Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen

Aanwijzingsbesluit nijlgans en verwilderde boerengans provincie Groningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingAanwijzingsbesluit nijlgans en verwilderde boerengans provincie Groningen
CiteertitelAanwijzingsbesluit nijlgans en verwilderde boerengans provincie Groningen
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpMilieu

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Flora- en faunawet, art. 67, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-07-2015nieuwe regeling

07-07-2015

Elektronisch Provincieblad, 10-07-2015

580533

Tekst van de regeling

Intitulé

Aanwijzingsbesluit nijlgans en verwilderde boerengans provincie Groningen

Besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Groningen van 7 juli 2015, nr. 580533, afd. LGW, tot bekendmaking van het besluit tot vaststelling van het Aanwijzingsbesluit nijlgans en verwilderde boerengans provincie Groningen.

Gedeputeerde Staten der provincie Groningen;

Overwegende dat de noodzaak bestaat om de stand van verschillende vogelsoorten, niet behorende tot beschermde inheemse diersoorten, te beperken ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, ter voorkoming van schade aan fauna en in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid;

Gelet op artikel 67, lid 1, van de Flora- en faunawet;

Besluiten:

Vast te stellen als volgt:

Artikel 1 Aanwijzing houders van een jachtakte

Ter voorkoming van schade aan gewassen en schade aan fauna, en in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid, worden voor de volgende diersoorten jachtaktehouders aangewezen als categorie van personen die de stand van deze diersoorten mogen beperken met gebruikmaking van het geweer:

Nijlgans

(alopochen aegyptiacus)

vanwege schade aan gewassen en fauna

verwilderde boerengans

(anser anser forma domesticus)

vanwege schade aan gewassen en fauna, en in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid

Als aangewezen personen of categorieën van personen als bedoeld in artikel 67 wordt in dezen bedoeld: houders van een geldige jachtakte. De jachtaktehouder moet op grond van een jachthuurovereenkomst gerechtigd zijn tot het genot van de jacht op de desbetreffende gronden, dan wel in het bezit zijn van een schriftelijke en gedagtekende toestemming van de grondgebruiker(s).

Artikel 2 Aanwijzing houders van een valkeniersakte

Ter voorkoming van schade aan gewassen en schade aan fauna worden voor de volgende diersoort houders van een valkeniersakte aangewezen als categorie van personen die de stand van deze diersoort mogen beperken met gebruikmaking van een jachtvogel:

Nijlgans

(alopochen aegyptiacus)

vanwege schade aan gewassen en fauna

Als aangewezen personen of categorieën van personen als bedoeld in artikel 67 wordt in dezen bedoeld: houders van een geldige valkeniersakte. De valkeniersaktehouder moet op grond van een jachthuurovereenkomst gerechtigd zijn tot het genot van de jacht op de desbetreffende gronden, dan wel in het bezit zijn van een schriftelijke en gedagtekende toestemming van de grondgebruiker(s).

Artikel 3 voorschriften

De in artikel 1 en 2 aangewezen categorieën van personen mogen de in het desbetreffende artikel bedoelde handeling verrichten met inachtneming van de volgende voorschriften:

  • 1.

    Dit besluit is van toepassing op het grondgebied gelegen binnen de grenzen van de provincie Groningen.

  • 2.

    Bestrijding met het geweer is alleen toegestaan buiten de bebouwde kom.

  • 3.

    Als geweer mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van het hagelgeweer en/of de kogelbuks, met inachtneming van de in artikel 7, Besluit beheer en schadebestrijding, gestelde regels.

  • 4.

    Een ieder die gebruik maakt van deze aanwijzing is verplicht, indien gebruik wordt gemaakt van het geweer en/of jachtvogel, een geldige jachtakte en/of valkeniersakte bij zich te dragen en, indien van toepassing, de schriftelijke toestemming van de grondgebruiker als bedoeld in artikel 6 van het Besluit beheer en schadebestrijding. Deze documenten moeten op eerste vordering aan de daartoe bevoegde ambtenaren ter inzage worden gegeven.

  • 5.

    In de periode tussen 1 november en 1 april mag tot 12.00 uur geen gebruik worden gemaakt van dit aanwijzingsbesluit in gebieden die zijn aangewezen als ganzenfoerageergebied (besluit d.d. 05-07-2005, nr. 2005-12802). Na 12.00 uur mag in deze periode alleen gebruik gemaakt worden van dit aanwijzingsbesluit zolang een afstand van tenminste 500 meter tot foeragerende kolganzen, brandganzen en, grauwe ganzen in acht wordt genomen.

  • 6.

    Dit aanwijzingsbesluit krachtens artikel 67 van de Flora- en faunawet, ontslaat degene die gerechtigd is tot het gebruik ervan, niet van de verplichting zo nodig een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 aan te vragen

  • 7.

    Bestrijding van genoemde soorten met het geweer mag alleen plaatsvinden tussen een uur vóór zonsopgang en een uur na zonsondergang.

  • 8.

    In afwijking van artikel 74, eerste lid, onder a., van de Flora- en faunawet, mag van deze aanwijzing gebruik worden gemaakt in een veld dat niet voldoet aan de wettelijk gestelde oppervlakte eis van tenminste 40 hectare.

  • 9.

    Bij bijzondere weersomstandigheden kunnen Gedeputeerde Staten besluiten om de werking van deze aanwijzing op te schorten.

  • 10.

    Degene die gebruik maakt van dit aanwijzingsbesluit dient hiervan binnen 24 uur na afloop van de schadebestrijdingsactie melding te maken in het FRS, onder vermelding van datum, naam, jachtaktenummer, locatie, gebruikt middel, alsmede aantal en soort gedode vogels.

  • 11.

    De bemachtigde dieren of delen daarvan mogen door de in dit besluit bedoelde jachtaktehouders overeenkomstig de geldende regelgeving worden geconsumeerd of in de handel gebracht.

  • 12.

    Ter voorkoming van de verspreiding van dierziekten dienen de bemachtigde dieren of resterende delen daarvan, voor zover deze niet voor eigen gebruik worden aangewend of niet (mogen) worden verhandeld, ter destructie worden aangeboden.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking de eerste dag na de dag van uitgifte van het Provinciaal blad waarin dit besluit is gepubliceerd.

Artikel 5 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzingsbesluit nijlgans en verwilderde boerengans provincie Groningen.

Groningen, 7 juli 2015. Gedeputeerde Staten voornoemd,

Namens dezen:

A.J. Hoogerwerf

Hoofd van de afdeling Landelijk Gebied en Water

 

Toelichting op het besluit

 

1. Aanleiding

De Faunabeheereenheid Groningen wijst in het Faunabeheerplan Groningen 2014-2019, door ons goedgekeurd op 11 november 2014 (zaaknummer: 537744), op het belang van het doen van een aanwijzing ex artikel 67 van de Flora- en faunawet voor beperken van de stand van de nijlgans en de verwilderde boerengans vanwege schade aan gewassen en schade aan fauna.

 

2. Wettelijk kader

Op deze beschikking is de wet- en regelgeving van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing.

• Ingevolge artikel 52 Ffw, is het de houder van een jachtakte of valkeniersakte onverminderd het bepaalde bij of krachtens de artikelen 65 tot en met 70 en 72 van de Ffw, slechts toegestaan gebruik te maken van geweren voor het uitoefenen van de jacht of het schieten van kleiduiven;

• Ingevolge artikel 67 van de Ffw kunnen gedeputeerde staten, wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat, voor de bij ministeriele regeling aangewezen diersoorten de stand laten beperken met het geweer, onder andere ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer en ter voorkoming van schade aan flora en fauna;

• Ingevolge de Regeling beheer en schadebestrijding dieren zijn de nijlgans (alopochen aegyptiacus) en de grauwe gans (anser anser) als diersoorten aangewezen waarvoor artikel 67 Ffw kan worden toegepast. Voor de grauwe gans geldt hierbij blijkens de toelichting op deze ministeriële regeling dat hierbij deze vogelsoort in al zijn vormen wordt bedoeld, derhalve ook de verwilderde boerengans (anser anser forma domestica);

• Krachtens artikel 4 van het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten wordt de gedomesticeerde vorm van de grauwe gans, de verwilderde boerengans, niet aangemerkt als beschermde inheemse diersoort;

• De nijlgans behoort krachtens de indeling in bijlage 1 van de Regeling beheer en schadebestrijding evenmin tot de beschermde inheemse diersoorten. Deze regeling vormt hiermee een voortzetting van de Regeling aanwijzing exoten 1995 van de Minister van LNV onder de Jachtwet, waarin deze soorten ook al tot niet tot de inheemse fauna behorende diersoorten waren aangewezen;

• De beschermende bepalingen van de Ffw met betrekking tot het vangen, doden, schudden en rapen van eieren en verstoren van nesten zijn alleen van toepassing op beschermde inheemse diersoorten en gelden derhalve niet voor de nijlgans en de verwilderde boerengans;

• Uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Hof) volgt dat de uitvoering van een richtlijn de volledige toepassing ervan moet verzekeren. De Vogelrichtlijn is thans geïmplementeerd in de Ffw en de Natuurbeschermingswet 1998. Gelet op de hiervoor bedoelde rechtspraak van het Hof moeten de relevante bepalingen van beide wetten, ook na implementatie worden uitgelegd en toegepast in het licht van de Vogelrichtlijn.

• Gelet op artikel 1, eerste lid, van de Vogelrichtlijn is die richtlijn van toepassing op alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het VWEU van toepassing is. De Europese Commissie heeft op haar website (www.ec.europa.eu) de lijst "List of birds of the European Union - June 1999" gepubliceerd van de vogelsoorten die daartoe worden gerekend. De nijlgans wordt niet in die lijst vermeld, maar in de lijst "List of Bird Species introduced in the European Territory of the Member States with an established breeding population". Dit betreft een lijst van geïntroduceerde vogelsoorten met een gevestigde broedpopulatie in de Europese Unie, welke lijst door de Europese Commissie eveneens op haar website is gepubliceerd. De huidige aanwezigheid van de nijlgans op het Europese grondgebied van de lidstaten is het gevolg van menselijk handelen. De bescherming voortvloeiend uit de bepalingen van de Vogelrichtlijn strekt zich niet uit tot de nijlgans (vgl. AbRvS van 4 januari 2012, nr. 201103334/1/H3).

• Uit het feit dat ingevolge artikel 7, tweede lid, van de Vogelrichtlijn in samenhang met bijlage II/1 op de grauwe gans (Anser Anser) mag worden gejaagd, kan worden afgeleid dat ook op de gedomesticeerde variant (Anser Anser forma domestica) mag worden gejaagd en dat communautairrechtelijk geen beletsel bestaat voor nationaalrechtelijke regelgeving met betrekking tot de bejaging van de Anser Anser (vgl. AbRvS van 28 januari 2009, nr. 200802059/1).

• Uit artikel 67 lid 4 van de Ffw volgt dat aan de aanwijzing geen faunabeheerplan ten grondslag behoeft te worden gelegd.

 

Voorafgaande regelgeving

Voor de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet in 2002 viel de nijlgans onder de Regeling aanwijzing exoten 1995 op grond van artikel 54 van de Jachtwet. Deze aanwijzing werd na 2002 door de meeste provincies voortgezet door een aantal exoten voor populatiebeheer aan te wijzen. Door de provincie Groningen werd op 1 juli 2003 opnieuw een aanwijzing gedaan voor reduceren van de populatie, onder andere voor de nijlgans en de gedomesticeerde grauwe gans (ook wel verwilderde boerengans genoemd).

Tot juli 2008 heerste de opvatting, onder andere bij het ministerie van LNV, dat deze dieren vanwege hun status van niet beschermde soort gewoon afgeschoten mochten worden omdat de verbodsbepalingen van de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) op deze soorten niet van toepassing zijn. Gezien deze opvatting werd daarom bij de herziening in 2007 van de hiervoor genoemde provinciale aanwijzing 2003, een aantal dieren (exoten) niet meer in de aanwijzing opgenomen.

Uit een brief van de minister van LNV van 17 juli 2008 aan de Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging bleek echter dat artikel 52 van de Ffw zo moet worden uitgelegd dat ook voor de inzet van het geweer bij het doden van "exoten" een voorafgaande aanwijzing ex artikel 67 van deze wet noodzakelijk is.

 

3. Beleid

 

Internationaal en Europees beleid

Het internationale en Europese beleid zien vooral op het voorkomen van de intrek van invasieve soorten en daar waar nodig het beperken en uitroeien van invasieve exoten.

 

Verdrag op het gebied van biologische diversiteit (Trb. 1992, 164)

In 2010 zijn de VN-doelstellingen van het Biodiversiteitsverdrag vernieuwd. Zo komt er een strategie om het verlies aan diversiteit tot staan te brengen in 2020. Met dit beleid wordt uitvoering gegeven aan de doelstellingen van het Biodiversiteitsverdrag. In dit Verdrag worden partijen aangespoord beleid te ontwikkelen dat als doel heeft de inheemse biodiversiteit te beschermen tegen invasieve exoten. Met hun handtekening verplichten landen zich om:

• biologische diversiteit te behouden;

• duurzaam gebruik te maken van biodiversiteit;

• de kosten en opbrengsten uit biodiversiteit eerlijk tussen landen te verdelen.

In het verdrag staat dat biodiversiteit behouden moet blijven vanwege de intrinsieke waarde van de natuur. Maar het verdrag bekijkt biodiversiteit ook vanuit het nut voor mensen. Biodiversiteit draagt bij aan onze voedselvoorziening, economie en gezondheid.

 

Europees beleid t.a.v. exoten

Wanneer dieren- of plantensoorten al dan niet opzettelijk in een gebied worden gebracht waar zij normaal niet voorkomen, kunnen zij ernstige schade veroorzaken, waaronder:

• verlies aan biodiversiteit, soms zelfs het verdwijnen van inheemse soorten – een probleem dat vooral EU-gebieden buiten Europa bedreigt, waar nu nog een grote biodiversiteit heerst;

• nieuwe ziekten bij mensen;

• economische schade, bijvoorbeeld aan de oogst en de infrastructuur, die kan oplopen tot miljarden euro's.

 

Dit alles was aanleiding voor de Europese Commissie om te komen met een voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de Raad betreffende preventie en beheer van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (september 2013, COM 2013/ 620 final, 2013/307 COD). Volgens de toelichting op het Voorstel Verordening wordt het IUS probleem alsmaar groter. De verordening draagt EU-landen op om maatregelen te nemen om verboden soorten die al wijd verspreid zijn, of dat worden, onder controle te houden. De verordening is inmiddels aangenomen op 22 oktober 2014 gepubliceerd in het Official Journal van 4 november 2014, Nr. 1143/2014 en op 1 januari 2015 in werking getreden. De bijbehorende lijst met onder de verordening vallende soorten is nog niet vastgesteld. Niet te voorzien is of de nijlgans op deze lijst zal worden geplaatst. Het eventueel niet plaatsen op deze lijst van de nijlgans betekent echter niet dat de lid-staat niet zelfstandig maatregelen tegen deze soort zou mogen c.q. moeten treffen, want de primaire verantwoordelijkheid ligt bij de lid-staat.

 

Rijksbeleid.

Het exotenbeleid van de staatssecretaris van EZ, is in de Beleidsnota invasieve exoten (LNV, Kamerstuk 26407,nr. 27) weergegeven. Het zwaartepunt van dit beleid is gericht op preventie van introductie van nieuwe, invasieve exoten. Als dat niet lukt, richt het beleid zich op het nemen van bestrijdingsmaatregelen, zolang populaties nog klein en beheersbaar zijn. Voorkomen is beter dan genezen. Vroeg ingrijpen voorkomt grote kosten in het kader van bestrijding en vergoeding van geleden schade. Ook uit oogpunt van dierenwelzijn is vroegtijdig ingrijpen gewenst, omdat het dan nog niet om grote aantallen dieren gaat die moeten worden gedood. Met dit beleid wordt uitvoering gegeven aan de doelstellingen van het Verdrag op het gebied van biologische diversiteit (Trb. 1992, 164). Ter uitvoering van dit beleid is de Regeling beheer en schadebestrijding dieren per 1 januari 2010 aangepast. Door deze aanpassing zijn de voor toepassing van artikel 67 Flora- en faunawet aangewezen dieren onderscheiden in 3 categorieën: beschermde inheemse soorten, andere soorten en verwilderde dieren. Nijlganzen vallen in deze indeling onder de 'andere soorten' en de verwilderde boerengans valt onder 'verwilderde dieren'.

 

Provinciaal beleid

Naar het oordeel van de provincie volgt uit bovenstaand internationaal, Europees en nationaal beleid dat er een gezamenlijke verantwoordelijkheid is voor het aanpakken van het exotenvraagstuk, zeker daar waar het gaat om invasieve soorten die bedreigend kunnen zijn voor Europese of nationaal beschermde soorten.

 

Voor beperking van de stand van exoten ter voorkoming of beperking van de schade aan fauna zullen Gedeputeerde Staten gebruik maken van hun bevoegdheid op grond van artikel 67 Ffw, omdat voor deze soorten anders geen mogelijkheid bestaat om gebruik te maken van het geweer om deze dieren te doden.

 

Gedeputeerde Staten willen in verband met schade aan de biodiversiteit jachtaktehouders aanwijzen om nijlganzen en verwilderde boerenganzen met behulp van het geweer te bestrijden.

 

Verwilderde boerenganzen vormen verder een bedreiging voor de kwaliteit van het zwemwater in diverse plassen rond de stad Groningen en daarmee voor de volksgezondheid. Ook dragen boerenganzen bij aan belangrijke schade aan gewassen.

 

In de op 30 juni 2009 door Gedeputeerde Staten vastgestelde Beleidsnotitie Flora- en faunawet 2009, is in par.6.1.1. aangegeven, dat wordt overwogen om ter bestrijding van landbouwschade veroorzaakt door de nijlgans en de "soepgans" een aanwijzingsbesluit ex art. 67 flora- en faunawet te nemen. In het kader van het op 27 mei 2014 gesloten ganzenakkoord is afgesproken, dat de provincie zich er voor in zal zetten, de bestrijding van schade door exoten en verwilderde soorten als nijlgans en boerengans mogelijk te maken te maken middels een aanwijzingsbesluit.

 

4. Onderbouwing van de aanwijzing per soort

 

Nijlgans

De Nijlgans (Alopochen aegyptiacus) is een uit Afrika afkomstige soort die niet van nature in de Europese lidstaten voortkomt. Het is dus een exoot en geen beschermde inheemse diersoort. Zodra sprake is van een geregelde voortplanting die gepaard gaat met toename en uitbreiding spreken we van een invasieve exoot (Hengeveld 1989, Richardson et al, 2001). Een goed voorbeeld hiervan is de nijlgans die sinds 1967 (eerste broedgeval) geheel Nederland heeft gekoloniseerd (Vreemde vogels in de Nederlandse vogelbevolking: een verhaal van vestiging en uitbreiding, p. 9, Bureau Waardenburg, april 2013).

 

Aantalsontwikkeling

De nijlgans heeft zich in Nederland in 1967 gevestigd vanuit particuliere siervogelcollecties. De jaarlijkse groei momenteel 6%. Afschot (meest recente schatting 40.000 vogels in 2007/08; Montizaan & Siebenga 2010) en dichtheidsafhankelijke factoren zijn de meest aannemelijke factoren voor de stabilisatie. De in 2010/11 vastgestelde aantallen waren goed vergelijkbaar met die in de voorgaande vijf seizoenen. Maximaal ging het om een geschatte 26.000 vogels. Een schatting die rekening houdt met nooit getelde gebieden komt op 48.000 vogels (Hornman et al. 2012c). Uitzondering vormt het relatief lagere aantal in december, een maand met veel sneeuw en lage temperaturen. Vooral in het noorden van het land werden toen minder Nijlganzen geteld dan anders, terwijl de aantallen in het oosten gemiddeld waren. Waarschijnlijk zijn toen groepjes Nijlganzen gaan rondzwerven op zoek naar voedsel, bijv. in de vorm van niet-geoogste maïs. Dat ze dat doen, weten we uit aflezingen van in Duitsland (Olaf Geiter, Susanne Homma) of Nederland (Frank Majoor) geringde Nijlganzen. Ze blijken soms honderden kilometers af te leggen, maar keren vaak terug naar de (omgeving van de) ringlocatie.

 

Zoals uit voorjaarstellingen van de KNJV blijkt werden in 2006 in Groningen nog 597 nijlganzen geteld en 937 in 2008. Het aantal broedparen had zich in deze twee jaar meer dan verdubbeld van 92 naar 185. Tijdens zomertellingen in juli in de jaren 2013 en 2014 werden respectievelijk de volgende aantallen nijlganzen in de provincie Groningen geteld: 923 en 829.

 

Uit de website www.waarneming.nl blijkt dat de territoria van de nijlgans zich uitstrekken van Oost-Groningen naar het Zuidelijk en Noordelijk Westerkwartier. Uit de waarnemingen blijkt dat het voorkomen van groepen nijlganzen in grote aantallen bij elkaar (50 – 500 exemplaren) geen uitzondering is.

 

In opdracht van het Ministerie van LNV, Team invasieve exoten, is een risicoanalyse uitgevoerd naar de effecten van deze invasieve exoot op onder andere natuur en economie (Waardenburg, september 2010). Geschat wordt dat er landelijk in 2009 ongeveer 10.000 broedparen aanwezig waren. Dit komt overeen met een populatieomvang van ongeveer 50.000 exemplaren. Zonder afschot in de voorafgaande jaren zou het aantal inmiddels zijn gegroeid tot het viervoudige. Populaties in de omringende landen, met name Duitsland, nemen ook snel in aantal toe

 

Wettelijke belangen

 

A) schade aan de fauna

De nijlgans is een invasieve exoot. De aanwezigheid van nijlganzen verstoort de inheemse fauna. Het is een soort die van nature niet in Nederland en in Europa voorkomt. De aanwezigheid van nijlganzen in de Nederlandse natuur is in strijd met de doelstellingen uit het Biodiversiteitsverdrag en de beoogde regelgeving van de Europese Unie, waarbij wordt ingezet op het voorkomen van introductie van invasieve soorten en bij aanwezigheid van bestaande invasieve soorten op het bestrijden van deze soorten. Louter de aanwezigheid van deze invasieve exoot kan vanuit de bescherming van de biodiversiteit worden gezien als schadelijk voor de fauna.

 

Uit onderzoek is verder gebleken dat nijlganzen in de broedtijd zeer territoriaal zijn, waarbij ze andere vogels verjagen en nesten en broedplaatsen overnemen van inheemse soorten. Uit literatuur is bekend dat deze soort – als gevolg van haar sterk territoriaal gedrag – niet alleen nestelende ouders verdrijft maar ook daadwerkelijk overgaat tot het verdrinken van kuikens van ander (inheemse beschermde) vogelsoorten (met name eendachtigen en meerkoet) alsmede ook nestelgelegenheid overneemt van soorten die afhankelijk zijn van (schaarse) hoger gelegen nestplaatsen (nestkasten of nesten in bomen) van onder andere kerkuil. Vanuit de Europese Vogelrichtlijn moeten maatregelen worden genomen die het behoud van natuurlijk in het wild voorkomende de soorten bevorderen. Het bestrijden van soorten die niet van nature in Europa voorkomen, maar deze wel verdringen, verstoren, of in hun natuurlijke gedrag belemmeren levert schade op aan deze soorten.

 

B) Schade aan gewassen

De bij het Faunafonds geregistreerde landbouwschade door de nijlgans bedraagt in de winter tot € 3.200,-- en in de zomer tot € 450,--. De beschadigde oppervlakte loopt in de winter op tot 100 ha en in de zomer tot 70 ha. De bekende landbouwschade treedt vooral op in grasland en in mindere mate in wintergraan. Vermoed wordt dat deze gegevens slechts het topje van de ijsberg vormen, omdat bij het Faunafonds landbouwschade door exoten niet geregistreerd wordt, tenzij de nijlgans zich in gemengde groepen met beschermde inheemse soorten bevindt.

 

Geen andere bevredigende oplossing

Voor exoten, waaronder de nijlgans, wordt een nulstand nagestreefd. Dit betekent dat het doden van de dieren wordt nagestreefd. Artikel 67 staat toe daarvoor het geweer als middel aan te wijzen. Gebruik van een jachtvogel wordt mogelijk gemaakt omdat niet op alle locaties het gebruik van het geweer gewenst of toegestaan is.

 

Dit streven moet altijd bezien worden tegen de achtergrond van de mate waarin alternatieve maatregelen effectief zijn en de mogelijke bijeffecten van maatregelen, die als gevolg van het treffen van de maatregelen op kunnen treden. Alternatieve maatregelen, zoals het schudden en rapen van eieren is niet overal uit te voeren. Tevens verstoort dit in de broedtijd ook beschermde soorten. Dit geldt tevens voor het vangen in de ruiperiode, terwijl het aantal gevangen dieren beperkt zal zijn. Het verkleinen van de populatie is derhalve slechts mogelijk door middel van afschot of het gebruik van een jachtvogel.

 

Gezien het feit dat voor de nijlgans als invasieve exoot een nulstand wordt nagestreefd is niet in te zien op welke andere wijze dan middels het geweer effectieve bestrijding van de soort zou moeten plaatsvinden. Een bevredigend alternatief zou immers ook neer moeten komen op het op een bepaalde wijze elimineren van exemplaren van de soort.

 

Verwilderde boerengans

Ingevolge artikel 4, aanhef en onder c, van het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet is de verwilderde boerengans (grauwe gans, Anser Anser ) aangewezen als soort vogel waarvan gedomesticeerde vogels niet als beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Ffw worden aangemerkt. De verwilderde boerengans (anser anser forma domesticus) is een hybride afstammeling van de grauwe gans en de aan de grauwe gans genetisch verwante boerengans met een wit verenkleed. Deze verwilderde boerenganzen hebben dan meestal een gemengd verenkleed van gedeeltelijk wit en gedeeltelijk grauw. In de literatuur wordt deze gans ook ‘soepgans' genoemd. Voor de eenduidigheid hanteren wij de term ‘verwilderde boerengans’. Verwilderde boerenganzen zijn over het algemeen uitgesproken standvogels en verblijven het gehele jaar in een relatief klein gebied. Ze komen algemeen voor in parken en bij vijvers in steden en dorpen. Ook in de landerijen in de nabijheid van dorpen en steden kan de verwilderde boerengans in (relatief) grote groepen worden aangetroffen. Lokaal leidt dit tot overlast door het kaaltrappen van grasvelden en onveilige verkeerssituaties. Tevens leidt dit tot schade aan gronden en gewassen door uitwerpselen en gewasvraat.

 

Aantalsontwikkeling

In 1998-2000 telde Nederland tussen de 3000-4000 broedparen, in 2005 bedroeg dit aantal tussen de 3700-5000 broedparen bij een populatieomvang van 15.000 vogels. De populatie verwilderde boerenganzen groeit landelijk met 4% per jaar. In 2005 bedroeg in Groningen het aantal broedparen 380 (Faunabeheerplan Groningen 2014-2019). Uit de kaartgegevens (SOVON, rapportage 2013/02) en de website www.waarneming.nl blijkt dat de groepen voorkomen in de gehele provincie Groningen met sterke concentraties rondom de stad Groningen. Tijdens zomertellingen in juli in de jaren 2013 en 2014 werden respectievelijk 314 en 116 verwilderde boerenganzen in de provincie Groningen geteld.

 

Wettelijke belangen

 

A) schade aan de fauna

Verwilderde boerenganzen hebben door selectie en kruising andere eigenschappen (uiterlijk, genetica, gedrag) gekregen dan hun wilde verwanten (Kear, 1990). Hoewel mogelijk een aantal van de verwilderde boerenganzen – als gevolg van kruising en domesticatie – onvruchtbaar is, blijkt dat een aanzienlijk deel van deze dieren haar vruchtbaarheid behoudt. De dieren zijn vaak te vinden in gezelschap van (wilde) grauwe ganzen en gemengde broedparen komen regelmatig voor. Hierdoor raakt de inheemse populatie grauwe ganzen vervuild met gedomesticeerd genetisch materiaal. De hybridisering van de boerengans met de grauwe gans is uit oogpunt van behoud van biodiversiteit niet wenselijk. De verwilderde boerengans veroorzaakt daarmee schade aan de soort grauwe gans, en dus wettelijk gezien aan fauna. Vanuit biodiversiteitsoverwegingen moet de verwilderde boerengans worden bestreden. Vanuit de Europese Vogelrichtlijn moeten maatregelen worden genomen die het behoud van natuurlijk in het wild voorkomende de soorten bevorderen.

 

B) Volksgezondheid en openbare veiligheid

In het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid is dit aanwijzingsbesluit aan de orde, vanwege besmetting van zwemwater waaronder met name genoemd Hoornse Plas, Oldambtmeer, Blauwe Stad, Zuidlaardermeer. Deze besmetting met de potentieel ziekteverwekkende e-coli bacterie kan de volksgezondheid schade toebrengen.

Om de gezondheid van de mens bij zwemmen in oppervlaktewater te beschermen, is sinds maart 2006 de Europese Zwemwaterrichtlijn van kracht (2006/7/EG). Deze richtlijn geldt voor alle oppervlaktewateren waaraan een zwemwaterfunctie is toegekend. In de richtlijn zijn eisen voor de bacteriologische kwaliteit opgenomen, waaraan de zwemwateren moeten voldoen. Daarnaast geldt de verplichting dat er passende beheersmaatregelen worden genomen om te voldoen aan de gestelde bacteriologische kwaliteitseisen. Groepen verwilderde boerenganzen bedreigen de volksgezondheid als zij in aanzienlijke aantallen aanwezig zijn in en bij wateren, waaraan een zwemwaterfunctie is toegekend. Maar ook een kleine groep verwilderde boerenganzen kan – omdat zij vaak honkvast zijn en dus het gehele jaar in hetzelfde gebied verblijven - leiden tot serieuze vervuilling van het oppervlaktewater. De uitwerpselen van deze ganzen kunnen direct, of via afspoeling van zwemstranden en/of ligweiden, leiden tot ontoelaatbare hoge concentraties aan faecale bacteriën in het zwemwater. Waterbeheerders meten in zwemwateren regelmatig overschrijdingen van de normen voor faecale bacteriën zoals gedefinieerd in de genoemde Zwemwaterrichtlijn. Als dergelijke overschrijdingen het gevolg zijn van groepen van de verwilderde boerengans moeten maatregelen genomen worden vanwege de volksgezondheid.

 

C) Schade aan gewassen

Uit onderzoek in 2006 (Van der Jeugd et al. 2006) blijkt dat van alle zomerganzen, op de grauwe gans na, verwilderde boerenganzen, de meeste schade in de landbouw veroorzaken. Hierbij dient te worden opgemerkt dat schade veroorzaakt door verwilderde boerenganzen officieel niet kan worden vergoed. Voor vergoeding van schade voert het Faunafonds taxaties uit voor zover betreft dit schade veroorzaakt door beschermde inheemse diersoorten. De verwilderde boerengans behoort echter, evenals de nijlgans, niet tot de beschermde inheemse diersoorten. Het Faunafonds keert voor deze soorten geen tegemoetkoming in de schade uit overeenkomstig de door het Faunafonds vastgestelde beleidsregels.

 

Indien verwilderde boeren ganzen zich vermengen met beschermde vogels als de grauwe gans in zogenaamde 'menggroepen' dan vindt wel registratie van het aandeel schade van de verwilderde boerenganzen plaats. Deze bij het Faunafonds geregistreerde getaxeerde schade door de boerengans bedroeg € 100,-- in 2009 in 2 ha zomergraan. Net als bij de nijlgans is dit een onderschatting.

 

Voor wat betreft de verwilderde boerengans kan worden verwacht, anders dan bij de nijlgans, de voedselopname en daarmee de schade vrijwel gelijk is aan die welke door de hier broedende grauwe gans wordt aangericht. Omtrent de populatie in 2009 is weinig bekend, behalve een snelle toename ten opzichte van 2005 (380 broedparen). Deze toename houdt nauw verband met de snelle toename van de populaties overzomerende (jaarrond verblijvende) grauwe ganzen, waarmee de boerengans hybridiseert.

 

In het rapport "Overzomerende ganzen in Nederland: grenzen aan de groei?" (2006, van der Jeugd et al, SOVON) wordt uitgegaan van een jaarlijkse groei van 20%. Van de verwilderde boerengans is voldoende aannemelijk dat zij concurreert met de grauwe gans. De aanwezigheid van gedomesticeerde, grauwe ganzen vormt vaak voor andere (m.n. grauwe) ganzen aanleiding om zich in hetzelfde gebied te vestigen, waarschijnlijk vanwege geschiktheid en de voedselsituatie in het gebied. Dat leidt er toe dat de maximale ruimte die er is voor een populatie grauwe ganzen in een gebied, zonder dat onaanvaardbare schade optreedt aan landbouwgewassen, kleiner is als een (groot) deel van deze ruimte reeds wordt ingenomen door verwilderde gedomesticeerde ganzen.

 

In het onderzoek, uitgevoerd door het CLM (CLM Onderzoek en Advies Culemborg, 2013) naar de baten en lasten voor de landbouw voor schadesoorten wordt ook een inschatting gemaakt van de schadelast door de verwilderde boerengans. Daarbij wordt opgemerkt dat hier slechts sprake is van een schatting daar er geen registratie door het faunafonds wordt bijgehouden met betrekking tot landbouwschade door de verwilderde boerengans. Recente schatting bedraagt ruim € 100.000,--. Gezien de landelijke populatietoename en de toename van de stand in de provincie is de verwachting dat belangrijke schade in de provincie optreedt aan aardappelen, suikerbieten, voederbieten, peulvruchten, grasland, graszaad/graszoden en ingezaaid grasland en riet en biezen.

 

Geen andere bevredigende oplossing

Voor verwilderde boerenganzen, wordt een nulstand nagestreefd. Dit betekent dat doden van de ganzen wordt nagestreefd. Artikel 67 staat toe daarvoor het geweer als middel aan te wijzen. Dit streven moet altijd bezien worden tegen de achtergrond van de mate waarin alternatieve maatregelen effectief zijn en de mogelijke bijeffecten, die als gevolg van de maatregelen op kunnen treden.

 

Alternatieve maatregelen, zoals het schudden en rapen van eieren is niet overal uit te voeren. Tevens verstoort dit in de broedtijd ook beschermde soorten. Dit geldt tevens voor het vangen in de ruiperiode, terwijl het aantal gevangen dieren waarschijnlijk beperkt zal zijn. Het verkleinen van de populatie is derhalve slechts mogelijk door middel van afschot.

 

Gezien het feit dat voor verwilderde boerenganzen als onbeschermde ondersoort een nulstand wordt nagestreefd is niet in te zien op welke andere wijze dan middels het geweer effectieve bestrijding van de soort zou moeten plaatsvinden. Een bevredigend alternatief zou immers ook neer moeten komen op het op een bepaalde wijze elimineren van exemplaren van de soort.

 

Conclusie:

 

Op grond van bovenstaande overwegingen worden de nijlgans en de verwilderde boerengans aangewezen als soorten waarvan op grond van artikel 67 van de Ffw de stand mag worden beperkt.