Organisatie | Deventer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels planologische afwijkingen Deventer |
Citeertitel | Beleidsregels planologische afwijkingen Deventer |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-07-2015 | Onbekend | 30-06-2015 GVOP | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer,
gelet op het bepaalde in de artikelen 2.1,eerste lid, sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), 2.12, eerste lid, sub a onder 2° van de Wabo en artikel 2.7 van het Besluit Omgevingsrecht (Bor) juncto artikel 4 van Bijlage II van het Bor;
vast te stellen de volgende beleidsregels:
Beleidsregels planologische afwijkingen woningen gemeente Deventer
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1.2 Wijze van toepassing
Bij toepassing van deze beleidsregels word als volgt gemeten:
Artikel 1.3 Algemeen uitgangspunt
Met de vaststelling van deze beleidsregels wil het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer duidelijk maken bij welke categorieën bouw- en gebruiksactiviteiten voor woningen zij in ieder geval wil meewerken door af te wijken van het geldende bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat deze activiteiten het gebruiksgenot voor de gebruikers dienen te vergroten en/ of meervoudig (intensiever) ruimtegebruik mogelijk maken. Indien deze activiteiten mogelijk zijn zonder dat omwonenden daar onevenredig hinder van ondervinden en/of het algemeen belang niet wordt geschaad, is afwijken van het bestemmingsplan voor deze plannen ruimtelijk acceptabel.
Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na publicatie.
In de beleidsregels zijn de categorieën van afwijkingen en de bijbehorende richtlijnen en/of voorwaarden aangegeven. De beleidsregels beperken zich tot woningen en zijn artikelsgewijs opgebouwd, waarbij het eerste artikel aangeeft welke definitiebepalingen toegepast moeten worden. Het tweede artikel geeft aan op welke wijze gemeten moet worden bij de toepassing van deze beleidsregels. In artikel 3 wordt per wettelijke afwijkingsmogelijkheid het gemeentelijk beleid weergegeven, waarbij in het eerste lid de hoofdregel is weergegeven. Indien van toepassing worden in het tweede lid de uitzonderingen op deze hoofdregel benoemd, waarbij is aangegeven. In die gevallen kan mogelijk wel met een individuele beoordeling alsnog van de bevoegdheid tot afwijking gebruik worden gemaakt. Indien van toepassing wordt in het derde lid aangegeven in welke gevallen hoe dan ook geen medewerking zal worden verleend.
Om invulling te kunnen geven aan het coalitieakkoord 2010-2014 is het Wabobeleidsplan opgesteld. Uitgangspunt van dit beleidsplan is dat vergunningverlening, toezicht en handhaving geen doel op zich zijn, maar een bijdrage leveren aan het in stand houden en versterken van de kwaliteit van de leefomgeving.
Op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving moet procesmatig een nieuwe balans moet worden gevonden. Enerzijds vanuit de netwerk- en samenwerkingsgedachte en anderzijds vanuit de gedachte om snel en flexibel te kunnen inspelen op initiatieven vanuit de samenleving.
Deze nieuwe balans wordt bereikt door de focus te richten op een aantal aspecten:
Voorliggend beleidskader heeft met name tot doel bij te dragen aan de punten 5 en 6; het versnellen van de behandeling van eenvoudige initiatieven en het terugdringen van advisering op maat.
Zoals ook in het Wabobeleidsplan is opgenomen is het met name voor de relatief eenvoudige initiatieven (de zogenoemde label I plannen) relevant te komen tot duidelijke beleidskader en/of richtlijnen om op die wijze aan een korte levertermijn te kunnen voldoen.
Analyse aantal en inhoud verleende afwijkingen
Hoewel de uitspraak uit het Wabobeleidsplan, dat relatief veel verbouwplannen niet passen binnen de regels van het bestemmingsplan, genuanceerd dient te worden is na analyse van de omgevingsvergunningen die zijn verleend met een afwijking wel geconstateerd dat een aantal afwijken in bijna alle gevallen onder dezelfde omstandigheden en met dezelfde argumentatie worden vergund.
Momenteel worden al deze afwijkingen nog individueel beoordeeld door een stedenbouwkundige hetgeen intern meer proceduretijd vergt. Door voor deze veel voorkomende en “gestandaardiseerde” afwijkingen een beleidskader op te stellen kan de vergunningverlener deze initiatieven zelf toetsen en daardoor sneller vergunnen, dan wel weigeren.
Afwijkingen voor woningen die hiervoor in aanmerking komen hebben o.a. betrekking op:
Geen beleidskader/ richtlijnen
Lang niet alle afwijkingen binnenplans (1e graads) of buitenplans (2e graads) komen in aanmerking voor een beleidskader en/of – richtlijn. Sommige binnenplanse afwijkingsregels zijn bewust opgenomen, juist om flexibiliteit in de plannen aan te brengen zonder dat aanpassing van de bestemming of bouwmogelijkheden tot zware en langdurige procedures leidt, terwijl er nog wel degelijk een brede integrale afweging plaats dient te vinden. Dit is met name het geval in het bestemmingsplan Buitengebied.
Ook zijn er binnenplanse afwijkingen die andere belangen proberen te borgen, zonder dat dat direct tot een bouwverbod leidt of tot zware en langdurige procedures. Aangezien in dit soort situatie veelal derden om advies moet worden gevraagd (bijv. het waterschap of de Gasunie) komen ook deze afwijkingen niet in aanmerking voor beleidskaders en/of –richtlijnen. Om ook in deze procedures versnelling aan te brengen is wel afgesproken dat de behandelend ambtenaar bij team OV deze instanties rechtstreeks om advies vragen en op basis van deze adviezen direct kunnen overgaan tot verlening of weigering van de vergunning.
Een derde categorie afwijkingen die niet in aanmerking komt voor opname in een beleidskader en/of richtlijn betreft het toepassen van de 10%-regeling en het bouwen buiten het bouwvlak dan wel buiten de bouwzone voor aan-, uit- en bijgebouwen. De reden hiervoor is dat al onze bestemmingsplannen actueel zijn en dus voldoende en ruime mogelijkheden bieden binnen de woonbestemming.
Het stelselmatig toepassen van bovenstaande afwijking is ons inziens dan ook niet nodig en niet wenselijk. Dit zou immers betekenen dat deze huidige bestemmingsplannen op dit punt te weinig ruimte bieden. Het opnemen van de 10%-regeling in de bestemmingsplannen heeft als doel zeer uitzonderlijke situaties te kunnen vergunnen en de buitenplanse mogelijkheid buiten het bouwvlak en de bouwzone te bouwen zouden met de inwerkingtreding van de laatste geactualiseerde plannen nog zeer sporadisch moeten worden toegepast.
Of een aanvraag in aanmerking komt voor een dergelijke afwijking vraagt een nauwkeurige analyse van de bestaande situatie en is een locatiespecifieke stedenbouwkundige afweging, die niet in een beleidsregel is te vervatten. Anders zouden de huidige actuele bestemmingsplannen hier immers wel in hebben voorzien.
Een laatste veel voorkomende categorie die niet terug te vinden is in deze beleidsregels betreft de functiewijzigingen van bestaande bebouwing binnen de bebouwde kom. De toetsing of dergelijke functiewijzigingen wenselijk zijn gebeurt aan de hand van veelal sectoraal opgesteld beleid (o.a. het horecabeleid, de detailhandelsvisie) of structuurvisies (o.a. de structuurvisie Stadsassen). Diverse soms sectorale belangen kunnen hierbij een rol spelen, waardoor een integrale afweging noodzakelijk is, waarbij de expertise van de betreffende beleidsadviseurs veelal niet gemist kan worden.
Wel een beleidskader/ richtlijn
Zoals hierboven is aangegeven komen enkele veel voorkomende situaties wel degelijk in aanmerking voor versnelde vergunningverlening. Indien aan bepaalde richtlijnen en/of voorwaarden wordt voldaan is een advies op maat van de stedenbouwkundige niet langer noodzakelijk en kan de casemanager de vergunning direct middels de voorgeschreven afwijkingsprocedure vergunnen.
De ontwikkelingen in het omgevingsrecht volgen elkaar echter in snel tempo op. Het is daarom niet uit te sluiten dat deze beleidsregels aan verandering onderhevig zijn. De ervaringen met de nieuwe regels voor vergunningvrij bouwen kunnen bijvoorbeeld aanleiding zijn het beleid aan te passen, maar ook veranderingen binnen de ambtelijke organisatie kunnen de aanleiding zijn. De komende tijd zal in de praktijk dus moeten blijken of aanpassingen aan het beleid gewenst zijn. De toepassing van de beleidsregels zal daarom regelmatig ambtelijk geëvalueerd worden.