Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Leeuwarden

Besluit Wmo 2016 gemeente Leeuwarden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Leeuwarden
Officiële naam regelingBesluit Wmo 2016 gemeente Leeuwarden
CiteertitelBesluit Wmo 2016 Leeuwarden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het Besluit Wmo 2016 gemeente Leeuwarden is vanaf 1 januari 2016 van toepassing op alle aanvragen die na 31 december 2015 worden ingediend. Het Besluit Wmo 2015 gemeente Leeuwarden is van toepassing op alle aanvragen die voor 1 januari 2016 worden ingediend.

Voor beschikkingen voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB, die afgegeven zijn voor 1 januari 2016, wordt het PGB budget voor 2016 aangepast aan de tarieven PGB 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201621-07-2016Nieuwe regeling

14-12-2015

GVOP: 19 januari 2016

-
08-07-201501-01-2016Onbekend

30-06-2015

overheid.nl: 6 juli 2015; huis aan huis 8 juli 2015

Onbekend

Tekst van de regeling

Besluit Wmo 2015 gemeente Leeuwarden

H 1. Algemeen

Artikel 1. Zorg in natura tarieven

De gunningen voor zorg in natura zijn vastgesteld door het college op 25 november 2014 (B&W 399434).

In deze gunningen zijn de tarieven per zorgaanbieder opgenomen en derhalve vastgesteld.

De tarieven per aanbieder en per product zijn opgenomen in een productenboek welke ter beschikking wordt gesteld aan de sociale wijkteams en Bureau Wmo.

Artikel 2. Overgangsregime AWBZ

Voor cliënten die overkomen vanuit de AWBZ is wettelijk een overgangsregime vastgesteld. In 2015 zijn de lopende indicaties tot maximaal 31 december 2015 geldig. De huidige regelgeving vanuit de AWBZ ten aanzien van eigen bijdrage is hierop van toepassing.

Artikel 3.

De definities die in dit besluit gehanteerd worden hebben, tenzij anders aangegeven, de betekenis zoals omschreven in de wet. De artikelen uit het Uitvoeringsbesluit WMO 2015 kunnen als aanvulling gelden op hetgeen in dit besluit is opgenomen.

Artikel 4. De norminkomens bedragen in 2015

Huishouden + leeftijdMaximale periode bijdrageInkomensgrens
Een persoonshuishouden pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt€19,40€22.331,00
Eenpersoonshuishouden, pensioengerechtigde leeftijd wel bereikt€19,40€16.634,00
Meerpersoonshuishouden, pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt€27,60€27.917,00
Meerpersoonshuishouden, pensioengerechtigde leeftijd wel bereikt€27,60€23.046,00

Artikel 5. Afwijkende inkomensvaststelling bij gewijzigd inkomen

  • 1. Indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar ten minste 10% lager is dan het inkomen in het peiljaar wordt, op aanvraag van cliënt, het geschatte inkomen over een later jaar dan het peiljaar in aanmerking genomen.

  • 2. Bij toepassing van lid 1 wordt het norminkomen afgeleid van het jaar van de inkomensterugval.

Artikel 6. Berekening eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage wordt berekend door het CAK (Centraal Administratie Kantoor). Betrokkene ontvangt van het CAK een beschikking waarin de eigen bijdrage is opgenomen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de eigen bijdrage voor opvang berekend door een daartoe door het college aangewezen instantie. Betrokkene ontvangt van bedoelde instantie een beschikking waarin de eigen bijdrage is opgenomen. Voor berekeningswijze zie artikel 51 van dit besluit.

Artikel 7. Bijdrage maatschappelijke ondersteuning

1.Het bedrag dat ongehuwde personen die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt, moeten betalen bedraagt €19,40 per vier weken.

Indien een burger een inkomen heeft boven de €22.331,00, dan wordt over dit meerdere 15% aan extra eigen bijdrage betaald.

2.Het bedrag dat ongehuwde personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben, moeten betalen bedraagt € 19,40 per vier weken.

Indien een burger een inkomen heeft boven de €16.634,00, dan wordt over dit meerdere 15% aan extra eigen bijdrage betaald.

3.Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is de pensioengerechtigde leeftijd, dienen te betalen bedraagt € 27,60 per vier weken.

Indien een burger een inkomen heeft boven de €27.917,00, dan wordt over dit meerdere 15% aan extra eigen bijdrage betaald.

4.Het bedrag dat gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, dienen te betalen bedraagt € 27,60 per vier weken.

Indien een burger een inkomen heeft boven de €23.046,00, dan wordt over dit meerdere 15% aan extra eigen bijdrage betaald.

Pensioengerechtigde leeftijd, de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.

De bovengenoemde bedragen zijn gebaseerd op artikel 3.8 en 3.9 van het Uitvoeringsbesluit 2015 zoals geldend per 1 januari 2015. Indien de bedragen en percentages in artikel 3.8 en 3.9 van het Uitvoeringsbesluit 2015 worden gewijzigd, worden de bedragen en percentages in lid 1 tot en met 4 geacht op gelijke wijze te zijn gewijzigd.

Artikel 8. Periode waarover eigen bijdrage is verschuldigd

(art. 12 Verordening Wmo 2015 gemeente Leeuwarden)

  • 1.

    De periode waarover voor een voorziening een eigen bijdrage is verschuldigd, is de periode totdat de kostprijs is betaald. Dit geldt voor de volgende voorzieningen:

    • a.

      een scootmobiel, voorziening op spierkracht met uitzondering van rolvoorzieningen, aanpassing aan auto of ander verplaatsingsmiddel, collectief vervoer en medisch noodzakelijke begeleiding

    • b.

      een persoonsgebonden budget voor de verhuis-en en herinrichtingskosten

    • c.

      een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing

    • d.

      een in eigendom te verschaffen woonvoorziening van niet bouwkundige of woontechnische aard.

    • e.

      Met uitzondering van de woningaanpassingen, is geen bijdrage verschuldigd voor hulpmiddelen voor personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.

  • 2.

    De periode waarover voor een voorziening een eigen bijdrage is verschuldigd, is de periode van gebruiksduur. Dit geldt voor de volgende voorzieningen:

    • a.

      Hulp bij huishouden

    • b.

      Thuisondersteuning (waaronder persoonlijke verzorging niet zijnde lichaamsgebonden zorg)

    • c.

      Dagbesteding

    • d.

      Kortdurend verblijf

    • e.

      Beschermd wonen

    • f.

      Opvang, met uitzondering van de algemene voorzieningen

  • 3.

    Bij herverstrekking van een verplaatsmiddel (veelal een scootmobiel) zoals genoemd in lid 1 a van dit artikel én bij een woningaanpassing zoals genoemd in lid 1 c van dit artikel wordt een eigen bijdrage opgelegd ter hoogte van de restwaarde van de nieuwwaarde van de voorziening, zoals genoemd in artikel 14 lid 3 van dit Besluit.

  • 4.

    Bij het gebruik maken van algemene voorzieningen wordt geen eigen bijdrage opgelegd. Hiervoor bepalen de instellingen zelf of zij een bijdrage vragen. Deze mag dan niet hoger zijn dan de kostprijs.

Artikel 9. Overgangsregime AWBZ

Cliënten vanuit de AWBZ, die vallen onder het overgangsrecht, betalen in 2015 op soortgelijke wijze hun eigen bijdrage als in 2014: inning en berekening door het CAK.

Dit geldt tot de einddatum van indicatie indien deze voor 31 december 2015 verstrijkt óf indien cliënt na herbeoordelingsgesprek akkoord gaat met een nieuw zorgaanbod op basis van het samen met de sociaalwerker, opgestelde ondersteuningsplan.

Artikel 10. De kostprijs van een voorziening

  • 1.

    De eigen bijdrage kan niet meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening.

  • 2.

    De kostprijs van een woonvoorziening wordt afgeleid van een vastgesteld normbedrag, een goedgekeurde kostenbegroting dan wel de overeengekomen prijs van de voorziening met de gecontracteerde leverancier.

  • 3.

    De kostprijs van een vervoermiddel wordt per 1 januari 2015 afgeleid van de nieuwprijs van de voorziening inclusief de kosten van aanpassing en accessoires.

Met ingang van 1 maart 2015 geldt: de kostprijs voor een vervoermiddel wordt afgeleid van het huurtarief van een voorziening. De gemeente gaat per deze datum over op een huurcontract met de hulpmiddelen leverancier.

Artikel 11. Trekkingsrecht

Het college betaalt het persoonsgebonden budget aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

De SVB betaalt na het toekenningsbericht van college, de hulpverlener met wie de cliënt een zorgovereenkomst is aangegaan.

Artikel 12. Verantwoording besteding persoonsgebonden budget door cliënt

Een gedeelte van de verantwoording van het persoonsgebonden budget vindt vooraf plaats via de zorgovereenkomst die cliënt met de hulpverlener afsluit. Deze wordt goedgekeurd door de SVB (arbeidsrechtelijk) en de gemeente (zorginhoudelijk). Eenmaal per jaar vindt verantwoording achteraf plaats.

Artikel 13. Verplichtingen

De cliënt is verplicht om gedurende de gebruiksduur de getroffen voorziening of de aangeschafte zaak voldoende te laten onderhouden en, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren.

Artikel 14. Algemene bepalingen bij persoonsgebonden budget

  • 1.

    Indien de gebruiksduur van de voorziening waarvoor een persoonsgebonden budget is verstrekt nog niet is verstreken kan een - aanvullend - persoonsgebonden budget worden verstrekt in de volgende situaties:

    • a.

      er is sprake van een gewijzigde omstandigheid die aanpassing dan wel vervanging van de voorziening noodzakelijk maken en/of

    • b.

      er is sprake van een calamiteit die cliënt niet is te verwijten.

  • 2.

    Indien een cliënt die een persoonsgebonden budget-voorziening heeft en hij de voorziening niet meer gebruikt in de gemeente Leeuwarden, dient de cliënt of de nabestaande(n) binnen een redelijke termijn de restwaarde van de voorziening aan de gemeente terug te betalen. Ook kan de voorziening worden ingeleverd bij de gemeente.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor de instandhoudingskosten wordt verrekend voor de nog niet verstreken termijn. De restwaarde van de nieuwwaarde van de voorziening bedoeld in het 2e lid wordt berekend volgens onderstaande methodiek;

0 - < 1 jaar: 70 %

1 - < 2 jaar: 60 %

2 - < 3 jaar: 45 %

3 - < 4 jaar: 35 %

4 - < 5 jaar: 25 %

5 - < 6 jaar: 15 %

6 - < 7 jaar: 5 %.

  • 4.

    Indien cliënt met een persoonsgebonden budget-voorziening, deze voorziening binnen de afschrijvingstermijn van 7 jaar niet meer gebruikt omdat deze niet meer adequaat is, wordt de restwaarde van de voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen persoonsgebonden budget. De restwaarde van de voorziening wordt berekend volgens de afschrijvingsmethodiek zoals verwoord in lid 3. Het persoonsgebonden budget voor de instandhoudingskosten wordt verrekend voor de nog niet verstreken termijn.

  • 5.

    Bij een woningaanpassing in de vorm van vervanging van een keuken wordt de hoogte van de vergoeding volgens onderstaande methodiek berekend:

0 - < 5 jaar: 100 %

5 - < 10 jaar: 75 %

10 - < 15 jaar: 50 %

15 - < 20 jaar: 25 %

>20 jaar: 0% (in verband met economische afschrijving)

H2. Tarieven hulp bij huishouden

H2.1 Tarieven hulp bij het huishouden bestaande cliënten (overgangsrecht)

Artikel 15. Overgangsrecht hulp bij huishouden geldend tot uiterlijk 1 januari 2016

1.Het bedrag dat per uur wordt vergoed voor hulp bij het huishouden bedraagt voor een:

Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden€ 17.60 per uur
Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden– dienstverlening aan huis€ 15.50 per uur

2.Het CAK berekent en int de eigen bijdrage. Uitbetaling van het persoonsgebonden budget vindt plaats via de Sociale Verzekeringsbank, zie artikel 11.

Artikel 16 Tarieven hulp bij het huishouden zorg in natura. De hulp bij het huishouden tarieven voor zorg in natura zijn:

Hulp bij het Huishouden€ 22,25 per uur
Hulp bij het huishouden HH3€ 37,55 per uur

Het aantal uren en minuten huishoudelijke hulp wordt vastgesteld aan de hand van de noodzakelijk te verrichten werkzaamheden op basis van een gestelde indicatie.

H 2.2 Tarieven hulp bij het huishouden nieuwe cliënten en bestaande cliënten na herbeoordeling

Artikel 16. Tarieven hulp bij het huishouden natura 2015

De zorg in natura tarieven zijn onderdeel van het contract en aan de desbetreffende aanbieder gebonden.

Een overzicht van de tarieven van aanbieders wordt opgenomen in het productenboek, zie ook artikel 1 van dit besluit.

Artikel 17. Tarieven persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden€ 17,80 per uur
Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden-dienstverlening aan huis€ 13,00 per uur
Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden- informele hulp maximaal € 13,00 per uur

Het aantal uren en minuten huishoudelijke hulp wordt vastgesteld aan de hand van de noodzakelijk te verrichten werkzaamheden op basis van een gestelde indicatie.

H3. Tarieven thuisondersteuning, dagbesteding, kortdurend verblijf en beschermd wonen

Artikel 18. Tarieven zorg in natura

De zorg in natura tarieven zijn onderdeel van het contract en aan de desbetreffende aanbieder gebonden.

Een overzicht van de tarieven van aanbieders wordt opgenomen in het productenboek, zie ook artikel 1 van dit besluit.

Artikel 19. Tarieven persoonsgebonden budget

De tarieven voor persoonsgebonden budget zijn voor elk product afzonderlijk berekend, te weten:

Thuisondersteuning II€ 33,20 per uur
Thuisondersteuning III€ 35,56 per uur
Thuisondersteuning IV€ 56,09 per uur
   
Dagbesteding licht€ 24,90 per dagdeel
Dagbesteding middel€ 34,41 per dagdeel
Dagbesteding zwaar€ 40,48 per dagdeel
Dagbesteding toeslag voor vervoer€ 7,00 per dag
Kortdurend verblijf€ 90,90 per etmaal
Kortdurend verblijf toeslag voor vervoer€7,00 per etmaal
   
Beschermd wonen pakket A zonder dagbesteding€ 627,00 per week
Beschermd wonen pakket B zonder dagbesteding€ 775,00 per week
Beschermd wonen pakket C zonder dagbesteding€ 833,00 per week
Beschermd wonen pakket D zonder dagbesteding€ 1.111,00 per week
Beschermd wonen pakket A met dagbesteding€ 804,00 per week
Beschermd wonen pakket B met dagbesteding€ 952,00 per week
Beschermd wonen pakket C met dagbesteding€ 1.011,00 per week
Beschermd wonen pakket D met dagbesteding€ 1.297,00 per week
   
Persoonsgebonden budget informele hulp maximaal € 20,00 per uur

H4. Woonvoorzieningen

Artikel 20. Hoogte persoonsgebonden budget woonwagens en woonschepen

Het persoonsgebonden budget voor aanpassing van woonwagens of woonschepen die niet voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in hoofdstuk 11, van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Leeuwarden bedraagt € 1047,-.

Artikel 21. Hoogte persoonsgebonden budget verhuis-en herinrichtingskosten

De hoogte van een persoonsbonden budget verhuis-en herinrichtingskosten bedraagt maximaal: € 3.134,-.

Artikel 22. Hoogte persoonsgebonden budget

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf van een woonvoorziening is gelijk aan de kostprijs van de adequate en financieel voordeligste woonvoorziening.

  • 2. De adequate en financieel voordeligste woonvoorziening blijkt uit een door het college goedgekeurde kostenbegroting, of uit een door de gemeente met een gecontracteerde leverancier afgesloten overeenkomst.

  • 3. Indien een persoonsgebonden budget voor aanschaf van een woonvoorziening wordt verstrekt, kan zo nodig ook een persoonsgebonden budget voor instandhoudingskosten worden toegekend.

  • 4. Het persoonsgebonden budget voor instandhoudingskosten wordt jaarlijks betaald gedurende de technische levensduur van de woonvoorziening.

Artikel 23. Hoogte persoonsgebonden budget bij bouwkundige woonvoorzieningen

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor bouwkundige woonvoorzieningen wordt vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in de door het college goedgekeurde offerte. Hierbij mogen de volgende kosten worden meegenomen:

    • a.

      De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening.

    • b.

      Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt;

    • c.

      De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risico Regeling Woning- en utiliteitsbouw 1991.

    • d.

      Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen;

    • e.

      De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is (bijv. bij nieuwbouw of uitbreiding), tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • f.

      De leges voor de bouwvergunning, voor zover de bouwvergunning betrekking heeft op het treffen van de voorzieningen;

    • g.

      Renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

    • h.

      De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden.

    • i.

      De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

    • j.

      De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

    • k.

      De kosten van (her)aansluiting op de openbare nutsvoorziening;

    • l.

      De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de gehandicapte, voor zover de kosten, bedoeld onder a tot en met m van dit artikel meer dan €1.046,- bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van € 373,-.

    • m.

      Met (organisaties van) professionele verhuurders kunnen afwijkende afspraken worden gemaakt over de uitvoering en financiering van aanpassingen indien de kosten € 750,- of minder bedragen.

Artikel 24. Hoogte bezoekbaar maken woning

1.Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van een woning als genoemd in de beleidsregels in hoofdstuk 11, bedraagt € 3.134,-.

Artikel 25. Hoogte persoonsgebonden budget aantal vierkante meters bouwen/grond en verharden van paden en terrassen

1.Het maximale aantal m2 per vertrek in een zelfstandige woning, dat in aanmerking wordt genomen bij een woningaanpassing is in onderstaand overzicht aangegeven:

 max. aantal m2 waarvoor een PGB wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrekmax. aantal m2 waarvoor een PGB wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek
Woonkamer306
Keuken104
Eenpers. Slaapkamer104
Tweepers. Slaapkamer184
Toiletruimte21
Badkamer/wastafelruimte21
Badkamer/doucheruimte32
Entree/gang/hal52
Berging64
  • 2.

    Het maximale aantal m2 verhard pad dat in aanmerking komt voor vergoeding bedraagt 20 m2, bij:

    • a.

      Het nieuw aanleggen (of aanpassen) van een (bestaand) verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte;

    • b.

      Het nieuw aanleggen (of aanpassen) van een (bestaand) verhard pad tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort.

  • 3.

    Ten behoeve van de aanleg van een nieuw terras dan wel aanpassing van een bestaand terras direct bij een woonruimte, dat ten hoogste voor financiële tegemoetkoming, als bedoeld in hoofdstuk 11 van de Beleidsregels Wmo 2015 gemeente Leeuwarden in aanmerking komt, bedraagt 6 m2.

Artikel 26. Hoogte persoonsgebonden budget kosten van onderhoud, keuring en reparatie

  • 1. Alleen de werkelijk gemaakte kosten van onderhoud, keuring en reparatie aan de hieronder genoemde producten of onderdelen komen in aanmerking voor een tegemoetkoming:

    • a.

      trapliften;

    • b.

      rolstoel- of plateauliften;

    • c.

      woonhuisliften;

    • d.

      hefplateauliften;

    • e.

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, blad of wastafel;

    • f.

      elektromechanisch openings- en sluitingsmechanisme van deuren;

    • g.

      toiletten met onderspoel-föhninrichting.

Artikel 27. Hoogte persoonsgebonden budget bij tijdelijke huisvesting

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor de kosten van tijdelijke huisvesting bedraagt maximaal € 710,68 per maand.

  • 2. Het in lid 1 genoemde bedrag is gebaseerd op artikel 13, lid 1 van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 28. Voorrang verhuizing boven woningaanpassing

De voorrang van verhuizing geldt als de aanpassing van de huidige woning meer bedraagt dan €10.000,-.

Artikel 29. Voorschrift losse woonunit

Een losse woonunit wordt in bruikleen verstrekt.

Artikel 30. Huurderving

Het minimale bedrag van de kosten van huurderving zijn €50,- per maand.

Artikel 31. Hoogte persoonsgebonden budget bij cara-sanering

1.Het persoonsgebonden budget voor woningsanering betreft uitsluitend kosten die noodzakelijk zijn voor vervanging van vloerbedekking en/of gordijnen in verband met cara of allergische aandoeningen.

De maximale hoogte van het persoonsgebonden budget wordt gebaseerd op de in punt 2 en 3 van dit artikel genoemde bedragen en afschrijvingspercentages.

  • 2.

    Voor vloerbedekking en raambedekking gelden de volgende normbedragen per m2 inclusief bijkomende kosten als egaliseren, leggen, ophangen etc.

    • a.

      Vinyl (PVC) vloerbedekking (rolstoelgeschikt) per strekkende meter van 4 meter breed: € 70,15

    • b.

      Gordijnen/lamellen per m2 raamoppervlak: € 24,42

  • 3.

    Afschrijvingspercentages: Bij het bepalen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen stoffering, door toepassing van de volgende afschrijvingspercentages op de in lid 2 genoemde normbedragen

GebruiksduurTot 2 jaarTot 4 jaarTot 6 jaarTot 8 jaarOuder 8 jaar
Vergoeding100%75%50%25%Nihil *)

*) Omdat de artikelen economisch zijn afgeschreven.

Artikel 32. Aanvang werkzaamheden en controle persoonsgebonden budget

Het college verstrekt slechts een persoonsgebonden budget indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

  • a.

    Niet reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt voordat het college op de aanvraag heeft beschikt;

  • b.

    De door het college aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing zal worden verricht;

  • c.

    Aan de onder b genoemde personen inzicht wordt geboden in de vereiste bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woningaanpassing;

  • d.

    De onder b genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 33. Gereedmelding, rechthebbenden en vaststelling en uitbetaling persoonsgebonden budget

Bouwkundige voorzieningen

  • 1.

    Direct na voltooiing van de werkzaamheden, maar uiterlijk binnen 15 maanden na de datum van toekenning van de voorziening, verklaart degene aan wie het persoonsgebonden budget is uitbetaald, dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2.

    Deze gereedmelding gaat vergezeld van de op de werkzaamheden betrekking hebbende facturen. De gereedmelding leidt niet tot nabetaling meer dan genoemd in lid 3 van dit artikel.

  • 3.

    Het bedrag van de vaststelling mag maximaal 10% hoger zijn dan het bij de toekenning begrote bedrag van de kosten. Indien tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden de verwachting bestaat dat de kosten meer dan 10% zullen afwijken van het begrote bedrag, dient de cliënt hierover onverwijld in contact te treden met het college.

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget wordt toegekend en uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte of aan dienst (wettelijke) vertegenwoordiger.

Niet bouwkundige voorzieningen

  • 1.

    De cliënt dient, voor zover het persoonsgebonden budget is gebruikt voor de aanschaf van roerende zaken, binnen zes maanden na de datum van de toekenningsbeschikking een kopie van het aanschafbewijs (kopie factuur) in te leveren.

  • 2.

    Daarnaast dient hij, indien van toepassing, jaarlijks opgave te doen van het onderhoud, door indiening van een kopie onderhoudsfactuur.

  • 3.

    Voor zover het bedrag is gebruikt voor een verhuizing, geldt de adreswijziging als verantwoording.

H 5. Vervoersvoorzieningen

Artikel 34. Verplichtingen

De cliënt is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte zaak voldoende te laten onderhouden. In geval van een scootmobiel of elektrische rolstoel is het daarnaast verplicht om minimaal een aansprakelijkheidsverzekering (WA) af te sluiten gedurende de gebruiksduur van het hulpmiddel. De normale gebruiksduur van een hulpmiddel is 7 jaar.

Artikel 35. Hoogte persoonsgebonden budget

  • 1. De hoogte van het PGB voor aanschaf van een vervoersvoorziening is gelijk aan de kostprijs van de adequate en financieel voordeligste voorziening.

  • 2. De adequate en financieel voordeligste voorziening blijkt uit een door het college goedgekeurde kostenbegroting, of uit een door de gemeente met een gecontracteerde leverancier afgesloten overeenkomst.

  • 3. Indien een PGB voor aanschaf van een voorziening wordt verstrekt, kan zo nodig ook een PGB voor onderhoud, service en verzekering worden toegekend.

  • 4. Het PGB voor onderhoud, service en verzekering wordt jaarlijks betaald gedurende de technische levensduur van de voorziening.

Artikel 36. Verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1.

    De cliënt dient binnen zes maanden na de datum van de toekenningsbeschikking een kopie van het aanschafbewijs (kopie factuur) in te leveren.

  • 2.

    Daarnaast dient hij jaarlijks opgave te doen van het onderhoud, door indiening van een kopie onderhoudsfactuur.

H 6. Lokaal vervoer

Artikel 37. OV-tarief collectief vervoer

  • 1. De kosten voor een pashouder jonger dan 65 jaar zijn: per kilometer € 0,25

  • 2. De kosten voor een pashouder van 65 jaar en ouder zijn: per kilometer € 0,16

Artikel 38. Gebruikskosten eigen auto of vervoer door derden

Collectief vervoer in persoonsgebonden budget

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de cliënt die kiest voor een persoonsgebonden budget, bedraagt € 375,- op jaarbasis (€ 0,25 x 1500 kilometer), op basis van de in 2014 geldende OV-tarieven.

Er rust namelijk een wettelijke verplichting om zorg in natura gelijk te stellen aan de waarde van een persoonsgebonden budget, om onrechtmatig vastgesteld beleid te voorkomen.

Artikel 39. Kilometervergoedingen

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor cliënten die geen gebruik van het collectief vervoer kunnen maken en die recht hebben op een individuele kilometervergoeding bedraagt:

  • 1.

    bij het gebruik van een particuliere auto: € 667,- per jaar;

  • 2.

    bij gebruik van een taxi: € 3.222,- per jaar;

  • 3.

    bij gebruik van een rolstoeltaxi: € 4.949,- per jaar.

Artikel 40. Uitzonderingen bij verstrekken van collectief vervoer

  • 1. Cliënten die collectief vervoer én een scootmobiel in gebruik hebben, ontvangen 50% van de in artikel 36;

  • 2. Voor zover echtgenoten beiden in aanmerking komen voor het persoonsgebonden budget en de vervoersbehoefte vrijwel geheel samenvalt, wordt het persoonsgebonden budget beperkt tot 1500 km.

  • 3. Voor zover echtgenoten beiden in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget en de vervoersbehoefte gedeeltelijk samenvalt, zal nader worden bepaald welk deel samenvalt en welk deel voor een persoonsgebonden budget in aanmerking kan komen.

Artikel 41. Hoogte persoonsgebonden budget

  • 1. De hoogte van het PGB voor aanschaf van een voorziening is gelijk aan de kostprijs van de adequate en financieel voordeligste voorziening.

  • 2. De adequate en financieel voordeligste voorziening blijkt uit een door het college goedgekeurde kostenbegroting, of uit een door de gemeente met een gecontracteerde leverancier afgesloten overeenkomst.

  • 3. Indien een PGB voor aanschaf van een voorziening wordt verstrekt, kan zo nodig ook een PGB voor instandhoudingskosten worden toegekend.

  • 4. Het PGB voor instandhoudingskosten wordt jaarlijks betaald gedurende de technische levensduur van de voorziening.

Artikel 42. Hoogte tegemoetkoming voor sportvoorziening

De tegemoetkoming voor aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel bedraagt maximaal € 2.760,- per 3 jaar.

H 7. Beschermd wonen

Artikel 43. Eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage voor beschermd wonen, bedraagt per maand een twaalfde gedeelte van het bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 1.2, voor:

  • a. de ongehuwde cliënt die in een instelling voor beschermd wonen verblijft;

  • b. de gehuwde cliënten tezamen die beiden in een instelling voor beschermd wonen verblijven;

  • c. de gehuwde cliënt wiens echtgenoot een bijdrage ingevolge artikel 4 van het Bijdragebesluit zorg verschuldigd is.

  • 2. De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt niet meer dan € 2.284,60 per maand.

  • 3. In het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn de cliënt en zijn echtgenoot tezamen slechts eenmaal de bijdrage, berekend overeenkomstig het eerste en tweede lid, verschuldigd.

Artikel 44. Berekening eigen bijdrage

  • 1.

    Het eigen bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt berekend:

  • a.

    het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde cliënt onderscheidenlijk de gehuwde cliënten tezamen wordt verminderd met de door die cliënt onderscheidenlijk die cliënten verschuldigde of ingehouden belasting op het met toepassing van onderdeel a berekende bedrag worden in mindering gebracht:

  • ·

    15% van de netto-opbrengst van in het voorafgaande kalenderjaar verrichte arbeid, van een loon- of salarisdoorbetaling wegens ziekte of van een uitkering op grond van de Ziektewet dan wel, indien dit onbekend of niet beschikbaar is, 15% van de redelijkerwijs te verwachten netto opbrengst van in het lopende kalenderjaar verrichte arbeid, van een loon of salarisdoorbetaling wegens ziekte of van een uitkering op grond van de Ziektewet;

  • ·

    het in het peiljaar geldende zak- en kleedgeld, premies voor een zorgverzekering gecorrigeerd voor de zorgtoeslag, een aftrekpost die verschillend kan zijn voor een cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en een cliënt die die leeftijd nog niet heeft bereikt of extra vrijlatingen, een en ander volgens bij ministeriële regeling te bepalen regels;

  • ·

    op aanvraag van de cliënt, de in het peiljaar geldende uitkering op grond van artikel 14 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 of op grond van artikel 20 van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945;

  • b.

    het met toepassing van onderdeel b berekende bedrag wordt vermeerderd met 8% van het vermogen van de ongehuwde cliënt, onderscheidenlijk 8% van de opgetelde vermogens van de gehuwde cliënten.

  • 2.

    Op aanvraag van de cliënt stelt het CAK, in afwijking van het eerste lid, onderdelen a en c, het eigen bijdrageplichtig inkomen voorlopig vast op basis van het redelijkerwijs gedurende het lopende kalenderjaar te verwachten inkomen, 8% van het te verwachten vermogen, en de over dat kalenderjaar te verwachten belasting indien toepassing van het eerste lid, onderdelen a en c, ertoe zou leiden dat na afdracht van de eigen bijdrage maandelijks gemiddeld minder over zou blijven dan het zak- en kleedgeld, zoals dat geldt in het lopende kalenderjaar, alsmede een bedrag in verband met de standaardpremie gecorrigeerd met de zorgtoeslag. Het aldus berekende eigen bijdrageplichtig inkomen wordt, om de per maand verschuldigde eigen bijdrage vast te stellen, gedeeld door twaalf.

  • 3.

    De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt gedaan uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft of uiterlijk drie maanden na de datum waarop de eigen bijdrage op basis van het bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in het eerste lid, wordt

vastgesteld.

  • 4.

    Indien het tweede lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar en na ontvangst van definitieve inkomens- en vermogensgegevens de definitieve vaststelling plaats. Indien daaruit blijkt dat niet voldaan is aan het tweede lid, vindt definitieve vaststelling plaats met toepassing van het eerste lid.

  • 5.

    Inkomen dat buiten Nederland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen. Op aanvraag van de cliënt wordt daarop de in het buitenland verschuldigde belasting in mindering gebracht.

Artikel 45. Uitzondering op berekening bijdrage

  • 1. In afwijking van artikel 1.1 geldt een eigen bijdrage per maand van 12,5% van het bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 1.4, voor:

  • a. de ongehuwde cliënt gedurende de eerste zes maanden van verblijf in een instelling voor beschermd wonen, tenzij het verblijf aansluit op verblijf dat ten laste van de zorgverzekering of het fonds, genoemd in artikel 89 van de Wet financiering sociale verzekeringen, kwam en het verblijf ten laste van de zorgverzekering of het eerdergenoemde fonds langer dan zes maanden was;

  • b. de gehuwde cliënten tezamen, zolang niet ten aanzien van elk van hen een periode van zes maanden is verstreken, tezamen, tenzij het verblijf aansluit op verblijf dat ten laste van de zorgverzekering of het fonds, genoemd in artikel 89 van de Wet financiering sociale verzekeringen, kwam en het verblijf ten laste van de zorgverzekering of het eerdergenoemde fonds langer dan zes maanden was;

  • c. de ongehuwde cliënt die moet of gehuwde cliënten tezamen die moeten voorzien in de kosten van onderhoud van eigen, aangehuwde of pleegkinderen, mits voor die kinderen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet recht op een uitkering bestaat of aan die kinderen, voor zover ze de leeftijd van 27 jaar nog niet hebben bereikt, studiefinanciering is toegekend krachtens de Wet studiefinanciering 2000;

  • d. de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen indien het college het waarschijnlijk acht dat het verblijf in de instelling voor beschermd wonen voor de ongehuwde cliënt, voor beide of voor een van beide gehuwde cliënten binnen een half jaar kan worden beëindigd en

  • e. terugkeer naar de maatschappij mogelijk is en zal worden bewerkstelligd.

  • 2. De eigen bijdrage bedraagt voorts per maand een twaalfde gedeelte van 12,5% van het bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 1.2, voor:

  • a. de gehuwde cliënt die in een instelling voor beschermd wonen verblijft en wiens echtgenoot geen maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget ontvangt;

  • b. de gehuwde cliënten tezamen van wie één in een instelling voor beschermd wonen verblijft en wiens echtgenoot een persoonsgebonden budget of een andere maatwerkvoorziening ontvangt;

  • c. de gehuwde cliënt die in een instelling voor beschermd wonen verblijft en wiens echtgenoot zorg ontvangst als bedoeld in artikel 14 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ of een subsidie ontvangt als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene Wet Bijzondere

  • d. Ziektekosten, met dien verstande dat de cliënt en zijn echtgenoot tezamen de bijdrage slechts eenmaal verschuldigd zijn.

  • 3. De eigen bijdrage voor beschermd wonen, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten minste € 158,60 en niet meer dan € 832,60 per maand.

  • 4. De onderdelen a en b van het eerste lid zijn niet van toepassing indien het verblijf aanvangt binnen zes maanden na beëindiging van een verblijf in een instelling voor beschermd wonen waarvoor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 3.11 verschuldigd was of waren.

  • 5. Voor de berekening van de periode van zes maanden, bedoeld in het vierde lid, worden perioden van verblijf in instellingen voor beschermd wonen samengeteld, tenzij tussen twee zodanige perioden meer dan zestig dagen zijn verlopen. De eerste volzin is niet van toepassing op cliënten die maximaal twee weken per twee maanden in een instelling voor beschermd wonen verblijven.

  • 6. Op aanvraag van de cliënt is deze eigen bijdrage niet verschuldigd indien de cliënt een uitkering als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Participatiewet ontvangt of indien de cliënt ingevolge artikel 13, tweede lid, onderdeel a, van die wet geen uitkering ontvangt.

Artikel 46. Berekening eigen bijdrage bij uitzonderingsgevallen

  • 1. Voor de berekening van de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 1.3, eerste en tweede lid, bestaat het bijdrageplichtig inkomen uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde cliënt, onderscheidenlijk van de gehuwde cliënten tezamen, vermeerderd met 8% van het vermogen van de ongehuwde cliënt, onderscheidenlijk 8% van de opgetelde vermogens van de gehuwde cliënten.

  • 2. Op aanvraag van de cliënt stelt het CAK, in afwijking van het eerste lid, het eigen bijdrageplichtig inkomen voorlopig vast op grond van het inkomen en het vermogen van het lopende jaar, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het eigen bijdrageplichtig inkomen in het lopende jaar ten minste € 2.540 lager zal zijn dan het eigen bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in het eerste lid, dan wel algemene bijstand op grond van de Participatiewet betreft.

  • 3. De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt gedaan uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft of uiterlijk drie maanden na de datum waarop de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld.

  • 4. Indien het tweede lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar en na ontvangst van de definitieve inkomens- en vermogensgegevens definitieve vaststelling plaats. Indien daarbij blijkt dat het eigen bijdrageplichtig inkomen over het lopende jaar minder dan € 2.540 lager is geweest dan het eigen bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.

  • 5. Inkomen dat buiten Nederland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen. Op aanvraag van de cliënt wordt daarop de in het buitenland verschuldigde belasting in mindering gebracht.

Artikel 47. Berekening eigen bijdrage 1e jaar Beschermd Wonen

  • 1. Voor de berekening van het eigen bijdrageplichtig inkomen over het jaar waarin een cliënt of zijn echtgenoot voor het eerst inkomen geniet wordt, in afwijking van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel a, of artikel 1.4, eerste lid, uitgegaan van het inkomen dat de cliënt of zijn echtgenoot over het desbetreffende kalenderjaar naar verwachting zal genieten, alsmede van het te verwachten vermogen van dat kalenderjaar, verminderd met de naar verwachting over dat kalenderjaar verschuldigde of ingehouden belasting.

  • 2. Voor de berekening van het eigen bijdrageplichtig inkomen over het jaar volgende op het jaar waarin een cliënt of zijn echtgenoot voor het eerst inkomen geniet, wordt, in afwijking van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel a, of artikel 1.4, eerste lid, uitgegaan van het inkomen dat de cliënt of zijn echtgenoot over het dan lopende kalenderjaar naar verwachting zal genieten, alsmede van het te verwachten vermogen van dat kalenderjaar, verminderd met de naar verwachting over dat kalenderjaar verschuldigde of ingehouden belasting.

  • 3. Voor de berekening van het eigen bijdrageplichtig inkomen over het tweede jaar volgend op het jaar waarin een cliënt of zijn echtgenoot voor het eerst inkomen geniet, wordt uitgegaan van de in het tweede lid bedoelde bedragen.

Artikel 48. Berekening eigen bijdrage bij onvolledig kalenderjaar

  • 1. Indien artikel 1.2, tweede lid, of artikel 1.5, eerste of tweede lid, voor zover het betreft de afwijking van artikel 1.2, eerste lid, van toepassing is, worden, in afwijking van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel b, onder 2, twaalf maal het in het lopende kalenderjaar geldende bedrag voor zak- en kleedgeld, de in het lopende kalenderjaar te betalen premies voor een zorgverzekering gecorrigeerd voor de zorgtoeslag en, indien van toepassing, de algemene korting voor wie de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt onderscheidenlijk de algemene korting voor wie de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, alsmede extra vrijlatingen als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, in mindering gebracht.

  • 2. Indien artikel 1.5, eerste lid, voor zover het betreft de afwijking van artikel 1.2, eerste lid, van toepassing is en de werkzaamheden of ontvangst van uitkering in de loop van het kalenderjaar aanvangen, worden de bedragen, bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel b, naar rato van het deel van het kalenderjaar waarover de inkomsten worden verworven, in mindering gebracht.

Artikel 49. Geen inkomensgegevens bekend

  • 1. Indien ten aanzien van de ongehuwde of gehuwde cliënten geen gegevens inzake het inkomen of de grondslag sparen en beleggen beschikbaar zijn, wordt de bijdrage vastgesteld op het minimumbedrag, genoemd in artikel 1.3, derde lid.

  • 2. Indien na de vaststelling van de bijdrage uit alsnog beschikbaar gekomen gegevens inzake het inkomen of de grondslag sparen en beleggen, of uit een wijziging van deze gegevens, blijkt dat de eigen bijdrage op een te hoog of te laag bedrag is vastgesteld, herziet het CAK de bijdrage met inachtneming van de beschikbaar gekomen gegevens dan wel van die wijziging.

Artikel 50. Periodieke vaststelling

  • 1. De hoogte van de eigen bijdrage wordt jaarlijks opnieuw berekend voor de periode van de eerste dag van januari tot en met de eenendertigste dag van de daaropvolgende maand december.

  • 2. In afwijking van artikel 1.7, eerste lid, geldt, indien het inkomen bij de jaarlijkse herziening nog moet worden vastgesteld, als bijdrage, de eigen bijdrage die over de laatste maand in het vorige kalenderjaar verschuldigd was.

Artikel 51. Eigen bijdrage tijdens afwezigheid

  • 1.

    Bij de berekening van de eigen bijdrage wordt afwezigheid uit de instelling voor beschermd wonen, anders dan in verband met beëindiging van de levering, buiten beschouwing gelaten.

  • 2.

    Over een gedeelte van een maand is de eigen bijdrage gelijk aan het vastgestelde bedrag per maand, vermenigvuldigd met twaalf maal het aantal dagen waarover de eigen bijdrage binnen die maand verschuldigd is en gedeeld door 365.

  • 3.

    Van de voor gehuwde cliënten gezamenlijk berekende eigen bijdrage is ieder van de echtgenoten een gedeelte verschuldigd naar rato van ieders aandeel in het inkomen.

Opvang

Artikel 52. Eigen bijdrage opvang

  • 1.

    De hoogte van de eigen bijdrage voor opvang is zodanig dat de cliënt van zijn bijdrageplichtig inkomen, waaronder wordt verstaan het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde cliënt, dan wel het inkomen over het peiljaar van de gehuwde cliënten tezamen, vermeerderd met 8% van het vermogen van de ongehuwde cliënt, dan wel vermeerderd met 8% van de opgetelde vermogens van de gehuwde cliënten tezamen, omgerekend naar twaalf bijdrageperioden van vier weken en één bijdrageperiode die vier of vijf weken bedraagt conform de internationale standaard ISO 8601, na afdracht van bedoelde bijdrage een bedrag overhoudt dat overeenkomt met het zak- en kleedgeld, vermeerderd met de met toepassing van artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag berekende standaardpremie en gecorrigeerd met de zorgtoeslag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is de bijdrage niet verschuldigd indien de cliënt of zijn echtgenoot in de bijdrageperiode gedurende twee of meer aaneengesloten nachten in een instelling voor beschermd wonen verblijft.

Slothoofdstuk.

Artikel 53. Inwerkingtreding

Dit besluit is vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden op 30 juni 2015 en treedt in werking op 8 juli 2015.

Artikel 54. Intrekking oude regeling en overgangsrecht

Dit besluit treedt in werking op 8 juli 2015.

Het Besluit Wmo 2015 gemeente Leeuwarden is vanaf 8 juli 2015 van toepassing op alle aanvragen die op of na 8 juli 2015 worden ingediend. Het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Leeuwarden 2014 is van toepassing op alle aanvragen die voor 1 januari 2015 worden ingediend.

Artikel 55. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Besluit Wmo 2015 Leeuwarden’.