Organisatie | Valkenswaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Jeugdhulp Valkenswaard 2015 en verder |
Citeertitel | Verordening jeugdhulp gemeente Valkenswaard 2015 en verder |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 11-04-2017 | nieuwe regeling | 25-09-2014 | Onbekend. |
Verordening Jeugdhulp 2015 Gemeente Valkenswaard
De raad van de gemeente Valkenswaard;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 01-09-2014;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;
gelet op de doelstellingen van het meerjaren Beleidskader Jeugdhulp in de A2 2015-2019;
Overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;
en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;
overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Gezinsplan: hulpverleningsplan of behandelplan dat opgesteld wordt door een medewerker uit het lokale ondersteuningsteam of A2 team in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders en indien noodzakelijk samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren;
de leeftijd van achttien jaar docht niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, en voor wie de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1, die was aangevangen, of voor wie het college vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is.
van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
het College Geneeskundig Specialismen van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij
ter bevordering van de Geneeskunst ingestelde register als bedoeld in artikel 14 van de
Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;
van Veiligheid en Justitie tezamen;
-ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als
behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder;
begeleiding, persoonlijke verzorging, en andere hier niet genoemde jeugdhulp;
-wachtlijst: het aantal unieke jeugdigen dat langer dan vier weken wacht na het verstrekken
van specialistische jeugdhulp via het ondersteuningsplan;
van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: de plaats van het werkelijke verblijf van de
3.ingeval de woonplaats, bedoeld onder 1° en 2°, onbekend is dan wel buiten Nederland
is: de plaats van het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag
De toegang tot jeugdhulp kan op verschillende manieren plaatsvinden. Tot de overige (vrij toegankelijke) voorzieningen kan men zich rechtstreeks melden. Wel kan men hulp/advies krijgen, van bijv. de CJG coördinator of de huisarts, bij de toeleiding naar een overige voorziening.
Toeleiding naar en toekenning van een individuele vorm van jeugdhulp kan alleen via tussenkomst van het CJG of een verwijzing van de huisarts, jeugdarts of medisch specialist.
De verschillende mogelijkheden van toegang, toeleiding en toekenning zijn in artikel 3 in willekeurige volgorde nader opgesomd.
Artikel 3 Toegang jeugdhulp, melding hulpvraag
Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder de verwijzing kan aantonen en daarmee van start kan gaan met de diagnostiek. De jeugdhulpaanbieder doet vervolgens een tweede melding aan het college wanneer is beoordeeld welke vorm van jeugdhulp nodig is zodat het college een beschikking kan afgeven aan de hulpvrager.
Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.
In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening, of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet. 6. Jeugdigen en ouders die menen een beroep te kunnen doen op een overige voorziening kunnen zich rechtstreeks hiertoe wenden. Ook de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of andere betrokken instanties kunnen rechtstreeks verwijzen naar een overige voorziening. 7. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 9.
Artikel 4. Registratie en vooronderzoek
Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college zorgt ervoor dat mede op basis van een gezinsplan in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders zo spoedig mogelijk en voor zover nodig wordt onderzocht: a. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;
2.In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.
Artikel 6. Gespreksverslag of gezinsplan
een individuele voorziening, wordt ter zake een gezinsplan opgesteld, tenzij
dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is. 3. Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn
ouders, het gespreksverslag en/of, in voorkomend geval, het gezinsplan.
4.Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het
verslag en/of gezinsplan toegevoegd.
5.Als de hulpvraag na het gesprek als bedoeld in artikel 5, niet meer aanwezig is, kan afgezien worden van een verslaglegging.
6.Wanneer de jeugdige of zijn ouders twijfelt aan de mening, oplossing of behandeling van het college, kan er een tweede beoordeling plaatsvinden. Deze tweede beoordeling wordt kostenloos verricht door een medewerker van het LOT of A2-team die, indien noodzakelijk zijn basis heeft in een andere gemeente binnen de subregio of in het uiterste geval iemand uit een ander samenwerkingsverband dan A2.
Hoofdstuk 3 Afweging en voorwaarden individuele voorziening
Artikel 7. Aanvraag individuele voorziening
Jeugdigen en ouders kunnen mondeling en schriftelijk een aanvraag indienen om een individuele voorziening bij het college.
Professionals uit het LOT en Professionals uit het A2 (generalisten) team kunnen specialisten consulteren, zoals medici en gedragswetenschappers, bij de daarvoor aangewezen organisatie, ter beoordeling van de aanvraag om een individuele voorziening en/of de voortgang van een individuele voorziening te bepalen.
Artikel 9. Toekenning individuele voorzieningen
1.Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag en/of gezinsplan zoals bedoeld in artikel 6, vierde lid, wordt vastgesteld dat de jeugdige:
a.op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden; b. geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening, of c. geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening; 2. Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3, tweede en vierde lid, is afgegeven;
3.Conform artikel 8.1.1 van de wet verstrekt het college alleen een individuele voorziening in de vorm van een pgb:
a.als de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
b.als de jeugdige of zijn ouders overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend achten;
c.als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een aanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk, van goede kwaliteit is;
d.voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die door de jeugdige of zijn ouders zijn aangegeven, na is te gaan of de voorziening noodzakelijk is en als goedkoopste adequate voorziening aan te merken valt;
6.Onverminderd artikel 8.1.1. van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.
Hoofdstuk 4 Overige bepalingen
Artikel 11 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun 8redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.
Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 3 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Tenzij er moverende redenen zijn, waarom de inzet van de voorziening niet eerder mogelijk was.
Artikel 12. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
a. de aard en omvang van de te verrichten taken;
b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;
d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), het LOT en het A2-team, welke werken onder verantwoordelijkheid van het college, en de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.
Het college draagt er zorg voor dat er wordt gehandeld conform de regels vanuit de Wet bescherming persoonsgegevens.
Artikel 16. Inspraak en medezeggenschap
Het college stelt de daarvoor aangewezen commissie, te weten de Wmo-raad, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Artikel 17. Samenwerkingsprotocol Raad voor de Kinderbescherming
Afspraken die in dit samenwerkingsprotocol met de raad voor de kinderbescherming gemaakt zijn, gelden onverkort voor alle instanties die werken onder de regie van de regio Zuidoost Brabant en op wie deze afspraken van toepassing zijn
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige afwijken van de bepalingen van de verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.