Organisatie | Oosterhout |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van Orde voor de Raad 2015 |
Citeertitel | Reglement van Orde voor de Raad 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-05-2015 | 15-03-2018 | nieuwe regeling | 26-05-2015 zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-55847.html, 23-06-2015 | Reglement van Orde voor de Raad 2015 |
Reglement van Orde voor de Raad 2015
DE RAAD VAN DE GEMEENTE OOSTERHOUT;
gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;
Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de Raad 2015
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester zoals vermeld in art. 77, lid 1 Gemeentewet wordt het voorzitterschap van de raad waargenomen door de vicevoorzitter.
Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester en alle wethouders zoals vermeld in art 77, lid 2 Gemeentewet wordt het ambt van de burgemeester eveneens waargenomen door de vicevoorzitter.
Artikel 6 Fractievoorzittersoverleg
Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden
Deze commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in het advies.
Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.
Artikel 8 Benoeming wethouders
Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden. De commissie onderzoekt of benoeming van de kandidaat voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de Gemeentewet en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming van de wethouder.
Hoofdstuk 2 Raadsvergaderingen
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 11 Oproep en voorlopige agenda
Artikel 12 Aanvullende agenda; vaststellen agenda
Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Artikel 14 Openbare kennisgeving
Paragraaf 2 Mogelijkheden inspreken burgers
Artikel 15 Spreekrecht burgers
Artikel 18 Aantal spreektermijnen
Artikel 20 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Onverminderd artikel 21 van de Gemeentewet kan de raad op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.
Artikel 21 Voorstellen van orde
Raadsleden kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Artikel 24 Stemming; procedure (hoofdelijke) stemming
Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid gestemd heeft. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.
Artikel 25 Volgorde stemming over amendementen en moties
Artikel 26 Stemming over personen
Paragraaf 5 Verslaglegging; ingekomen stukken
Artikel 27 Verslag en besluitenlijst
Paragraaf 6 Besloten raadsvergaderingen
Artikel 29 Toepassing reglement op besloten vergaderingen
Op besloten raadsvergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.
Artikel 30 Verslag besloten vergadering
Artikel 31 Opheffing geheimhouding
Als de raad op grond van de artikelen 25, derde en vierde lid, 55, tweede en derde lid of 86, tweede en derde lid van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Paragraaf 7 Toehoorders en pers
Artikel 32 Toehoorders en pers
Artikel 33 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Hoofdstuk 3 Bevoegdheden, instrumenten raadsleden
Artikel 39 Schriftelijke vragen
Als de vragen tenminste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend, vindt mondelinge beantwoording plaats in de eerstvolgende raadsvergadering, tenzij het college of de burgemeester de griffier gemotiveerd in kennis stelt dat dit onmogelijk is, waarbij tevens aangegeven wordt binnen welke termijn beantwoording zal plaatsvinden. .
Artikel 42 Behandeling begroting, jaarrekening en het meerjarenbeleidsplan
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en vaststelling van de begroting, de jaarrekening en het meerjarenbeleidsplan volgens een procedure die de agendacommissie vaststelt.
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.
Artikel 44 Inwerkingtreding en citeertitel
Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag na die van vaststelling.
Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de gemeente Oosterhout, vastgesteld bij raadsbesluit van 14 maart 2002.
Dit reglement kan worden aangehaald onder de titel: Reglement van Orde voor de Raad 2015.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 mei 2015.
DE RAAD VOORNOEMD,
, voorzitter
, griffier
Toelichting op het Reglement van Orde (RvO) voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor handhaving van de orde in de vergadering. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.
In artikel 77, eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Voor dit laatste is in artikel 3 van dit RvO gekozen.
Dit artikel bepaalt dat de vervanging van de burgemeester conform artikel 77, eerste en tweede lid van de Gemeentewet geschiedt door de vicevoorzitter. Bij aanvang van de nieuwe raadsperiode kiest de raad uit zijn midden voor de duur van de zittingsperiode een vicevoorzitter en twee plaatsvervangers.
De profielschets en de vereiste kennis en vaardigheden van de vicevoorzitter stelt de raad vast voordat men de vicevoorzitter (en twee plaatsvervangers) benoemt.
De raad is op basis van artikel 100 van de Gemeentewet verplicht een griffier te benoemen. De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist ook dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, lid1). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen.
In verband met artikel 22 van de Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.
In dit reglement zijn de rechtspositionele bepalingen (functiebeschrijving, bezoldiging enz.) met betrekking tot de griffier niet opgenomen, omdat een reglement van orde zich daarvoor niet leent. Daarin is door de raad voorzien door de instelling van een werkgeverscommissie voor de griffie.
De agendacommissie regelt de praktische en huishoudelijke zaken in de voorbereiding op de raadsvergadering. Dan gaat het vooral om het (voorlopig) vaststellen van de agenda, of een onderwerp besluitvormend of eerst opiniërend wordt behandeld of en zo ja, welke, informatie bijeenkomsten nodig zijn enz. De rol van de agendacommissie is procedureel.
De griffier is bij elke vergadering van de agendacommissie aanwezig omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt en terzake bestuurlijk en ambtelijk vooroverleg pleegt. Hij moet weten hoe de agenda er uit komt te zien en welke punten besproken gaan worden. De aanwezigheid van de beleidscoördinator van het college kan gewenst zijn om de agendacommissie te informeren over onderwerpen die worden voorbereid door de ambtelijke organisatie en de planning van het moment waarop die in de raad zullen worden besproken.
De wijze van werken van de agendacommissie is vastgelegd in een reglement.
Artikel 6 Fractievoorzittersoverleg
Het fractievoorzittersoverleg heeft voornamelijk een algemeen adviserende rol inzake de organisatie en het functioneren van de raad. Daarbij moet men denken aan zaken als interne en organisatorische kwesties. Dat kan raakvlakken hebben met de werkwijze van college en ambtelijk apparaat om die reden kunnen de fractievoorzitters uiteraard ook de burgemeester en/of gemeentesecretaris uitnodigen om deel te nemen aan hun beraad.
Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden.
Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature.
De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.
Het derde lid bepaalt dat het onderzoek van het proces-verbaal gebeurt door de oude raad vlak voor de samenkomst van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.
Na de verkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een specifieke, extra taak. Zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen: is dit op wettige wijze gebeurd. Daarnaast bekijkt ze of de uitslag juist is vastgesteld. Ze doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus.
Artikel 8 Benoeming wethouders
Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de gekozen wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld.
De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadslidmaatschap. Het ligt daarom voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen.
Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (art.36b, tweede lid van de Gemeentewet).
Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.
In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de fractie verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.
In lid 5 is geregeld dat de naam van de fractie getoetst dient te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G3 van de Kieswet.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien tenminste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. De griffie stelt jaarlijks een schema van de raadsvergaderingen op en de daarmee samenhangende informatiebijeenkomsten. De praktijk is dat de raad dit schema stilzwijgend bekrachtigt en slechts bij uitzondering en dringende noodzaak op andere data vergadert dan in het jaarschema aangegeven.
Artikel 11 Oproep en voorlopige agenda
In artikel 19, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt. Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd. De toezending geschiedt zoveel mogelijk langs digitale weg.
Artikel 12 Aanvullende agenda; vaststellen agenda
De agendacommissie bepaalt in zijn overleg hoe de voorlopige agenda eruit komt te zien. De raad bepaalt uiteindelijk bij aanvang van de vergadering de definitieve agenda.
In de dagelijkse praktijk van de gemeente kan het bij hoge uitzondering voorkomen dat zich een situatie voordoet die om een besluit van de raad vraagt terwijl de verzonden agenda daar niet in voorziet. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen.
Het derde lid geeft de raad de mogelijkheid bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel te doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren.
Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken
In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). In de praktijk worden deze meestal digitaal meegezonden met de raadstukken.
Artikel 14 Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd.
Paragraaf 2 Mogelijkheden inspreken burgers
Artikel 15 Spreekrecht burgers
Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het bestuur. Dit artikel heeft tot doel de regeling van het spreekrecht van de burgers te verduidelijken.
Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op deze wijze een doelgerichte bijdrage kunnen leveren aan de beraadslaging van de raad.
De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 van de Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd.
De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 18 Aantal spreektermijnen
Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.
Het stellen van vragen aan een raadslid na afloop van diens eerste termijn, wordt niet beschouwd als een spreektermijn van het vragende raadslid.
Een verzoek van een raadslid om na afloop van de tweede termijn nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.
De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
De raad kan spreektijd vaststellen.
Interrupties kunnen een wezenlijk onderdeel uitmaken van het politieke debat.
Ten einde te voorkomen dat een raadslid steeds weer hetzelfde raadslid interrumpeert over steeds weer hetzelfde onderwerp is het aantal interrupties gemaximeerd tot drie.
Artikel 20 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.
Artikel 21 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid van de Gemeentewet is hier niet van toepassing).
Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 35 van het reglement).
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter hebben van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de (hoofdelijke) oproep van de leden dat de stemming begint.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid van de Gemeentewet.
Artikel 24 Stemming; procedure (hoofdelijke) stemming
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te willen, moet die stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling in het eerste lid van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Artikel 32, derde lid van de Gemeentewet is hier ook van toepassing.
De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.
Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 van de Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling te nemen en te stemmen.
Het vierde lid bepaalt dat er zal worden gestemd bij hand op steken, tenzij hoofdelijke stemming wordt verlangd. In het vijfde, zesde en zevende lid wordt vervolgens ingegaan op de procedure van hoofdelijke stemming.
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 25 Volgorde stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 33 en 34 van dit reglement.
Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond.
Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.
Artikel 26 Stemming over personen
De Gemeentewet geeft in artikel 31, eerste lid aan dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd. De stemming is dus geheim.
Een voordracht is voor de raad bindend. Dat wil zeggen dat de raad slechts de keuze heeft tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld.
Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken.
Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) kan een gecombineerd stembiljet worden ontworpen.
Indien de stemmen staken dient gehandeld te worden conform artikel 31, tweede en derde lid van de Gemeentewet.
Paragraaf 5 Verslaglegging; ingekomen stukken
Artikel 27 Verslag en besluitenlijst
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Over de aan de raad gerichte ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.
Paragraaf 6 Besloten vergaderingen
Artikel 29 Toepassing reglement besloten vergaderingen
Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.
Artikel 30 Verslag besloten vergadering
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid van de Gemeentewet.
Artikel 31 Opheffen geheimhouding
In de in het artikel aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding op te heffen. In dit artikel wordt, in de gevallen waarin daar om wordt verzocht, een overlegverplichting opgelegd waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Paragraaf 7 Toehoorders en pers
Artikel 32 Toehoorders en pers
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 33 Geluid- en beeldregistraties
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Hoofdstuk 3 Bevoegdheden, instrumenten raadsleden
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen (art 147b van de Gemeentewet). Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement.
Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is.
De raad is verplicht een ingediend (sub)amendement te behandelen.
De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 18).
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek.
Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen.
Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.
Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 36 geregelde initiatiefvoorstellen.
Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of beslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend (art 147a, eerste lid van de Gemeentewet).
Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.
Initiatiefvoorstellen worden aan het college voorgelegd met het verzoek binnen dertig dagen een advies over het voorstel uit te brengen. De consequenties van sommige voorstellen kunnen zo omvangrijk zijn dat deze niet binnen een maand in beeld gebracht kunnen worden. In dat geval overleggen college en raad over wat dan een redelijke termijn voor behandeling is.
Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel dat het college heeft voorbereid kan agenderen. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is (bijvoorbeeld omdat zij een voorstel willen wijzigen). De raad moet hier toestemming voor geven.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.
Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.
Artikel 39 Schriftelijke vragen
Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. De verantwoordelijke portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Niet de voorzitter, maar het verantwoordelijk collegelid of de burgemeester geeft daarom het antwoord. De raad kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat een collegelid of de burgemeester direct kan antwoorden op een vraag. Om die reden is in het zesde lid ingevoegd dat de raad anders kan beslissen.
Deze bepaling vormt een aanvulling op artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.
In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven.
Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.
In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad die vastgelegd is in de artikelen 169 en 180 van de Gemeentewet.
Artikel 42 Behandeling begroting, jaarrekening en het meerjarenbeleidsplan
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.