Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deventer

Beleidsregels planologische afwijkingen Deventer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDeventer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels planologische afwijkingen Deventer
CiteertitelBeleidsregels planologische afwijkingen Deventer
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wabo, artikel 2.1, eerste lid, sub c
  2. Wabo, 2.12, eerste lid, sub a onder 2°
  3. Bor, artikel 2.7
  4. Bor, artikel 4 van Bijlage II

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-07-2015Onbekend

30-06-2015

GVOP

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels planologische afwijkingen Deventer

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer,

 

gelet op het bepaalde in de artikelen 2.1,eerste lid, sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), 2.12, eerste lid, sub a onder 2° van de Wabo en artikel 2.7 van het Besluit Omgevingsrecht (Bor) juncto artikel 4 van Bijlage II van het Bor;

 

B E S L U I T E N

 

vast te stellen de volgende beleidsregels:

 

Beleidsregels planologische afwijkingen woningen gemeente Deventer

 

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      bebouwde kom: de gebieden binnen de komgrenzen, zoals deze door de raad zijn aangewezen op grond van artikel 21a van de Wegenverkeerswet;

    • b.

      bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

    • c.

      dakkapel: een uitbouw in een schuin dakvlak, waarbij in ieder geval aan weerszijden en aan de bovenzijde sprake is van dakbedekking, veelal bestaand uit dakpannen;

    • d.

      dakopbouw: een uitbouw waarbij sprake is van een nieuwe verdieping op een plat dak of een verhoging van de nok van een schuin dak of het doortrekken van een gevel;

    • e.

      erker: een ruimte, in plattegrond trapeziumvormig, rechthoekig of halfrond, als uitbreiding van een ruimte of ander vertrek in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met het bedoelde vertrek;

    • f.

      ondergeschikt bouwdeel: een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij, schoorsteen en een bloemenvenster.

  • 2.

    In die gevallen dat het van toepassing zijnde bestemmingsplan een andere definitie hanteert, wordt bij de toepassing van deze beleidsregels de definitie uit het bestemmingsplan gehanteerd.

Artikel 1.2 Wijze van toepassing

Bij toepassing van deze beleidsregels word als volgt gemeten:

  • a.

    de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • b.

    de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • c.

    de bouwhoogte van een bouwwerk: Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • d.

    de verticale bouwdiepte: de diepte van een bouwwerk, gemeten vanaf peil.

Artikel 1.3 Algemeen uitgangspunt

Met de vaststelling van deze beleidsregels wil het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer duidelijk maken bij welke categorieën bouw- en gebruiksactiviteiten voor woningen zij in ieder geval wil meewerken door af te wijken van het geldende bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat deze activiteiten het gebruiksgenot voor de gebruikers dienen te vergroten en/ of meervoudig (intensiever) ruimtegebruik mogelijk maken. Indien deze activiteiten mogelijk zijn zonder dat omwonenden daar onevenredig hinder van ondervinden en/of het algemeen belang niet wordt geschaad, is afwijken van het bestemmingsplan voor deze plannen ruimtelijk acceptabel.

Hoofdstuk 2 Afwijkingsbevoegdheden

 

Artikel 2.1 Bijbehorend bouwwerk binnen of buiten de bebouwde kom

  • 1.

    Er kan van het betreffende bestemmingsplan worden afgeweken in het volgende geval:

    • a.

      Een carport of overkapping, in het geval deze 1 meter achter de voorgevelrooilijn wordt gesitueerd en niet groter is dan 30 m². Situering en maatvoering moet voor het overige passen binnen de uitgangspunten van bouwen binnen de zone bijgebouwen.

Artikel 2.2 Dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding

  • 1.

    Er kan van het betreffende bestemmingsplan worden afgeweken in de volgende gevallen:

    • a.

      Dakkapellen aan zowel de voor- als achterzijde van de woning, die kleiner zijn dan 60% van de breedte van het betreffende dakvlak.

    • b.

      Dakkapellen aan de achterzijde van de woning, groter dan 60% van de breedte van het betreffende dakvlak, indien de toegestane goothoogte met niet meer dan 2 meter wordt verhoogd door de realisatie van deze dakkapel.

    • c.

      Dakopbouwen met nokverhoging, indien de nieuwe nokhoogte niet strijdig is met de maximaal toegestane nokhoogte en de nieuwe goothoogte, aan de achterzijde van de woning met niet meer dan 2 meter wordt verhoogd ten opzichte van de maximaal toegestane goothoogte.

  • 2.

    Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing indien sprake is van een woning:

    • a.

      gelegen in beschermd stads- of dorpsgezicht;

    • b.

      welke is aangewezen als (gemeentelijk) monument (zie kaart).

  • 3.

    Er kan niet van het betreffende bestemmingsplan worden afgeweken in het volgende geval:

    • a.

      Dakkapellen aan de voorzijde van de woning, groter dan 60% van de breedte van het betreffende dakvlak.

Artikel 2.3 Bouwen op de erfgrens

  • 1.

    Op kavels groter dan 300 m² moeten aan-, uit- en bijgebouwen 1 meter uit de erfgrens worden gesitueerd. Hiervan kan worden afgeweken indien:

    • a.

      er minimaal 3 meter achter de achtergevel vrijstaand wordt gebouwd en wanneer bij belendende percelen ook al op dezelfde erfgrens is gebouwd.

    • b.

      het een vervanging en/of verlenging betreft van een bestaand gebouw dat reeds op de erfgrens staat.

  • 2.

    In alle andere gevallen als omschreven in het eerst lid moet het bouwen op de erfgrens door de stedenbouwkundige worden beoordeeld.

Artikel 2.4 Erkers en ondergeschikte bouwdelen, zoals een entreepartij, luifel of balkon

  • 1.

    Ten aanzien van het toestaan van erkers of andere ondergeschikte bouwdelen, zoals een entreepartij, luifel of balkon aan een op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw mag worden gebouwd, mits:

    • a.

      de diepte niet meer dan 1,5 meter bedraagt;

    • b.

      de goothoogte niet meer dan 3,5 meter, dan wel 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning bedraagt;

    • c.

      de oppervlakte niet meer dan 6 m² bedraagt;

    • d.

      De breedte niet meer dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;

    • e.

      De afstand tot de openbare ruimte niet minder dan 2,5 meter bedraagt.

  • 2.

    Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing indien sprake is van een woning, welke is:

    • a.

      gelegen in beschermd stads- of dorpsgezicht;

    • b.

      aangewezen als (gemeentelijk) monument.

Artikel 2.5 Ontwerpbestemmingsplannen

Als een bouwplan in een door het college vastgesteld ontwerpbestemmingsplan past, dan kan medewerking worden verleend aan de gevraagde omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald worden als ‘Beleidsregels planologische afwijkingen Deventer’.

Artikel 3.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na publicatie.

 

 

 

 

 

 

Algemene toelichting

 

Leeswijzer

In de beleidsregels zijn de categorieën van afwijkingen en de bijbehorende richtlijnen en/of voorwaarden aangegeven. De beleidsregels beperken zich tot woningen en zijn artikelsgewijs opgebouwd, waarbij het eerste artikel aangeeft welke definitiebepalingen toegepast moeten worden. Het tweede artikel geeft aan op welke wijze gemeten moet worden bij de toepassing van deze beleidsregels. In artikel 3 wordt per wettelijke afwijkingsmogelijkheid het gemeentelijk beleid weergegeven, waarbij in het eerste lid de hoofdregel is weergegeven. Indien van toepassing worden in het tweede lid de uitzonderingen op deze hoofdregel benoemd, waarbij is aangegeven. In die gevallen kan mogelijk wel met een individuele beoordeling alsnog van de bevoegdheid tot afwijking gebruik worden gemaakt. Indien van toepassing wordt in het derde lid aangegeven in welke gevallen hoe dan ook geen medewerking zal worden verleend.

 

Aanleiding

Om invulling te kunnen geven aan het coalitieakkoord 2010-2014 is het Wabobeleidsplan opgesteld. Uitgangspunt van dit beleidsplan is dat vergunningverlening, toezicht en handhaving geen doel op zich zijn, maar een bijdrage leveren aan het in stand houden en versterken van de kwaliteit van de leefomgeving.

 

Op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving moet procesmatig een nieuwe balans moet worden gevonden. Enerzijds vanuit de netwerk- en samenwerkingsgedachte en anderzijds vanuit de gedachte om snel en flexibel te kunnen inspelen op initiatieven vanuit de samenleving.

Deze nieuwe balans wordt bereikt door de focus te richten op een aantal aspecten:

  • 1.

    Het overdragen van werkzaamheden aan private partijen.

  • 2.

    Het belonen van private partijen die zelf zorg dragen voor kwaliteitsborging omdat zij gecertificeerde toetsing en/of toezicht hebben georganiseerd.

  • 3.

    Het werken op basis van het principe ‘opbouwen van vertrouwen’.

  • 4.

    Het anders inrichten van de dienstverlening op het gebied van de activiteit wijzigen van een monument.

  • 5.

    Het stroomlijnen van de behandeling van aanvragen door de versnelling van behandeling van eenvoudige initiatieven.

  • 6.

    Het terugdringen van advisering op maat.

  • 7.

    Het bevorderen van integraal werken met de klantvraag als vertrekpunt.

     

Voorliggend beleidskader heeft met name tot doel bij te dragen aan de punten 5 en 6; het versnellen van de behandeling van eenvoudige initiatieven en het terugdringen van advisering op maat.

 

Zoals ook in het Wabobeleidsplan is opgenomen is het met name voor de relatief eenvoudige initiatieven (de zogenoemde label I plannen) relevant te komen tot duidelijke beleidskader en/of richtlijnen om op die wijze aan een korte levertermijn te kunnen voldoen.

 

Analyse aantal en inhoud verleende afwijkingen

Hoewel de uitspraak uit het Wabobeleidsplan, dat relatief veel verbouwplannen niet passen binnen de regels van het bestemmingsplan, genuanceerd dient te worden is na analyse van de omgevingsvergunningen die zijn verleend met een afwijking wel geconstateerd dat een aantal afwijken in bijna alle gevallen onder dezelfde omstandigheden en met dezelfde argumentatie worden vergund.

Momenteel worden al deze afwijkingen nog individueel beoordeeld door een stedenbouwkundige hetgeen intern meer proceduretijd vergt. Door voor deze veel voorkomende en “gestandaardiseerde” afwijkingen een beleidskader op te stellen kan de vergunningverlener deze initiatieven zelf toetsen en daardoor sneller vergunnen, dan wel weigeren.

 

Afwijkingen voor woningen die hiervoor in aanmerking komen hebben o.a. betrekking op:

  • -

    Initiatieven die niet passen in het geldende, maar wel in het in voorbereiding zijnde nieuwe bestemmingsplan;

  • -

    Dakkapellen en dakopbouw;

  • -

    Aan-, uit- en bijgebouwen, die op de erfgrens worden geplaatst:

  • -

    Carports;

  • -

    Erkers en ondergeschikte bouwdelen, zoals entreepartijen en balkons.

 

Geen beleidskader/ richtlijnen

Lang niet alle afwijkingen binnenplans (1e graads) of buitenplans (2e graads) komen in aanmerking voor een beleidskader en/of – richtlijn. Sommige binnenplanse afwijkingsregels zijn bewust opgenomen, juist om flexibiliteit in de plannen aan te brengen zonder dat aanpassing van de bestemming of bouwmogelijkheden tot zware en langdurige procedures leidt, terwijl er nog wel degelijk een brede integrale afweging plaats dient te vinden. Dit is met name het geval in het bestemmingsplan Buitengebied.

 

Ook zijn er binnenplanse afwijkingen die andere belangen proberen te borgen, zonder dat dat direct tot een bouwverbod leidt of tot zware en langdurige procedures. Aangezien in dit soort situatie veelal derden om advies moet worden gevraagd (bijv. het waterschap of de Gasunie) komen ook deze afwijkingen niet in aanmerking voor beleidskaders en/of –richtlijnen. Om ook in deze procedures versnelling aan te brengen is wel afgesproken dat de behandelend ambtenaar bij team OV deze instanties rechtstreeks om advies vragen en op basis van deze adviezen direct kunnen overgaan tot verlening of weigering van de vergunning.

 

Een derde categorie afwijkingen die niet in aanmerking komt voor opname in een beleidskader en/of richtlijn betreft het toepassen van de 10%-regeling en het bouwen buiten het bouwvlak dan wel buiten de bouwzone voor aan-, uit- en bijgebouwen. De reden hiervoor is dat al onze bestemmingsplannen actueel zijn en dus voldoende en ruime mogelijkheden bieden binnen de woonbestemming.

Het stelselmatig toepassen van bovenstaande afwijking is ons inziens dan ook niet nodig en niet wenselijk. Dit zou immers betekenen dat deze huidige bestemmingsplannen op dit punt te weinig ruimte bieden. Het opnemen van de 10%-regeling in de bestemmingsplannen heeft als doel zeer uitzonderlijke situaties te kunnen vergunnen en de buitenplanse mogelijkheid buiten het bouwvlak en de bouwzone te bouwen zouden met de inwerkingtreding van de laatste geactualiseerde plannen nog zeer sporadisch moeten worden toegepast.

Of een aanvraag in aanmerking komt voor een dergelijke afwijking vraagt een nauwkeurige analyse van de bestaande situatie en is een locatiespecifieke stedenbouwkundige afweging, die niet in een beleidsregel is te vervatten. Anders zouden de huidige actuele bestemmingsplannen hier immers wel in hebben voorzien.

 

Een laatste veel voorkomende categorie die niet terug te vinden is in deze beleidsregels betreft de functiewijzigingen van bestaande bebouwing binnen de bebouwde kom. De toetsing of dergelijke functiewijzigingen wenselijk zijn gebeurt aan de hand van veelal sectoraal opgesteld beleid (o.a. het horecabeleid, de detailhandelsvisie) of structuurvisies (o.a. de structuurvisie Stadsassen). Diverse soms sectorale belangen kunnen hierbij een rol spelen, waardoor een integrale afweging noodzakelijk is, waarbij de expertise van de betreffende beleidsadviseurs veelal niet gemist kan worden.

 

Wel een beleidskader/ richtlijn

Zoals hierboven is aangegeven komen enkele veel voorkomende situaties wel degelijk in aanmerking voor versnelde vergunningverlening. Indien aan bepaalde richtlijnen en/of voorwaarden wordt voldaan is een advies op maat van de stedenbouwkundige niet langer noodzakelijk en kan de casemanager de vergunning direct middels de voorgeschreven afwijkingsprocedure vergunnen.

 

Dynamisch beleid

De ontwikkelingen in het omgevingsrecht volgen elkaar echter in snel tempo op. Het is daarom niet uit te sluiten dat deze beleidsregels aan verandering onderhevig zijn. De ervaringen met de nieuwe regels voor vergunningvrij bouwen kunnen bijvoorbeeld aanleiding zijn het beleid aan te passen, maar ook veranderingen binnen de ambtelijke organisatie kunnen de aanleiding zijn. De komende tijd zal in de praktijk dus moeten blijken of aanpassingen aan het beleid gewenst zijn. De toepassing van de beleidsregels zal daarom regelmatig ambtelijk geëvalueerd worden.