Organisatie | Waddinxveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Waddinxveen 2015 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Waddinxveen 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | 15/00400 |
Regeling vervangt de Huisvestingsverordening Waddinxveen 2009
Huisvestingswet 2014, art. 4
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2015 | 01-07-2019 | Nieuwe regeling | 10-06-2015 Gemeenteblad Nr. 52601, 17-06-2015 | 15/00400 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
slaagkans: het aantal verhuringen gedurende een specifieke periode gedeeld door het aantal actief woningzoekenden binnen dezelfde periode * 100. Bij de slaagkans voor een specifieke categorie woningzoekenden gaat het om het aantal verhuringen aan deze categorie en het aantal actief woningzoekenden binnen deze categorie;
Hoofdstuk 2 De huisvestingsvergunning
Artikel 6 Verantwoording toegewezen woonruimte
Woningcorporaties verantwoorden achteraf, in hetzelfde medium als waarin zij de woonruimte hebben aangeboden, de toewijzing aan woningzoekenden van de woonruimte als bedoeld in artikel 5 lid 1 door bekendmaking van het aantal geldige reacties dat op de woonruimte is binnengekomen en de motivering van de toewijzing op grond van artikel 14 van deze verordening.
Artikel 7 Voorrang bij urgentie
Een urgentiebeschikking kan alleen worden afgegeven aan woningzoekenden die vallen in één van de volgende categorieën:
Vergunninghouders die op grond van de gemeentelijke taakstelling moeten worden gehuisvest, zoals genoemd in artikel 28 van de wet. In afwijking van artikel 7 lid 2 wordt de urgentie zonder aanvraag op basis van de gemeentelijke taakstelling verleend. In afwijking van artikel 9 worden deze verblijfsgerechtigden eenmalig bemiddeld naar een woning.
woningzoekenden van wie de woonruimte onbewoonbaar is verklaard. Voorwaarde is dat er sprake is van één huishouden dat ten minste één jaar onafgebroken als ingezetene op het desbetreffende adres heeft gewoond en dat er een last is opgelegd om het gebruik van de woonruimte te staken op grond van artikel 5.17 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
woningzoekenden die bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag ontvangen en in verband hiermee een verhuisplicht hebben. Voorwaarde is dat er sprake is van één huishouden dat beschikt over woonruimte en ten minste gedurende één jaar onafgebroken als ingezetene op het desbetreffende adres heeft gewoond, blijkend uit de Basisregistratie Personen. Indien het huishouden door eigen verwijtbaar handelen in de situatie van te hoge woonlasten is terechtgekomen, wordt geen urgentie verleend;
woningzoekenden met minderjarige kinderen die hun woonruimte moeten verlaten door gedwongen verkoop van hun woonruimte in de gemeente. Voorwaarde is dat de aanvrager een schrijven van de bank of hypotheekvertrekker kan overleggen waaruit dit blijkt. De gedwongen verkoop mag niet het gevolg zijn van verwijtbaar (betaal)gedrag;
woningzoekenden die te maken hebben met geweld of bedreiging. Voorwaarde is dat er sprake is van zeer ernstige overlast in de vorm van geweld of reële bedreiging die tot gevolg heeft dat aanvrager niet langer in de woonruimte kan blijven wonen. De aanvrager toont het geweld of de bedreiging aan door het overleggen van verklaringen van de (wijk)politie en/of van een of meer hulpverleningsinstanties;
woningzoekenden met een bijzondere startersproblematiek. Voorwaarde is dat er sprake is van zeer ernstige problematiek in de thuissituatie die tot gevolg heeft dat de aanvrager daar niet langer kan blijven wonen en dat er aantoonbare redenen zijn waarom de aanvrager niet in staat is in een onzelfstandige woonruimte te wonen of hiervoor niet aanmerking komt. De aanvrager toont de problematiek aan door het overleggen van verklaringen van een of meer hulpverleningsinstanties;
woningzoekenden die economisch gebonden zijn en die een verhuisplicht hebben. Voorwaarde is dat de aanvrager economisch gebonden is aan de gemeente, werkzaam is bij politie, brandweer of ambulancedienst en zijn functie heeft een onmiddellijk oproepbaar karakter, of de aanvrager heeft van zijn werkgever in de arbeidsovereenkomst of het aanstellingsbesluit schriftelijk een verhuisplicht naar de gemeente opgelegd gekregen en de functie heeft òf een onmiddellijk oproepbaar karakter òf de werktijden liggen regelmatig buiten de periode 7.00 uur en 22.00 uur;
Artikel 9 Woningzoekenden met urgentie en woningaanbieding
Burgemeester en wethouders kunnen de volgende categorieën woningzoekenden binnen twaalf maanden na datum afgifte van de urgentiebeschikking als bedoeld in artikel 7 lid 4 tweemaal passende woonruimte aanbieden:
Indien burgemeester en wethouders, gelet op het feitelijk beschikbare woningaanbod, niet binnen twaalf maanden tweemaal een woningaanbieding kunnen doen, wordt deze periode automatisch verlengd totdat tweemaal passende woonruimte is aangeboden.
Hoofdstuk 4 Voorrang en rangorde
Artikel 14 Rangorde woningzoekenden
Als op grond van het eerste lid onder b meer woningzoekenden met urgentie in aanmerking komen, gaan woningzoekenden met een eerder afgegeven urgentiebeschikking voor op woningzoekenden met een later afgegeven urgentiebeschikking. De volgorde van toewijzing van woonruimte aan woningzoekenden met urgentiebeschikkingen van gelijke datum gebeurt op basis van woonduur. Bij gelijke afgiftedatum en woonduur is de hoogste leeftijdscore bepalend.
Bij woningzoekenden die niet in een urgentiecategorie vallen, wordt de volgorde bepaald door hun BL-score. Degene met de hoogste BL-score gaat voor. De volgorde van toewijzing tussen woningzoekenden met dezelfde BL-score wordt op basis van anciënniteit bepaald door de datum van ingebruikneming van de huidige woonruimte, respectievelijk de datum van de 18e verjaardag.
Burgemeester en wethouders kunnen voor een bepaalde tijd experimenten toestaan waarin afgeweken wordt van de bepalingen van deze verordening. Belanghebbende partijen kunnen hiertoe een onderbouwd verzoek bij burgemeester en wethouders indienen. Experimenten moeten passen binnen de wet.
Burgemeester en wethouders kunnen de bepalingen in artikel 3, 7, 8 en 14 van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Toepassing van dit artikel moet passen binnen de wet.
Artikel 19 Intrekking oude verordening
De Huisvestingsverordening Waddinxveen 2009 wordt ingetrokken.
Urgentiebeschikkingen die verleend zijn op grond van de in artikel 19 genoemde verordening, worden gelijkgesteld met een urgentiebeschikking die is verleend op grond van deze verordening.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waddinxveen, gehouden op 10 juni 2015
De griffier, de burgemeester,
(mr. F.W. van der Dussen,)(drs H.P.L. Cremers)
Uitgangspunten Huisvestingswet 2014
De Huisvestingswet 2014 (hierna: wet) biedt gemeenten het instrumentarium in te grijpen in de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Gebruikmaken van dit instrumentarium – door een Huisvestingsverordening vast te stellen – is niet vanzelfsprekend en dient periodiek onderbouwd en getoetst te worden.
Het instrumentarium bestaat uit het vaststellen van een Huisvestingsverordening, die regels bevat met betrekking tot het in gebruik geven en nemen van goedkope woonruimte. Het is niet meer mogelijk om in plaats van een verordening dergelijke regels af te spreken met corporaties (in een convenant). Zodoende wordt de democratische legitimiteit vergroot en de transparantie, openheid en rechtsbescherming voor woningzoekenden bevorderd.
Het uitgangspunt van de wet is de vrijheid van vestiging. Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft, heeft het recht om zich vrijelijk te verplaatsen en te vestigen. Dit grondrecht kan alleen worden beperkt indien noodzakelijk voor het algemeen belang in een democratische samenleving. Dat belang kan volgens de wet gelegen zijn in het tegengaan van de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte. Als hier aantoonbaar sprake van is – en als het instrumentarium van de wet geschikt en proportioneel is om die effecten te bestrijden – kunnen gemeenten verdelingsregels stellen. De schaarste kan betrekking hebben op goedkope woonruimte in het algemeen, woonruimte met specifieke voorzieningen of woonruimte voor de huidige inwoners van een gemeente. Het bestaan van schaarste op zich is onvoldoende reden om van de wet gebruik te maken: er moet tevens sprake zijn van verdringing van kwetsbare groepen, als gevolg van die schaarste. Teneinde de rechten van woningzoekenden niet onnodig te beperken, dient ingrijpen beperkt te blijven tot die delen van de woningmarkt waar de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste zich voordoen. Sturing in de woonruimteverdeling beperkt zich tot de goedkope woonruimtevoorraad die bestemd is voor verhuur. De vaste huurprijsgrens is vervallen; gemeente wijst zelf de schaarse, goedkope voorraad aan en maakt deze daarmee vergunningplichtig. Bemoeienis van de gemeente met de verdeling van woonruimte boven de in de verordening genoemde prijsgrens is uitgesloten.
Het is verboden de in de verordening aangewezen woonruimte zonder huisvestingsvergunning in gebruik te nemen of te geven. Woonruimteverdeling op basis van de wet gebeurt dus aan de hand van een vergunningensysteem. Burgemeester en wethouders kunnen de bevoegdheid om vergunningen te verlenen mandateren aan verhuurders, bijvoorbeeld de (samenwerkende) woningcorporaties.
Inwerkingtreding wet, overgangsrecht, tijdelijk karakter verordening en overleg De wet is op 1 januari 2015 in werking getreden en bevat overgangsrecht voor bestaande huisvestingsverordeningen; deze vervallen op 1 juli 2015.
In deze artikelsgewijze toelichting worden enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven behandeld.
De definities in artikel 1 van de wet zijn ook bindend voor deze verordening. Voor de duidelijkheid zijn deze wettelijke definities hieronder weergegeven:
huishoudinkomen: gezamenlijke verzamelinkomens als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 van de aanvragers van een huisvestingsvergunning voor een bij huisvestingsverordening aangewezen woonruimte, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor «belanghebbende» telkens wordt gelezen «aanvrager»;
woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden. Onder woonruimten vallen in beginsel ook woonschepen en woonwagens. Omdat deze in de regel in eigendom van de bewoners zijn, vallen ze niet veelal onder bereik van de huisvestingsvergunning. Ligplaatsen voor woonschepen en standplaatsen voor woonwagens worden in de regel wel verhuurd, maar deze vallen niet onder de definitie van woonruimte.
Bij de definitie van economisch en maatschappelijke gebonden wordt verwezen naar artikel 14 lid 3 van de wet. Volgens dit artikel is een woningzoekende:
Bij de definitie van mantelzorg is in de verordening aangesloten bij de definitie in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, die luidt: mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
Een woningzoekende die een woning bewoont met een tijdelijk huurcontract (op grond van de Leegstandwet of artikel 7:274 lid 2 en 4 van het Burgerlijk Wetboek) geldt als starter en niet als doorstromer in de betekenis van deze verordening.
Van zowel starters als doorstromers kan de BL-score worden bepaald, met behulp waarvan een rangorde kan worden bepaald. Indien het huishouden uit meer personen bestaat, is de hoogste BL-score van toepassing, mits de woningzoekende aan de geldende toelatingscriteria voldoet.
Zorgwoningen vallen niet onder de huisvestingsverordening. Dergelijke woningen kunnen worden toegewezen door de zorgorganisatie op basis van een indicatie voor zorg of begeleiding. Zorgwoningen zijn bijvoorbeeld woningen in de onmiddellijke nabijheid van een zorgcomplex, die worden toegewezen op basis van een indicatie door het Centrum Indicatiestelling Zorg. Ook een complex voor begeleid wonen, waar de zorg integraal onderdeel uitmaakt van het wonen in het complex, valt onder de definitie van zorgwoning. Een woning waar thuiszorg wordt geleverd valt niet onder de definitie omdat hier geen sprake is van de beschikbaarheid van zorg in de directe nabijheid van de woning.
Artikel 2. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 7 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening categorieën goedkope woonruimte kan aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mogen worden genomen of gegeven als daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend.
In het eerste lid is onder a aangegeven tot welke huurprijsgrens de huisvestingsvergunning verplicht is. Hiermee wordt de werking van de verordening beperkt tot dat specifieke deel van de woningmarkt waarop de schaarste en verdringing zich voordoet. Woonruimten met een huur boven de huurprijsgrens kunnen zonder huisvestingsvergunning worden gehuurd of verhuurd.
In lid 2 is een aantal categorieën woonruimte genoemd waarop de huisvestingsverordening niet van toepassing is. Dit zijn woonruimten waarvoor het woningtoewijzingssysteem van de huisvestingsverordening minder passend is.
Artikel 3. Criteria voor verlening huisvestingsvergunning
Deze bepaling is in de eerste plaats een uitwerking van artikel 9 van de wet waarin dwingend is bepaald dat als de gemeenteraad toepassing heeft gegeven aan artikel 7 van de wet, hij in de huisvestingsverordening de criteria vastlegt voor de verlening van huisvestingsvergunningen. De gemeenteraad is vrij in het vaststellen van die criteria. Deze bepaling is in de tweede plaats een uitwerking van artikel 10, eerste lid, van de wet waarin in het belang van de transparantie van het huisvestingsvergunningstelsel is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening vastlegt welke categorieën woningzoekenden in aanmerking komen voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning.
In het tweede lid van artikel 10 van de wet is bepaald dat voor een huisvestingsvergunning slechts in aanmerking komen woningzoekenden die de Nederlandse nationaliteit bezitten of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld, of vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf in Nederland hebben als bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.
Woningzoekenden die niet aan de criteria voldoen komen in geen geval in aanmerking voor een huisvestingsvergunning.
Voor het aanvragen van een huisvestingsvergunning geeft de wet geen termijn. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van toepassing. Uit artikel 4:13 Awb volgt dat burgemeester en wethouders (uiterlijk) binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag behoren te beslissen.
Artikel 4. Aanvraag en verlening huisvestingsvergunning
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 5 van de wet. Daarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening regels stelt over de wijze van aanvragen van vergunningen en de gegevens die door de aanvrager worden verstrekt bij de aanvraag van een vergunning. De onder a genoemde gegevens met betrekking tot leeftijd, nationaliteit en, indien van toepassing, verblijfstitel zijn noodzakelijk in verband met de wettelijke eisen van artikel 10, tweede lid, van de wet. Zie hierover nader de toelichting onder artikel 3.
In artikel 18 van de wet zijn intrekkingsgronden voor de huisvestingvergunning opgenomen. Zo kan de vergunning worden ingetrokken als de vergunninghouder de in die vergunning vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening gestelde termijn in gebruik heeft genomen (zie het derde lid, onder d) of als de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens (zie het tweede lid) waarvan deze wist of moest vermoeden dat deze onjuist of onvolledig waren. Deze intrekkingsgronden gelden rechtstreeks op grond van de wet en zijn in de verordening niet herhaald.
Artikel 5. Bekendmaking aanbod van woonruimte
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 20 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad regels kan stellen over de wijze van bekendmaking van de beschikbaarheid van vergunningplichtige woonruimte. Transparantie in het woningaanbod draagt voor woningzoekenden bij aan het gericht vinden van voor hen beschikbare woonruimte.[1]
In dit artikel wordt geregeld hoe gepubliceerd moet worden welke vergunningplichtige woonruimte vrijgekomen is of vrijkomt. De begrippen ‘openbare publicatie’ en ‘medium’ zijn niet nader gedefinieerd.
Artikel 6. Verantwoording toegewezen woonruimte
De ‘verantwoording achteraf’ van toegewezen woningen is een belangrijk element binnen het woonruimtetoewijzingssysteem. Woningcorporaties verantwoorden alle toewijzingen van vergunningplichtige huurwoningen achteraf in hetzelfde medium als waarin zij de woonruimte hebben aangeboden, uiterlijk in de eerstvolgende publicatie na de feitelijke ingebruikneming van de woning. Het hoofddoel van de publicatie is openheid naar de woningzoekenden. Het biedt de bij de woonruimteverdeling betrokken partijen de mogelijkheid om de werking van het verdeelsysteem te controleren en levert belangrijke gegevens over de voor bepaalde (typen van) woningen benodigde wachttijden. Woningzoekenden kunnen zo hun kansen op woningtoewijzing beter inschatten. Particuliere verhuurders (niet zijnde woningcorporaties) zijn verplicht op verzoek openheid te verschaffen inzake de toewijzing.
Artikel 7. Voorrang bij urgentie
Overeenkomstig artikel 12 van de wet is in de huisvestingsverordening bepaald dat bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is. Daarnaast is in lid 5 een aantal randvoorwaarden opgenomen. Een woningzoekende komt alleen voor een urgentietoekenning in aanmerking, indien hij aan de in dit artikel genoemde (rand)voorwaarden voldoet. Een van de randvoorwaarden is dat er sprake is van een bijzondere (nood)situatie en dat de noodsituatie is ontstaan buiten verwijtbare schuld van de aanvrager. Er is geen sprake van een noodsituatie als er alleen een mogelijkheid is dat een noodsituatie zal ontstaan.
Een woningzoekende komt alleen voor een urgentietoekenning in aanmerking indien deze in een of meer van de in artikel 8 genoemde categorieën valt.
Voor een advies als bedoeld in het derde lid, kunnen burgemeester en wethouders bijvoorbeeld bij een verzoek om een medische indicatie advies inwinnen bij een onafhankelijk medisch adviseur.
Voor de maximum inkomensgrens bij urgentie genoemd in lid 6 is aansluiting gezocht bij de inkomensgrenzen die door het Rijk gehanteerd worden voor de bepaling van extra inkomensafhankelijke huurverhogingen. Voor de maximale huurverhoging per 1 juli 2015 ligt de grens van de hoge inkomens op € 43.786. Omdat de huisvestingsverordening 4 jaar geldig is, is het logisch om iets boven deze inkomensgrens te gaan zitten.
Artikel 8. Urgentiecategorieën
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 12 tweede lid van de wet, waarin is bepaald dat criteria worden vastgelegd volgens welke woningzoekenden worden ingedeeld in urgentiecategorieën.
Vergunninghouders, personen die in blijf-van-mijn-lijfhuizen verblijven, en woningzoekenden die mantelzorg verlenen of ontvangen behoren in ieder geval tot de urgente woningzoekenden volgens artikel 12, derde lid, van de wet. Dit geldt voor alle gemeenten, dat wil zeggen dat een woningzoekende die valt onder deze verplichte urgentiecategorieën in elke gemeente met urgentie moet worden behandeld.
In artikel 8 zijn de criteria vastgelegd volgens welke urgent woningzoekenden worden ingedeeld in urgentiecategorieën. Per categorie dient aan alle genoemde en van toepassing zijnde voorwaarden voldaan te worden. Alleen met behulp van de hardheidsclausule kan hiervan afgeweken worden.
Voor categorie c (mantelzorg): geldt dat factoren die bij de advisering worden betrokken, kunnen omvatten: de aard van de persoonlijke problematiek, de relatie van deze problematiek met de huidige woonsituatie en de argumentatie op grond waarvan verhuizing op korte termijn absoluut noodzakelijk is.
Bij categorie d (medische problematiek) kan de beoordeling door een onafhankelijke medische instantie bijvoorbeeld plaatsvinden door de GGD-Midden-Holland.
Bij categorie g (te hoge woonlasten) vindt de beoordeling of een huishouden in aanmerking komt voor de woonkostentoeslag plaats aan de hand van de voor de gemeente geldende richtlijnen voor ‘bijzondere bijstand’. Een huishoudens kan niet door verwijtbaar handelen voor een urgentieverklaring in aanmerking komen.
Bij categorie h (dakloos met minderjarige kinderen) moet het gaan om verbreking van duurzame relaties. Daarom is opgenomen dat het huwelijk of de relatie minimaal twee jaar bestond. In geval van echtscheiding en ontbinding van een geregistreerd partnerschap is een echtscheidingsvonnis of vergelijkbaar bewijs vereist waaruit blijkt dat de rechter heeft afgeweken van het verzoek tot toewijzing van de woning aan de partij die de zorg voor de kinderen op zich neemt. In geval van ontbinding van het notarieel vastgelegde samenlevingscontract en verbreking van de samenwoning is een vonnis of vergelijkbaar bewijs vereist waaruit blijkt dat het niet gelukt is om de woning op grond van het huurrecht op naam te krijgen van de partij die de zorg voor de kinderen op zich neemt. Deze eis wordt niet gesteld als redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat de woonruimte wordt opgeëist. Zwaarwegende argumenten om dit niet te doen zijn te hoge woonlasten in verhouding tot het inkomen of levensbedreigingdoor de (ex) partner.
In geval van co-ouderschap kan slechts aan één van de ouders met minderjarige kinderen de urgentie worden verleend. In het geval dat een van beide ouders in de huidige woning kan blijven wonen, wordt bij co-ouderschap de vertrekkende ouder als alleenstaande aangemerkt. Er wordt dan geen urgentieverklaring verleend op grond van dakloosheid met minderjarige kinderen.
Bij categorie j (geweld of bedreiging) geldt dat het onderscheid met categorie b is dat woningzoekenden in categorie b reeds in een opvangvoorziening, zoals een blijf-van-mijn-lijf huis wonen. Bij categorie j gaat het om woningzoekenden die nog zelfstandig wonen en met geweld of bedreiging te maken krijgen.
De bij categorie m (economisch gebonden en reisafstand) opgenomen postcodes houden in dat de afstand tussen de woonplaats van de aanvrager en de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda en Waddinxveen meer dan 70 km bedraagt. De postcode is bepalend voor de urgentievaststelling.
Artikel 9. Woningzoekenden met urgentie en woningaanbieding
De urgentiebeschikking vermeldt onder meer voor welke woningtypen de urgentie geldt, het zogenoemde zoekprofiel. Het zoekprofiel is zodanig dat met het geïndiceerde woningtype het urgentieprobleem wordt opgelost, maar dat het niet leidt tot een stap in de wooncarrière van de woningzoekende.
Als voorbeeld: een urgent woningzoekende met een of meer kinderen kan in beginsel op gepubliceerde eengezinswoningen reageren, waarbij de volgorde bepaald wordt aan de hand van de bewoningsduur- of leeftijdscore. De voorrangsregeling uit artikel 7 en 14 (voorrang voor urgent woningzoekenden boven niet-urgent woningzoekenden) is voor dezelfde woningzoekende met urgentie alleen van toepassing indien hij reageert op woningen die zijn zoekprofiel aangeeft. Dit zullen niet vaak eengezinswoningen zijn, maar bijvoorbeeld meergezinswoningen.
In lid 1 is als hoofdregel gegeven dat woningzoekenden met urgentie reageren op het gepubliceerde woningaanbod. Voor een drietal categorieën woningzoekenden wordt in het tweede lid een uitzondering gemaakt. Deze categorieën worden actief bemiddeld en krijgen maximaal tweemaal een binnen het zoekprofiel passende woning aangeboden.
Volgens artikel 10 lid 2 is de geldigheidsduur van een urgentiebeschikking 52 weken. Voor de categorieën woningzoekenden die o.g.v. artikel 9 lid 2 voor bemiddeling in aanmerking komen geldt dat, indien binnen deze periode niet tweemaal een passende aanbieding gedaan kan worden, de urgentiebeschikking automatisch wordt verlengd tot er een tweede aanbieding is gedaan. Als de woningzoekende deze tweede aanbieding niet accepteert, vervalt de urgentiebeschikking op grond van artikel 10 lid 1 onder c.
Artikel 10. Intrekken, verval van rechtswege of wijzigen indeling in een urgentiecategorie
In dit artikel wordt aangegeven wanneer de urgentiebeschikking ingetrokken wordt of vervalt. Een urgent woningzoekenden moet zelf reageren op het woningaanbod. Als de woningzoekende niet binnen een jaar een woning accepteert, is er geen sprake van een noodsituatie. In dat geval vervalt de urgentiebeschikking van rechtswege.
Artikel 11. Voorrang bij woonruimte van een bepaalde aard, grootte of prijs
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 11 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte in verband met de aard, grootte of prijs van die woonruimte bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan een daarbij aangewezen gedeelte van de overeenkomstig artikel 10, eerste lid, van de wet (artikel 3 van de verordening) aangewezen categorieën woningzoekenden. Verhuurders zijn vrij om voorrangsregels te hanteren voor andere categorieën woonruimte dan de in lid 2 genoemde. Hierbij gaat het in het algemeen om de vraag welke woning qua aard, grootte en prijs geschikt is voor welk huishouden.
Lid 1 is opgenomen om te voorkomen dat huishoudens met een hoger inkomen in goedkopere woningen terechtkomen. Het passend toewijzen van woningen is in het belang van de huurder zelf, als het gaat om de betaalbaarheid van het wonen. De huur die de huurtoeslagontvanger betaalt boven de aftoppingsgrens tot aan de maximale huurprijs, wordt normaliter niet vergoed. Deze extra eigen bijdrage betekent voor de huurtoeslagontvanger een fors beslag op het besteedbare inkomen. Daarnaast betekent de voorrangregel dat goedkopere woningen vooral worden toegewezen aan de huishoudens die hier in het bijzonder op zijn aangewezen.
In lid 2 is een voorrangsregel opgenomen voor woningen die in het bijzonder geschikt zijn voor mensen met beperkingen of senioren. Dit geldt specifiek voor woningen waar de gemeente op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning investeringen heeft gepleegd om die woning geschikt te maken voor iemand met een beperking, en voor woningen die specifiek als nultredenwoningen zijn gebouwd op zijn aangewezen met als oogmerk deze te laten bewonen door senioren.
Voor het overige laat de huisvestingsverordening verhuurders vrij om – binnen het kader van deze huisvestingsverordening en met in achtneming van wet- en regelgeving (onder meer de Huisvestingswet, grondrechten en Europese regels) – woningen naar hun aard of grootte nader te onderscheiden en voorrang te verlenen aan woningzoekenden voor wie de woonruimte, gelet op de aard en grootte, bijzonder geschikt moet worden geacht.
Artikel 12. Voorrang in verband met slaagkansen
Dit artikel geeft de woningcorporaties de mogelijkheid om indien blijkt dat bepaalde groepen woningzoekenden in onvoldoende mate voor woningtoewijzing in aanmerking komen, woningen voor die doelgroep te labelen. Het voordeel hiervan is dat corporaties woningen flexibeler kunnen toewijzen, omdat voor veel reguliere, zelfstandige woningen de labeling kan komen te vervallen. Ander voordeel is dat er afspraken worden gemaakt over de uitkomst van het proces in plaats van de input (het aanbod)
De slaagkans van bepaalde groepen woningzoekenden kan op korte termijn alleen worden beïnvloed door het gericht toewijzen aan bepaalde groepen woningzoekenden. Oude afspraken rond labeling van reguliere, zelfstandige woningen komen te vervallen; aan corporaties wordt overgelaten welke woningen aan wie worden toegewezen. De afspraken over slaagkansen garanderen dat alle woningzoekenden een eerlijke kans hebben.
In dit verband wordt een voorbehoud gemaakt voor senioren woningen en voor woningen voor gehandicapten. Vaak zijn deze woningen tot stand gekomen met behulp van subsidie. Verder is er bij toewijzing van deze woningen veelal een samenhang met andere beleidsterreinen als Wmo, waarbij de specifieke locatie van de woningen een grotere rol speelt. Woningen voor deze bijzondere doelgroepen vallen op grond van artikel 11 buiten deze regeling.
In de huisvestingsverordening van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is onder dit artikelnummer een bepaling opgenomen over voorrang bij maatschappelijke of economische binding. Voor de huisvestingsverordening van Waddinxveen is deze bepaling niet van toepassing. Om de nummering van de verordeningen van de drie gemeenten gelijk te laten lopen is in de huisvestingsverordening dit artikelnummer gereserveerd.
Artikel 14. Rangorde woningzoekenden
In deze bepaling is in aansluiting op de voorrangsregels van deze verordening een rangorde voor toewijzing van woonruimte gegeven voor de gevallen waarin er meer dan een gegadigde is voor een bepaalde woonruimte.
Artikel 15. Passend huisvesten van bijzondere doelgroepen
In de praktijk kunnen onvoorziene situaties ontstaan, waarvoor direct en acuut een oplossing gevonden moet worden. Voor dit soort gevallen houdt lid 2 een aantal woningen vrij, die buiten alle regels en criteria, kunnen worden toegewezen. Gekozen is voor ‘vrije’ toewijzing van maximaal 5% van de leegkomende woningen per woningcorporatie.
Nieuwe inzichten of nieuwe technische mogelijkheden kunnen er toe leiden dat er andere systemen van woningtoewijzing worden ontwikkeld dan waarop deze huisvestingsverordening is gebaseerd. Dit artikel maakt het mogelijk te experimenteren met dergelijke systemen zonder bij voorbaat de hele verordening te hoeven aanpassen. Ook kan geëxperimenteerd worden met regels waarvan de gevolgen niet geheel voorspelbaar zijn, waarna (bij gebleken succes) een dergelijke regel via aanpassing van de verordening formeel kan worden ingevoerd.
Dit artikel maakt afwijking in specifieke situaties mogelijk en behoeft geen verdere toelichting.
Artikel 18. Bestuurlijke boete
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 35 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van de verboden bedoeld in de artikelen 8, 21 of 22, of van het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 26 van de wet.
Naast het bepalen dat de bestuurlijke boete kan worden opgelegd, bepaalt de raad in de verordening ook de hoogte van de boete die voor verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het daadwerkelijk opleggen van een bestuurlijke boete.
In de verordening zijn bestuurlijke boetes opgenomen voor overtreding van artikel 8 van de wet. Dit artikel luidt:
Artikel 7 van de wet bepaalt welke woonruimte vergunningsplichtig is.
De wet geeft alleen bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden. Het gewone strafrecht geldt daarnaast bij overtreding van de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht (bijvoorbeeld in geval van valsheid in geschrifte of bedreiging).
Artikel 19. Intrekking oude verordening
In artikel 51, tweede lid, van de wet is geregeld dat de verordening op grond van de (oude) Huisvestingswet zes maanden na de inwerkingtreding van de Huisvestingswet 2014 vervalt.
In het derde en vierde lid van artikel 51 is overgangsrecht opgenomen voor al verleende vergunningen. Deze vergunningen worden gelijkgesteld met de vergunningen op grond van de Huisvestingswet 2014. Ook lopende bezwaarschriften vallen onder deze overgangsregeling, omdat bezwaarschriften altijd betrekking hebben op vergunningen of het weigeren of intrekken van vergunningen. In artikel 51, vijfde lid, van de wet is geregeld dat aanvragen die zijn ingediend op grond van de verordening op grond van de (oude) Huisvestingswet, worden afgehandeld krachtens de daarop gebaseerde (oude) verordening.
Artikel 21. Inwerkingtreding en geldigheidsduur
De maximale geldigheidsduur van de verordening is geregeld in artikel 4 van de wet. Voor de duidelijkheid is deze geldigheidsduur ook in de verordening zelf vastgelegd.
[1] Kamerstukken II 2009/10, 32 271, nr. 3, blz. 51.