Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit beschermd wonen Gemeente Breda 2015 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit beschermd wonen Gemeente Breda 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 april 2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-07-2015 | 01-04-2015 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 16-06-2015 | 43639 |
De begripsbepalingen die in dit besluit worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 en de Verordening beschermd wonen 2015. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Dagbesteding: een structurele tijdbesteding met een welomschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleend. Hieronder wordt niet verstaan een reguliere dagstructurering zoals die in de woon-/ verblijfsituatie wordt geboden of een welzijnsactiviteit zoals zang, bingo, uitstapjes en dergelijke.
Gebruikelijke zorg: bij gebruikelijke zorg gaat het om de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen of familieleden geacht worden elkaar onderling te bieden. De basis van deze zorgplicht voor elkaar berust op het feit dat er sprake is van een leefeenheid met een gezamenlijk huishouden en de bijbehorende gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van dat huishouden.
Gemeente: Gemeente Breda. De gemeente Breda is centrumgemeente voor de regio met de gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Werkendam, Woudrichem en Zundert, welke gemeenten de uitvoering van de gemeentelijke taken voor beschermd wonen hebben gemandateerd aan de gemeente Breda.
Artikel 2 Voorwaarden voor een pgb
Op verzoek van de cliënt verstrekt het college een pgb. In de verordening Beschermd Wonen Breda 2015 artikel 2.12, lid 1 worden drie voorwaarden gesteld waar personen aan moeten voldoen, willen zij aanspraak kunnen maken op een pgb (zie ook bijlage I). Voor de beoordeling van deze voorwaarden hanteert het college de volgende richtlijnen, die worden getoetst in een persoonlijk gesprek.
1. Bekwaamheid van de aanvrager
Om na te gaan of de pgb aanvrager op verantwoorde wijze om kan gaan met een pgb wordt de bekwaamheid van de pgb aanvrager beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn:
Bij aanvragers die niet in staat zijn volledig de eigen regie te voeren, maar niet handelingsonbekwaam zijn, kan een (wettelijk) vertegenwoordiger uit naam van de aanvrager de regie voeren. Aangezien de aanvrager als het ware in de rol van budgethouder wordt vervangen door de vertegenwoordiger, toetst het college laatstgenoemde persoon op dezelfde aspecten als de aanvrager (zie bijlage I).
2. Motivering door de aanvrager
Een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt indien dit gemotiveerd wordt aangevraagd aan de hand van een opgesteld budget en ondersteuningsplan. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. Het college beoordeelt of dit plan voldoet.
3. Gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening
Het college bepaalt op basis van artikel 5.1 tot en met 5.5 van de Verordening beschermd wonen 2015 in het persoonlijk gesprek en aan de hand van het persoonlijk plan of de diensten die met het pgb worden ingekocht van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) zijn.
Artikel 3 Voorwaarden pgb sociaal netwerk en mantelzorg
Een beschikking voor een pgb kan maximaal voor de duur van 2 jaar worden afgegeven. Bij twijfel rondom de bekwaamheid van de pgb-houder om zelf zorg in te kopen of indien er sprake is van een niet-stabiel ziektebeeld, kan door het gebruik van een korte looptijd van de beschikking worden bekeken of de pgb-houder over de vaardigheden beschikt om een budget te houden of dat het pgb nog voorziet om een toereikende voorziening in te kopen.
De pgb aanvrager aan wie een pgb is verleend komt met de aanbieder een pgb zorgovereenkomst overeen. In de zorgovereenkomst zijn ten minste afspraken opgenomen over de kwaliteit en het resultaat van de in te zetten hulp/begeleiding, de inschakeling van het type hulpverlener (medewerker van cao zorgorganisatie, zzp’er/andere zorgorganisatie of sociaal netwerk) en de wijze van declareren.
De toetsing van de zorgovereenkomst op arbeidsrechtelijke zaken wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De gemeente Breda is verantwoordelijk voor de goedkeuring van de zorgovereenkomst. Daarbij worden zowel de inhoud als de financiën beoordeeld. De tarieven in de zorgovereenkomst worden getoetst aan de hoogte van de tariefstelling voor pgb diensten (zie artikel 8).
Uitgangspunt is dat de vertegenwoordiger van een pgbhouder niet zelf ook ondersteuning aan de pgbhouder verleent. In bepaalde situaties kunnen deze rollen toch door één en dezelfde persoon vervuld worden, namelijk in geval ouders of partner deze rol vervullen. Op basis van de individuele situatie wordt beoordeeld of er sprake is van onwenselijke vermenging van rollen.
Artikel 8 Uitbetaling, verantwoording en controle pgb
Het geld kan alleen besteed worden aan wat is afgesproken en beschreven staat in de zorgovereenkomst (toets SVB bij betalen facturen). De gemeente heeft inzage in de bestedingen. Naast de verantwoording over het bestede bedrag aan de SVB, wordt ook aan de pgb aanvragers gevraagd om in een (tussen)evaluatie van het budget- en ondersteuningsplan aan te geven wat de behaalde resultaten zijn van de met het persoonsgebonden budget ingekochte begeleiding en of deze voldoet aan de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.
Het periodiek heroverwegen van het pgb is een middel om fraude en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Zo kan het zijn dat cliënt bewust of onbewust het budget heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het pgb is afgegeven. Deze vorm van heroverweging kan in de praktijk vormgegeven worden door bijvoorbeeld steekproefsgewijze controles uit te voeren of signalen te hanteren die op oneigenlijk gebruik of fraude zouden kunnen wijzen. De gemeente controleert de besteding van persoonsgebonden budgetten per kalenderjaar. Bij onderbesteding van meer dan 25% volgt een onderzoek naar de oorzaak van de onderbesteding.
Aldus vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders van Breda in zijn vergadering van 16 juni 2015.
G.J. van Herk, P.F.G. Depla
Secretaris, Burgemeester,
Toelichting bij artikel 2.1 Beoordeling voorwaarden pgb
Bekwaamheid van de pgb aanvrager
Van een pgb aanvrager wordt verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. De gemeente vraagt de pgb aanvrager duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de pgb aanvrager gebaat zou zijn.
Tevens wordt van de pgb aanvrager verwacht dat deze de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan het kiezen van een zorgverlener die in de zorgvraag voldoet, het aangaan van een contract (de budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het inkopen van de maatwerkvoorziening), het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie.
De pgb aanvrager dient een zorgovereenkomst te overleggen aan de SVB voordat de SVB tot betalingen aan de zorgverleners over kan gaan. Om na te gaan of de pgb aanvrager op verantwoorde wijze om kan gaan met een pgb wordt de bekwaamheid van de pgb aanvrager beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn:
Pgb aanvragers die zelf (of met behulp van hun netwerk) niet in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren kunnen geen aanspraak maken op een pgb.
Als er een ernstig vermoeden is dat de pgb aanvrager problemen zal hebben met het omgaan met een pgb, kan het pgb worden geweigerd. De situaties waarbij het risico groot is dat het pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn:
Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. Ook in deze situaties kan een pgb worden geweigerd. Andersom kan het zo zijn dat een aanvrager zélf niet of onvoldoende bekwaam is, maar er mensen in zijn omgeving zijn die hem of haar dusdanig kunnen helpen en bijstaan dat er toch een pgb verstrekt kan worden. Aan het afwijzen van een pgb op grond van overwegende bezwaren, moet een onderbouwing / motivering ten grondslag liggen. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.
De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de pgb aanvrager getoetst, maar het oordeel van het college is hierin leidend. Mocht het college van oordeel zijn dat de persoon (dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger) niet bekwaam is
voor het houden van een pgb, dan kan het college het pgb weigeren. Dat is een beslissing van het college die wordt neergelegd in een beschikking en waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.
Bij aanvragers die niet in staat zijn de eigen regie te voeren kan een (wettelijk) vertegenwoordiger uit naam van de aanvrager de regie voeren.
Vertegenwoordigers kunnen zijn wettelijk vertegenwoordigers (I) of overige vertegenwoordigers (II) die na toetsing door het college worden geaccepteerd (zoals partners, ouders of inwonende meerderjarige gezinsleden).
Aangezien de aanvrager als het ware in de rol van budgethouder wordt vervangen door de vertegenwoordiger, toetst het college laatstgenoemde persoon op de aspecten die in de vorige paragraaf staan genoemd.
Ad I Wettelijke vertegenwoordiging
In gevallen van wettelijke vertegenwoordiging bij cliënten beschermd wonen kan het gaan om een door de rechter benoemde curator, bewindvoerder of mentor. In die gevallen hanteert het college het beleid dat de wettelijk vertegenwoordiger niet ook de zorgverlener kan zijn. Het college behoudt zich het recht voor om in bijzondere situaties af te wijken van dit beleid.
Ad II Gewaarborgde hulp van derden
Het kan zijn dat de budgethouder ten behoeve van ondersteuning bij de administratie en verplichtingen rondom het pgb een andere persoon dan de wettelijk vertegenwoordiger of een organisatie inschakelt. In die gevallen is het college op grond van rechtspraak (ECLI:NL:CRVB:2013:784) ervoor verantwoordelijk dat die persoon of organisatie wordt getoetst. We spreken dan van gewaarborgde hulp van derden.
De toetsing van gewaarborgde hulp van derden werkt als volgt:
Indien degene die de administratie gaat beheren, een (natuurlijk) persoon betreft, wordt deze op de volgende gronden getoetst:
Om de toetsing te kunnen uitvoeren wordt een (telefonisch) interview afgenomen waarbij een vragenlijst wordt doorgelopen. Een positieve uitkomst van het interview kan voldoende zijn om het pgb toe te kennen. Het kan ook zijn dat het college additioneel verzoekt om een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) in te leveren of verzoekt een verklaring te ondertekenen waarmee men aangeeft zich bewust te zijn van de rechten en plichten die samenhangen met het pgb en de taak van de gewaarborgde derde.
De uitkomst van de toetsing wordt schriftelijk bevestigd aan de (aspirant) budgethouder en aan de gewaarborgde derde.
Indien de organisatie die wordt ingezet voor ondersteuning bij het pgb beschikt over het Keurmerk van Per Saldo, vindt een nadere toetsing niet plaats. De eisen die worden gesteld aan de organisaties die over het keurmerk beschikken, borgen voldoende de professionaliteit.
Is dit niet het geval dan zal het college de geschiktheid toetsen door middel van een (telefonisch) interview en eventueel aanvullende achtergrondchecks bijvoorbeeld op het gebied van de financiële gezondheid of de governance van de organisatie.
Op basis van de informatie vanuit het interview met de pgb-ondersteuningsorganisatie en eventuele aanvullend verkregen informatie, besluit het college of het inschakelen van de organisatie wordt toegestaan. De uitkomst wordt schriftelijk bevestigd aan de (aspirant) budgethouder en aan de desbetreffende organisatie.
Looptijd verklaring geschiktheid gewaarborgde derde
In situaties waarin verzekerden niet over voldoende eigen regie beschikken, maar sprake is van gewaarborgde hulp van derden, is sprake van een beperkte looptijd van de verklaring van geschiktheid van deze derde(n). De looptijd is 3 jaar. Na minimaal 3 jaar zal het college toetsen of nog steeds sprake is van dezelfde gewaarborgde hulp van derden en of deze nog aan de eisen voldoet. De pgb houder is conform de pgb-regeling verplicht alle relevante wijzigingen in zijn of haar situatie, dus ook het wijzigen van gewaarborgde derde, door te geven aan het college. Indien dit niet gebeurt, kan dit leiden tot stopzetting van het pgb.
Het college heeft de mogelijkheid ook tussentijds tot toetsing van de gewaarborgde derde over te gaan. Mochten de uitkomst van deze toetsing negatief zijn, dan kan het pgb worden stopgezet.
Volgens de Wmo dient de pgb aanvrager te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is en hij daarom een pgb wenst. Uit deze argumentatie moet duidelijk blijken dat de pgb aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorzieningen in natura.
Enkele concrete voorbeelden van argumenten die pgb aanvragers redelijkerwijs in het kader van hun motivering kunnen aanvoeren om een pgb te willen ontvangen, zijn:
rekening houdend met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen voor cliënten om te kiezen voor een pgb, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.
Een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt indien dit gemotiveerd wordt aan de hand van een opgesteld plan. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. Het college beoordeelt of dit plan voldoet.
Door het opstellen van een budget en ondersteuningsplan plan worden cliënten gestimuleerd na te denken over de zorgvraag, deze uit te werken, te concretiseren en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg in een later stadium te evalueren.
Het plan bevat minimaal de volgende onderdelen:
Gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening
De kwaliteit van de middels het pgb te verwerven ondersteuning moet naar het oordeel van de gemeente gewaarborgd moet zijn. Voor de professionele ondersteuning en zorg die wordt ingekocht met het pgb gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor zorg in natura1.
Voor bestaande pgb’s die doorlopen in 2015 is het overgangsrecht van toepassing. De pgb-houder heeft recht op continuering van zorg bij de bestaande zorgaanbieder gedurende de resterende indicatietermijn tot een maximum van 1 jaar, dus tot uiterlijk 1 januari 2016. Als de indicatie langer doorloopt en de hulpvraag blijft, zal er na beoordeling door het college een nieuw besluit genomen worden. De hulpvrager kan zich in dit geval dus melden bij het college van Breda.
1 De kwaliteitseisen zijn niet van toepassing op uit pgb bekostigde ondersteuning door personen uit het sociaal netwerk van de budgethouder
2 In 2015 hanteren we de tarieven van 2014. De tarieven voor 2016 zullen bepaald worden o.b.v. de resultaatafspraken uit het bestuurlijk aanbestedingstraject richting 2016.
3 De toeslag wonen is speciaal bedoeld voor wooninitiatieven: Het is belangrijk dat de wooninitiatieventoeslag van € 4000 afzonderlijk in de zorgbeschrijving opgenomen wordt. Budgethouders dienen aan te geven waaraan het wooninitiatief de toeslag in 2015 gaat besteden. De toeslag moet besteed worden waarvoor deze in het leven is geroepen: het organiseren van zorg en gemeenschappelijke ruimtes. Voor alle duidelijkheid: de toeslag kan niet worden besteed aan woonlasten. Met andere woorden: de huur die een bewoner betaalt om in het wooninitiatief te wonen, kan niet uit de toeslag worden betaald. De kosten die het wooninitiatief maakt voor de gemeenschappelijke ruimten mogen wel betaald worden uit de toeslag. Daarnaast kan de toeslag worden gebruikt voor bijvoorbeeld personeelskosten die gemaakt worden voor het organiseren van de zorg, activiteiten binnen het wooninitiatief gericht op versterken en stimuleren sociale redzaamheid en sociaal samenzijn, aangaan en onderhouden van (onderlinge) contacten. Het gaat hierbij uitdrukkelijk niet om het organiseren van gezamenlijke uitjes naar bijvoorbeeld evenementen, concerten en attractieparken.