Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Noord-Brabant

Beleidsregel toedeling ontwikkelingsruimte PAS segment 2 Noord-Brabant

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Noord-Brabant
Officiële naam regelingBeleidsregel toedeling ontwikkelingsruimte PAS segment 2 Noord-Brabant
CiteertitelBeleidsregel toedeling ontwikkelingsruimte PAS segment 2 Noord-Brabant
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpagrarische sector, flora en fauna, leefomgeving, milieubeheer, natuur en landschap, ruimtelijke ordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen. 

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen. 

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201518-12-2015Nieuwe regeling

29-06-2015

Provinciaal Blad, 2015, 72

3830410

Tekst van de regeling

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Overwegende dat het provinciale beleid gericht is op het bieden van ruimte voor economische ontwikkelingen en activiteiten mits de daarmee gepaard gaande stikstofdepositie de realisatie van de Natura 2000 doelstellingen niet belemmert;

Overwegende dat de uitgangspunten voor toedeling van ontwikkelingsruimte op landelijk niveau zijn vastgelegd in de artikelen 2, 2a, 19d, 19km en 19kh, vijfde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998), het Besluit programmatische aanpak stikstof, de Regeling programmatische aanpak stikstof, paragraaf 4.2.8 van het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 bevoegd gezag zijn voor toestemmingsbesluiten, voor het verlenen van instemming en voor afgifte van een verklaring van geen bedenkingen;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het wenselijk achten vast te leggen op welke wijze zij aan deze bevoegdheden uitvoering gegeven, zodat alle betrokkenen daar in hun beleid, besluitvorming en bij hun initiatieven rekening mee kunnen houden;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

     wet: de Natuurbeschermingswet 1998;

  • b.

     toestemmingsbesluit: besluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de wet;

  • c.

     ontwikkelingsruimte: stikstofdepositie die in het kader van het programma met betrekking tot een daarin opgenomen Natura 2000-gebied kan worden toegedeeld in of gereserveerd voor toestemmingsbesluiten;

  • d.

     PAS-programmaperiode: de periode waarvoor het Programma Aanpak Stikstof geldt;

  • e.

     segment 2: ontwikkelingsruimte die resteert na aftrek van ontwikkelingsruimte die is gereserveerd voor toestemmingsbesluiten die betrekking hebben op bij ministeriële regeling afzonderlijk of per categorie genoemde of beschreven projecten of andere handelingen als bedoeld in artikel 19kn, eerste lid, van de wet;

  • f.

     grenswaarde; de waarde, bedoeld in artikel 19kh, zevende lid, onderdeel a, onder 1°, van de wet.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1  Gedeputeerde Staten nemen deze beleidsregel in acht bij besluiten met betrekking tot projecten en andere handelingen, waarvoor een beroep wordt gedaan op segment 2.

  • 2  Gedeputeerde Staten handelen overeenkomstig deze beleidsregel bij verzoeken om instemming als bedoeld in artikel 2 van de wet en verzoeken tot afgifte van een verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in artikel 47b, eerste lid, van de wet .

Artikel 3 Uitgangspunten toedeling ontwikkelingsruimte segment 2

  • 1  Gedeputeerde Staten delen bij een toestemmingsbesluit aan een project of andere handeling niet meer dan 3,00 mol stikstof per hectare per jaar aan ontwikkelingsruimte toe uit segment 2 per PAS-programmaperiode.

  • 2  Ingeval het project of de andere handeling, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer geldt de waarde van 3,00 mol stikstof per hectare per jaar per PAS-programmaperiode in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting, met inbegrip van projecten en handelingen in de PAS-programmaperiode die ingevolge artikel 19kh, zevende lid, van de wet zijn uitgezonderd van het verbod van artikel 19d, eerste lid, van de wet.

  • 3  Gedeputeerde Staten kunnen, indien het project of de andere handeling waarvoor ontwikkelingsruimte uit segment 2 is toegedeeld niet is gerealiseerd, onderscheidenlijk is verricht binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het toestemmingsbesluit waarbij de ontwikkelingsruimte is toegedeeld, het door hen hiervoor vastgestelde toestemmingsbesluit, al dan niet gedeeltelijk, intrekken of wijzigen, of, indien het om een omgevingsvergunning gaat, burgemeester en wethouders verzoeken het toestemmingsbesluit, al dan niet gedeeltelijk, in te trekken of wijzigen.

  • 4  Gedeputeerde Staten delen de ontwikkelingsruimte uit segment 2 toe op volgorde van ontvangst van de volledige en ontvankelijke aanvraag voor een toestemmingsbesluit. Bij binnenkomst via de post geldt het tijdstip van 12.00 uur.

  • 5  Gedeputeerde Staten kunnen in individuele gevallen deze beleidsregel buiten toepassing laten of daarvan afwijken, wanneer onverkorte toepassing ervan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen.

  • 6  Gedeputeerde Staten delen uit segment 2 per periode van één jaar, beginnend vanaf 1 juli 2015, maximaal 16% van de ontwikkelingsruimte, die beschikbaar is per Natura2000-gebied voor de gehele PAS-programmaperiode van 6 jaar, toe aan projecten of andere handelingen.

  • 7  In afwijking van het eerste lid, delen Gedeputeerde Staten bij een toestemmingsbesluit aan een project of andere handeling, waarvan de stikstofdepositie betrekking heeft op een Natura2000-gebied waarin de habitattypen “H7110A - actieve hoogvenen (hoogveenlandschap)”, of “H7120ah/ZGH7120ah - herstellende hoogvenen (actief hoogveen)” of “H3110 - zeer zwakgebufferde vennen” zijn aangewezen en daarbij de grenswaarde wordt overschreden, niet meer dan 0,05 mol stikstof per hectare per jaar aan ontwikkelingsruimte toe uit segment 2 per PAS-programmaperiode.

  • 8  Gedeputeerde Staten stellen de datum van ontvangst van een ontvankelijke aanvraag voor een toestemmingsbesluit met betrekking tot een project of andere handeling, waarvoor zij al ingestemd hebben met een verzoek om saldering op grond van de Verordening stikstof en Natura2000 Noord-Brabant dan wel op grond van Verordening stikstof en Natura2000 Noord-Brabant 2013, vast op de datum van ontvangst minus 6 weken, echter niet eerder dan 1 juli 2015.

  • 9  Het bepaalde in lid 7 is niet van toepassing op aanvragen voor een toestemmingsbesluit met betrekking tot een project of andere handeling, als bedoeld in lid 8.

  • 10  Het bepaalde in lid 6, 7 en 8 is van toepassing op projecten en andere handelingen in de provincie Noord-Brabant.

Artikel 4 Inwerkingtreding

  • 1  Deze beleidsregel treedt in werking op 1 juli 2015.

  • 2  Artikel 3, lid 8 en 9, vervallen met ingang van 1 januari 2016

Artikel 5 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel toedeling ontwikkelingsruimte PAS segment 2 Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 8 juni 2015

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris mw. ir. A.M. Burger

 

Toelichting Beleidsregel toedeling ontwikkelingsruimte Programmatische aanpak stikstof segment 2 Noord-Brabant

Algemeen

De programmatische aanpak stikstof richt zich op een goede bescherming en ontwikkeling van Natura 2000 gebieden terwijl tegelijk economische ontwikkelingen mogelijk blijven. De stikstofbelasting neemt de komende 20 jaar af door al ingezette maatregelen, zoals: schonere auto’s en het in de PAS opgenomen aanvullende pakket van emissiebeperkende maatregelen. Een deel van deze afname komt ten goede aan de natuur (ecologie); een ander deel wordt ingezet voor economische ontwikkelingen. Daarbij is door het rijk met de agrarische sector afgesproken dat de helft van de emissiebeperking door aanvullende maatregelen in het kader van de PAS, weer als ontwikkelingsruimte voor die sector beschikbaar komt.

Aerius heeft per Natura 2000 gebied berekend wat de beschikbare depositieruimte is voor dat gebied. Een deel van de beschikbare ruimte wordt apart gezet voor activiteiten waarvoor geen toestemmingsbesluit hoeft te worden genomen, zoals autonome ontwikkelingen en projecten en andere handelingen onder de grenswaarden. Daarnaast is een deel van de depositieruimte beschikbaar als ontwikkelingsruimte voor toestemmingsplichtige activiteiten. Hierbij worden twee segmenten onderscheiden. Segment 1 bevat ontwikkelingsruimte voor prioritaire projecten van Rijk en provincies. De ontwikkelingsruimte, die na aftrek van segment 1 nog beschikbaar is opgenomen in segment 2 en is vrij beschikbaar. Deze beleidsregel heeft betrekking op de toedeling van ontwikkelingsruimte uit segment 2.

Beleidsregel toedeling ontwikkelingsruimte provincies

Gedeputeerde Staten kunnen bevoegd gezag zijn voor toestemmingsbesluiten waarbij ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld, zoals de natuur-beschermingswetvergunning. Ook verlenen zij daarvoor instemming en geven zij een verklaring van geen bedenkingen af. Voor de uitoefening van deze bevoegdheden kunnen Gedeputeerde Staten provinciale beleidsregels vaststellen. De provincies hechten grote waarden aan uniformiteit van regels hierbij en hebben daarom gezamenlijk een set van beleidsregels vastgesteld voor de verdeling van de ontwikkelingsruimte uit segment 2. Doel hiervan is de toedeling van ontwikkelingsruimte eenvoudig en eerlijk uit te voeren en om te voorkomen dat enkele aanvragers in één keer de beschikbare ontwikkelingsruimte verbruiken. Door hiervoor gezamenlijke afspraken te maken ontstaat er geen ongelijkheid tussen provincies. Wanneer een aanvraag om toestemming niet voldoet aan de provinciale beleidsregels, kan dat voor Gedeputeerde Staten reden zijn de gevraagde ontwikkelingsruimte te weigeren. Toebedeelde ontwikkelingsruimte is gekoppeld aan een toestemmingsbesluit en is niet verhandelbaar.

Brabantse aanvullingen

In het landelijk opgestelde model voor de beleidsregels is ruimte gelaten voor nuancering en maatwerk per provincie. De provincie Noord-Brabant heeft drie beleidsregels toegevoegd, nl

  • a.

     per periode van een jaar wordt een maximale deel van de totale ontwikkelingsruimte toebedeeld;

  • b.

     indien de stikstofdepositie betrekking heeft op zeer kwetsbare habitattypen die overbelast zijn, wordt maximaal 0,05 mol stikstof/ha/jaar aan ontwikkelingsruimte toebedeeld,

  • c.

     bij de behandeling van aanvragen wordt voorrang verleend aan aanvragen, die betrekking hebben op projecten waarvoor Gedeputeerde Staten al ingestemd hebben met een verzoek om saldering op grond van de Verordening stikstof en Natura2000 Noord-Brabant.

ad a. Jaarlijks beschikbare ontwikkelingsruimte Gedeputeerde Staten willen de toedeling van beschikbare ontwikkelingsruimte voor een Natura2000 gebied gelijk verspreiden over de gehele programmaperiode van het PAS. Hiermee wordt voorkomen dat, indien in de beginperiode van de PAS te veel aanvragen binnenkomen, de ontwikkelingsruimte snel op is. Bedrijven die later ontwikkelen kunnen daardoor niet meer een aanvraag indienen en dienen te wachten tot de volgende programmaperiode. Om dit te voorkomen wordt per periode van één jaar maximaal 16% van de beschikbare ontwikkelingsruimte per Natura2000-gebied toebedeeld aan projecten of andere handelingen.

ad b. beperkte ontwikkelruimte bij kwetsbare habitattypen De Natura2000-gebieden in Noord-Brabant zijn zeer gevoelig voor stikstof en fors overbelast. Het ambitieniveau van de PAS is beperkt. Voor de eerste zes jaar ligt de ambitie bij het voorkómen van verdere verslechtering. Voor veel Natura2000-gebieden is echter in de gebiedsanalyses een verbeterdoelstelling vastgelegd. Er is dus nog een lange weg te gaan om de belasting tot een aanvaardbaar niveau terug te dringen. 

Voor een aantal Natura2000-gebieden is het van belang om stikstof versneld terug te dringen, aangezien hier zeer stikstofgevoelige habitattypen (KDW ≤ 500) voorkomen die overbelast zijn (> 300 %). Het betreft Natura200-gebieden waarin de habitattypen • “H7110A - actieve hoogvenen (hoogveenlandschap)”, • “H7120ah/ZGH7120ah - herstellende hoogvenen (actief hoogveen)”, of • “H3110 - zeer zwakgebufferde vennen”, zijn aangewezen. Ook vanuit ander perspectief, zoals de overlast richting omwonenden en in urgentiegebieden, ligt er rondom deze gebieden een grote uitdaging. Met het beperken van de ontwikkelingsruimte voor initiatieven rondom deze Natura2000-gebieden wordt de emissie van stikstofdepositie versneld teruggebracht. GS geven daarmee een duidelijk signaal af dat het de provincie ernst is met het terugdringen van de overlast en stikstofemissies rondom deze gebieden en dat ontwikkelingsruimte niet (meer) vanzelfsprekend is.

ad c. Projecten waarvoor al salderingsbesluit is afgegeven De provincie Noord-Brabant heeft in 2010 de Verordening stikstof en Natura2000 vastgesteld. Bedrijven konden toen bij uitbreidingen, die leiden tot een toename van de uitstoot van ammoniak, een verzoek doen tot een saldering via de depositiebank. Bij voldoende saldo werd de saldering uitgevoerd en ontving de aanvrager een salderingsbesluit. Vervolgens kon op basis van dit salderingsbesluit een Nbwet-vergunning worden verleend. Als gevolg van een uitspraak van de Raad van State dd. 13 november 2013, waarbij aanvullende eisen aan de depositiebank werden gesteld, was het niet meer mogelijk om salderingsbesluiten af te geven. Lopende aanvragen voor salderingsverzoeken werden geweigerd, omdat bij besluit van 17 december 2013 het saldo van de depositiebank op 0 is gezet. Uitbreiding was sindsdien nog alleen mogelijk via externe saldering.

Op dat moment had een groot aantal veehouders reeds een salderingsbesluit in het kader van de Verordening stikstof ontvangen, maar beschikte nog niet over een (onherroepelijke) Nbwet-vergunning. Vóór de uitspraak van de RvS was dit nog slechts een formaliteit en konden deze veehouders er in redelijkheid van uitgaan dat een Nbwet-vergunning zou worden verleend. Omdat een Nbwet-vergunning niet meer kan worden gebaseerd op een salderingsbesluit, kan deze verwachting niet worden ingevuld. Voor een oplossing voor deze situatie is toen naar de PAS verwezen. Met het opnemen van een specifieke beleidsregel hiervoor wordt daaraan voldaan.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2. Reikwijdte

Toestemmingsbesluiten op grond van artikel 19km, 1e lid Nbwet kunnen door verschillende bevoegde gezagen worden vastgesteld. Dit kan het college van Burgemeester en Wethouders zijn van een gemeente, Gedeputeerde Staten van de eigen provincie en Gedeputeerde Staten van een andere provincie. Artikel 2 is zodanig geformuleerd dat deze beleidsregel van toepassing is op alle besluitvorming door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant met betrekking tot projecten en andere handelingen waarvoor een beroep wordt gedaan op segment 2. Omdat een verklaring van geen bedenkingen en provinciale instemming formeel geen besluiten zijn, is in lid 2 volledigheidshalve de beleidsregel hierop van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 3. Uitgangspunten toedeling ontwikkelingsruimte

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant zien dat ontwikkelingsruimte in het kader van de PAS een schaars goed is. Gedeputeerde Staten willen de beschikbare ruimte inzetten om de normale bedrijfsontwikkeling van (Brabantse) ondernemers mogelijk te maken en willen voorkomen dat een nieuwe activiteit op een slecht gekozen locatie of uitbreiding een onevenredig groot deel van de beschikbare ontwikkelingsruimte gebruikt, waardoor er voor overige ondernemingen in de regio onvoldoende ruimte overblijft. Daarnaast is het ongewenst dat ontwikkelingsruimte wordt toebedeeld die vervolgens niet wordt gebruikt, terwijl voor andere ontwikkelingen dan onvoldoende ruimte beschikbaar is. Gedeputeerde Staten hebben daarom een aantal uitgangspunten geformuleerd om te bewaken dat de schaarse ontwikkelingsruimte goed gebruikt wordt.

Lid 1: Maximum aan toe te kennen ontwikkelingsruimte binnen een programmaperiode Met dit lid wordt de hoeveelheid ontwikkelingsruimte die aan een project of handeling kan worden toegedeeld, aan een maximum verbonden. Het doel is het ontmoedigen van aanvragen om toestemming voor projecten of andere handelingen waarvoor een onevenredige hoeveelheid ontwikkelingsruimte nodig is. Hiertoe is een maximum hoeveelheid aan ontwikkelingsruimte opgenomen van 3,00 mol N/ha/jaar over de gehele programmaperiode. Voor projecten of andere handelingen, waarvan de stikstofdepositie neerslaat op specifieke Natura2000-gebieden is in lid 7 een afwijkende regel opgenomen. Voor de volledigheid wordt aangegeven dat het rekenmodel AERIUS de stikstofbelasting bepaalt per hexagoon van 1 ha.

Lid 2: Nadere invulling maximale hoeveelheid ontwikkelingsruimte Dit lid is een verdere invulling van hoe de maximale hoeveelheid ontwikkelings-ruimte van 3,00 mol wordt berekend. Voor een bestaande inrichting, als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, kan meerdere keren beperkte hoeveelheden ontwikkelingsruimte worden aangevraagd. Om te voorkomen dat daarmee een groter project wordt opgeknipt in kleinere projecten bepaalt dit lid dat bij een uitbreiding van een bestaande inrichting de stikstofdepositie opgeteld moet worden bij de stikstofdepositie van de daaraan voorafgaande uitbreidingen ten aanzien van dezelfde inrichting in dezelfde PAS-programmaperiode. Hierbij dienen ook de uitbreidingen te worden meegeteld die onder de uitzondering van de vergunningplicht vallen (artikel 19kh, zevende lid, Nbw 1998). Gemelde ruimte weegt dus mee voor het maximum dat bij segment 2 wordt gehanteerd.

Lid 3: Limitering gebruiksduur uitgegeven ontwikkelingsruimte Doel is het voorkomen van onnodige toedeling van ontwikkelingsruimte door aan het verlenen van toestemming als voorwaarde een termijn te stellen waarbinnen het project of de andere handeling is gerealiseerd onderscheidenlijk is verricht. Op grond van artikel 19km, vijfde lid Nbw1998 kan het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een toestemmingsbesluit, dit besluit intrekken of wijzigen indien het project of de andere handeling waarop dit besluit betrekking heeft, nadat het besluit onherroepelijk is geworden, niet is gerea¬liseerd, onderscheidenlijk is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn. In deze beleidsregel is een termijn van 2 jaar opgenomen. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat het toestemmingsbesluit onherroepelijk is. Indien er sprake is van een omgevingsvergunning waarvoor Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven, kunnen Gedeputeerde Staten de betreffende gemeente verzoeken het toestemmingsbesluit al dan niet gedeeltelijk in te trekken.

Lid 4: Toekennen van ontwikkelingsruimte op volgorde van de datum en tijdstip van ontvangst van een ontvankelijke aanvraag In het PAS-programma staat dat als Gedeputeerde Staten geen nadere beleidsregels hebben vastgesteld, de toedeling van ontwikkelingsruimte door Gedeputeerde Staten voor activiteiten binnen segment 2 de volgorde van ontvangst van de aanvraag van een toestemmingsbesluit bepalend is. Dat kan betekenen dat een aanvraag die niet volledig is, bij toedeling van ontwikkelingsruimte voorrang heeft op een aanvraag die wel volledig is. Dit vinden Gedeputeerde Staten een onwenselijke situatie. Voor de toedeling van ontwikkelingsruimte is het van belang dat de aanvraag ontvankelijk is, dat houdt in dat de juiste gegevens zijn overgelegd en dat ook de inhoud van de aanvraag op orde is. Het is dus in het belang van de initiatiefnemer dat de ingediende aanvraag zowel formeel als inhoudelijk op orde is. Is dat niet het geval dan wordt de initiatiefnemer in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag aan te vullen binnen een bepaalde periode. Pas als de benodigde gegevens op tijd zijn ingediend, wordt de status van de aanvraag omgezet in een ontvankelijke aanvraag en is de datum van ontvankelijkheid bepalend voor de volgorde van toekenning van ontwikkelingsruimte.

Lid 5: Hardheidsclausule In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zit een inherente afwijkings¬bevoegdheid. Jurisprudentie wijst uit dat daarvan alleen gebruik kan worden gemaakt in gevallen die niet konden worden voorzien. Door in de beleidsregel zelf een grondslag op te nemen voor afwijking, creëren Gedeputeerde Staten meer ruimte om af te wijken van de in de Awb opgenomen inherente afwijkingsbevoegdheid.

Lid 6: Jaarlijks beschikbare ontwikkelingsruimte De totale beschikbare ontwikkelingsruimte wordt verdeeld over zes perioden De totale beschikbare ontwikkelruimte wordt verdeeld in perioden van één jaar. In iedere periode is 16% van de totale ontwikkelingsruimte beschikbaar. De eerste periode loopt van 1 juli 2015 tot 1 juli 2016. In deze periode is 16% van de totaal beschikbare ontwikkelingsruimte per Natura2000 gebied beschikbaar. Is deze hoeveelheid toebedeeld, wordt een ontvangen aanvraag geweigerd. In de volgende periode kan opnieuw een aanvraag worden ingediend.

Lid 7: Limitering ontwikkelingsruimte voor zeer kwetsbare habtitattypen Indien de stikstofdepositie neerslaat op een Natura2000-gebied waarin de habitattypen “H7110A - actieve hoogvenen (hoogveenlandschap)”, “H7120ah/ZGH7120ah - herstellende hoogvenen (actief hoogveen)” of “H3110 - zeer zwakgebufferde vennen” zijn aangewezen, delen Gedeputeerde Staten nog maar beperkt ontwikkelingsruimte toe. In afwijking van het landelijk vastgestelde maximum van 3,00 mol stikstof/ha/jr geldt in deze gevallen dat Gedeputeerde Staten slechts 0,05 mol stikstof/ha/jr toedelen. Bedrijven zullen hun verdere bedrijfsontwikkelingen vooral moeten realiseren door investeringen in emissiearme technieken. Het tweede lid van artikel 3 blijft van overeenkomstige toepassing, zodat bedrijven niet steeds opnieuw 0,05 mol stikstof/ha/jr aan ontwikkelingsruimte kunnen aanvragen.

Lid 8: Voorrang voor projecten met salderingsbesluit Aanvragen worden opgenomen in Aerius Register. Dit lid voorziet erin dat veehouders die destijds al een salderingsbesluit hebben ontvangen maar nog geen Nb-wetvergunning, met voorrang ontwikkelingsruimte krijgen toebedeeld. Deze aanvragen komen als het ware ‘boven op de stapel’. De aanvragen worden direct beoordeeld en er wordt direct ontwikkelingsruimte toebedeeld. Om in aanmerking te komen voor deze voorrangsbepaling moet de beoogde situatie in de aanvraag om een toestemmingsbesluit gelijk zijn aan de beoogde situatie in het salderingsbesluit.

Om te voorkomen dat gedurende lange tijd aanvragen met een salderings¬besluit binnenkomen heeft dit lid maar een beperkte geldigheidsduur (zie artikel 4, lid 2). Om een aanvraag met voorrang te kunnen behandelen, dient er voor 1 januari 2016 een ontvankelijke aanvraag te liggen.

Lid 9: Uitzondering toepassing lid 7 Voor veehouders met een salderingsbesluit nabij Natura200 gebieden, als benoemd in lid 7, geldt het in dat lid genoemde maximum van 0,05 mol stikstof per hectare per jaar niet. Het salderingsbesluit zal immers veelal betrekking op een grotere depositie. Ook deze uitzondering zal per 1 januari 2016 komen te vervallen.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitterde secretaris
prof. dr. W.B.H.J. van de Donkmw. ir. A.M. Burger