Organisatie | Goeree-Overflakkee |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhavingsverordening sociale regelingen Goeree-Overflakkee 2015 |
Citeertitel | Handhavingsverordening sociale regelingen Goeree-Overflakkee 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | Onbekend. | 16-12-2014 | Z-14-27454 / 29627 |
De gemeenteraad heeft op 18 december 2014 de Handhavingsverordening sociale regelingen Goeree-Overflakkee 2015 vastgesteld. Deze verordening betreft nadere regels met betrekking tot de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een uitkering alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Datum inwerkingtreding: 01/01/15.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De raad van de gemeente Goeree-Overflakkee;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 oktober 2014;
gelet op artikel 8b van de Participatiewet, artikel 35, eerste lid aanhef onder c, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35, eerste lid aanhef en onder c, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
overwegende dat de gemeenteraad bij verordening regels dient te stellen met betrekking tot de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een uitkering alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;
besluit vast te stellen de Handhavingsverordening sociale regelingen Goeree-Overflakkee 2015.
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de ParticipatiewetBWB://1.0:v:BWBR0015703, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemersBWB://1.0:v:BWBR0004044, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigenBWB://1.0:v:BWBR0004163, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomenBWB://1.0:v:BWBR0013060 en de Algemene wet bestuursrecht.
In deze verordening wordt verstaan onder:
uitkering: algemene en bijzondere bijstand in het kader van de Participatiewet danwel een uitkering in het kader van de Ioaw of Ioaz;
aangiftegrens: de grens als bedoeld in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude;
Hoofdstuk 2 Gevolgen van fraude
Artikel 3 Terugvordering en debiteurenplan
Burgemeester en wethouders stellen beleidsregels vast met betrekking tot:
Artikel 4 Verlaging en aangifte bij het OM
Overeenkomstig de Afstemmingsverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz Goeree-Overflakkee verlagen burgemeester en wethouders de uitkering, indien sprake is van een of meerdere verplichtingen die de wet stelt.
Indien het bedrag aan ten onrechte verstrekte bijstand hoger is dan de aangiftegrens, wordt in afwijking van het eerste lid, bij het Openbaar Ministerie aangifte gedaan. Indien blijkt dat het Openbaar Ministerie niet overgaat tot strafrechtelijke vervolging dan wel indien de belanghebbende niet wordt veroordeeld, verlagen burgemeester en wethouders de uitkering alsnog conform de Afstemmingsverordening.
Artikel 5 Intrekken verordening
De Handhavingsverordening sociale regelingen Goeree-Overflakkee wordt ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Goeree-Overflakkee op 18 december 2014.
de griffier,
de voorzitter,
drs. J. Mimpen
drs. J.P.J. Lokker
Toelichting Handhavingsverordening sociale regelingen Goeree-Overflakkee 2015
In het kader van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) moeten gemeenten bij verordening regels stellen met betrekking tot de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Een goed financieel beheer bij de uitvoering brengt met zich mee dan voortdurend aandacht bestaat voor fraudebestrijding. In de verordening draait het om het financiële beheer, zoals wordt gevoerd door de gemeenteraad. De concrete handhaving is voorbehouden aan het college.
In deze verordening is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de gebruikte begrippen in de Participatiewet, de Ioaw, de Ioaz, de Wet SUWI en de Algemene wet bestuursrecht.
Op grond van dit artikel dient het college een handhavingsbeleidsplan vast te stellen. Daarin moet het invulling geven aan de taken die het ingevolge deze verordening heeft. Uiteraard moet het college bij het vaststellen van het beleidsplan zich binnen de kaders van de verordening bewegen. Het fraudebeleid, preventie, controle, opsporing en de gevolgen van fraude moeten in dit beleidsplan evenwichtig aandacht krijgen.
Preventie begint met informatie. De belanghebbende moet zich ervan bewust zijn wat zijn rechten en plichten zijn, en wat de gevolgen van schending kunnen zijn. Ook moet hij geïnformeerd worden over het feit dat de gemeente zijn opgaven controleert. Belangrijke middelen om de belanghebbende vroegtijdig te informeren zijn, naast het besluit tot toekenning of voortzetting van bijstand, het verstrekken van nieuwsbrieven en brochures, en de persoonlijke gesprekken van de klantmanager met de belanghebbende. Het optimaliseren van de dienstverlening is van belang om de spontane naleving van de wet te bevorderen.
Het college dient de naleving van de regels te controleren. Daartoe verricht het periodiek en incidenteel onderzoek. Periodiek onderzoek ziet in de eerste plaats op de periodieke gegevensverstrekking die van de cliënt wordt verlangd (maandelijkse opgave van bepaalde gegevens). Ook kan het de vorm hebben van een zogenaamd heronderzoek. De door de belanghebbende verstrekte gegevens worden gecontroleerd op correctheid en validiteit. Indien het college dit nodig acht, hetzij wegens bij het onderzoek van gegevens gerezen vragen, hetzij wegens externe signalen of veranderde omstandigheden, verricht het incidenteel onderzoek. Het onderzoek kan onder meer betreffen het recht op bijstand van de belanghebbende, de naleving van de verplichtingen, de afstand van de belanghebbende tot de arbeidsmarkt.
Het college voert periodiek bestandsvergelijkingen uit en onderzoekt daaruit voortkomende samenloopsignalen. Om witte fraude op te sporen maakt het college gebruik van de samenloopapplicatie van het Inlichtingenbureau. De vergelijking is erop gericht na te gaan of een persoon naast de uitkering een andere vorm van inkomen heeft, is ingeschreven bij een instelling van wetenschappelijk of hoger onderwijs of beschikt over vermogen. Daarnaast maakt het college gebruik van Suwinet-Inkijk. Met dit instrument kan direct inzicht worden verkregen in relevante geregistreerde gegevens van verschillende instanties, waaronder het UWV WERKbedrijf en de RDW. Hierbij gaat het om adresgegevens, inschrijvingen, gegevens over bemiddelingsactiviteiten, gegevens met betrekking tot het opleidings- en arbeidsverleden, uitkeringsgegevens en vermogensgegevens.
Uit gesprekken, signalen van “buitenaf” en de gegevens die de belanghebbende verschaft, kunnen signalen van onrechtmatig handelen naar voren komen. Deze signalen kunnen aanleiding zijn voor het college om in gesprek te gaan met de cliënt om hem in gelegenheid te stellen zelf het signaal te weerleggen door het aanleveren van argumenten, gegevens of bewijsstukken. Indien de weerlegging onvoldoende is of indien het college dit noodzakelijk acht, vindt er intensieve controle plaats. Indien het college een strafbaar feit vermoedt, kan het besluiten ROTS (regionaal opsporingsteam sociale recherche) in te schakelen.
Door de uitvoering van de Participatiewet, de Ioaw en de Ioaz krijgt de gemeente met enige regelmaat vorderingen op uitkeringsgerechtigden en anderen. Daarbij kan gedacht worden aan bijstand in de vorm van een geldlening, terugvordering van ten onrechte genoten uitkering of wegens een opgelegde sanctie en verhaal van kosten van bijstand op een onderhoudsplichtige.
Het college heeft beleid opgesteld met betrekking tot de regels omtrent terugvordering, herziening, verhaal en invordering.
Het Openbaar Ministerie onderscheidt zaken die bestuursrechtelijk (sanctie op basis van de Afstemmingsverordening) en zaken die strafrechtelijk (vervolging of transactie) worden afgedaan. In beginsel geldt dat bij zaken met een nadeel minder dan € 50.000 geen aangifte wordt gedaan. Deze grens is vastgelegd in de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude van het college van procureurs-generaal (Aanwijzing d.d. 23 december 2008, kenmerk 2008A019, Stcrt. 23 december 2008, nr. 2373). Onder omstandigheden wordt overigens wel van de grens afgeweken (bijv. bij recidive binnen een periode van 5 jaar). Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de Aanwijzing.