Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Breda

Uitvoeringsbesluit beschermd wonen Gemeente Breda 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBreda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsbesluit beschermd wonen Gemeente Breda 2015
CiteertitelUitvoeringsbesluit beschermd wonen Gemeente Breda 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 april 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordening Beschermd Wonen Breda 2015, art. 1.3
  2. Verordening Beschermd Wonen Breda 2015, art. 2.12

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-07-201501-04-201501-01-2018nieuwe regeling

16-06-2015

Gemeenteblad, 2015, 61912

43639

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsbesluit beschermd wonen Gemeente Breda 2015

Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Breda,

gelet op artikel 1.3 en 2.12 van de Verordening Beschermd Wonen Breda 2015,

stellen het volgende vast:

 

Uitvoeringsbesluit beschermd wonen Gemeente Breda 2015:

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen die in dit besluit worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 en de Verordening beschermd wonen 2015. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Begeleiding: hulp in het dagelijks leven om zo zelfstandig mogelijk te (leren) leven. Dit kan individuele hulp zijn of in een groep (dagbesteding).

  • b.

    Verblijf: verblijf in een beschermende woonomgeving.

  • c.

    Dagbesteding: een structurele tijdbesteding met een welomschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleend. Hieronder wordt niet verstaan een reguliere dagstructurering zoals die in de woon-/ verblijfsituatie wordt geboden of een welzijnsactiviteit zoals zang, bingo, uitstapjes en dergelijke.

  • d.

    College: College van burgemeester en wethouders van Breda.

  • e.

    Gebruikelijke zorg: bij gebruikelijke zorg gaat het om de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen of familieleden geacht worden elkaar onderling te bieden. De basis van deze zorgplicht voor elkaar berust op het feit dat er sprake is van een leefeenheid met een gezamenlijk huishouden en de bijbehorende gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van dat huishouden.

  • f.

    Gemeente: Gemeente Breda. De gemeente Breda is centrumgemeente voor de regio met de gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Werkendam, Woudrichem en Zundert, welke gemeenten de uitvoering van de gemeentelijke taken voor beschermd wonen hebben gemandateerd aan de gemeente Breda.

  • g.

    Persoonlijke verzorging: persoonlijke verzorging is bijvoorbeeld hulp bij het opstaan, wassen, aankleden en naar het toilet gaan.

  • h.

    pgb: persoonsgebonden budget, een budget zoals bedoeld is in artikel 1.1.1 van de Wmo;

  • i.

    Verordening: Verordening Beschermd Wonen Gemeente Breda 2015

  • j.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

  • k.

    ZIN: zorg in natura

Artikel 2 Voorwaarden voor een pgb

Op verzoek van de cliënt verstrekt het college een pgb. In de verordening Beschermd Wonen Breda 2015 artikel 2.12, lid 1 worden drie voorwaarden gesteld waar personen aan moeten voldoen, willen zij aanspraak kunnen maken op een pgb (zie ook bijlage I). Voor de beoordeling van deze voorwaarden hanteert het college de volgende richtlijnen, die worden getoetst in een persoonlijk gesprek.

 

1. Bekwaamheid van de aanvrager

Om na te gaan of de pgb aanvrager op verantwoorde wijze om kan gaan met een pgb wordt de bekwaamheid van de pgb aanvrager beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn:

  • a.

    Is de aanvrager in staat de eigen situatie te overzien en zelf de benodigde hulp te kiezen, te regelen en aan te sturen;

  • b.

    Is de aanvrager goed op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een pgb en kan hij/zij hiermee omgaan;

  • c.

    Is de aanvrager in staat de opdrachtgeverstaak op zich te nemen, bijvoorbeeld een aanbieder uitzoeken, sollicitatiegesprekken voeren, contracten afsluiten, facturen afhandelen, bewaken van de kwaliteit en de voortgang van de hulp.

 

Bij aanvragers die niet in staat zijn volledig de eigen regie te voeren, maar niet handelingsonbekwaam zijn, kan een (wettelijk) vertegenwoordiger uit naam van de aanvrager de regie voeren. Aangezien de aanvrager als het ware in de rol van budgethouder wordt vervangen door de vertegenwoordiger, toetst het college laatstgenoemde persoon op dezelfde aspecten als de aanvrager (zie bijlage I).

 

2. Motivering door de aanvrager

Een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt indien dit gemotiveerd wordt aangevraagd aan de hand van een opgesteld budget en ondersteuningsplan. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. Het college beoordeelt of dit plan voldoet.

 

3. Gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening

Het college bepaalt op basis van artikel 5.1 tot en met 5.5 van de Verordening beschermd wonen 2015 in het persoonlijk gesprek en aan de hand van het persoonlijk plan of de diensten die met het pgb worden ingekocht van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) zijn.

Artikel 3 Voorwaarden pgb sociaal netwerk en mantelzorg

  • 1.

    Een pgb voor beschermd wonen uit het sociaal netwerk en mantelzorg kan alleen betrekking hebben op begeleiding en persoonlijke verzorging.

  • 2.

    De pgb aanvrager moet een gemotiveerd plan maken waarin de wens wordt uitgesproken om het sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten.

  • 3.

    De beloning van het sociale netwerk blijft in elk geval beperkt tot die gevallen waarin het de gebruikelijke zorg overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan zorg in natura.

  • 4.

    Bij de beoordeling van inzet vanuit het sociale netwerk moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De inzet van het sociaal netwerk is aantoonbaar beter;

    • b.

      De geboden hulp is passend, adequaat en veilig;

    • c.

      Het gaat niet om gebruikelijke zorg;

    • d.

      Er moet sprake zijn van inkomstenderving van de hulpverlener. Iemand moet bijvoorbeeld (deels) zijn baan opzeggen om de ondersteuning te kunnen bieden;

    • e.

      Er is sprake van zorg en ondersteuning gericht op participatie en zelfredzaamheid;

    • f.

      De persoon die behoort tot het sociale netwerk heeft aangegeven dat het bieden van de ondersteuning voor hem niet tot overbelasting leidt.

  • 5.

    In aanvulling op het derde en vierde lid onder artikel 3, wordt inzet van het sociaal netwerk met een pgb in ieder geval aantoonbaar beter geacht, indien één of meerdere van de volgende omstandigheden aan de orde zijn:

    • a.

      de hulp is vooraf niet goed in te plannen;

    • b.

      de hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

    • c.

      de hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden;

    • d.

      de hulp moet op verschillende locaties worden geleverd;

    • e.

      de hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn;

    • f.

      de hulp moet vanwege de aard van de beperking worden geboden door een persoon met wie de cliënt vertrouwd is en goed contact heeft.

  • 6.

    De cliënt en/of zijn vertegenwoordiger dragen de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit van de hulp die zij betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren.

Artikel 4 Beschikking pgb

  • 1.

    Een beschikking voor een pgb kan maximaal voor de duur van 2 jaar worden afgegeven. Bij twijfel rondom de bekwaamheid van de pgb-houder om zelf zorg in te kopen of indien er sprake is van een niet-stabiel ziektebeeld, kan door het gebruik van een korte looptijd van de beschikking worden bekeken of de pgb-houder over de vaardigheden beschikt om een budget te houden of dat het pgb nog voorziet om een toereikende voorziening in te kopen.

Artikel 5 De zorgovereenkomst

  • 1.

    De pgb aanvrager aan wie een pgb is verleend komt met de aanbieder een pgb zorgovereenkomst overeen. In de zorgovereenkomst zijn ten minste afspraken opgenomen over de kwaliteit en het resultaat van de in te zetten hulp/begeleiding, de inschakeling van het type hulpverlener (medewerker van cao zorgorganisatie, zzp’er/andere zorgorganisatie of sociaal netwerk) en de wijze van declareren.

  • 2.

    De toetsing van de zorgovereenkomst op arbeidsrechtelijke zaken wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De gemeente Breda is verantwoordelijk voor de goedkeuring van de zorgovereenkomst. Daarbij worden zowel de inhoud als de financiën beoordeeld. De tarieven in de zorgovereenkomst worden getoetst aan de hoogte van de tariefstelling voor pgb diensten (zie artikel 8).

  • 3.

    Uitgangspunt is dat de vertegenwoordiger van een pgbhouder niet zelf ook ondersteuning aan de pgbhouder verleent. In bepaalde situaties kunnen deze rollen toch door één en dezelfde persoon vervuld worden, namelijk in geval ouders of partner deze rol vervullen. Op basis van de individuele situatie wordt beoordeeld of er sprake is van onwenselijke vermenging van rollen.

Artikel 6 Voorwaarden voor besteding pgb

  • 1.

    De volgende uitgangspunten worden gehanteerd bij de besteding van een pgb:

    • a.

      Besteding pgb kan alleen als een pgb-houder op het moment van de inzet van zijn/haar pgb een geldige indicatie voor beschermd wonen heeft.

    • b.

      Er is geen verantwoordingsvrij bedrag.

    • c.

      Voor pgb-budgethouders met meerdere pgb’s of met ook gebruik van zorg via ZIN: schuiven tussen verschillende budgetten is niet toegestaan, tenzij hierover afspraken zijn gemaakt met het college.

  • 2.

    Pgb budgethouders mogen vanuit het budget de volgende uitgaven wel doen:

    • a.

      Vervoerskosten van en naar de plek waar begeleiding en/of dagbesteding geboden wordt, maar alleen als er ook een beschikking is voor de begeleiding en/of dagbesteding zelf.

  • 3.

    Het pgb mag niet worden besteed bij een aanbieder buiten de regio Breda, tenzij er sprake is van overbruggingszorg in de periode dat een cliënt op een wachtlijst staat. Het college kan hier een uitzondering op maken, naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek door de pgb-budgethouder.

  • 4.

    Pgb budgethouders mogen vanuit het budget in ieder geval de volgende uitgaven niet doen:

    • a.

      Kosten voor bemiddeling;

    • b.

      Kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • c.

      Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het pgb;

    • d.

      Contributie voor het lidmaatschap van Per Saldo, kosten voor het volgen van cursussen over het pgb, kosten voor het bestellen van informatiemateriaal;

    • e.

      Eigen bijdragen van de budgethouder;

    • f.

      Alle kosten voor zorg en ondersteuning die onder een andere wet dan de Wmo valt.

    • g.

      Onderdak en voeding. Dit zijn algemeen noodzakelijke kosten die iedereen moet maken. Indien nodig kan de pgb budgethouder hiervoor een beroep doen op bijstand.

    • h.

      een eenmalige uitkering;

    • i.

      een feestdagenuitkering;

    • j.

      Reiskosten van de zorgverlener;

    • k.

      een vast maandloon voor zorgverleners, gezien budgethouders zorgverleners via declaratie of factuur dienen uit te betalen.

Artikel 7 Beëindiging pgb

De toekenning van een pgb wordt beëindigd wanneer:

  • a.

    uit de gegevens van de SVB blijkt dat binnen een half jaar geen besteding van het pgb heeft plaatsgevonden. In overleg met de pgb aanvrager vindt beëindiging of omzetting naar zorg in natura plaats;

  • b.

    de pgb aanvrager verhuist naar een andere gemeente;

  • c.

    de pgb aanvrager overlijdt;

  • d.

    als de indicatieperiode of geldigheidsduur is verstreken;

  • e.

    als de pgb aanvrager aangeeft dat zijn situatie is veranderd en de gemeente vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

  • f.

    de pgb aanvrager geen verantwoording aflegt;

  • g.

    de pgb aanvrager zijn pgb laat omzetten in ZIN.

Artikel 8 Uitbetaling, verantwoording en controle pgb

  • 1.

    De financieel-administratieve afhandeling van het pgb gebeurt per 2015 verplicht voor alle pgb-houders door de SVB in de vorm van trekkingsrecht.

  • 2.

    Het geld kan alleen besteed worden aan wat is afgesproken en beschreven staat in de zorgovereenkomst (toets SVB bij betalen facturen). De gemeente heeft inzage in de bestedingen. Naast de verantwoording over het bestede bedrag aan de SVB, wordt ook aan de pgb aanvragers gevraagd om in een (tussen)evaluatie van het budget- en ondersteuningsplan aan te geven wat de behaalde resultaten zijn van de met het persoonsgebonden budget ingekochte begeleiding en of deze voldoet aan de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.

  • 3.

    Het periodiek heroverwegen van het pgb is een middel om fraude en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Zo kan het zijn dat cliënt bewust of onbewust het budget heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het pgb is afgegeven. Deze vorm van heroverweging kan in de praktijk vormgegeven worden door bijvoorbeeld steekproefsgewijze controles uit te voeren of signalen te hanteren die op oneigenlijk gebruik of fraude zouden kunnen wijzen. De gemeente controleert de besteding van persoonsgebonden budgetten per kalenderjaar. Bij onderbesteding van meer dan 25% volgt een onderzoek naar de oorzaak van de onderbesteding.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit uitvoeringsbesluit treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 april 2015.

  • 2.

    Dit uitvoeringsbesluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit beschermd wonen Gemeente Breda 2015.

Aldus vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders van Breda in zijn vergadering van 16 juni 2015.

G.J. van Herk, P.F.G. Depla

Secretaris, Burgemeester,

Bijlage I

 

Toelichting bij artikel 2.1 Beoordeling voorwaarden pgb

 

Bekwaamheid van de pgb aanvrager

Van een pgb aanvrager wordt verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. De gemeente vraagt de pgb aanvrager duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de pgb aanvrager gebaat zou zijn.

Tevens wordt van de pgb aanvrager verwacht dat deze de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan het kiezen van een zorgverlener die in de zorgvraag voldoet, het aangaan van een contract (de budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het inkopen van de maatwerkvoorziening), het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie.

De pgb aanvrager dient een zorgovereenkomst te overleggen aan de SVB voordat de SVB tot betalingen aan de zorgverleners over kan gaan. Om na te gaan of de pgb aanvrager op verantwoorde wijze om kan gaan met een pgb wordt de bekwaamheid van de pgb aanvrager beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn:

  • 1.

    Is de aanvrager in staat de eigen situatie te overzien en zelf de benodigde hulp te kiezen, te regelen en aan te sturen;

  • 2.

    Is de aanvrager goed op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een pgb en kan hij/zij hiermee omgaan;

  • 3.

    Is de aanvrager in staat de opdrachtgeverstaak op zich te nemen, zoals een aanbieder uitzoeken, sollicitatiegesprekken voeren, contracten afsluiten, facturen afhandelen, bewaken van de kwaliteit en de voortgang van de hulp.

     

Pgb aanvragers die zelf (of met behulp van hun netwerk) niet in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren kunnen geen aanspraak maken op een pgb.

 

Als er een ernstig vermoeden is dat de pgb aanvrager problemen zal hebben met het omgaan met een pgb, kan het pgb worden geweigerd. De situaties waarbij het risico groot is dat het pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn:

  • *

    de belanghebbende is handelingsonbekwaam;

  • *

    de belanghebbende is analfabeet;

  • *

    de belanghebbende is de Nederlandse taal niet machtig;

  • *

    de belanghebbende heeft als gevolg van dementie of een verstandelijke handicap onvoldoende inzicht in de eigen situatie;

  • *

    er is sprake van verslavingsproblematiek;

  • *

    er is sprake van schuldenproblematiek;

  • *

    er is eerder misbruik gemaakt van het pgb;

  • *

    er is eerder sprake geweest van fraude.

 

Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. Ook in deze situaties kan een pgb worden geweigerd. Andersom kan het zo zijn dat een aanvrager zélf niet of onvoldoende bekwaam is, maar er mensen in zijn omgeving zijn die hem of haar dusdanig kunnen helpen en bijstaan dat er toch een pgb verstrekt kan worden. Aan het afwijzen van een pgb op grond van overwegende bezwaren, moet een onderbouwing / motivering ten grondslag liggen. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.

 

De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de pgb aanvrager getoetst, maar het oordeel van het college is hierin leidend. Mocht het college van oordeel zijn dat de persoon (dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger) niet bekwaam is

voor het houden van een pgb, dan kan het college het pgb weigeren. Dat is een beslissing van het college die wordt neergelegd in een beschikking en waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.

 

Vertegenwoordiging

Bij aanvragers die niet in staat zijn de eigen regie te voeren kan een (wettelijk) vertegenwoordiger uit naam van de aanvrager de regie voeren.

Vertegenwoordigers kunnen zijn wettelijk vertegenwoordigers (I) of overige vertegenwoordigers (II) die na toetsing door het college worden geaccepteerd (zoals partners, ouders of inwonende meerderjarige gezinsleden).

Aangezien de aanvrager als het ware in de rol van budgethouder wordt vervangen door de vertegenwoordiger, toetst het college laatstgenoemde persoon op de aspecten die in de vorige paragraaf staan genoemd.

 

Ad I Wettelijke vertegenwoordiging

In gevallen van wettelijke vertegenwoordiging bij cliënten beschermd wonen kan het gaan om een door de rechter benoemde curator, bewindvoerder of mentor. In die gevallen hanteert het college het beleid dat de wettelijk vertegenwoordiger niet ook de zorgverlener kan zijn. Het college behoudt zich het recht voor om in bijzondere situaties af te wijken van dit beleid.

 

Ad II Gewaarborgde hulp van derden

Het kan zijn dat de budgethouder ten behoeve van ondersteuning bij de administratie en verplichtingen rondom het pgb een andere persoon dan de wettelijk vertegenwoordiger of een organisatie inschakelt. In die gevallen is het college op grond van rechtspraak (ECLI:NL:CRVB:2013:784) ervoor verantwoordelijk dat die persoon of organisatie wordt getoetst. We spreken dan van gewaarborgde hulp van derden.

 

De toetsing van gewaarborgde hulp van derden werkt als volgt:

  • 1.

    Indien het een persoon betreft

Indien degene die de administratie gaat beheren, een (natuurlijk) persoon betreft, wordt deze op de volgende gronden getoetst:

  • -

    Regie: zie hiervoor de punten die genoemd zijn onder bekwaamheid van de pgb aanvrager

  • -

    Integriteit

     

Om de toetsing te kunnen uitvoeren wordt een (telefonisch) interview afgenomen waarbij een vragenlijst wordt doorgelopen. Een positieve uitkomst van het interview kan voldoende zijn om het pgb toe te kennen. Het kan ook zijn dat het college additioneel verzoekt om een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) in te leveren of verzoekt een verklaring te ondertekenen waarmee men aangeeft zich bewust te zijn van de rechten en plichten die samenhangen met het pgb en de taak van de gewaarborgde derde.

De uitkomst van de toetsing wordt schriftelijk bevestigd aan de (aspirant) budgethouder en aan de gewaarborgde derde.

 

  • 2.

    Indien het een organisatie betreft

Indien de organisatie die wordt ingezet voor ondersteuning bij het pgb beschikt over het Keurmerk van Per Saldo, vindt een nadere toetsing niet plaats. De eisen die worden gesteld aan de organisaties die over het keurmerk beschikken, borgen voldoende de professionaliteit.

Is dit niet het geval dan zal het college de geschiktheid toetsen door middel van een (telefonisch) interview en eventueel aanvullende achtergrondchecks bijvoorbeeld op het gebied van de financiële gezondheid of de governance van de organisatie.

 

Op basis van de informatie vanuit het interview met de pgb-ondersteuningsorganisatie en eventuele aanvullend verkregen informatie, besluit het college of het inschakelen van de organisatie wordt toegestaan. De uitkomst wordt schriftelijk bevestigd aan de (aspirant) budgethouder en aan de desbetreffende organisatie.

 

Looptijd verklaring geschiktheid gewaarborgde derde

In situaties waarin verzekerden niet over voldoende eigen regie beschikken, maar sprake is van gewaarborgde hulp van derden, is sprake van een beperkte looptijd van de verklaring van geschiktheid van deze derde(n). De looptijd is 3 jaar. Na minimaal 3 jaar zal het college toetsen of nog steeds sprake is van dezelfde gewaarborgde hulp van derden en of deze nog aan de eisen voldoet. De pgb houder is conform de pgb-regeling verplicht alle relevante wijzigingen in zijn of haar situatie, dus ook het wijzigen van gewaarborgde derde, door te geven aan het college. Indien dit niet gebeurt, kan dit leiden tot stopzetting van het pgb.

 

Het college heeft de mogelijkheid ook tussentijds tot toetsing van de gewaarborgde derde over te gaan. Mochten de uitkomst van deze toetsing negatief zijn, dan kan het pgb worden stopgezet.

 

Motivering door de aanvrager

Volgens de Wmo dient de pgb aanvrager te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is en hij daarom een pgb wenst. Uit deze argumentatie moet duidelijk blijken dat de pgb aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorzieningen in natura.

 

Enkele concrete voorbeelden van argumenten die pgb aanvragers redelijkerwijs in het kader van hun motivering kunnen aanvoeren om een pgb te willen ontvangen, zijn:

  • *

    dat de ondersteuning door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een persoon met autisme of hechtingsproblematiek;

  • *

    rekening houdend met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen voor cliënten om te kiezen voor een pgb, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.

  • *

    de hulp bijvoorbeeld met grote regelmaat op afroep / buiten kantoortijden beschikbaar moet zijn, waardoor zorg in natura minder goed aansluit bij de gewenste hulp.

 

Een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt indien dit gemotiveerd wordt aan de hand van een opgesteld plan. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. Het college beoordeelt of dit plan voldoet.

Door het opstellen van een budget en ondersteuningsplan plan worden cliënten gestimuleerd na te denken over de zorgvraag, deze uit te werken, te concretiseren en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg in een later stadium te evalueren.

Het plan bevat minimaal de volgende onderdelen:

  • *

    een probleemanalyse

  • *

    een diagnose en/of behandelplan- en/of advies van maximaal 1 jaar oud.

  • *

    motivatie waarom een individuele voorziening in de vorm van ZIN niet passend is

  • *

    eigen kracht cq. eigen inzet van de ouders en het netwerk/familie

  • *

    de beoogde resultaten van de hulpverlening en ondersteuning

  • *

    waar en hoe de budgethouder de hulp en ondersteuning zal inkopen

  • *

    hoe de kwaliteit van de hulp en ondersteuning gewaarborgd is

  • *

    de verwachte / gewenste omvang en duur van de ondersteuning

  • *

    een begroting

     

Gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening

De kwaliteit van de middels het pgb te verwerven ondersteuning moet naar het oordeel van de gemeente gewaarborgd moet zijn. Voor de professionele ondersteuning en zorg die wordt ingekocht met het pgb gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor zorg in natura1.

 

Overgangsrecht

Voor bestaande pgb’s die doorlopen in 2015 is het overgangsrecht van toepassing. De pgb-houder heeft recht op continuering van zorg bij de bestaande zorgaanbieder gedurende de resterende indicatietermijn tot een maximum van 1 jaar, dus tot uiterlijk 1 januari 2016. Als de indicatie langer doorloopt en de hulpvraag blijft, zal er na beoordeling door het college een nieuw besluit genomen worden. De hulpvrager kan zich in dit geval dus melden bij het college van Breda.

 

 

1 De kwaliteitseisen zijn niet van toepassing op uit pgb bekostigde ondersteuning door personen uit het sociaal netwerk van de budgethouder

 

Bijlage II

 

Tarieven pgb 20152

 

Tarieven pgb Beschermd Wonen

Vertaling naar Functies en de bijbehorende pgb bedragen

 

 

 

Plus zzp-ophoging

pgb per week

pgb per jaar

Toeslag wonen in pgb zzp1

Product (ZZP GGZ-C)

PV

VP

BG-ind

BG-groep

 

 

 

 

3 GGZ C zonder BG-groep

€ 4.458,00

 

€ 22.621,00

 

€ 3.332,00

€ 583,22

€ 30.410,76

€ 4.000,00

3 GGZ C met BG-groep

€ 4.458,00

 

€ 22.621,00

€ 9.731,00

€ 3.332,00

€ 769,85

€ 40.142,18

€ 4.000,00

3 GGZ C met BG-groep en vervoer

€ 4.458,00

 

€ 22.621,00

€ 10.893,00

€ 3.332,00

€ 792,13

€ 41.303,92

€ 4.000,00

4 GGZ C zonder BG-groep

€ 4.458,00

€ 13.995,00

€ 16.742,00

 

€ 3.332,00

€ 738,87

€ 38.526,79

€ 4.000,00

4 GGZ C met BG-groep

€ 4.458,00

€ 13.995,00

€ 16.742,00

€ 9.731,00

€ 3.332,00

€ 925,50

€ 48.258,21

€ 4.000,00

4 GGZ C met BG-groep en vervoer

€ 4.458,00

€ 13.995,00

€ 16.742,00

€ 10.893,00

€ 3.332,00

€ 947,78

€ 49.419,96

€ 4.000,00

5 GGZ C zonder BG-groep

€ 8.160,00

€ 7.634,00

€ 22.621,00

 

€ 3.332,00

€ 800,63

€ 41.747,14

€ 4.000,00

5 GGZ C met BG-groep

€ 8.160,00

€ 7.634,00

€ 22.621,00

€ 9.731,00

€ 3.332,00

€ 987,25

€ 51.478,04

€ 4.000,00

5 GGZ C met BG-groep en vervoer

€ 8.160,00

€ 7.634,00

€ 22.621,00

€ 10.893,00

€ 3.332,00

€ 1.009,53

€ 52.639,78

€ 4.000,00

6 GGZ C zonder BG-groep

€ 17.050,00

€ 13.995,00

€ 22.621,00

 

€ 3.332,00

€ 1.093,11

€ 56.997,88

€ 4.000,00

6 GGZ C met BG-groep

€ 17.050,00

€ 13.995,00

€ 22.621,00

€ 9.731,00

€ 3.332,00

€ 1.279,73

€ 66.728,78

€ 4.000,00

6 GGZ C met BG-groep en vervoer

€ 17.050,00

€ 13.995,00

€ 22.621,00

€ 10.893,00

€ 3.332,00

€ 1.302,02

€ 67.891,04

€ 4.000,00

 

2 In 2015 hanteren we de tarieven van 2014. De tarieven voor 2016 zullen bepaald worden o.b.v. de resultaatafspraken uit het bestuurlijk aanbestedingstraject richting 2016.

 

3 De toeslag wonen is speciaal bedoeld voor wooninitiatieven: Het is belangrijk dat de wooninitiatieventoeslag van € 4000 afzonderlijk in de zorgbeschrijving opgenomen wordt. Budgethouders dienen aan te geven waaraan het wooninitiatief de toeslag in 2015 gaat besteden. De toeslag moet besteed worden waarvoor deze in het leven is geroepen: het organiseren van zorg en gemeenschappelijke ruimtes. Voor alle duidelijkheid: de toeslag kan niet worden besteed aan woonlasten. Met andere woorden: de huur die een bewoner betaalt om in het wooninitiatief te wonen, kan niet uit de toeslag worden betaald. De kosten die het wooninitiatief maakt voor de gemeenschappelijke ruimten mogen wel betaald worden uit de toeslag. Daarnaast kan de toeslag worden gebruikt voor bijvoorbeeld personeelskosten die gemaakt worden voor het organiseren van de zorg, activiteiten binnen het wooninitiatief gericht op versterken en stimuleren sociale redzaamheid en sociaal samenzijn, aangaan en onderhouden van (onderlinge) contacten. Het gaat hierbij uitdrukkelijk niet om het organiseren van gezamenlijke uitjes naar bijvoorbeeld evenementen, concerten en attractieparken.