning wordt verstaan formele (beroepskrachten) en informele ondersteuning (door vrijwilligers en ervaringsdeskundigen), individueel en groepsgewijs (collectief), met informatie, advies en kortdurende ondersteuning die bijdraagt aan:

  • a.

    het versterken van zelfredzaamheid en participatie;

  • b.

    het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, Jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

Deze doelstelling dient gerealiseerd te worden binnen de door de gemeenteraad vastgestelde beleidskaders (bijlage 3 en 4). Binnen de subsidiefunctie cliëntondersteuning ligt de nadruk op het beleidsuitgangspunt dat daar waar mogelijk en passend sprake is van collectief aanbod (dat wil zeggen aanbod in groepsverband) in plaats van individueel aanbod. Tevens ligt de nadruk op een optimaal afgestemd aanbod van cliëntondersteuning tussen vrijwilligers, ervaringswerkers- en deskundigen en professionals.

Indien het subsidieplafond overschreden wordt zal de mate waarin door de aanvrager aannemelijk is gemaakt dat aan deze uitgangspunten invulling wordt gegeven in relatief grote mate meewegen in de beoordeling van de subsidie- aanvragen (artikel 6 lid 1 sub a).

Doelgroep van de functie Cliëntondersteuning

De doelgroep waarop deze subsidiefunctie zich richt zijn (kwetsbare) Apeldoornse inwoners, zowel jeugdigen als volwassenen, in casu de cliënt (in de verdere tekst wordt gesproken over cliënt).

De doelgroep jeugdigen bestaat uit alle Apeldoornse jeugdigen tussen 0 tot en met 23 jaar. In deze functie is speciale aandacht voor jeugdigen die risico lopen om later gebruik te maken van duurdere vormen van individuele jeugdhulp, jongeren met een lagere sociaal economische status en opleidingsniveau.

Cliënten met meervoudige, complexe problematiek, de zogenaamde multi- problem huishoudens behoren niet tot de doelgroep van de subsidiefunctie onafhankelijke cliëntondersteuning, maar tot de doelgroep van de Sociale Wijkteams. De Sociale Wijkteams worden in 2016 op een andere wijze gefinancierd, zie hoofdstuk 2.

Er dient een evenwichtig aanbod van cliëntondersteuning voor de doelgroep van de subsidiefunctie Cliëntondersteuning beschikbaar te zijn. Omdat er voor cliënten met Ggz problematiek relatief weinig cliëntondersteuning beschikbaar is, kunnen net als vorig jaar, innovatieve projecten ten behoeve van cliëntondersteuning Ggz in aanmerking komen voor subsidie.

Subsidiabele Activiteiten (artikel 2)

Binnen de subsidiefunctie Cliëntondersteuning onderscheiden we drie te subsidiëren onderdelen:

  • 1.

    Informatie en advies;

  • 2.

    Vraagverheldering en toeleiding naar passende vormen van ondersteuning;

  • 3.

    Kortdurende ondersteuning.

In de praktijk zal het meestal zo zijn dat de drie genoemde onderdelen in elkaar overlopen of naast elkaar plaatsvinden. Om deze reden kan alleen voor de genoemde drie onderdelen gezamenlijk subsidie worden aangevraagd, niet voor één van de drie genoemde onderdelen afzonderlijk.

Voor Cliëntondersteuning voor jeugdigen kan wel subsidie worden verleend als kortdurende ondersteuning geen deel uitmaakt van het aanbod. Er moet hiervoor aannemelijk worden gemaakt dat kortdurende ondersteuning geen meerwaarde heeft binnen het aanbod.

1. Informatie en advies

Het onderdeel informatie en advies wordt benut als de cliënt vragen heeft als: “Waar is

product x te verkrijgen?” “Waar kan ik in aanmerking komen voor y?” “Is er ook

activiteit z in mijn buurt?” De cliëntondersteuner geeft antwoord, geeft algemene

informatie, informatie met een advies erbij of wijst de weg. Het is noodzakelijk dat de cliëntondersteuner de informatie neutraal, objectief, feitelijk en volledig levert.

2. Vraagverheldering en toeleiding naar passende vormen van ondersteuning

Een tweede onderdeel van cliëntondersteuning is hulp bij vraagverheldering en indien nodig toeleiding naar passende vormen van ondersteuning. De cliëntondersteuner moet er voor zorgen dat de vraag/de gehele situatie van de cliënt goed in beeld wordt gebracht. Vaak is een gesprek nodig om zicht te krijgen op “de vraag achter de vraag” of “het waarom van de vraag”. Hierbij zal het regelmatig voorkomen dat er niet één mogelijkheid is, maar dat enkele alternatieven besproken worden. Er zijn meer oplossingen mogelijk en er zijn diverse routes om tot het resultaat te komen. De cliënt heeft keuzevrijheid, en kan met behulp van de cliëntondersteuner afwegen welke oplossing hem/haar past. De cliëntondersteuner betrekt het netwerk (familie, vrienden, buurt) van de cliënt en zorgt dat dit netwerk wordt versterkt en de cliënt in zijn eigen kracht komt te staan. De cliëntondersteuner is hier de verbindende schakel tussen de cliënt en de verschillende algemene voorzieningen en leidt bijvoorbeeld toe naar een ontmoetingsplek. Tevens kan de cliëntondersteuner de verbindende factor zijn tussen de cliënt en de wijk, buurt of straat.

Een specifiek element van onafhankelijke cliëntondersteuning, dat onder dit onderdeel valt, is dat de cliënt zich tijdens het onderzoek naar de hulpvraag (‘het gesprek’), kan laten bijstaan door een cliëntondersteuner. Dit kan iemand zijn uit het eigen netwerk zoals familie of vrienden, een vrijwilliger, een ervaringsdeskundige of een onafhankelijke professional. Dit geldt zowel voor een onderzoek vanuit de Wmo, maar bijvoorbeeld ook voor de Jeugdwet, Participatiewet, Passend Onderwijs en voor de Wet langdurige zorg (tot het moment de indicatie is afgegeven). Uitgangspunt is hier dus dat de hulpvraag domeinoverstijgend wordt bekeken.

De cliëntondersteuner staat naast de cliënt en helpt zonodig met het formuleren van de hulpvraag en met het afwegen van mogelijke keuzes. Ook kan de cliëntondersteuner een (bemiddelende) rol vervullen als de cliënt het niet eens is met besluit van de gemeente en zonodig ondersteunen tijdens een klachten en/ of bezwaarprocedure. Zichtbaarheid en vindbaarheid van dit specifieke element van de onafhankelijke cliëntondersteuning is voor de cliënt van belang. Om deze zichtbaarheid en vindbaarheid te vergroten worden in de subsidiebeschikking mogelijk voorwaarden opgenomen ten aanzien hiervan.

3. Kortdurende ondersteuning

Van kortdurende ondersteuning is sprake als een beperkt aantal contacten nodig is om het vertrouwen te winnen, het netwerk van de burger en/ of cliënt te activeren, iemand op weg te helpen of tijdelijk te ondersteunen. Dit wordt ook wel casemanagement nulde en eerste lijn genoemd. Met nulde lijn bedoelen we dan het (op te bouwen) netwerk van de cliënt en met eerste lijn bedoelen we de vrij toegankelijke voorzieningen.

Eisen aan de aanvrager (artikel 5)

Dit artikel is geheel van toepassing op deze subsidiefunctie.

Omdat cliëntondersteuning primair vanuit het belang van de cliënt ingevuld dient te worden (Wmo 2015), geldt daarnaast voor deze subsidiefunctie de eis dat de onafhankelijkheid van cliëntondersteuning ten opzichte van maatwerkvoorzieningen gewaarborgd dient te zijn.

Indien aanvrager tevens aanbieder is van maatwerkvoorzieningen geeft deze in de subsidieaanvraag aan hoe deze onafhankelijkheid ten opzichte van de maatwerkvoorzieningen wordt gewaarborgd, bijvoorbeeld door cliëntondersteuning in een aparte unit onder te brengen of door het hanteren van een beroepscode.

Eisen aan de aanvrager (artikel 5) m.b.t. jeugdigen

Voor jeugdigen sluit de aanvrager aan bij de eisen die genoemd zijn in artikel 5, aanvullend hierop is dat:

  • a.

    de subsidieaanvrager aangeeft hoe hij invulling geeft aan het effectiever inzetten van middelen in 2016 t.o.v. de situatie in 2015 indien van toepassing. Daarbij een vergelijking makend per bereikt resultaat en de kosten van het nieuwe aanbod, werkwijze of methodiek;

  • b.

    welke effecten aantoonbaar worden gemaakt voor het aangevraagde subsidiebedrag;

  • c.

    de samenwerking tussen de 2e lijn/1ste en nulde lijn (effectief op- en afschalen, inzet van vroeginterventie);

  • d.

    het wegnemen of verkleinen van risicofactoren bij (risico)doelgroepen waarmee jeugdhulp kan worden voorkomen of verminderd;

  • e.

    het vergroten van protectieve factoren bij (risico) doelgroepen waarmee zorggebruik kan worden voorkomen of verminderd;

  • f.

    aanvrager aangeeft hoe gebruik wordt gemaakt van de lokale inzet, gericht op eigen kracht en peer to peer education/ activation/ mobilisation;

  • g.

    aanvrager aangeeft hoe gebruik wordt gemaakt van inzet van nieuwe media bij preventie, begeleiding, ondersteuning en zorg.

Weging beoordelingscriteria (artikel 6)

De aanvragen worden in samenhang, conform artikel 6, beoordeeld. Voor de verdeling van punten per criterium en de bijbehorende wegingsfactor wordt verwezen naar hoofdstuk 4. Dit artikel is geheel van toepassing op deze subsidiefunctie. Voor de subsidiefunctie cliëntondersteuning geldt dat de aanvragen in onderlinge samenhang worden beoordeeld met als doel het realiseren van een integraal aanbod van cliëntondersteuning.

Binnen de subsidiefunctie cliëntondersteuning ligt de nadruk op het beleidsuitgangspunt dat daar waar mogelijk en passend sprake is van collectief aanbod (dat wil zeggen aanbod in groepsverband) in plaats van individueel aanbod. Tevens ligt de nadruk op een optimaal afgestemd aanbod van cliëntondersteuning tussen vrijwilligers, ervaringswerkers- en deskundigen en professionals.

Indien het subsidieplafond overschreden wordt zal de mate waarin door de aanvrager aannemelijk is gemaakt dat aan deze uitgangspunten invulling wordt gegeven in relatief grote mate meewegen in de beoordeling van de subsidie- aanvragen (artikel 6 lid 1 sub a).

Subsidiabele kosten (artikel 8)

Kosten verbonden aan het realiseren van de onder deze subsidiefunctie beschreven activiteiten gericht op de omschreven doelgroep en die bijdragen aan het realiseren van de doelstelling van deze functie zijn subsidiabel. Voor de kosten van inzet van personeel dient de opbouw van het uurtarief inzichtelijk gemaakt te worden conform bijlage 8.

Verplichtingen (artikel 10)

Dit artikel is geheel van toepassing op deze subsidiefunctie, aanvullend hierop geldt dat van de inschrijvers op de functie cliëntondersteuning verwacht wordt dat zij zich flexibel opstellen ten aanzien van eventuele extra inzet van medewerkers in het SWT. In de subsidiebeschikking kan dit als voorwaarde aan subsidieverlening worden opgenomen.

3.4 Functie 4 Maatschappelijk Opvang en Preventie

Doelstelling van de functie

Met maatschappelijke Opvang en Preventie bedoelen we de maatschappelijke ondersteuning van mensen met meervoudige problemen waaronder psychische en/of verslavingsproblemen én de preventie van het ontstaan van deze meervoudige problemen in de regio, zodat mensen zo volwaardig- en zo zelfredzaam mogelijk mee kunnen doen in de samenleving met een aanvaardbare kwaliteit van leven.

De kernwoorden zijn: verslavingszorg en preventie, kortdurende ondersteuning, crisis- en nachtopvang en (toeleiding naar) openbare geestelijke gezondheidszorg.

Deze functie ziet zowel op jeugdigen als op volwassenen.

Centrumgemeente

Als centrumgemeente ‘Maatschappelijke Opvang en Verslavingszorg’ ontvangt de gemeente Apeldoorn een extra budget van het rijk. Subsidies die de gemeente Apeldoorn als centrumgemeente verstrekt en subsidies voor lokale activiteiten vallen beiden onder de werking van deze subsidieregeling.

Uitgangspunt is een verdeling van de inzet van de middelen van 50 % voor Apeldoorn en 50 % voor de regiogemeenten. In goed overleg met de gemeente Apeldoorn kan een dergelijk voortschrijdend inzicht gedurende het lopende jaar leiden tot aanpassing van de percentages.

Bij de beoordeling van de subsidieverantwoording wordt rekening gehouden met deze 50 – 50 verdeling en de eventuele afspraken hierover tot een ander percentage.

Subsidies die de gemeente verleend in de hoedanigheid van centrumgemeente worden slechts verstrekt voor activiteiten die plaatsvinden binnen de gemeenten behorende tot het werkgebied van de centrumgemeente Apeldoorn. In nader overleg kan, incidenteel, ook subsidie worden verleend voor activiteiten die buiten dit regionale werkgebied plaatsvinden maar die bestemd zijn voor personen afkomstig uit het werkgebied van centrumgemeente Apeldoorn.

De doelgroep

Inwoners van de regio (Apeldoorn, Brummen, Epe, Heerde, Voorst) met meervoudige problemen, waaronder psychische en verslavingsproblemen.

Eisen aan de aanvrager (artikel 5)

Voor Maatschappelijke Opvang en Preventie fungeert Apeldoorn in materiële zin als centrumgemeente voor de regio met als betrokken gemeenten Brummen, Epe, Heerde en Voorst. Vanwege deze bijzondere constructie is de in de regeling opgenomen voorwaarde dat alleen op Apeldoorn gerichte samenwerkingsverbanden met meerdere aanbieders subsidie kunnen ontvangen, dus niet zonder meer van toepassing.

Activiteiten kunnen ook stedelijk en regionaal georganiseerd zijn. De activiteiten die geen regionale functie hebben en uitsluitend gericht zijn op Apeldoorn dienen wel in samenwerking vormgegeven te worden.

Weging beoordelingscriteria (artikel 6)

De aanvragen worden in samenhang , conform artikel 6, beoordeeld. Voor de verdeling van punten per criterium en de bijbehorende wegingsfactor wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

Om een objectieve en transparante beoordeling van de aanvragen na te streven en mogelijk te maken wordt de subsidieaanvraag beoordeeld op de aannemelijkheid van de navolgende punten:

  • a.

    in hoeverre in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat stopzetting van de gesubsidieerde activiteiten tot vernietiging van maatschappelijk kapitaal leidt;

  • b.

    in hoeverre in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat voorzien is in activiteiten die gericht zijn op de preventie van meervoudige problemen en problemen op het gebied van de geestelijke gezondheid / verslavingsproblemen;

  • c.

    in hoeverre in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat voorzien is in activiteiten die voorzien in tekorten / behoeften van kwetsbare inwoners;

  • d.

    in hoeverre in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat deze kosteneffectief is omdat de verhouding tussen het gevraagde subsidiebedrag per eenheid en de prestaties gelijk of beter is dan het regionale gemiddelde voor die activiteit;

  • e.

    in hoeverre is afgestemd met ketenpartners;

  • f.

    in hoeverre in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat activiteiten bijdragen aan een regionaal sluitend aanbod;

  • g.

    in hoeverre in de aanvraag aannemelijk is aangemaakt / aangetoond dat de activiteiten gericht zijn op de achtereenvolgende doelgroepen:

  • ·

    deelnemers laatste kansbeleid;

  • ·

    deelnemers preventieve woonbegeleiding;

  • ·

    jongeren tot 24 jaar (zwerfjongeren, potentiële zwerfjongeren en jonge moeders met meervoudige problemen (tienermoeders);

  • ·

    meervoudige probleemgezinnen met kinderen;

  • ·

    overige meervoudige probleemgevallen.

Subsidiabele activiteiten en kosten (artikel 2 en 8)

Voor subsidie komen in aanmerking de taakgebonden kosten (bijvoorbeeld personeelskosten en huisvestingkosten):

  • 1.

    Verslavingszorg en preventie

  • 1.

    preventie, voorlichting, informatie en advies gericht op de betreffende doelgroep;

  • 2.

    bevorderen van (sociale) verslavingszorg;

  • 3.

    inloopvoorzieningen en gebruikersruimten;

  • 4.

    preventie van dak- en thuisloosheid.

Vanwege de veelvuldige samenloop van verslavings- en Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (O)GGZ problematiek is het van belang dat de relevante partners zoveel mogelijk afstemming zoeken met “het veld”. Dit geldt voor zowel de expertiseontwikkeling in brede zin als de kennisdeling op het niveau van de individuele cliënt.

2.Kortdurende ondersteuning

Het betreft het leveren van noodzakelijke ondersteuning aan de cliënt in brede zin die direct is gekoppeld aan het verblijf in de maatschappelijke (crisis- nacht)opvang en eventuele toeleiding naar zorg. Hieronder wordt niet verstaan cliëntondersteuning zoals gedefinieerd onder functie F3 of het leveren van zorg zoals gedefinieerd onder maatwerkvoorzieningen.

Hieronder valt ook het budgetbeheer, aanvullend op stadsbank voor doelgroep maatschappelijke opvang.

  • 3.

    Crisis- en nachtopvang

  • ·

    het bieden van crisisopvang;

  • ·

    het bieden van nachtopvang.

Voor crisis- en nachtopvang geldt dat er voor gekozen is deze te subsidiëren vanwege het maatschappelijke belang om deze voorzieningen in stand- en toegankelijk te houden. Op deze wijze zijn deze plekken voor het voortbestaan niet afhankelijk zijn van (individueel toegekende) maatwerkvoorzieningen. Hierdoor is er altijd een beperkt aantal van deze plekken beschikbaar zodat direct crisisopvang geboden kan worden.

Het gaat om het bieden van kortdurend tijdelijk verblijf, gekoppeld aan ondersteuning, begeleiding en crisisinterventie, aan mannen, vrouwen, en hun kinderen in een bedreigende of acute crisissituatie. In de voorzieningen kan er dus sprake zijn van ondersteuning. Deze is echter altijd kortdurend en gerelateerd aan- en noodzakelijk voor het verblijf in de opvang. Deze kortdurende ondersteuning onderscheidt zich daarmee ook van de maatwerkvoorzieningen (gericht op zorg).

Ook de onderwerpen TOJ (tijdelijke opvang jongeren) en Daderopvang vallen hieronder.

Bij de cliënten is sprake van multiproblematiek. Er wordt een scheiding gemaakt tussen een ‘woonprobleem’ en een ‘crisissituatie’. Wanneer er enkel sprake is van een woonprobleem omdat de cliënt geen verdere ondersteuningsvragen heeft, is er op grond van deze regeling geen sprake van een crisis die voor een gesubsidieerde plek in aanmerking komt.

4.Opstapwoningen nieuwe stijl

De Apeldoornse corporaties reserveren jaarlijks 90 tot 100 woningen t.b.v. de huisvesting van mensen die uit een intramurale setting komen (met andere woorden de begeleiding van de extramuralisering). De huurder huurt zelf. De kern van de begeleiding is: op maat (dus wat er nodig is, afhankelijk van de vraag van de cliënt. Er is geen tussenverhuurder. Woningcorporaties verhuren zelf en beheren zelf.

De weg van de toegang naar extramuraal wordt verzwaard: er is een assessment opgezet die zorgvuldige besluitvorming over wel/niet extramuraliseren en met welke begeleiding en voorzieningen. Die wordt door een nieuwe toetsingscommissie beoordeeld. Vervolgens wordt er tot maximaal twee jaar na extramuralisering ieder half jaar zorgvuldig geëvalueerd hoe het gaat en wat er zo nodig aangepast moet worden.

Het werk van de toetsingscommissie wordt daardoor anders. Er wordt gerichte deskundigheid gevraagd op hulpverlening en verhuur. Er zijn dan vijf nieuwe leden plus een secretaris. Uitgaande van 90 woningen is er uiterlijk 2017 een caseload van 18 cliënten per maand (10 maanden werken in het jaar, in juli en augustus geen commissiewerk). Er wordt € 32.000,- gereserveerd voor het werk van de toetsingscommissie (10 uur per maand x 5 personen a € 60,- euro per uur).

Er zijn afspraken gemaakt met het Werkplein Activerium om, indien nodig, de huur direct over te maken naar de corporatie ter voorkoming van huurachterstanden.

Dit betekent dat alleen de eigenaar van dergelijke woningen voor dit onderdeel van de subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen.

5.(Toeleiding naar) Openbare geestelijke gezondheidszorg

  • 1.

    Outreachende bemoeizorg: het bevorderen van Openbare Geestelijke Gezondheidszorg door in contact te komen en (zolang als voor doorverwijzing nodig) te blijven met de cliënt; een zorgwekkende zorgmijder;

  • 2.

    (OGGZ)zorgtoeleiding = waar mogelijk doorverwijzen naar passende zorg (Wmo, Jeugdhulp, Zvw en Wlz);

  • 3.

    De jaarlijkse verantwoording is kwantitatief en beschrijvend op casusniveau.

Specifiek voor de gemeente Apeldoorn geldt het volgende:

Het OGGZ- team blijft vooralsnog één team met als opdracht dat nadrukkelijk aansluiting gezocht wordt bij (de taken van) het SWT en uiteraard ook bij ander actoren in Apeldoorn als bijv. Omnizorg, (F)ACT en het Werkplein Activerium.

Men probeert zoveel mogelijk te leren van elkaar en zoekt naar verbeterpunten en optimalisatie in de samenwerking. Aan de hand hiervan worden werkafspraken vastgesteld, en wordt in samenwerking met de gemeente een voorstel opgesteld hoe het OGGZ team in 2016 opgenomen wordt binnen de sociale structuren in de wijk. Tevens wordt inzicht gegeven in de doorstroom van de begeleidingstrajecten van de OGGZ, en worden deze periodiek met het SWT besproken. Het OGGZ-team is een toegang tot de Zvw en Wmo dit gebeurt aan de hand van een eenduidige werkwijze. Deze werkwijze wordt overlegd aan de gemeente door middel van de subsidieaanvraag. De samenwerking tussen het OGGZ team en de SWT’s / CJG’s moet worden verbeterd zodanig dat:

  • 1.

    casuïstiek maandelijks wordt besproken met de SWT’s / CJG’s;

  • 2.

    efficiency in de gehele keten wordt verbeterd;

  • 3.

    er per stadsdeel één vaste contactpersoon aanspreekbaar is. Daarvoor sluit bij ieder SWT / CJG een OGGZ lid aan;

  • 4.

    er sprake is van een gezamenlijke integrale benadering van de (outreachende) OGGZ-activiteiten binnen de taakgebieden Jeugdhulp en Wmo en toeleiding naar passende zorg;

  • 5.

    op operationeel niveau worden werkafspraken gemaakt.

Het doel is gezamenlijk toe te werken naar een nieuwe vorm van samenwerking of integratie tussen SWT / CJG en OGGZ team in een veranderende wereld. Hierbij komt ook aan de orde een discussie over het begrip ‘zorgwekkend’ in 2016. Deze discussie moet leiden tot concrete voorstellen voor de toekomst om dit te operationaliseren.

Er wordt door de gemeente Apeldoorn een discussie opgestart met de centrumgemeente Deventer over regionale afstemming.

Samenhang met Jeugd, JIP en TOJ

De bekostiging van het Jongeren Informatiepunt nieuwe stijl, dit is inclusief het outreachend team en informatie en voorlichting over loverboys/ jeugdprostitutie, valt buiten het toepassingsbereik van deze subsidieregeling.

Activiteiten die verband houden met tijdelijke opvang van jongeren (TOJ) kunnen wel voor subsidie in aanmerking komen op grond van deze regeling.

De doelgroep bestaat uit jeugdigen tot en met 23 jaar. Binnen de taakgebieden Jeugd en Maatschappelijke Opvang geldt dat de scheidslijn tussen de verschillende doelgroepen en de wijze van benadering vaak uiterst fluïde is. Wmo en jeugdhulp kennen een aparte begroting en aparte kaders, vandaar dat in deze regeling nog een onderscheid wordt gemaakt.

De komende jaren zullen de activiteiten van Jeugd en Maatschappelijke Opvang daarom steeds meer op hun samenhang en integrale aanpak bezien (moeten) worden.

Het aanbod dat specifiek gericht is op jeugdigen richt zich op contact leggen en behouden zodat doorverwezen kan worden, signalering, voorkomen van zwaardere hulp, mogelijk maken van lichtere hulp, waar mogelijk informeren of betrekken van ouders en sociaal netwerk.

Weging beoordelingscriteria jeugdigen (artikel 6)

De aanvragen worden in samenhang, conform artikel 6, beoordeeld. Voor de verdeling van punten per criterium en de bijbehorende wegingsfactor wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

Om een objectieve en transparante beoordeling van de aanvragen na te streven en mogelijk te maken wordt de subsidieaanvraag beoordeeld op de aannemelijkheid van de navolgende punten:

• In hoeverre de aanvrager aannemelijk maakt dat er aansluiting is op jeugdzorg en voorliggende voorzieningen (efficiënt opschalen en afschalen);

  • ·

    In hoeverre de aanvrager aantoont te werken met evidence based of practice based methodieken of juist zorgt voor vernieuwing van het aanbod;

  • ·

    In hoeverre de aanvrager aannemelijk maakt dat er sprake is van versterking van de aanpak voor een bepaalde problematiek die samenhangt met de tijdelijke opvang van jeugdigden.

Verplichtingen (artikel 10)

Zie onder (Toeleiding naar) Openbare geestelijke gezondheidszorg.

3.5 Functie 5. Vrijwilligersondersteuning

Inleiding

Uit de evaluatie bleek de term vrijwilligersondersteuning en de beschrijving van de functie zoals verwoord in de subsidieregeling voor 2015 tot onduidelijkheid en verwarring te leiden. Daarom is er voor gekozen om de functie Vrijwilligersondersteuning te knippen in:

  • a.

    stedelijk knooppunt vrijwilligers en verenigingen

  • b.

    ondersteuning vrijwilligers.

Vorig jaar was praktische vrijwilligersondersteuning subsidiabel onder de functie Cliëntondersteuning. Dit jaar hebben we ervoor gekozen praktische vrijwilligershulp als onderdeel van de functie Vrijwilligersondersteuning op te nemen in de subsidieregeling. De praktische vrijwilligershulp blijft daarmee inhoudelijk gezien een belangrijke aanvulling op de cliëntondersteuning (verbinding tussen formeel en informeel), maar wordt onder een andere functie gesubsidieerd.

Functie 5a Stedelijk knooppunt vrijwilligers en verenigingen

Deze functie past in de lange termijn visie om de vrijwilligerscentrale (het Verenigingsburo) verder door te ontwikkelen tot een krachtig stedelijk knooppunt voor vrijwilligers en verenigingen binnen alle domeinen. Nadrukkelijk heeft de ondersteuning van vrijwilligersorganisaties die vrijwilligers inzetten bij kwetsbare Apeldoorners in de thuissituatie hierbij de aandacht. Deze organisaties (voormalige Schakelpunt) worden met behoud van eigen identiteit verenigd in het platform vrijwilligersorganisaties. Dit platform staat in verbinding met het stedelijk knooppunt vrijwilligers en verenigingen. Organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor de begeleiding van hun vrijwilligers, maar een stevige stedelijke infrastructuur ter ondersteuning van organisaties en verenigingen kan een extra kwaliteitsimpuls bieden.

De functie Stedelijk knooppunt vrijwilligers en verenigingen is onderdeel van de minimaal benodigde basisinfrastructuur. De functie betreft een ontwikkelopdracht uit de uitvoeringsnota welzijn 2014 die in 2015 is belegd bij Stimenz en De Kap.

Stimenz kent als onderdeel het Verenigingsburo met verenigingsondersteuners op de diverse domeinen en een Vrijwilligersacademie.

De Kap zet een regisseur netwerk informele zorg in die een aanjagende rol heeft als het gaat om het domein van zorgvrijwilligers.

Stichting Present speelt er met de taak van het onderhouden van contacten met het bedrijfsleven ook een kleine rol in.

De subsidieregeling sluit een nieuwe partner die van toegevoegde waarde kan zijn voor het knooppunt niet uit.

Doelstelling van de functie

Het stedelijk knooppunt vormt een integrale, breed georiënteerde stedelijke ondersteuningsinfrastructuur (zorg, welzijn, sport, cultuur, natuur, e.d.), teneinde efficiënte en effectieve ondersteuning te bieden aan organisaties en verenigingen die met vrijwilligers werken.

Subsidie onder deze functie is niet gericht op de begeleiding, coaching en coördinatie van vrijwilligers. Zie hiervoor de functies ‘Cliëntondersteuning’ en ‘Ontmoeting’.

Doelgroep

De doelgroep van deze subsidiefuncties bestaat uit organisaties en verenigingen die zich richten op de ondersteuning van vrijwilligers.

Eisen aan de aanvrager (artikel 5)

Dit artikel is geheel van toepassing voor deze subsidiefunctie.

Weging beoordelingscriteria (artikel 6)

De aanvragen worden in samenhang , conform artikel 6, beoordeeld. Voor de verdeling van punten per criterium en de bijbehorende wegingsfactor wordt verwezen naar hoofdstuk 4. Om een objectieve en transparante beoordeling van de aanvragen na te streven en mogelijk te maken wordt de subsidieaanvraag beoordeeld op de aannemelijkheid van de navolgende punten:

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre aannemelijk is gemaakt dat de wijze waarop de centrale matching tussen vraag en aanbod wordt vormgegeven bijdraagt aan een integrale breed georiënteerde stedelijke ondersteuningsinfrastructuur die efficiënte en effectieve ondersteuning biedt aan organisaties en verenigingen die met vrijwilligers werken;

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre aannemelijk is gemaakt dat de wijze waarop de gezamenlijke werving en deskundigheidsbevordering wordt vormgegeven bijdraagt aan een integrale breed georiënteerde stedelijke ondersteuningsinfrastructuur die efficiënte en effectieve ondersteuning biedt aan organisaties en verenigingen die met vrijwilligers werken;

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre aannemelijk is gemaakt dat de wijze waarop netwerkvorming en kennisdeling tussen organisaties, stichtingen, clubs, bedrijfsleven, bewonersinitiatieven, ZZP’ers en verenigingen wordt vormgegeven bijdraagt aan een integrale breed georiënteerde stedelijke ondersteuningsinfrastructuur die efficiënte en effectieve ondersteuning biedt aan organisaties en verenigingen die met vrijwilligers werken;

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre de aanvrager zich committeert aan de resultaten. Met andere woorden, op welk deel van de verleende subsidie zal door de aanvrager bij het verzoek om subsidievaststelling geen aanspraak worden gemaakt wegens het niet halen van specifieke resultaten.

Subsidiabele activiteiten en kosten (artikel 2 en 8)

Voor subsidie komen in aanmerking de volgende activiteiten:

  • a.

    Personele inzet: opbouw van uurtarief conform bijlage 8;

  • b.

    Kosten van activiteiten

Het stedelijk knooppunt vrijwilligers en verenigingen biedt de centrale ondersteuning van organisaties, verenigingen en hun vrijwilligers. De organisaties en verenigingen worden betrokken bij het stedelijk knooppunt en geven aan welke ondersteuning zij nodig hebben (inspraak) en hoe dit in te vullen (advies).

Taken die door het knooppunt uitgevoerd worden zijn:

  • a.

    Centrale matching van vraag en vrijwillig aanbod;

  • b.

    Gezamenlijke werving en deskundigheidsbevordering;

  • c.

    Stimuleren van netwerkvorming en kennisdeling tussen organisaties, stichtingen, clubs, bedrijfsleven, bewonersinitiatieven, ZZP’ers en verenigingen.

  • 1.

    Centrale matching van vraag en vrijwillig aanbod

Het stedelijk knooppunt biedt een digitale en fysieke poort. (Potentiële) vrijwilligers hebben de mogelijkheid om via het stedelijk knooppunt inzicht te krijgen in alle soorten vrijwilligerswerk die Apeldoorn biedt en worden op een adequate manier toegeleid naar het vrijwilligerswerk.

Hulpvragende partijen worden ondersteund door het knooppunt (digitaal of face-to-face) om hun vraag op de juiste plek te stellen. Het stedelijk knooppunt stimuleert de vorming van plekken voor begeleid vrijwilligerswerk bij organisaties en verenigingen. Het vrijwilligersaanbod wordt in kaart gebracht, waar mogelijk aangepast aan de vraag en inefficiëntie bij dubbel aanbod wordt opgeheven. Binnen het stedelijk knooppunt wordt contact onderhouden met organisaties, verenigingen, bewonersinitiatieven, bedrijfsleven en ZZP-ers in de wijk om bestaand en nieuw aanbod te ontdekken, te ontwikkelen en te verbinden aan de vraag.

2.Gezamenlijke werving en deskundigheidsbevordering

Vrijwilligers voelen zich vaak verbonden met ‘hun’ organisatie. Dit is ook de kracht van organisaties en maakt langdurige binding van vrijwilligers aan de organisatie mogelijk. Waar er echter mogelijkheden zijn voor een bredere inzet van vrijwilligers (‘uitleen’ van vrijwilligers) tussen de organisaties stimuleert het knooppunt dit. Waar mogelijk wordt er vanuit gezamenlijkheid geworven als verschillende vormen van dienstverlening op elkaar aansluiten. Denk bijvoorbeeld aan verschillende maatjesprojecten, of bezoek vrijwilligersprojecten.

Vanuit het stedelijk knooppunt wordt regie gevoerd op een breed aanbod van deskundigheidsbevordering voor vrijwilligers. Dit aanbod wordt digitaal beschreven. Waar mogelijk wordt samenwerking op het gebied van deskundigheidsbevordering doorontwikkeld en geschikt gemaakt voor de verschillende domeinen. Ook is er aandacht voor De Kanteling/Welzijn Nieuwe Stijl en de Presentiebenadering.

3.Stimuleren van netwerkvorming en kennisdeling tussen organisaties en verenigingen

Netwerkvorming van organisaties, verenigingen, bewonersinitiatieven, bedrijfsleven en ZZP’ers in de wijk wordt onder regie van het stedelijk knooppunt gestimuleerd en gefaciliteerd. De organisaties worden actief betrokken bij de ontwikkeling van het stedelijk knooppunt en de dienstverlening van het stedelijk knooppunt sluit aan op de behoeften van de betreffende organisaties. De digitale poort voor het stedelijk knooppunt is gebruikersvriendelijk en relevante informatie is toegankelijk. Er is digitale verbondenheid tussen de vrijwilligers, verenigingen en hulpvragers en fysieke samenwerking in de ontmoetingsplekken, de wijken en bij organisaties en verenigingen.

Binnen het stedelijk knooppunt is kennis en expertise beschikbaar ten aanzien van overstijgende thema’s en projecten die relevant zijn voor het vrijwilligersdomein.

Het aanbod bevat tenminste een omschrijving van het volgende:

  • a.

    aanvrager geeft aan hoe hij de centrale matching tussen vraag en aanbod vormgeeft;

  • b.

    aanvrager geeft aan hoe hij de gezamenlijke werving en deskundigheidsbevordering vormgeeft;

  • c.

    aanvrager geeft aan hoe hij de stimulering van netwerkvorming en kennisdeling tussen organisaties, stichtingen, clubs, bedrijfsleven, bewonersinitatieven, ZZP’ers en verenigingen vormgeeft.

Het is alleen mogelijk om voor alle drie de taken subsidie aan te vragen, niet voor één of twee van de drie taken.

Verplichtingen (artikel 10)

Dit artikel is geheel van toepassing op deze subsidiefunctie, aanvullend hierop geldt dat beoordeeld wordt in hoeverre de aanvrager zich committeert aan de resultaten. Met andere woorden, op welk deel van de verleende subsidie zal door de aanvrager bij het verzoek om subsidievaststelling geen aanspraak worden gemaakt wegens het niet halen van specifieke resultaten.

Functie 5b Ondersteuning vrijwilligers

Doelstelling van de functie

Subsidie onder deze functie is gericht op de begeleiding, coaching en coördinatie van vrijwilligers die met hun inzet bijdragen aan de doelstellingen van de Wmo en Jeugdwet.

Subsidie onder deze functie is niet gericht op de begeleiding, coaching en coördinatie van locatiegebonden vrijwilligers en van samenwerkende ‘maatjesprojecten’ met een duidelijke participatiedoelstelling.

Zie hiervoor respectievelijk de functie F1 ‘Ontmoeting’ en F7 Toeleidingsplekken en Talentplekken.

Doelgroep van de functie

Activiteiten binnen deze functie zijn gericht op kwetsbare mensen die behoefte hebben aan (aanvullende) ondersteuning door een vrijwilliger. Hierbij kan gedacht worden aan mensen die hulp behoeven bij de financiën, vervoer, klusjes in en om het huis, sociale contacten etc en onvoldoende zelfredzaam zijn om dit zelf op te (laten) lossen.

Eisen aan de aanvrager (artikel 5)

Voor vrijwilligersorganisaties (een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, zonder winstoogmerk waarbij 70% van de werkzaamheden uitgevoerd wordt door vrijwilligers) gelden deze eisen in beperkte zin. Indien er geen beroepskrachten werken zijn artikel 5 eerste lid onder c, f, g, h, i, l en m niet van toepassing.

Artikel 5, eerste lid onder k: aan jonge vrijwilligers (tot en met 23 jaar) en volwassenen met een beperking voor wie geen verklaring omtrent gedrag wordt afgegeven en die onder directe supervisie van een (pedagogisch) professional aan de slag gaan, wordt inzage gevraagd in de brief waarin de verklaring omtrent gedrag wordt geweigerd. De professional kan dan een eigen afweging maken of betrokkene al dan niet op verantwoorde wijze als vrijwilliger aan de slag kan. Indien betrokkene de brief niet wenst te overhandigen aan de professional kan een zorgvuldige afweging niet worden gemaakt met als consequentie dat betrokkene geen vrijwilligerswerk mag doen.

Weging beoordelingscriteria (artikel 6)

De aanvragen worden in samenhang , conform artikel 6, beoordeeld. Voor de verdeling van punten per criterium en de bijbehorende wegingsfactor wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

Om een objectieve en transparante beoordeling van de aanvragen na te streven en mogelijk te maken wordt de subsidieaanvraag beoordeeld op de aannemelijkheid van de navolgende punten:

·Aanvullende bepaling: Beoordeeld wordt in hoeverre in de aanvraag de verhouding tussen de aangevraagde subsidie en de totaal te genereren vrijwilligersinzet per jaar (aantal vrijwilligers x gemiddeld aantal uren per week x 52 weken) aantoonbaar wordt gemaakt.

Voorbeeld: organisatie x vraagt € 10.000,- aan. Ze maken in hun aanvraag aannemelijk dat ze hiermee 50 vrijwilligers gemiddeld 3 uur per week kunnen gaan inzetten. Dit zijn in totaal 7.800 uren per jaar.

Organisatie y vraagt € 25.000,- aan. Ze maken in hun aanvraag aannemelijk dat ze hiermee 25 vrijwilligers gemiddeld 3 uur per week kunnen gaan inzetten. Dit zijn in totaal 3.900 uren per jaar.

Organisatie x genereert voor € 1,30 één uur vrijwillige inzet. Organisatie y genereert voor € 6,40 één uur vrijwillige inzet. Organisatie x scoort nu hoger op de aanvullende bepaling dan organisatie y.

Door ook de overige criteria te betrekken bij de weging wordt niet alleen de kwantiteit maar vooral ook de kwaliteit van de activiteiten zoals deze naar voren komen in de aanvraag betrokken. De keuze om een vrijwillige coördinator in te zetten in plaats van de inzet van een betaalde kracht is dus niet doorslaggevend bij de weging van de subsidieaanvraag.

·Indien toetsing aan de beoordelingscriteria uit artikel 6 uitwijst dat slechts een deel van de subsidieaanvragen ten behoeve van de functie volledig gehonoreerd kan worden, en hiermee een dekkende en evenwichtige spreiding van de functie niet gerealiseerd kan worden, kan er deels gehonoreerd worden.

Subsidiabele kosten (artikel 8)

Voor subsidie komen in aanmerking de volgende activiteiten:

  • a.

    Personele inzet: opbouw van uurtarief conform bijlage 8;

  • b.

    Kosten van activiteiten

Verplichtingen (artikel 10)

Er zijn geen nadere bepalingen ten behoeve van artikel 10 voor deze functie. Voor vrijwilligersorganisaties kan het college in de subsidiebeschikking minder verplichtingen uit artikel 10 opleggen.

3.6 Functie 6. Mantelzorgondersteuning

Inleiding

Uit de evaluatie bleek de term mantelzorgondersteuning en de beschrijving van de functie zoals verwoord in de subsidieregeling voor 2015 tot onduidelijkheid en verwarring te leiden. Daarom is er voor gekozen om de functie Mantelzorgondersteuning te knippen in:

  • a.

    stedelijk knooppunt mantelzorg en

  • b.

    ondersteuning mantelzorgers.

De functie 6a Stedelijk knooppunt mantelzorg is onderdeel van de minimaal benodigde basisinfrastructuur. De functie betreft een ontwikkelopdracht die in 2015 is belegd bij De Kap. Een nieuwe partner die in zijn aanvraag kan aantonen van toegevoegde waarde te zijn voor het knooppunt wordt in de subsidieregeling niet uitgesloten.

De functie 6b Ondersteuning mantelzorg is tevens onderdeel van de minimaal benodigde basisinfrastructuur. De functie staat open voor alle aanbieders die iets kunnen betekenen op het gebied van directe mantelzorgondersteuning en indirecte mantelzorgondersteuning (respijtzorg). De ondersteuning van (individuele of groepen) mantelzorgers vindt plaats bij het huidige steunpunt én bij andere organisaties.

Deze b-functie heeft ook kenmerken van de functie Cliëntondersteuning. Voor mantelzorgondersteuning bestaat een specifieke rijksuitkering van € 1 miljoen. Het gemeentebestuur heeft dit geld geoormerkt. Daarom is deze functie apart geformuleerd. Wel wordt er zoveel mogelijk aangesloten op de functie cliëntondersteuning voor wat betreft de visie en de terminologie. Daarbij dient er oog te zijn voor de mogelijkheid tot het kunnen bieden van onafhankelijke ondersteuning van, in dit geval, de mantelzorger.

Individuele waardering mantelzorgers

In de Wmo 2015 is vastgelegd dat het college zorg dient te dragen voor een jaarlijkse blijk van waardering aan mantelzorgers. In 2015 worden de nadere regels voor de waardering van mantelzorgers vastgesteld en wordt de uitvoering daarvan belegd bij De Kap. Mantelzorgers kunnen, mits zij aan de criteria voldoen, in aanmerking komen voor een cadeaubon. Zorgvragers kunnen hun mantelzorger voordragen via het daarvoor bestemde formulier. Er wordt in 2015 uitgegaan van een hoogte van € 50,- per mantelzorger. De individuele waardering van mantelzorgers is geen onderdeel van de subsidieregeling.

Functie 6 a Stedelijk knooppunt mantelzorg

Doelstelling van de functie

Functie 6a past in de lange termijn visie om het steunpunt mantelzorg door te ontwikkelen tot expertisecentrum dat stakeholders, zoals zorgorganisaties, werkgevers, sportverenigingen etc. worden geëquipeerd om mantelzorgers binnen de eigen gelederen optimaal te kunnen ondersteunen. Dit sluit aan op de gedachte dat mantelzorgers vooral optimaal ondersteund worden als de samenleving in haar geheel het zorgen voor een naaste mogelijk maakt. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt dus niet alleen bij de overheid (of in het verlengde daarvan bij het steunpunt mantelzorg De Kap). Wel kan de overheid door middel van het expertisecentrum een handvat bieden aan stakeholders om die ondersteuning verder vorm te geven. Dit door informatieoverdracht (ook van landelijke kenniscentra) en door het initiëren van onderlinge uitwisseling van kennis en ervaringen op het gebied van mantelzorgondersteuning.

Het stedelijk knooppunt mantelzorg vormt de stedelijke ondersteuningsinfrastructuur die toegankelijk en herkenbaar is en effectieve en efficiënte ondersteuning biedt aan organisaties/instellingen die met mantelzorgers te maken hebben.

Wat is het niet?

Subsidie onder deze functie is niet gericht op de mantelzorger zelf en de directe ondersteuning van zorgvragers waardoor een indirecte ontzorging van mantelzorgers aannemelijk gemaakt kan worden. Het is tevens niet gericht op de individuele waardering van mantelzorgers.

Doelgroep

Onder mantelzorg verstaan we hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. Mezzo voegt daar aan toe dat het zorg betreft die meer dan acht uur per week en/of langer dan drie maanden duurt. Onder mantelzorgers verstaan we dus alle doelgroepen mantelzorgers: jonge mantelzorgers, allochtone mantelzorgers, mantelzorgers van dementerenden, mensen met niet aangeboren hersenletsel (NAH), een psychische of verstandelijke beperking, chronisch zieken, werkende mantelzorgers etc.

Mantelzorgers wonen niet altijd in dezelfde gemeente als degene voor wie ze zorgen. Conform de Wmo is de gemeente waar de cliënt woont aan wie de mantelzorger hulp biedt, verantwoordelijk voor de ondersteuning van de mantelzorger. Ingeval een mantelzorger hulp verleent aan een persoon die op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) zorg ontvangt, is het uitgangspunt dat de ondersteuning van deze mantelzorger op basis van de Wlz plaatsvindt, zodat in het aldaar af te spreken arrangement ook de mantelzorger betrokken wordt en aandacht krijgt. Uiteraard kan de mantelzorger als ingezetene van een gemeente ook gebruik maken van daar bestaande algemene voorzieningen. Het kan hierbij gaan om een mantelzorger die bijdraagt aan de verzorging of ondersteuning van iemand die (langdurig) verblijft in een instelling.

Eisen aan de aanvrager (artikel 5)

Dit artikel is geheel van toepassing voor deze subsidiefunctie.

Weging beoordelingscriteria (artikel 6)

De aanvragen worden in samenhang, conform artikel 6, beoordeeld. Voor de verdeling van punten per criterium en de bijbehorende wegingsfactor wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

Om een objectieve en transparante beoordeling van de aanvragen na te streven en mogelijk te maken wordt de subsidieaanvraag beoordeeld op de aannemelijkheid van de navolgende punten:

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre aannemelijk is gemaakt dat de wijze waarop het vinden van mantelzorgers wordt vormgegeven bijdraagt aan een stedelijke ondersteuningsinfrastructuur die toegankelijk en herkenbaar is en efficiënte en effectieve ondersteuning biedt aan organisaties/instellingen die met mantelzorgers te maken hebben;

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre aannemelijk is gemaakt dat de wijze waarop het versterken van de positie van mantelzorgers in organisaties wordt vormgegeven bijdraagt aan een stedelijke ondersteuningsinfrastructuur die toegankelijk en herkenbaar is en efficiënte en effectieve ondersteuning biedt aan organisaties/instellingen die met mantelzorgers te maken hebben;

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre aannemelijk is gemaakt dat de wijze waarop het lokale samenspel tussen formele en informele zorgverleners en organisaties wordt vormgegeven bijdraagt aan een stedelijke ondersteuningsinfrastructuur die toegankelijk en herkenbaar is en efficiënte en effectieve ondersteuning biedt aan organisaties/instellingen die met mantelzorgers te maken hebben;

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre aannemelijk is gemaakt dat de wijze waarop het op maat ondersteunen van mantelzorgers wordt vormgegeven bijdraagt aan een stedelijke ondersteuningsinfrastructuur die toegankelijk en herkenbaar is en efficiënte en effectieve ondersteuning biedt aan organisaties/instellingen die met mantelzorgers te maken hebben;

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre de aanvrager zich committeert aan de resultaten. Met andere woorden, op welk deel van de verleende subsidie zal door de aanvrager bij het verzoek om subsidievaststelling geen aanspraak worden gemaakt wegens het niet halen van specifieke resultaten.

Subsidiabele activiteiten en kosten (artikel 2 en 8)

Voor subsidie komen in aanmerking de volgende kostensoorten:

  • a.

    Personele inzet: opbouw van uurtarief conform bijlage 8.

  • b.

    Kosten van activiteiten

Het stedelijk knooppunt mantelzorg biedt de centrale ondersteuning van stakeholders die met mantelzorgers te maken hebben teneinde ervoor te zorgen dat mantelzorgers de zorg zo lang en goed mogelijk vol te houden. Hierbij staan de vier V’s centraal: Vinden, verbinden, versterken en verlichten.

  • 1.

    Het vinden van mensen die mantelzorg verlenen;

  • 2.

    Het versterken van de positie van de mantelzorger in de organisatie;

  • 3.

    Het lokale samenspel tussen formele en informele zorgverleners en organisaties vormgeven;

  • 4.

    Het op maat ondersteunen van de mantelzorger.

Taken die door het knooppunt uitgevoerd worden zijn:

  • 1.

    Stakeholders de meerwaarde laten zien van aandacht voor mantelzorgers;

  • 2.

    Inventariseren van de mogelijkheden en behoeften van stakeholders om beter vorm te geven aan de vier V’s;

  • 3.

    Concrete producten aanbieden om vormgeving van de vier V’s voor stakeholders mogelijk te maken.

Stakeholders kunnen bijvoorbeeld zijn: zorginstellingen, welzijnsnetwerk-leden, sociale wijkteam-leden, sportclubs, kerken, centra voor jeugd en gezin, werkgevers etc.

Het aanbod bevat tenminste een omschrijving van het volgende:

  • a.

    aanvrager geeft aan hoe hij mensen vindt die mantelzorg verlenen;

  • b.

    aanvrager geeft aan hoe hij de positie van mantelzorgers in organisaties versterkt;

  • c.

    aanvrager geeft aan hoe hij het lokale samenspel tussen formele en informele zorgverleners en organisaties vormgeeft;

  • d.

    aanvrager geeft aan hoe hij mantelzorgers op maat ondersteunt.

Verplichtingen (artikel 10)

Dit artikel is geheel van toepassing op deze subsidiefunctie, aanvullend hierop geldt dat beoordeeld wordt in hoeverre de aanvrager zich committeert aan de resultaten. Met andere woorden, op welk deel van de verleende subsidie zal door de aanvrager bij het verzoek om subsidievaststelling geen aanspraak worden gemaakt wegens het niet halen van specifieke resultaten.

Functie 6b Ondersteuning mantelzorg

Doelstelling van de functie

Ondersteuning mantelzorg is de directe of indirecte ondersteuning van mantelzorgers. Het doel is om alle doelgroepen van mantelzorgers optimaal te ondersteunen, zodat zij de zorg voor hun naaste zo lang en goed mogelijk vol kunnen houden.

Subsidie onder deze functie is niet gericht op de ondersteuning van organisaties/stakeholders die met mantelzorgers te maken hebben of de individuelewaardering van mantelzorgers.

Eisen aan de aanvrager (artikel 5)

Dit artikel is geheel van toepassing voor deze subsidiefunctie.

Weging beoordelingscriteria (artikel 6)

De aanvragen worden in samenhang, conform artikel 6, beoordeeld. Voor de verdeling van punten per criterium en de bijbehorende wegingsfactor wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

Om een objectieve en transparante beoordeling van de aanvragen na te streven en mogelijk te maken wordt de subsidieaanvraag beoordeeld op de aannemelijkheid van de navolgende punten:

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre aannemelijk is gemaakt dat de wijze waarop het informeren en adviseren van mantelzorgers wordt vormgegeven bijdraagt aan de optimale ondersteuning van mantelzorgers zodat zij de zorg voor hun naaste zo lang en goed mogelijk vol kunnen houden;

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre aannemelijk is gemaakt dat de wijze waarop het vraagverheldering en toeleiding naar passende vormen van ondersteuning voor de mantelzorgers wordt vormgegeven bijdraagt aan de optimale ondersteuning van mantelzorgers zodat zij de zorg voor hun naaste zo lang en goed mogelijk vol kunnen houden;

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre aannemelijk is gemaakt dat de wijze waarop ondersteuning aan mantelzorgers wordt vormgegeven bijdraagt aan de optimale ondersteuning van mantelzorgers zodat zij de zorg voor hun naaste zo lang en goed mogelijk vol kunnen houden;

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre aannemelijk is gemaakt dat de wijze waarop respijtzorg voor mantelzorgers wordt vormgegeven bijdraagt aan de optimale ondersteuning van mantelzorgers zodat zij de zorg voor hun naaste zo lang en goed mogelijk vol kunnen houden;

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre aannemelijk is gemaakt dat de wijze waarop collectieve vormen van waardering wordt vormgegeven bijdraagt aan de optimale ondersteuning van mantelzorgers zodat zij de zorg voor hun naaste zo lang en goed mogelijk vol kunnen houden;

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre de aanvrager zich committeert aan de resultaten. Met andere woorden, op welk deel van de verleende subsidie zal door de aanvrager bij het verzoek om subsidievaststelling geen aanspraak worden gemaakt wegens het niet halen van specifieke resultaten

  • ·

    Indien toetsing aan de beoordelingscriteria uit artikel 6 uitwijst dat slechts een deel van de subsidieaanvragen ten behoeve van de functie volledig gehonoreerd kan worden, en hiermee een dekkende en evenwichtige spreiding van de functie niet gerealiseerd kan worden, kan er deels gehonoreerd worden.

  • ·

    Beoordeeld wordt in hoeverre de aanvrager in zijn aanbod aannemelijk maakt:

  • a.

    hoe hij informatie en advies aan mantelzorgers geeft;

  • b.

    hoe hij vraagverheldering en toeleiding naar passende vormen van ondersteuning voor de mantelzorger vormgeeft;

  • c.

    hoe hij ondersteuning aan mantelzorgers vormgeeft;

  • d.

    hoe hij respijtzorg aan mantelzorgers vormgeeft;

  • e.

    hoe hij collectieve vormen van waardering voor mantelzorgers vormgeeft.

Subsidiabele activiteiten en kosten (artikel 2 en 8)

Voor subsidie komen in aanmerking de volgende kostensoorten:

  • a.

    Personele inzet: opbouw van uurtarief conform bijlage 8;

  • b.

    Kosten van activiteiten

Activiteiten die subsidiabel zijn:

  • 1.

    Informatie en advies aan mantelzorgers;

  • 2.

    Vraagverheldering en toeleiding naar passende vormen van ondersteuning voor de mantelzorger;

  • 3.

    Ondersteuning aan mantelzorgers (waaronder praktische hulp en emotionele ondersteuning);

  • 4.

    Respijtzorg;

  • 5.

    Collectieve vormen van waardering voor mantelzorgers.

Het aanbod bevat tenminste een omschrijving van het volgende:

  • c.

    aanvrager geeft aan hoe hij informatie en advies aan mantelzorgers geeft;

  • d.

    aanvrager geeft aan hoe hij vraagverheldering en toeleiding naar passende vormen van ondersteuning voor de mantelzorger vormgeeft;

  • e.

    aanvrager geeft aan hoe hij ondersteuning aan mantelzorgers vormgeeft;

  • f.

    aanvrager geeft aan hoe hij respijtzorg aan mantelzorgers vormgeeft;

  • g.

    aanvrager geeft aan hoe hij collectieve vormen van waardering voor mantelzorgers vormgeeft.

Verplichtingen (artikel 10)

Er zijn geen nadere bepalingen ten behoeve van artikel 10 voor deze functie.

3.7 Functie 7 Toeleidingsplekken en Talentplekken

Inleiding

Deze functie heette in de subsidieregeling algemene voorzieningen Wmo 2015 ‘Toeleiding en begeleiding naar participatie’. Er is voorgesteld om de functienaam te veranderen, zodat duidelijker wordt wat er met deze functie wordt bedoeld. De aanbieders zijn over het algemeen beter bekend met de termen ‘toeleidingsplekken en Talentplekken’. Aansluiting is gezocht bij deze terminologie.

Doelstelling van de functie

De doelstelling van deze functie is dat mensen met een begeleidingsindicatie Wmo en/of grote afstand tot de arbeidsmarkt zonder sollicitatieplicht “mee” kunnen participeren door middel van een Talentplek (begeleid vrijwilligerswerk). Toeleiding naar betaald werk is hier niet het doel. Er wordt, rekening houdend met hun beperking, gefocust op de talenten die mensen hebben.

De participatie wordt vergroot door middel van het bieden van de juiste ondersteuning om structurele participatie mogelijk te maken.

Deze functie maakt onderdeel uit de basisinfrastructuur en heeft als uitgangspunt dat het een enorm effect dient op te leveren voor de betreffende doelgroep die anders ‘achter de geraniums’ dreigen te verdwijnen en/of een grotere ondersteuningsvraag ontwikkelen. Er wordt gewerkt vanuit de visie en werkwijze die ontwikkeld is binnen het Project Talent.

De doelgroep

Deze functie richt zich op de participatie van een (vaak uiterst) kwetsbare doelgroep, te weten mensen met een begeleidingsindicatie Wmo en/of grote afstand tot de arbeidsmarkt zonder sollicitatieplicht. Hiermee wordt dan ook een duidelijk onderscheid aangebracht tussen deze doelgroep en de doelgroep van re-integratie.

Algemene bepalingen (artikel 1)

Conform de Algemene subsidieverordening en de subsidieregeling Wmo & Jeugdhulp 2016 worden alleen instellingen zonder winstoogmerk gesubsidieerd. Voor deze functie geldt een uitzondering. Het college kan voor deze functie tevens aan rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties met winstoogmerk subsidie verlenen, mits de gesubsidieerde activiteiten bijdragen aan de doelstelling van de subsidieregeling

Eisen aan de aanvrager (artikel 5)

Dit artikel is niet van toepassing op deze subsidiefunctie.

Subsidiabele activiteiten/kosten (artikel 2 en 8)

·Toeleidingsplekken: Apeldoorners worden toegeleid naar passende activiteiten, netwerken, ontmoetingsplekken, dagbestedingsplekken of een Talentplek, (begeleid vrijwilligerswerk). De toeleiding is tijdelijk van aard en wordt begeleid door vrijwilligers (maximaal 1 jaar) en professionals (maximaal 1 jaar).

Samenwerkende ‘maatjesprojecten’ met een duidelijke participatiedoelstelling vallen onder de toeleidingsplekken.

Er kan maximaal € 500,- per jaar per toeleidingsplek worden aangevraagd.

·Talentplekken: Apeldoorners worden begeleid op de door de organisatie beschreven ‘Talent’-plekken (begeleid vrijwilligerswerk). Daar verrichten zij maatschappelijk nuttige taken en werken zij aan het opbouwen van weekstructuur en een netwerk.

Er kan maximaal € 900,- per jaar per maatje worden aangevraagd.

Beoordeeld wordt in hoeverre de subsidie aanvraag voldoet aan de doelstelling van deze functie en in hoeverre er sprake is van een realistisch aantal aangevraagde plekken op basis van ervaringscijfers van voorgaande jaren.

Subsidieplafond en verdeelregels (artikel 3) en aanvraag (artikel 4)

Uit de evaluatie blijkt dat deze functie zich minder goed leent voor een jaarlijkse deadline voor aanvragen van subsidie en het in samenhang beoordelen aan de hand van kwaliteitscriteria. Om deze reden is voor deze functie gekozen voor een andere verdeelsystematiek, namelijk dat de aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst om het zodoende mogelijk te maken gedurende het gehele jaar 2016 subsidie voor toeleidings- en begeleidingsplekken aan te kunnen vragen tot het subsidieplafond is bereikt. Indien het subsidieplafond wordt bereikt op een dag waarop er meerdere volledige aanvragen binnenkomen wordt de volgorde van binnenkomst bepaald middels loting. De betreffende aanvragen worden in dat geval genummerd. De aanvragers worden vervolgens uitgenodigd om bij de loting aanwezig te zijn. Op de uitnodiging staat vermeld welke lotingsnummer aan hun aanvraag is toegekend en wie de loting uitvoert. Het resultaat van de loting wordt schriftelijk vastgelegd en nadien aan alle betrokkenen verstuurd. De aanvragen worden vervolgens in volgorde van loting in behandeling genomen.

Weging beoordelingscriteria (artikel 6)

Artikel 6 is niet van toepassing op deze subsidiefunctie.

Hoofdstuk 4 Aanvraag- en beoordelingsprocedure

Na vaststelling van de subsidieregeling wordt de regeling gepubliceerd en kunnen aanbieders vóór de in de subsidieregeling opgenomen datum, een subsidieaanvraag indienen.

Het subsidieproces kent de volgende fasen:

  • 1.

    Ontvankelijkheid: de fase waarin wordt beoordeeld of alle stukken zijn ontvangen;

  • 2.

    Beoordeling: indien de eerste fase succesvol is doorlopen wordt de aanvraag inhoudelijk getoetst;

  • 3.

    Beschikkingsfase: de beschikking wordt opgemaakt, gebaseerd op de aanvraag. Indien minder wordt beschikt wordt aangegeven welke kwaliteit wordt verwacht en er kunnen voorschriften verbonden worden aan de subsidiebeschikking;

  • 4.

    De beschikking wordt toegezonden.

1 Ontvankelijkheid

Na ontvangst van de tijdig ingediende aanvragen toetst het college de aanvragen aan de formele indieningsvereisten, zoals deze staan aangegeven op de door het college vastgestelde (digitaal) aanvraagformulier en bijbehorende bijlagen welke zijn gebaseerd op desbetreffende artikelen uit de subsidieregeling.

Een onvolledige subsidieaanvraag kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling c.q. wijziging van de aanvraag betreft.

Indien een subsidieaanvraag niet aan de indieningsvereisten (alle gevraagde informatie moet worden aangeleverd) voldoet kan het college, op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht, besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dit besluit betekent dan direct het einde van de procedure. De aanvrager kan hier wel bezwaar tegen maken.

2 Beoordeling

Na het in behandeling nemen van de aanvraag wordt deze aan de hand van de subsidieregeling en de bijbehorende toelichting verder beoordeeld. Deze beoordeling kent drie fasen:

  • 1.

    toets aan de eisen voor de aanvrager uit artikel 5

  • 2.

    toets aan de beoordelingscriteria uit artikel 6

  • 3.

    toets aan het subsidieplafond uit artikel 3

Een aanvraag wordt afgewezen indien niet aan één of meerdere van deze vereisten wordt voldaan dan wel indien één of meer weigeringsgronden van toepassing zijn.

De navolgende eisen worden aan de aanvrager gesteld:

1.Beschikken over aantoonbare kennis en ervaring in het desbetreffende werkgebied

De instelling heeft aantoonbare kennis van en ervaring met de Apeldoornse wijken en stadsdelen, de sociale kaart en formele en informele netwerken in het gebied.

2.Ingebed zijn in de lokale sociale infrastructuur

De instelling is aanwezig in het gebied door aanspreekbaar en zichtbaar aanwezig te zijn voor alle bewoners en (samenwerkings) partners.

3.Sectorconforme tarieven hanteren

De instelling dient tarieven te hanteren die aansluiten bij de van toepassing zijnde CAO’s.

4.Samenwerken in een samenwerkings-verband

Het samenwerkingsverband van aanbieders onderbouwt in haar subsidieaanvraag wat er per functie nodig is om de Apeldoornse inwoners kwantitatief en kwalitatief volwaardig te ondersteunen.

Als indieningsvereiste geldt een rechtsgeldig ondertekende (gebundelde) aanvraag van de samenwerkende aanbieders.

5.Beschikken over een vrijwilligersbeleid

De instelling beschikt over een vrijwilligersbeleid waarin in ieder geval de volgende onderwerpen zijn vastgelegd; de visie, de positie en taken, de werving en selectie, begeleiding en scholing, informatie en inspraak, materiële voorzieningen, geschillen en evaluatie.

6.Beschikken, indien van toepassing, over beroepskrachten die de Nederlandse taal in woord en geschrift beheersen

De beroepskrachten, werkzaam bij de instelling, communiceren, zowel mondeling als schriftelijk, op een voor de cliënt begrijpelijke en toegankelijke wijze op basis van eenvoudig Nederlands.

7.Werken, indien er sprake is van beroepskrachten, op methodische wijze

Er is sprake van een onderbouwde en systematische manier van handelen om een doel te bereiken bij een individuele cliënt of een groep.

8.Een regeling vastgesteld hebben voor de afhandeling van klachten c.q. medezeggenschap van cliënten

 

9.Bij het uitvoeren van de gevraagde dienstverlening alleen gekwalificeerd personeel inzet

De instelling zet alleen gekwalificeerd personeel in dat beschikt over competenties en vaardigheden conform bijgevoegd competentieprofiel (bijlage 5).

10.Geen eigen bijdrage heffen, met uitzondering van consumptieve en recreatieve goederen of opvoedondersteuningsprogramma’s

 

11.In het bezit zijn van een verklaring omtrent goed gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens van beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig of als vrijwilliger met cliënten in contact komen

 

12.Uiterlijk per ingangsdatum van de Wet meldcode voor huishoudelijk geweld beschikken over een meldcode huishoudelijk geweld en kindermishandeling conform die wetgeving

 

13.Voorzover het de doelgroep jeugdigen betreft aangesloten zijn bij de Verwijsindex risicojongeren Midden IJssel-Oost Veluwe en signaleert waar nodig

 

Indien toewijzing van alle tijdig en volledig ingediende aanvragen met betrekking tot in de subsidieregeling subsidiabel gestelde activiteiten zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond als bedoeld in artikel 3, lid 1 van de subsidieregeling rangschikt het college de aanvragen aan de hand van de kwaliteitscriteria als genoemd in artikel 6.

Om de score op deze criteria zo objectief en transparant mogelijk te bepalen wordt per per criterium gebruik gemaakt van de volgende punten:

  • ·

    positieve punten;

  • ·

    aandachtspunten;

  • ·

    aannemelijkheid;

  • ·

    concreetheid;

  • ·

    volledigheid;

  • ·

    realisme.

De scores van de kwaliteitscriteria vinden plaats op een schaal van 0 tot en met 10. Per kwaliteitscriterium en per aanvraag wordt een score van 0 tot en met 10 gegeven (op één decimaal nauwkeurig).

Per onderdeel uit artikel 6 worden dan als volgt de punten verdeeld:

Onvoldoende: 0 punten;

Matig: 0 punten;

Voldoende: 2,5 punten;

Goed: 5 punten;

Zeer goed: 7,5 punten;

Uitstekend: 10 punten.

Per functie zijn de onderstaande wegingsfactoren van toepassing hetgeen leidt tot een totale score.

Indien toewijzing van alle tijdig en volledig ingediende aanvragen met betrekking tot in deze subsidieregeling subsidiabel gestelde activiteiten zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond als bedoeld in artikel 3, lid 1 rangschikt het college de aanvragen aan de hand van de navolgende kwaliteitscriteria:

wegingsfactor

Voor de subsidiefunctie

F1

F1 Jeugd

F2

F3

F3 Jeugd

F4

F4 jeugd/ TOJ

F5

F6

F7

a.de mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd beantwoorden aan de doelstellingen van de betreffende functie(s).

3

3

3

3

3

3

3

3

 3

n.v.t.

b.de mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd bijdragen aan de kwaliteit van het integrale aanbod.

2

2

3

2

2

3

2

3

 3

n.v.t.

c.de mate waarin sprake is van een integraal aanbod.

2

2

2

2

2

2

2

3

 3

n.v.t.

d.de mate waarin innovatieve projecten een onderscheidende bijdrage leveren aan producten, diensten of resultaten van de betreffende functie(s).

2

1

2

2

1

1

1

1

n.v.t.

e.de mate waarin sprake is van (bestaande) samenwerking tussen de subsidiepartners binnen het integrale aanbod en op welke wijze aan deze samenwerking uitvoering wordt gegeven.

2

3

2

3

3

3

3

2

 2

n.v.t.

f.de mate waarin sprake is van (bestaande) samenwerking met overige sociale partners, waar onder de gemeente en op welke wijze aan deze samenwerking uitvoering wordt gegeven.

1

2

2

1

2

2

2

2

 2

n.v.t.

g.de mate waarin een relatie wordt gelegd met de doelstellingen van de Wmo en de Jeugdwet en de overige functies.

1

3

1

1

3

1

3

1

 1

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wegingsfactor

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3 = de score weegt 3 keer mee bij de beoordeling van de subsidieaanvraag

2 = de score weegt 2 keer mee bij de beoordeling van de subsidieaanvraag

1 = de score weegt 1 keer mee bij de beoordeling van de subsidieaanvraag

0 = de score is voor deze subsidiefunctie niet relevant bij de beoordeling van de subsidieaanvraag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Indien er een gelijke totaalscore (op één decimaal nauwkeurig) ontstaat, dan wordt van deze subsidieaanvragen de subsidieaanvraag met de meest behaalde punten op het criterium met de hoogste wegingsfactor aangemerkt als de hoogste in rangorde.

Indien de rangorde in relatie tot het subsidieplafond uitwijst dat door toekenning van deze subsidieaanvragen geen dekkende en evenwichtige spreiding van de functie gerealiseerd kan worden, dan kan worden besloten om de subsidieaanvragen deels te honoreren tot er sprake is van een dekkende en evenwichtige spreiding van de betreffende functie.

Hoofdstuk 5 Subsidieplafonds

Voor de activiteiten ten behoeve van de in de subsidieregeling genoemde functies wordt een subsidie verleend voor 1 kalenderjaar, van 1 januari t/m 31 december 2016.

De verdeling van het budget voor de subsidieregeling over de verschillende functies is gebaseerd op de daadwerkelijke toekenningen in 2015.

De subsidieplafonds worden vastgesteld op 80% van het bedrag dat hiervoor in het jaar 2015 beschikbaar was.

De resterende 20 % blijft in principe beschikbaar als dekking voor deze subsidieregeling. Het college kan, bij het vaststellen van het verdeelmodel in november, het subsidieplafond van iedere functie verhogen indien de kwaliteit van de aanvragen hiertoe aanleiding geeft. De verhoging kan per subsidiefunctie verschillen, maar is gemiddeld maximaal 20 %.

De beoordelingscriteria blijven onverkort van toepassing, uiteraard met het behoud van de mogelijkheid van het bestuur om gebruik te maken van de (versimpelde) hardheidsclausule.

Indien gekozen wordt niet het geheel van de 20 % aan te gewenden voor de subsidies, dan kan dit geld gebruikt worden als dekking voor de maatwerkvoorzieningen.

Voor de zeven functies gelden de volgende subsidieplafonds, gebaseerd op 80 %:

Voorstel verdeling (afgerond) over de functies:

voor

2016

 

Functies

Wmo

Jeugd

Plafond totaal

1

Ontmoeting

2.360.000

906.780

3.266.780

2

Dagbesteding

1.120.000

 

1.120.000

3

Cliëntondersteuning

3.552.000

1.670.607

5.222.607

4

Maatschappelijke opvang

2.680.000

 

2.680.000

5

Vrijwilligersondersteuning

784.000

 

784.000

6

Mantelzorgondersteuning

704.000

 

704.000

7

Toeleiding en begeleiding

544.000

 

544.000

 

80 % totaal

11.744.000

2.577.387

14.321.387

 

20 % kasschuif subsidiefuncties

2.936.000

644.347

3.580.347

 

Wmo stelpost

150.000

 

150.000

 

Kasschuif alg. - maatwerk

620.000

 

620.000

 

100 % totaal

15.450.000

3.221.734

18.671.734

Het college van B & W stelt, onder voorbehoud van vaststelling van de Meerjaren Programmabegroting, het voor de subsidieregeling beschikbare budget vast. Verder stelt zij het subsidieplafond per onderscheiden functie vast.

Dit betekent dat aanvragen afgewezen worden, zodra deze het vastgestelde plafond overstijgen. Op basis van de bij de functie vermelde criteria krijgen de aanvragen een ranking. Aan de hand van de ranking wordt het beschikbare subsidiebudget verdeeld onder de aanvragers, met uitzondering van functie zeven.

Het is van belang om binnen het totaal aan beschikbaar subsidiebudget soms te kunnen schuiven over de verschillende functies. Dit kan indien de raad de begroting niet overeenkomstig de plafonds vaststelt en / of er op een bepaalde subsidiefunctie minder is aangevraagd dan begroot. Het college van burgemeester en wethouders stelt de subsidieplafonds vervolgens definitief vast na vaststelling van de Meerjaren Programmabegroting. Op basis van dit besluit worden de subsidiebeschikkingen in december verzonden.

Vanzelfsprekend zal bij de uiteindelijke toe- en afwijzing van aanvragen (inclusief de hoogte van het eventueel toegekend subsidiebedrag) een motivering gegeven worden van de verdeling over verschillende functies, gebieden en aanvragers.

Onderdeel van het plafondbedrag zijn (mogelijke) kosten voor de accommodaties en accommodatiebeheer, waarbij geldt dat, net als voor alle andere kosten: subsidiabel zijn alleen kosten die niet (op een andere wijze) reeds zijn gedekt.

Hoofdstuk 6 Proces subsidieverstrekking 2016

Planning

Deadline

Opmerkingen

1.Publiceren Subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016 met de bijbehorende toelichting en de subsidieplafonds.

Uiterlijk 8 juli 2015

Officiële publicatie in het GVOP. (Gemeenschappelijke voorziening officiële publicaties) en ter informatie en service wordt de subsidieregeling ook nog gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad.

2.Voorbereidend werk potentiële subsidieaanvragers om te komen tot gebundelde of afgestemde subsidieaanvraag

tot 15 september 2015

 

3.Gelegenheid tot vragen stellen aan gemeente

Augustus – tot 15 september 2015

Afspraak maken via secretariaat Jeugd, Zorg en Welzijn (tel 055-580 2179).

4.Indienen subsidieaanvraag.

Vóór 15 september 2015

De aanvragen moeten digitaal (via de daartoe opengestelde digitale weg) of schriftelijk worden ingediend op het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier.

5.Eerste ronde beoordeling subsidieaanvragen door multidisciplinair team o.b.v. de subsidieregeling

September - Oktober 2015

 

6.Tweede ronde beoordeling subsidieaanvragen waarna het voorstel tot toekenning c.q. afwijzing van de aanvragen aan het college ter besluitvorming wordt voorgelegd.

November 2015

 

7.Verzenden subsidieverlenings- en afwijzingsbeschikkingen

Week 49/50

Bekendmaking van toekenning/afwijzing subsidieaanvragen (incl. toegekende hoogte subsidiebedrag)

8.Start uitvoering

1/1/2016

 

BIJLAGEN

Bijlage 1 Begrippenlijst

Algemene voorziening:

aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

Begeleiding:

activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven.

Cliënt:

een Apeldoornse inwoner die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de Wmo;

Cliënt maatschappelijke opvang:

een inwoner uit de regio die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de Wmo;

Innovatie:

Het bewust invoeren en toepassen van ideeën, processen of procedures die vernieuwend zijn binnen de betreffende functie en die bedoeld zijn om het individu, de groep, of de bredere samenleving van nut te zijn

Maatschappelijke ondersteuning:

1° bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

2° ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychoso- ciale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

3° bieden van beschermd wonen en opvang;

Maatwerkvoorziening:

op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere

maatregelen:

o ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

o ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen.

o ten behoeve van beschermd wonen en opvang;

Mantelzorg:

hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of

opvang, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

Ontmoeting:

De mogelijkheden voor Apeldoornse burgers om op laagdrempelige wijze samen te komen in een plek in de wijk met als doel het vergroten van het sociale netwerk, participatie en vaardigheden die nodig zijn om goed te kunnen functioneren in de samenleving;

Participatie:

deelnemen aan het maatschappelijke verkeer;

Samenwerkingsverband:

een door de besturen/directies van meerdere partijen ondertekende en afgestemde subsidieaanvraag;

Sociaal netwerk:

personen uit de huiselijke kring of andere personen

met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

Toeleiding:

toeleiding is het proces waar elke actie leidt tot een reactie op de (hulp)vraag;

Voorziening:

algemene voorziening of maatwerkvoorziening;

Vrijwilligersorganisatie:

een rechtspersoonlijkheid, zonder winstoogmerk waarbij 70% van de werkzaamheden uitgevoerd wordt door vrijwilligers;

Vrijwilligerswerk:

Onder vrijwilligerswerk verstaan we werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving. De nieuwe Wmo geeft gemeenten als taak om vrijwilligerswerk te bevorderen en te ondersteunen en oog te hebben voor de verschillende categorieën van vrijwilligers. Dit betekent dat sportverenigingen, natuurverenigingen, cultuurverenigingen, kerken, vrijwillige zorgorganisaties etc. op passende ondersteuning moeten kunnen rekenen bij het uitoefenen van hun vrijwilligerswerk.

Zelfredzaamheid:

in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke

algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.

Specifieke begrippen bij F4

Maatschappelijke opvang:

het bieden van (tijdelijk) onderdak (waaronder ook crisis- en nachtopvang), begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meer problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

(Toeleiding naar) openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ):

het signaleren, voorkomen en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg en het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen bij signalen van crisis of dreiging van crisis.

Outreachende hulpverlening / bemoeizorg:

actief benaderen van mensen die uit zichzelf geen hulpvraag stellen en toch hulp behoeven. Een werkwijze waarbij een niet afwachtende en sterk naar buiten toe gerichte en op de cliënt gerichte voorop staat.

Zorgwekkende zorgmijders:

De zorgwekkende zorgmijder onderscheidt zich van de 'gewone' doelgroep multiproblem door het woord 'zorgwekkend'. De OGGZ gaat er op af als de cliënt in die situatie grote gezondheids- en/of bestaansrisico's loopt. Het derde criterium (1 = multiproblem, 2 = zorgwekkend) is dat de mensen eigenlijk door niemand meer bereikt kunnen worden. Er is meestal geen enkel contact meer tussen de zorgwekkende zorgmijder en instanties. Het betreft dan iemand die geen uitkering heeft, rondzwerft, verloedert en verkommert. Juist deze drie kenmerken bij elkaar maken het werk van de OGGZ-er speciaal. 'Gewone' multiproblem cliënten zijn ook zorgmijders maar niet in die mate als de cliëntengroep van OGGZ. Er zijn nog instanties en vaak ook hulpverleners bij betrokken maar er is wel de nodige inspanning nodig om met deze cliënten tot samenwerking te komen. Als een OGGZ cliënt naast zorgmijding ook (veiligheids)risico's loopt dan is het voorstelbaar dat je veel voor je kiezen krijgt als OGGZ-er.

Verslavingszorg:

maatschappelijke zorg gericht op verslaafden, alle individuele geneeskundige verslavingszorg daaronder niet begrepen;

Preventie van verslavingsproblemen:

betreft het geven van voorlichting en activiteiten in het kader van voorkomen en de bestrijding van (overlast door) verslaving.

Kortdurende ondersteuning:

Onder kortdurende ondersteuning wordt die ondersteuning verstaan die maximaal nodig is om te komen tot een adequate doorgeleiding naar zorg.

Ontmoetingsnetwerken en maatschappelijke opvang:

Ontmoetingsnetwerken zijn professioneel begeleide netwerken van vrijwilligers, die specifiek rondom een bepaalde cliënt worden opgebouwd. Deze cliënten zijn mensen met meervoudige problemen waaronder psychische en/of verslavingsproblemen. Het gaat om de doelgroep die het alleen niet redt. Het ontmoetingsnetwerk is ter ondersteuning van een maatwerkvoorziening of juist ná afloop van een maatwerkvoorziening. Dit voorkomt terugval en/of een duurder vervolgtraject. Dit betekent:

  • ·

    Professionele begeleiding + ontmoetingsnetwerk =beschikking x uren maatwerk + y uren individuele begeleiding. Dit valt buiten deze subsidieregeling;

  • ·

    Alleen ontmoetingsnetwerk = subsidie (algemene voorziening die open staat voor cliënten uit de gemeente die deze voorziening ook financiert).

  • ·

    Andere instelling (als hoofdaannemer); maatwerk + ontmoetingsnetwerk = beschikking x uren maatwerk + y uren individuele belgeleiding (met Ontmoeting als onderaannemer). Dit valt buiten deze subsidieregeling.

Crisisopvang:

Niet uitstelbare hulp bij ondersteuning’ ten gevolge van: onverwachte huisuitzetting, feitelijke dakloosheid, een acute psychiatrische aanleiding dan wel acute beëindiging van opname in een zorginstelling, psychiatrische kliniek of maatschappelijke opvang. Het omvat ook de uitval van informele hulp vanuit sociale verbanden, welke ertoe leiden dat de persoon in kwestie c.q. de van zijn wooneenheid deel uitmakende personen, fysiek en/of mentaal niet in staat zijn te achten op afdoende wijze te voorzien in activiteiten in het huishouden, het behouden van een stabiele thuissituatie of Participatie in de samenleving en dat derhalve op zo kort mogelijke termijn – uiterlijk binnen 24 uur – moet worden voorzien in adequate opvang.

Daderopvang:

Het bieden van opvang (24 uur per dag / 7 dagen per week) aan daders van huiselijk geweld, conform de Wet tijdelijk huisverbod. Hiervoor is een aparte ruimte continue beschikbaar en er kan daarom direct een dader geplaatst worden. Door de uithuisplaatsing van de dader van huiselijk geweld wordt bij een noodsituatie eerst voorzien in een afkoelingsperiode waarbinnen de nodige hulpverlening op gang kan worden gebracht Hierdoor wordt een escalatie van huiselijk geweld binnen het systeem zoveel mogelijk voorkomen.

Budgetbeheer:

Voorkomen van ernstige financiële problemen bij cliënten met een meervoudige problematiek. Het betreft zeer gespecialiseerde financiële hulpverlening voor cliënten die geen gebruik kunnen maken van deze voorliggende voorzieningen. De reguliere instellingen hebben meestal onvoldoende expertise t.a.v. de problematiek die bij deze doelgroep speelt in combinatie met vaak ernstige gedragsproblematiek bij deze cliënten.

Toetsingscommissie Opstapwoningen:

Zie hoofdstuk 3, subsidiefunctie 4, onder ‘Opstapwoningen nieuwe stijl’.

Beheer en meldpunt van Opstapwoningen:

Zie hoofdstuk 3, subsidiefunctie 4, onder ‘Opstapwoningen nieuwe stijl’.

De locatie Vellertzoom:

Vorm van onderdak wanneer er sprake is van een doorstroom vanuit TOJ. De Vellertzoom betreft een crisisplek / beschermd wonen, gefinancierd uit de maatwerkvoorzieningen en valt buiten deze subsidieregeling.

TOJ (tijdelijke opvang jongeren):

Deze voorziening valt onder de subsidieregeling voor maximaal 6 plekken. Het betreft jaarlijks in totaal ongeveer 25 dak- en thuisloze jongeren. TOJ voorziet in basaal onderdak waardoor de jongere de ruimte krijgt om wat bij te komen. De begeleiding is gericht op het winnen van het vertrouwen en het geven van heel praktische ondersteuning zoals bijvoorbeeld het aanvragen van ID-bewijs e.d. De jongere mag maximaal 2 weken bij TOJ slapen. Wil de jongere langer blijven dan wordt er bijvoorbeeld dagbesteding aangeboden bij het Hoogeland. Dan worden vervolgstappen gezet, zoals het aanvragen van een uitkering en het bieden van steeds meer structuur. Dan komt de (crisis)opvang van Vellertzoom in beeld als doorstroomplek.

De begeleiding in de TOJ bestaat uit: dagopvang afgestemd op het reguliere aanbod in de functies ontmoeten en dagbesteding. De Maatschappelijk hulpverleners die het ambulante zorgtraject voor hun rekening nemen zijn op de hoogte van de verschillende ontmoetingsplekken en werken met de jongerenwerkers samen als deze met te complexe casussen geconfronteerd worden. Jongeren van de TOJ hebben vaak (forse) gedragsproblemen n.a.v. middelen gebruik of psychiatrische problematiek en kunnen waarschijnlijk moeilijk hun draai vinden binnen de reguliere ontmoetingsplekken.

Wonen voor Jonge Moeders:

Deze cliënten huren een appartement van een zorgaanbieder, worden getraind op het zelfstandig wonen en stromen dan uit naar zelfstandige woonruimte. Dit valt buiten de subsidieregeling aangezien het een maatwerkvoorziening betreft.

Wonen met Kansen:

Wonen voor Jonge Moeders op andere locaties buiten Vellertzoom. Vergelijkbaar met het Wonen met Kansen voor Jongeren. In het verleden mochten daar nooit jonge moeders wonen. Dit valt buiten de subsidieregeling aangezien het een maatwerkvoorziening betreft.

Begeleid herkansingstraject:

Hier worden gezinnen die een uithuisplaatsing hebben gehad ondergebracht en door middel van een hulpverleningsprogramma weer in de startblokken gezet. Zodra zij er klaar voor zijn komen ze weer terug in het reguliere wonen. Dit valt vooralsnog buiten de subsidieregeling aangezien het een maatwerkvoorziening betreft. Beleidsontwikkeling over dit eventuele nieuwe product is gestart in 2015.

Bijlage 2 Relevante onderdelen uit Wmo 2015

In de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt aangegeven dat het gemeentebestuur zorg draagt voor de maatschappelijke ondersteuning en de kwaliteit en de continuïteit van de voorzieningen. Het begrip maatschappelijke ondersteuning omvat het:

  • 1.

    bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

  • 2.

    ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

  • 3.

    bieden van beschermd wonen en opvang.

Wat betreft de algemene maatregelen en algemene voorzieningen stelt de Wmo 2015:

Artikel 2.2.1

Het college treft de algemene maatregelen om de sociale samenhang, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente te bevorderen, alsmede huiselijk geweld te voorkomen en te bestrijden, die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 2.1.2, tweede lid.

Artikel 2.2.2

Het college treft de algemene maatregelen ter bevordering van mantelzorg en vrijwilligerswerk en ter ondersteuning van mantelzorgers en andere vrijwilligers, die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 2.1.2, tweede lid.

Artikel 2.2.3

Het college treft de algemene voorzieningen ter bevordering van de zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang, die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 2.1.2, tweede lid.

Artikel 2.2.4

  • 1.

    Het college draagt er in ieder geval zorg voor dat voor ingezetenen:

  • a.

    cliëntondersteuning beschikbaar is en

  • b.

    op ieder moment van de dag telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor en advies beschikbaar is.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat bij de in het eerste lid bedoelde maatschappelijke ondersteuning het belang van betrokkene uitgangspunt is.

Bijlage 3 Beleidskaders Wmo

Wmo Beleidsplan 2015 - 2018

In dit plan zijn alle voorafgaande kadernota’s samengevat weergegeven en vertaald naar één totale integrale visie op de Wmo voor de komende jaren.

Het plan omvat tevens een agenda met daarin een groot aantal onderwerpen die uitgevoerd worden of gaan worden. Het opstellen van deze subsidieregeling is een van deze onderwerpen.

Nota Begeleiding De Kracht van Apeldoorners, 2013c

De ambities met de decentralisatie liggen hoog en sluiten aan op de filosofie van de Kanteling en Welzijn Nieuwe Stijl. Het onderbrengen van Begeleiding in de Wmo stoelt op een omslag in de wijze van kijken en denken:

  • ·

    van een individueel recht op langdurige en onverzekerbare zorg ->naar het compenseren van mensen voor belemmeringen in hun zelfredzaamheid en participatie

  • ·

    van indiceren en voorzieningen verstrekken -> naar inwoners in hun kracht zetten

  • ·

    van het middel staat voorop -> naar het resultaat staat voorop

  • ·

    van doelgroepdenken naar een inclusieve samenleving

  • ·

    van zorg -> naar zorg en welzijn

  • ·

    van meer overheid -> naar meer samenleving

Zorg en Welzijn vinden elkaar in het continuüm van algemene voorzieningen en individuele (maatwerk) voorzieningen.

In de nota Begeleiding De kracht van Apeldoorners (door de raad vastgesteld op 17 oktober 2013) worden voor de Begeleiding de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • ·

    meer groepsondersteuning en begeleiding met de inzet van vrijwilligers, waar nodig onder coördinatie of coaching van een professional en minder individuele, professionele begeleiding;

  • ·

    meer vraaggericht maatwerk en minder gedetailleerd standaard aanbod;

  • ·

    meer ondersteuning gericht op welzijn, welbevinden en de kwaliteit van leven van de cliënt en zijn zelfredzaamheid en eigen regie;

  • ·

    meer ondersteuning gericht op wat mensen wél kunnen en minder zorg gebaseerd op ziektebeelden en wat mensen niet kunnen;

  • ·

    meer algemene welzijns- en zorgarrangementen waarin een mix van mensen met uiteenlopende zorgvragen tot synergie leidt en minder zorg georganiseerd rond specifieke doelgroepen;

  • ·

    meer algemene voorzieningen voor iedereen in de sociale basisinfrastructuur voor zorg en welzijn, in de wijk, toegankelijk en dichtbij de inwoners en minder specialistische zorg;

  • ·

    meer ketensamenwerking tussen organisaties en financiers (gemeente, rijk en zorgverzekeraars) en tussen wetten en minder schotten en concurrentie.

Visie Welzijn & Zorg, vrijwilligerswerk en mantelzorg, 2013

De visie Welzijn & Zorg, vrijwilligerswerk en mantelzorg 2014 (vastgesteld door de raad op 17 oktober 2013) stelt dat de huidige kaders van de organisaties die nu uitvoering geven aan het welzijn, zorg, vrijwilligers- en mantelzorgbeleid niet (meer) aansluiten op elkaar, op de huidige ontwikkelingen en op de gekantelde visie op burger en samenleving.

De uitgangspunten die benoemd zijn in de nota De kracht van Apeldoorners zijn van toepassing op het brede sociale domein van welzijn & zorg. Daarbij ligt de nadruk op vrijwilligers en mantelzorgers die actief ondersteund moeten worden en het belang van kortdurende cliëntondersteuning.

De sociale infrastructuur heeft als algemeen uitgangspunt dat het duurdere en langdurige ondersteuning uit de Wmo en verder in de zorgketen moet voorkomen waar mogelijk. Dit vereist van welzijn- en zorgberoepskrachten goede (vroeg)signalering en kortdurende ondersteuning en warme toeleiding naar andere vormen van ondersteuning waar nodig en passend. Dit kunnen zijn de Centra voor Jeugd en Gezin (opvoedings- en opgroeivragen), de ‘Ontmoetingsplekken’ binnen de woonservicegebieden en andere vormen van vrijwillige en professionele ondersteuning. Indien voorkomen niet meer mogelijk is zal een enkelvoudige zorgvraag rechtstreeks aan de juiste hulpverlener worden toegewezen (warme overdracht). De sociale wijkteams zijn er in eerste instantie voor de zorgvragen van de multiproblem huishoudens.

Uitvoeringsnota Welzijn & Zorg, vrijwilligerswerk en mantelzorg, 2014

De uitvoeringsnota Welzijn & Zorg, vrijwilligers en mantelzorg is opgehangen aan drie beleidsaccenten in 2014. Dit betreft:

  • 1.

    Stedelijk knooppunt voor mantelzorgondersteuning doorontwikkelen. Opdracht is het bieden van toegankelijke en makkelijk vindbare ondersteuning aan mantelzorgers die dat nodig hebben om de zorg voor hun naaste beter vol te kunnen houden. Hieronder verstaan we zaken als informatie, advies en begeleiding, praktische hulp, respijtzorg en emotionele steun.

  • 2.

    Stedelijk knooppunt voor vrijwilligersondersteuning doorontwikkelen. Opdracht is om beter aan te sluiten bij de verwachtingen en behoeften van de verschillende vrijwilligers(organisaties) binnen alle domeinen. Om uitruil van kennis en expertise te bevorderen en overlap in het aanbod op te heffen. Met als doel een vindbare, effectieve en efficiënte vrijwilligersondersteuning.

  • 3.

    Integraal dekkend netwerk van beroepskrachten per wijk stadsdeel. Opdracht is om een integraal dekkend netwerk van beroepskrachten in de wijken te vormen in aansluiting op vrijwilligers, de Centra voor Jeugd en Gezin, de ‘Ontmoetingsplekken’ en de ontwikkelingen van het sociale wijkteam. De brede netwerken bieden waar nodig en mogelijk laagdrempelige, preventieve en kortdurende ondersteuning welke aansluit bij de behoefte en vraag van de bewoners.

Daarnaast wordt een beweging gemaakt naar een andere manier van sturen, meer gericht op de maatschappelijke effecten. Sturen op maatschappelijke effecten gaat over:

  • ·

    subsidies nadrukkelijker en gerichter inzetten om gemeentelijke beleidsdoelen te realiseren;

  • ·

    sturen op effecten in plaats van uitvoeringsprestaties en activiteiten van subsidieontvangers;

  • ·

    samenwerken vanuit vertrouwen en maatschappelijke partners ruimte geven om vanuit eigen inzicht en professionaliteit te kunnen werken;

  • ·

    een duidelijke rolverdeling: de gemeente gaat over het ‘wat’ en partners over het ‘hoe’;

  • ·

    een andere manier van verantwoorden.

Bijlage 4 Beleidskaders Jeugdhulp

Uitgangspunten Jeugdwet, taken gemeenten

In de Jeugdwet is de verantwoordelijkheid van de gemeenten uitgebreid met de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, geestelijke gezondheidzorg voor kinderen en jongeren (jeugd-ggz), zorg voor jeugd met een licht verstandelijk beperking (jeugd-lvb), ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering. De nota JUMP-2 is verlengd tot en met 2016.

Doelen jeugdbeleid:

    • Preventie en vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen bij jongeren;

    • Het tijdig bieden van preventieve hulp op maat;

    • Inschakelen, herstellen en versterken van het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en zijn sociale omgeving (eigen kracht);

    • Waarborgen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit;

    • Demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, buurten, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen;

    • Bevorderen van de opvoedcapaciteit van de ouders en sociale omgeving;

    • Het aanbod richt zich ook op ontwikkeling, ondersteuning, signalering, voorkomen van zwaardere hulp, mogelijk maken van lichtere hulp, zelfstandig functioneren of bevorderen van de opvoedcapaciteit van ouders en sociaal netwerk. De beoordeling van dit aanbod is gebaseerd op de volgende toetsingscriteria:

    • stopzetting leidt tot vernietiging van maatschappelijk kapitaal;

    • aansluiting op jeugdzorg en voorliggende voorzieningen (efficiënt opschalen en afschalen);

    • afstemming op behoefte van de doelgroep;

    • (bestaande) samenwerking met overige sociale partners, uitvoering van samenwerking;

    • evidence based of practice based methodieken of juist vernieuwing van het aanbod;

    • versterking van de ketenaanpak voor een bepaalde problematiek of in een bepaald geografisch gebied;

    • versterking van het middenkader zodat afschaling van de zwaardere jeugdhulp mogelijk wordt en zwaardere zorg voorkomen wordt.

    • bij nieuw aanbod wordt de meerwaarde aangetoond op basis van behoefte van de doelgroep, terugdringen van kosten jeugdhulp, preventief karakter of kwaliteit van dienstverlening.

  • ·

    Integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt één gezin, één plan, één regisseur.

Verantwoordelijkheid gemeenten

In het nieuwe stelsel zorg voor jeugd zijn gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp. Deze verantwoordelijkheid omvat:

  • ·

    Het voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod;

  • ·

    Het opstellen van een beleidsplan voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei- en opvoedproblemen en psychische problemen en stoornissen en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering;

  • ·

    Het treffen van een voorziening op het gebied van jeugdhulp (jeugdhulpplicht, vergelijkbaar met de compensatieplicht Wmo) als jeugdigen en ouders het niet op eigen kracht redden;

  • ·

    De uitvoering van kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering;

  • ·

    Het voorzien in maatregelen ter voorkoming van kindermishandeling;

  • ·

    De regie over de gehele jeugdketenen de afstemming met overige diensten op gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk & inkomen, sport en veiligheid;

  • ·

    Het voorzien in vertrouwenspersonen voor jeugdigen, hun ouders, pleegouders of netwerkpleegouders die te maken hebben met hulpverleners.

Functies overige voorzieningen jeugd

Deze regeling is gericht op ‘overige voorzieningen jeugd’. Deze zijn vrij toegankelijk. Kinderen en jongeren hebben geen beschikking van de gemeente nodig waarin zorg wordt toegekend. Onderzoek op individuele basis is niet nodig voordat gebruik gemaakt kan worden van een overige voorziening, een overige voorziening kan bestaan uit diensten, activiteiten of zaken die toegankelijk zijn voor specifieke groepen of voor de gehele bevolking. Wanneer we spreken over jeugdigen in deze regeling worden inwoners van Apeldoorn bedoeld tussen 0 en 24 jaar.

Andere voorzieningen

Naast individuele en overige voorzieningen worden in de Jeugdwet andere voorzieningen genoemd. Dit zijn voorzieningen anders dan in het kader van de Jeugdwet op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. De komende jaren wordt meer afstemming en verbinding gezocht met de andere voorzieningen. In 2016 wordt dit verder uitgewerkt door aanbieders nadrukkelijk te vragen met hun subsidieaanvragen aan te sluiten bij andere voorzieningen in de wijk, stad of regio waar dit meerwaarde heeft en mogelijk is.

De functies van overige voorzieningen jeugd en algemene voorzieningen Wmo zijn samengetrokken om een gezamenlijke subsidieregeling mogelijk te maken, jeugdhulp wordt ondergebracht in de volgende drie functies van de Wmo:

  • ·

    Ontmoeting en talentontwikkeling

  • ·

    Cliëntondersteuning, preventie en vroegsignalering basiszorg

  • ·

    Maatschappelijke opvang

Minimale wettelijk basispakket

Het minimale wettelijk basispakket voor overige voorzieningen jeugd bestaat uit:

  • 1.

    centra voor jeugd en gezin;

  • 2.

    Verwijsindex;

  • 3.

    coördinatie van zorg

  • 4.

    samenwerking jeugdhulp en onderwijs

Ad 1 Centra voor jeugd en gezin

In Apeldoorn heeft het Centrum voor Jeugd en Gezin (stichting) een sleutelrol. Er zijn vier wijkgerichte CJG’s die werken volgens de aanpak: één gezin, één plan, één regisseur, de regie zoveel mogelijk bij ouders, het mobiliseren van eigen kracht en netwerk, snel schakelen van lichte hulp naar meer ondersteuning vice versa, hulp afgestemd op de actuele vraag van het gezin.

Het CJG beslist over de toegang tot individuele voorzieningen en de verzorgt toeleiding naar jeugdbescherming en jeugdreclassering.

Ad 2 Verwijsindex

Jeugdhulporganisaties moeten zijn aangesloten op de Verwijsindex Risicoinventarisatie jeugd Midden- IJssel/ Oost- Veluwe en deze gebruiken om te signaleren wanneer nodig.

Ad 3 Coördinatie van zorg

De coördinatie van zorg vormt een verplicht onderdeel van het preventieve jeugdaanbod. Iedere aanbieder zet zich in voor een goede afstemming van zorg met de jongere, partners in het veld, met ouders en sociaal netwerk.

Ad 4 Samenwerking jeugdhulp en onderwijs

In de Jeugdwet en de Wet passend onderwijs is bepaald dat gemeenten en samenwerkingsverbanden van schoolbesturen een plan moeten maken waarin ze beschrijven hoe ze de jeugdhulp en het passend onderwijs willen organiseren. Beide partijen hebben de verplichting deze plannen met elkaar te bespreken.

In 2014 heeft de gemeente Apeldoorn aan deze verplichtingen voldaan door het vaststellen van verschillende (beleids) nota's:

  • ·

    Nota Jeugd Apeldoorn "Jeugd, onze zorg", maart 2014

  • ·

    Uitvoeringsnota Zorg voor de jeugd 2015- 2016

  • ·

    Notitie doorontwikkeling CJG

Deze nota's zijn besproken met het onderwijs in een OOGO (op overeenstemming gericht overleg). Er is de procedure voor besluitvorming college en gemeenteraad gevolgd.

De samenwerkingsverbanden hebben hun nieuwe werkwijze vastgelegd in de ondersteuningsplannen. Deze zijn besproken met de gemeente in het OOGO.

Om vanuit de nota's en ondersteuningsplannen ook in de praktijk nadrukkelijk vinger aan de pols te houden op de verbinding onderwijs en jeugdzorg is er zowel voor Primair Onderwijs (PO) als voor Voortgezet Onderwijs (VO) een werkagenda opgesteld.

Deze werkagenda is leidend voor wat er behandeld wordt in de werkgroep "SWV VO passend onderwijs en jeugdzorg" en de werkgroep "SWV PO passend onderwijs en jeugdzorg".

Geprioriteerde thema’s door de raad vanaf 2015

Het minimale wettelijk basispakket wordt aangevuld met de thema’s die de raad geprioriteerd heeft en met thema’s die wenselijk zijn om te komen tot het terugdringen van duurdere zorg.

De gemeenteraad heeft op 3 juli 2014 aangegeven te willen focussen op de volgende veiligheidsthema’s voor jeugdcriminaliteit, jeugdprostitutie en loverboys:

  • 3.

    preventieve aanpak (aandacht voor sociale media/ cyberpesten/groepsdruk) (weerbaarheid van jongeren)

  • 4.

    repressieve aanpak

Vrij toegankelijke hulp

De verantwoordelijkheid van de gemeenten voor overige voorzieningen jeugd bestaat onder meer uit:

  • ·

    Preventie en vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;

  • ·

    Het tijdig bieden van juiste hulp op maat;

  • ·

    Demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, buurten, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen;

  • ·

    Bevorderen van de opvoedcapaciteit van de ouders en sociale omgeving;

  • ·

    Inschakelen, herstellen en versterken van het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en zijn sociale omgeving (eigen kracht);

  • ·

    Waarborgen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit;

  • ·

    Integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt één gezin, één plan, één regisseur (effectieve en efficiënte samenwerking rond gezinnen).

Het is aan de gemeente om te bepalen welke hulp vrij toegankelijk is en welke hulp een individuele voorziening is, dit is aangegeven in de verordening zorg voor jeugd gemeente Apeldoorn 2015. De vrij toegankelijke hulp wordt ondergebracht in deze subsidieregeling voor overige voorzieningen jeugd.

De gemeente Apeldoorn geeft dit vorm door:

  • ·

    het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en kinderopvang;

  • ·

    het adviseren van professionals met zorgen over een kind;

  • ·

    het adviseren van kinderen en jongeren met vragen en problemen.

Investeren in preventie

Door te investeren in preventie probeert de gemeente Apeldoorn de komende jaren de kosten in de jeugdhulp terug te brengen en daarbij wel het voorzieningenniveau in stand te houden en zelfs de kwaliteit van voorzieningen waar mogelijk te verbeteren.

Bijlage 5 Competentieprofiel sociaal werkers

Competentie

Toelichting

Verheldert vragen en behoeften

De sociaal werker luistert betrokken, actief en met open vizier naar burgers en hun netwerk en biedt hen vertrouwen. Hij bouwt op professionele wijze een vertrouwensrelatie op, geeft ruimte en vraagt door naar verwachtingen, wensen en mogelijkheden om zeker te zijn dat de daadwerkelijke vraag of behoefte helder wordt.

Versterkt eigen kracht en zelfregie

De sociaal werker begeleidt individuen, vrijwilligers, families en groepen bij het vinden van eigen oplossingen voor hun vragen. Hij motiveert, ondersteunt, informeert, adviseert en helpt hen om vaardigheden te ontwikkelen, keuzes te maken, het eigen netwerk aan te boren en eigen kracht en die van hun omgeving te versterken om tot gewenste resultaten te komen. Waar burgers niet in staat zijn om eigen kracht te benutten of geen netwerk hebben, blijft de sociaal werker ondersteuning bieden of draagt hij de zorg over.

Is zichtbaar en gaat op mensen af

De sociaal werker kent burgers en wordt door hen gekend. Hij is een toegankelijk en laagdrempelig aanspreekpunt en gaat naar burgers toe in hun eigen leefsituatie om latente of door anderen gesignaleerde vragen en behoeften te achterhalen en hen daarbij te ondersteunen. Hij profileert zich zelfbewust met zijn kennis van de lokale samenleving bij samenwerkingspartners en beleidsmakers op zijn werkgebied en op aanpalende terreinen.

Stimuleert verantwoordelijk gedrag

De sociaal werker bevordert dat cliënten, mantelzorgers en burgers afhankelijk gedrag ombuigen in het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Hij stelt wedervragen en daagt uit tot nieuwe inzichten. Hij helpt cliënten en burgers belemmerende patronen te doorbreken. Hij zoekt gezamenlijk naar oplossingen die binnen het vermogen van cliënten en burgers liggen en stimuleert tot het aanleren van effectief gedrag.

Stuurt aan op betrokkenheid en participatie

De sociaal werker stuurt aan op betrokkenheid, verantwoordelijkheid en het benutten van het vermogen van burgers om zelf hun situatie te verbeteren. Hij stimuleert dat burgers eigenaar zijn van hun vragen op het gebied van zelfredzaamheid, participatie en sociale samenhang. Hij zoekt de optimale balans tussen zelfwerkzaamheid van de burger en interveniëren en weet het nemen van eigen initiatief als professional goed te doseren.

Verbindt gezamenlijke en individuele aanpak

De sociaal werker verbindt individuele vragen en behoeften met de potenties van vrijwilligers, actieve burgers en organisaties op individueel en collectief niveau. Hij stimuleert hierdoor wederkerigheid, sociale samenhang en de gezamenlijke aanpak van sociale vraagstukken. Hij ondersteunt en coacht actieve burgers en vrijwilligers opdat hun activiteiten een optimaal resultaat hebben.

Werkt samen en versterkt netwerken

De sociaal werker versterkt netwerken van clienten en burgers. Hij ontwikkelt en ondersteunt samenwerkingsrelaties van burgers, beroepskrachten, verenigingen, ondernemers en beleidsmakers zodat een integrale en doelmatige aanpak gerealiseerd wordt. De sociaal werker heeft een breed netwerk. Hij deelt verantwoordelijkheden, maakt gebruik van deskundigheid van anderen, draagt zijn eigen deskundigheid over en pakt taken op in interdisciplinaire samenwerking.

Beweegt zich in uiteenlopende systemen

De sociaal werker beweegt zich gemakkelijk in de leefwerelden van cliënten en burgers en kan ook goed overweg met partnerorganisaties en beleidsmakers. Hij kan in zijn contacten met burgers, beroepskrachten en instanties van perspectief wisselen en culturen en verschillende leefwerelden bij elkaar brengen. Hij kan omgaan met een grote diversiteit aan vragen, aanpakken en oplossingen op het gebied van zorg en welzijn.

Doorziet verhoudingen en anticipeert op veranderingen

De sociaal werker heeft een antenne voor sociale verhoudingen tussen burgers en organisaties. Hij signaleert en herkent mogelijke kansen, problemen en tekorten, waardoor hij preventief en proactief samen met de burger hierop kan inspringen. Hij agendeert tekorten en kansen bij de juiste partijen. Bij dreigende escalatie of acute problemen grijpt hij tijdig in.

Benut professionele ruimte en is ondernemend

De sociaal werker heeft professionele ruimte optimaal nodig om samen met burgers, organisaties en beroepskrachten te ondernemen, te experimenteren en nieuwe mogelijkheden te creëren. Waar professionele ruimte ontbreekt, moet hij deze zien in te nemen. Hij biedt de best mogelijke kwaliteit, handelt oplossingsgericht, flexibel en doelmatig en reflecteert systematisch op zijn handelen. Hij maakt effecten zichtbaar, leert van ervaringen en deelt deze met collega’s en partners.

Bijlage 6 Aanvraagformulier

Er is medio juli 2015 een elektronisch aanvraagformulier beschikbaar op www.apeldoorn.nl.

Bijlage 7 Format berekening huisvestingskosten F1

Uit de evaluatie van het subsidieproces 2015 kwam naar voren dat er onduidelijkheid bestond over welke kosten wel en welke kosten niet onder de subsidieregeling vallen als het gaat om een vergoeding voor het gebruikt van vastgoed.

In overleg met betrokken partijen heeft een externe deskundige het onderwerp verkend en heeft de gemeente een advies gegeven. Dit advies is als volgt samen te vatten:

Kwaliteit

  • ·

    De locatie dient aan standaardeisen te voldoen (zoals keuken, ICT ed.).

  • ·

    De betrokken aanbieders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het voldoen aan de wettelijke eisen op het gebied van

    • o

      de Wabo (gebruikseisen waaronder brandveiligheid),

    • o

      de APV (evenementen) en

    • o

      eventueel de Drank- en horecawetgeving.

  • ·

    De locatie is toegankelijk (inclusief toilet) voor minder valide mensen in b.v. een rolstoel.

Rekenregel Ster locaties

  • ·

    Voor *(ster)-locaties geldt een basisvergoeding van maximaal € 24.000,- per jaar voor de exploitatie van een locatie bestaande uit een verblijfsruimte, twee spreekkamers en een activiteitenruimte.

  • ·

    Voor locaties in het Centrum is een opslag van maximaal € 6.000,- per jaar per locatie beschikbaar in verband met substantieel hogere huurprijzen.

  • ·

    Indien aan de hand van het weekprogramma de noodzaak aangetoond wordt is een opslag van € 10.000,- per jaar voor een tweede activiteitenruimte beschikbaar.

Rekenregel Niet ster locaties

·Voor de niet- * (ster)-locaties geldt een vaste vergoeding van € 7.500,- per jaar. Deze is gebaseerd op 30% van basisvergoeding voor * (ster)-locaties. 

Overgangsbepaling

Naast deze objectieve normering houdt de gemeente rekening met lopende huurcontracten. Indien een locatie gewenst is maar de huisvestingskosten, gezien lopende contracten, hoger is dan de marktwaarde kan de gemeente toch deze hogere huurlasten accepteren. De gemeente wil dan via de subsidieaanvraag inzicht hebben in de duur van het huurcontract en het (eventueel hogere) kwaliteitsniveau dat op de desbetreffende locatie geboden wordt.

Bijlage 8 Opbouw uurtarief F 1 tot en met F 6

Om een goed oordeel te kunnen over een reële van het beschikbare budget over de aanvragers, wil de gemeente inzicht in hoe de kosten van de activiteiten zijn opgebouwd. Een belangrijk onderdeel daarin is het gehanteerde uurtarief. Een deel van de kosten wordt immers direct toegerekend naar de betreffende activiteit, een ander deel – personeel en de personeelgerelateerde kosten – wordt aan de hand van ureninzet toegerekend.

Om dit inzicht te krijgen, vraagt de gemeente van de instelling aan te geven welke en hoe de kosten in het uurtarief zijn verwerkt.

Uitgangspunten: aantal direct productieve uren per volledige formatieplaats:

Omschrijving

Bedrag (per uur)

Salaris

 

Overige personeelskosten

 

Kosten management en ondersteuning

 

Kantoor (huisvesting personeel)

 

Interne ondersteuning

 

TOTAAL

 

Toelichting:

Salaris: dit is het loon inclusief de werkgeverslasten (vakantiegeld, eindejaarsuitkering, premie ziektekosten, premie arbeidsongeschiktheid, werkloosheid- en pensioenpremie. e.d.).

Overige personeelskosten:

hiermee wordt gedoeld op uitgaven voor persoonlijke ontwikkeling, onkostenvergoedingen en andere secundaire arbeidsvoorwaarden.

Kosten management en ondersteuning:

de kosten van directie, leidinggevenden en de secretariële of managementondersteuning.

Kantoor (huisvesting personeel):

de kosten van de werkplek van het personeel. Inclusief de werkplek ICT, telefoon, etc.

Voor eventuele extra vastgoedkosten met betrekking tot de functie ‘Ontmoeten’ wordt verwezen naar Bijlage 7.

Voor eventuele extra vastgoedkosten met betrekking tot de functie ‘Dagbesteding’ wordt opgemerkt dat deze onderdeel uitmaakt van het forfaitaire bedrag genoemd in de rekenkundige onderbouwing in hoofdstuk 3 paragraaf Dagbesteding.

Interne ondersteuning/organisatiekosten:

de kosten van de personeels- en financiële administratie, de facilitaire zaken, etc. Onder organisatiekosten verstaan we de kosten die gemaakt worden voor het instandhouden van de organisatie, maar niet de kosten voor personeel en huisvesting en evenmin de variabele kosten die direct gerelateerd zijn aan activiteiten. Organisatiekosten zijn onder meer: bureaukosten, administratiekosten, accountantskosten, reiskosten en verblijfskosten (niet: woon-werkverkeer), bestuurskosten, abonnementen en verzekeringskosten.