Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vught

Beleidsregels Re-integratie Participatiewet, Ioaw en Ioaz Vught 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVught
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Re-integratie Participatiewet, Ioaw en Ioaz Vught 2018
CiteertitelBeleidsregels Re-integratie Participatiewet, Ioaw en Ioaz Vught 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpgewijzigde beleidsregels
Externe bijlageToelichting Beleidsregels

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201801-04-2021Meerdere artikelen zijn gewijzigd of vervallen.

31-10-2017

't Klaverblad, 22-11-2017

gewijzigde versie
01-12-201622-12-201601-01-2018meerdere wijzigingen

06-09-2016

't Klaverblad, 30-11-2016

gewijzigde versie
09-07-201509-07-201501-04-2021nieuw

07-07-2015

't Klaverblad, 15-07-2015

Nieuwe beleidsregels

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Re-integratie Participatiewet Ioaw Ioaz Vught 2018.

 

 

Beleidsregels Re-integratie Participatiewet, Ioaw en Ioaz Vught 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Arbeidsovereenkomst: een overeenkomst als benoemd in artikel 7: 610 Burgerlijk Wetboek;

    • b.

      Belanghebbende: de persoon uit de doelgroep die aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;

    • c.

      Doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, Participatiewet;

    • d.

      Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • e.

      Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

    • f.

      Jongeren: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers niet ouder dan 27 jaar;

    • g.

      Loonwaarde: vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort;

    • h.

      Nuggers: niet-uitkeringsgerechtigden als bedoeld in artikel 6, onder a, Participatiewet;

    • i.

      Re-integratie instrumenten: de voorzieningen die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning en voorzieningen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, Participatiewet;

    • j.

      Stimuleringspremie: een premie die wordt verstrekt met als doel een persoon via een regulier dienstverband in dienst te nemen;

    • k.

      Traject: de aaneenschakeling van re-integratie instrumenten, welke met de belanghebbende is overeengekomen, dan wel door het college aan de belanghebbende is opgelegd ter bevordering van de arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie;

    • l.

      Verordening: Re-integratieverordening Participatiewet Vught 2015;

    • m.

      Wettelijk minimumloon: het minimumloon, bedoeld in artikel 8 van de wet op het minimumloon en minimumvakantiebijslag;

    • n.

      Werkgever: een natuurlijk persoon of rechtspersoon in de publieke of in de commerciële sector die met de werknemer een dienstverband aangaat;

    • o.

      Werknemer: een persoon met wie een arbeidsovereenkomst is gesloten;

    • p.

      Participatieladder: de Participatieladder is een meetinstrument waarmee je kunt vaststellen in hoeverre iemand, bijvoorbeeld met een uitkering op grond van de Participatiewet, meedoet in de samenleving. De ladder is onderverdeeld in zes treden: van sociaal geïsoleerd tot werkend zonder ondersteuning;

    • q.

      Gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk): de door werkgevers te betalen aan de loonsom gekoppelde belastingpremie waarvan uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten WGA en de Ziektewet worden gefinancierd. Deze premie wordt jaarlijks vastgesteld door UWV;

    • r.

      Proefplaatsing: fase voorafgaand aan een arbeidsovereenkomst;

    • s.

      UWV: Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen.

  • 2.

    De begripsbepalingen van de Participatiewet alsmede van de verordening zijn op deze Nadere regels van toepassing, tenzij daarvan in de begripsbepalingen uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1.2 Doelstelling en reikwijdte

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt de ondersteuning die het college biedt bij de arbeidsinschakeling van werkloze belanghebbenden behorende tot de doelgroep als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onder c, nader uitgewerkt.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt de ondersteuning die het college biedt bij de inzet van voorzieningen ten behoeve van arbeidsinschakeling van belanghebbenden met een arbeidsbeperking behorende tot de doelgroep als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, nader uitgewerkt.

  • 3.

    De opdracht om de ondersteuning als bedoeld in het eerste en tweede lid te bieden vloeit voort uit artikel 7 van de Participatiewet.

Hoofdstuk 2 Wettelijke Re-integratievoorzieningen

Artikel 2.1 Loonkostensubsidie

  • 1.

    Om het voor werkgevers aantrekkelijk te maken iemand met een arbeidsbeperking in dienst te nemen krijgt de gemeente de mogelijkheid om loonkostensubsidie te verstrekken.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie hangt af van de loonwaarde van de werknemer. De loonwaarde wordt op de werkplek vastgesteld op basis van een transparante en betrouwbare methode. De loonwaarde wordt elk jaar (in geval van beschut werk: elke drie jaar) opnieuw vastgesteld.

  • 3.

    De loonkostensubsidie is het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde, vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten. Dit is inclusief de werkgeverslasten. De subsidie is maximaal 70% van het wettelijk minimumloon.

  • 4.

    De werkgever betaalt aan de werknemer cao-loon of als er geen cao-loon is, minimaal het wettelijk minimumloon.

  • 5.

    Als het Cao-loon hoger is dan het wettelijk minimumloon, zijn die meerkosten voor rekening van de werkgever.

  • 6.

    Het college kan ervoor kiezen om bij aanvang van het dienstverband gedurende maximaal de eerste 6 maanden van het dienstverband de forfaitaire loonkostensubsidie in te zetten conform artikel 10d lid 1 Participatiewet.

  • 7.

    Bij de forfaitair loonkostensubsidie vindt gedurende maximaal de eerste 6 maanden van het dienstverband geen vaststelling van de loonwaarde plaats maar wordt een loonwaarde van 50% gehanteerd.

Artikel 2.2 Jobcoaching

  • 1.

    Het college kan aan een persoon die behoort tot de doelgroep werk gerelateerde methodische ondersteuning (jobcoaching) aanbieden bij het verrichten van (betaald) werk.

  • 2.

    Bij deze cliënten is er sprake van persoonlijke belemmeringen als gevolg van in de persoon gelegen beperkingen.

  • 3.

    Met jobcoaching wil het college behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheden van (betaald) werk of proefplaatsing bewerken.

  • 4.

    De jobcoach kan om het doel te bereiken de volgende activiteiten inzetten:

     het leren benutten van mogelijkheden;

     het optimaliseren van de zelfredzaamheid in het verrichten van werk;

     het aanleren van (werk)handelingen;

     het ontwikkelen van kennis en vaardigheden.

  • 5.

    De jobcoach stemt, indien noodzakelijk, af met het ondersteunend sociale en/of professionele netwerk.

  • 6.

    De jobcoach werkt in zijn ondersteuning toe naar een moment waarop de resterende begeleidingsbehoefte van de klant overgenomen kan worden door de werkgever.

  • 7.

    De jobcoach stelt een coachingsplan op, waarin hij de coachingsdoelen met hun activiteiten vaststelt.

Hoofdstuk 3 Regionale voorzieningen

Artikel 3.1 Werkervaringsplaats

  • 1.

    Het college kan een persoon een werkervaringsplaats aanbieden gericht op arbeidsinschakeling als deze:

    • a.

      behoort tot de doelgroep, en;

    • b.

      nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een korte afstand tot de arbeidsmarkt heeft.

  • 2.

    Het doel van een werkervaringsplaats is, naast het aanleren en ontwikkelen van elementaire werknemersvaardigheden, het opdoen van werkervaring, sollicitatievaardigheden en en/of het opdoen of behouden van werkritme, uitstroom uit de uitkering.

  • 3.

    Een werkervaringsplaats kan ook tot doel hebben om te komen tot een diagnose op de werkvloer.

  • 4.

    Aanbieding van een werkervaringsplaats vindt plaats gedurende maximaal 32 uur per week:

    • a.

      voor een maximale periode van 3 maanden met als doel om te komen tot een diagnose;

    • b.

      voor een periode van 3 maanden bij alle, niet onder a genoemde, doelstellingen, met een mogelijkheid tot verlenging van 3 maanden, zolang de werkervaringsplaats nog een bijdrage levert aan het vooraf opgestelde en na 3 maanden geëvalueerde doel.

  • 5.

    In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkervaringsplaats, en;

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 3.2 Proefplaatsing

  • 1.

    Het college kan een proefplaatsing bij een werkgever aanbieden indien dit naar de mening van het college noodzakelijk is voor arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De proefplaatsing is gericht op het verkrijgen van een reguliere detacherings- of arbeidsovereenkomst bij een werkgever. De werkgever spreekt bij aanvang van de proefplaatsing de intentie uit om bij gebleken geschiktheid en voldoende werkzaamheden de bijstandsgerechtigde een detacherings- of (arbeids)overeenkomst aan te bieden.

  • 3.

    De proefplaatsing wordt aangeboden gedurende maximaal 40 uur per week voor een aaneengesloten periode van maximaal 3 maanden. De bijstandsgerechtigde ontvangt geen beloning en er wordt geen arbeidsovereenkomst aangegaan met de bijstandsgerechtigde.

  • 4.

    Er kan tijdens de proefplaatsing een loonwaardemeting worden uitgevoerd.

  • 5.

    Met de werkgever en de bijstandsgerechtigde wordt een schriftelijke proefplaatsingsovereenkomst gesloten waarin het doel, de duur en omvang, de taken en verplichtingen, de bijdrage van de werkgever in de kosten en de overige gemaakte afspraken worden vastgelegd.

Artikel 3.3. Detachering en uitzenden

  • 1.

    Het college kan zorgen voor toeleiding van een persoon die behoort tot de doelgroep naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie.

  • 3.

    Aan de werkgever wordt een detacheringsvergoeding in rekening gebracht rekening houdend met de vastgestelde loonwaarde van de werknemer.

Hoofdstuk 4 Overige (niet-limitatieve) lokaal geregelde voorzieningen

Artikel 4.0 Activiteiten gericht op arbeidstoeleiding

  • 1.

    Om de kans op duurzame participatie te vergroten kan het college verschillende activiteiten inzetten gericht op toeleiding naar (vrijwilligers-)werk.

  • 2.

    Hieronder vallen onder andere de activiteiten (niet-limitatieve opsomming):

    • -

      In kaart brengen mogelijkheden (diagnose).

    • -

      Arbeidsfit maken/werknemersvaardigheden aanleren.

    • -

      Sollicitatietraining.

  • 2.

    Bij aanvang van de activiteit(en) stelt de aanbieder een door het college te accorderen plan van aanpak op.

Artikel 4.1 Verdiepend diagnose-onderzoek

  • 1.

    Het college kan ten behoeve van arbeidstoeleiding van een persoon die behoort tot de doelgroep, waar nodig, verdiepend diagnose-onderzoek en beroeps- en onderwijskeuze onderzoek inkopen en laten uitvoeren.

  • 2.

    Met een verdiepend diagnose-onderzoek wil het college het volgende in kaart brengen:

    • ·

      het al dan niet in staat zijn tot arbeidsparticipatie of deelname aan een re-integratietraject door de klant;

    • ·

      inzicht in kansrijke werkrichtingen voor de klant;

    • ·

      duidelijkheid m.b.t. in te zetten instrumenten en/of vervolgstappen om uitstroom uit de uitkering mogelijk te maken.

  • 3.

    Het verdiepend diagnose-onderzoek wordt afgesloten met een adviesrapport waarin de resultaten van het onderzoek gemotiveerd worden vertaald.

Artikel 4.2 Arbeidsdeskundig/ medisch/ psychologisch onderzoek

  • 1.

    Het college kan bij een persoon die behoort tot de doelgroep een arbeidsdeskundig / medisch / psychologisch onderzoek laten uitvoeren naar wat de arbeidsmogelijkheden van een klant zijn, in termen van mogelijk geschikte functies. Centraal staat de match tussen de mogelijkheden en belastbaarheid van de klant en de mogelijkheden op de regionale arbeidsmarkt.

  • 2.

    Het onderzoek wordt afgesloten met een adviesrapport waarin de resultaten van het onderzoek gemotiveerd worden vertaald.

Artikel 4.3 Sociale activering

  • 1.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering .

  • 2.

    Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

  • 3.

    Aan de activiteiten als bedoeld in het eerste lid wordt als voorwaarde gesteld dat deze worden aangeboden aan werkzoekenden uit de doelgroep met een arbeidsbeperking of grote afstand tot de arbeidsmarkt, zich bevindend op niveau één tot en met vier van de Participatieladder.

  • 4.

    Als de activiteit zich ervoor leent, door het ontbreken van vrijblijvendheid, wordt een overeenkomst of trajectplan opgesteld. Hierin wordt opgenomen voor welke duur en met welk doel de sociale activering wordt ingezet.

Artikel 4.4 Traject omgaan met psychosociale belemmeringen

  • 1.

    Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college een traject aanbieden gericht op het wegnemen en/of hanteerbaar maken van psycho (sociale) belemmeringen met het oog op deelname aan verdere trajecten naar werk, krachten versterken en de impact van belemmeringen reduceren.

  • 2.

    Het college kan nazorg inzetten ter voorkoming van terugval tijdens het vervolgtraject en voor behoud van de verworven vaardigheden.

  • 3.

    Met een traject tot het opheffen van psychosociale belemmeringen wil het college het volgende bereiken:

    • ·

      wegnemen van de (psycho)sociale belemmeringen die (arbeids)participatie in de weg staan;

    • ·

      klant is na het doorlopen van dit traject in staat om bemiddeld te worden naar regulier- of vrijwilligerswerk en/of start met een re-integratietraject.

  • 4.

    De cliënt neemt minimaal 16 uur per week deel aan het traject. Indien mogelijk wordt dit aantal uren uitgebreid met bijvoorbeeld het starten met vrijwilligerswerk.

  • 5.

    Het traject wordt afgesloten met een eindrapport met hierin onder andere een onderbouwd advies t.a.v. de vervolgstap gekoppeld aan voorwaarden en eventuele andere aandachtspunten die noodzakelijk zijn voor het realiseren hiervan.

Artikel 4.5 Scholing

  • 1.

    Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college, op basis van een individuele beoordeling, als onderdeel van een re-integratietraject, de kosten van scholing zoals bedoeld in artikel 6 van de Re-integratieverordening Participatiewet Vught 2015 vergoeden.

  • 2.

    Bij het vaststellen van de scholingsbehoefte wordt in overleg met de belanghebbende gekeken naar het bestaand opleidingsniveau, huidig arbeidsmarktperspectief, mogelijkheden en motivatie van belanghebbende en het arbeidsperspectief na de opleiding.

  • 3.

    Voor de inzet van scholing wordt uitgegaan van de kortste weg naar passend werk.

  • 4.

    Scholing inzetten ten behoeve van positieverbetering wordt niet toegekend.

  • 5.

    Scholing wordt opgenomen als een onderdeel van de re-integratievoorziening.

  • 6.

    Ongeacht de toekenningsvoorwaarden die gelden voor noodzakelijke scholing als bedoeld in artikel 6 van de Re-integratieverordening Participatiewet Vught 2018 wordt de volgende scholing als niet-noodzakelijk aangemerkt:

    • a.

      een opleiding die primair gericht is op individuele zelfontplooiing en een zinvolle vrije tijdsbesteding;

    • b.

      een opleiding op het niveau van Voortgezet Onderwijs;

    • c.

      een opleiding op het niveau van het Hoger Onderwijs;

    • d.

      een opleiding waarvoor belanghebbende de kosten redelijkerwijs vergoed kan krijgen dan wel had kunnen krijgen op grond van een voorliggende voorziening.

  • 7.

    Het college kan aan belanghebbende een vergoeding toekennen voor de gemaakte kosten voor studiemiddelen ten behoeve van, door het college aangeboden, noodzakelijke scholing, voor zover het college de studiemiddelen noodzakelijk acht voor het kunnen voldoen aan de verplichtingen zoals bedoeld in de Re-integratieverordening Participatiewet Vught 2018, zoals de opleidingskosten, boeken, overige leermiddelen en examengeld.

  • 8.

    De vergoeding als bedoeld in het zevende lid bedraagt maximaal de hoogte van de noodzakelijke kosten volgens de opgave van de instelling die de scholing verzorgt.

Artikel 4.6 Kwetsbare jongeren

  • Het college ziet de doelgroep kwetsbare jongeren (16-27 jaar) als een doelgroep die speciale aandacht behoeft. Voor de re-integratie van deze doelgroep wordt daarom integraal afgestemd met jeugd, onderwijs en Wmo conform de aanpak die Wegwijs+ hiervoor heeft ontwikkeld.

Hoofdstuk 5 Re-integratievergoedingen

Artikel 5.1 Vergoeding onkosten

  • 1.

    Het college kan een vergoeding geven voor noodzakelijke kosten die de belanghebbende moet maken in het kader van een arbeidsmarktgerichte re-integratieactiviteit.

  • 2.

    De uitkeringsgerechtigde die een (zorg)traject als bedoeld in artikel 4 van de Re-integratieverordening Participatiewet Vught 2015 volgt kan eveneens in aanmerking komen voor een onkostenvergoeding.

  • 3.

    Het college kent geen vergoeding toe indien:

    • -

      belanghebbende voor de vergoeding van de onkosten een beroep kan doen of had kunnen doen op een voorliggende voorziening;

    • -

      de onkosten naar het oordeel van het college niet noodzakelijk zijn voor het volgen van het overeengekomen traject.

Artikel 5.2 Hoogte van de vergoeding

  • 1.

    De vergoeding is voor uitkeringsgerechtigden gelijk aan de aantoonbare noodzakelijke onkosten.

  • 2.

    De vergoeding is voor niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet gelijk aan het verschil tussen inkomen minus de onkosten en de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 3.

    Reiskosten worden berekend vanaf het woonadres van belanghebbende tot het adres van de trajectlocatie met een vergoeding van € 0,19 cent per kilometer.

  • 4.

    Het vermogen wordt meegenomen voor zover het meer bedraagt dan de helft van het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 derde lid Participatiewet.

Artikel 5.3 Aanvraag en toekenning

  • 1.

    De onkostenvergoeding kan direct worden meegenomen in het trajectplan dat college en belanghebbende overeenkomen dan wel door de belanghebbende wordt aangevraagd.

  • 2.

    Een aanvraag geschiedt door indiening van een door de gemeente verstrekt, volledig ingevuld en eigenhandig ondertekend formulier.

  • 3.

    Als er sprake is van noodzakelijke kinderopvang, mag de extra reisafstand die nodig is om het kind (de kinderen) naar de opvanglocatie te brengen worden opgeteld bij de afstand tussen het woonadres van belanghebbende en het adres van de trajectlocatie.

  • 4.

    De vergoeding geldt voor de heen- en terugreis.

  • 5.

    De vergoeding die het college toekent zal binnen acht weken na vaststelling van het trajectplan dan wel na binnenkomst van de aanvraag, schriftelijk aan de belanghebbende worden meegedeeld.

Hoofdstuk 6 Premies in verband met werkaanvaarding

Artikel 6.1 Voorwaarden voor het recht op de uitstroompremie

  • 1.

    Aan de uitkeringsgerechtigde die tenminste één jaar onafgebroken een uitkering heeft en die aansluitend algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt en behoudt, en daarmee een inkomen verwerft dat meer bedraagt dan de van toepassing zijnde norm, kan op aanvraag een eenmalige uitstroompremie worden verstrekt.

  • 2.

    Aan de belanghebbende die een op basis van de Re-integratieverordening Participatiewet Vught 2015 toegekende gesubsidieerde baan heeft en die aansluitend algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt en behoudt, en daarmee een inkomen verwerft dat meer bedraagt dan de van toepassing zijnde norm, kan op aanvraag een eenmalige uitstroompremie worden verstrekt.

  • 3.

    De uitkeringsgerechtigde die tenminste één jaar onafgebroken een uitkering heeft en die algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt en behoudt en daarmee een inkomen verwerft dat minder bedraagt dan de van toepassing zijnde norm kan op aanvraag een eenmalige uitstroompremie worden verstrekt indien hij:

    • a.

      gedeeltelijk of geheel is ontheven van de verplichtingen op grond van artikel 9 lid 1 van de Participatiewet, en;

    • b.

      naar het oordeel van het college ten minste het voor hem maximaal haalbare aantal uren werkt.

  • 4.

    De uitstroompremie wordt toegekend indien de algemeen geaccepteerde arbeid tenminste zes maanden heeft geduurd.

  • 5.

    De premie moet tenminste zijn aangevraagd binnen drie maanden nadat de periode genoemd in het vierde lid is verstreken.

  • 6.

    De uitkeringsgerechtigde wordt attent gemaakt op de uitstroompremie door vermelding in de beëindigingsbeschikking.

Artikel 6.2 De aanvraag

De aanvraag uitstroompremie geschiedt door indiening van een werkgeversverklaring over de gewerkte periode.

Artikel 6.3 De hoogte en uitbetaling van de premie

De hoogte van de uitstroompremie bedraagt € 500 en wordt in één keer uitbetaald.

Artikel 6.4 De referteperiode

Men kan ten hoogste eens per vijf jaar voor een uitstroompremie in aanmerking komen.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden.

  • 1.

    Het college kan, indien de toepassing van bepalingen in deze beleidsregels in de individuele situatie tot onbillijkheden van overwegende aard leidt voor zover het de bevoegdheid betreft die voortvloeit uit deze beleidsregels, afwijken van deze beleidsregels.

  • 2.

    In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorziet beslist het college.

Artikel 7.2 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels Re-integratie Participatiewet Ioaw Ioaz Vught 2018.”

Artikel 7.3 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze beleidsregels treden op 1 januari 2018 na bekendmaking in werking.

  • 2.

    Met ingang van dezelfde datum worden de volgende beleidsregels ingetrokken:

    - Beleidsregels Re-integratie Participatiewet, Ioaw en Ioaz Vught 2015. 

  • 3.

    Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van een van de hierboven genoemde beleidsregels, die moet worden beëindigd op grond van deze beleidsregels, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de betreffende beleidsregels voor de duur van de ingezette voorziening, doch niet langer dan 12 maanden.

  • 4.

    Het college kan na afloop van de in het derde lid bedoelde periode, besluiten of een voorziening wordt voortgezet.

Bijlage Toelichting  

Toelichting Beleidsregels