Organisatie | Amersfoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening staangeld 2015-2016 |
Citeertitel | Verordening staangeld 2015-2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2015 | Nieuwe regeling | 30-06-2015 Stadsberichten, 1 juli 2015 | 7999713 |
Verordening staangeld 2015-2016
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
een standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h van de Huisvestingswet (Stb 1998, 459)
een woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e van de Huisvestingswet (Stb 1998, 459)
een huurovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats met toebehoren waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld.
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als degene die de standplaats heeft wordt aangemerkt de houder van de vergunning als bedoeld in artikel 2.8.4 van de Huisvestingsverordening Amersfoort 2007 (of latere versies) dan wel de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven zolang voor de standplaats een huurovereenkomst geldt met de Stichting De Alliantie of de gemeente Amersfoort.
Het recht wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt verstaan een nota of andere schriftuur.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1 De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2 Indien de belastingplicht van het in artikel 2, tweede lid bedoelde recht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling als bedoeld in artikel 4 vervalt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor het hele tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3 Indien de belastingplicht van het in artikel 2, tweede lid bedoelde recht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling als bedoeld in artikel 4 van toepassing wordt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4 Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een andere standplaats in gebruik neemt.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van het staangeld.