Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen

Tijdelijke beleidsregel betreffende emissiearme huisvesting in de provincie Groningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingTijdelijke beleidsregel betreffende emissiearme huisvesting in de provincie Groningen
CiteertitelTijdelijke beleidsregel betreffende emissiearme huisvesting in de provincie Groningen
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpVolkshuisvesting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze beleidsregel vervalt op het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit houdende regels ter beperking van de emissie uit huisvestingssystemen voor landbouwhuisdieren (Besluit emissiearme huisvesting).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Natuurbeschermingswet 1998, art. 2
  2. Natuurbeschermingswet 1998, art. 2a
  3. Natuurbeschermingswet 1998, art. 19d
  4. Natuurbeschermingswet 1998, art. 19km
  5. Natuurbeschermingswet 1998, art. 19kh, lid 5
  6. Regeling programmatische aanpak stikstof, paragraaf 3.3.2
  7. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201511-10-2019nieuwe regeling

23-06-2015

Elektronisch Provincieblad, 30-06-2015

579927

Tekst van de regeling

Intitulé

Tijdelijke beleidsregel betreffende emissiearme huisvesting in de provincie Groningen

Besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Groningen van 23 juni 2015, nr. 579927, afd. MTZ, tot bekendmaking van het besluit van Gedeputeerde Staten van 23 juni 2015, nr. A.13, tot vaststelling van de Tijdelijke beleidsregel betreffende emissiearme huisvesting in de provincie Groningen.

Gedeputeerde Staten der provincie Groningen; maken bekend dat door Gedeputeerde Staten in hun vergadering van 23 juni 2015, nr. A.13, is vastgesteld hetgeen volgt: Gedeputeerde Staten der provincie Groningen; Gelet op de artikelen 2, 2a, 19d, 19km en 19kh, vijfde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998, de Regeling programmatische aanpak stikstof, paragraaf 3.3.2 van het programma en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Overwegende

 

• dat het provinciale beleid gericht is op het bieden van ruimte voor economische ontwikkelingen en activiteiten mits de daarmee gepaard gaande stikstofdepositie de realisatie van de Natura 2000 doelstellingen niet belemmert.

• dat de uitgangspunten voor toedeling van ontwikkelingsruimte op landelijk niveau zijn gereguleerd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Regeling programmatische aanpak stikstof en het Programma Aanpak Stikstof.

• dat Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn voor toestemmingsbesluiten (19km, eerste lid Natuurbeschermingswet 1998), voor het verlenen van instemming (artikel 2 Natuurbeschermingswet 1998) en voor afgifte van een verklaring van geen bedenkingen (artikel 47b, eerste lid Natuurbeschermingswet 1998).

• dat het gewenst is dat Gedeputeerde Staten vastleggen op welke wijze aan deze bevoegdheden uitvoering wordt gegeven zodat alle betrokkenen daar in hun beleid, besluitvorming en bij hun initiatieven rekening mee kunnen houden.

Besluiten vast te stellen hetgeen volgt:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder :

Ontwikkelingsruimte: stikstofdepositie die in het kader van het Programma Aanpak Stikstof met betrekking tot een daarin opgenomen Natura 2000-gebied kan worden toegedeeld in of gereserveerd voor besluiten als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, Natuurbeschermingswet 1998;

Toestemmingsbesluit: besluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de wet.

Artikel 2

  • 1.

    Ingeval een project betrekking heeft op de oprichting, vervanging of uitbreiding van een dierenverblijf voor het houden van landbouwhuisdieren voor de productie van vlees, melk of eieren binnen een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, delen Gedeputeerde Staten bij een toestemmingsbesluit alleen ontwikkelingsruimte toe indien de huisvestingssystemen in dat dierenverblijf een emissiewaarde voor ammoniak hebben die gelijk of lager is dan de waarde die is vermeld in bijlage 1.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de oprichting, vervanging of uitbreiding van een dierenverblijf als bedoeld in het eerste lid, waarvoor op uiterlijk 30 juni 2015 een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is ingediend die voldoet aan de indieningsvereisten, bedoeld in hoofdstuk 2 van de Regeling omgevingsrecht.

  • 3.

    Het eerste lid is evenmin van toepassing op:

    • a.

      vrijloopstallen voor landbouwhuisdieren van de diercategorie melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar;

    • b.

      huisvestingssystemen voor landbouwhuisdieren die worden gehouden overeenkomstig de biologische productiemethode, met uitzondering van huisvestingssystemen voor landbouwhuisdieren van de diercategorie melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar;

    • c.

      huisvestingssystemen voor landbouwhuisdieren van de hoofdcategorie varkens, waarvan het inpandig leefoppervlak en de oppervlakte van de verharde uitloop groter of gelijk zijn dan aangegeven in de volgende tabel:

       

       

Diercategorie

inpandig leefoppervlak

in m2 per varken

oppervlakte verharde

uitloop in m2 per varken

vleesvarkens, opfokberen van circa 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking

1,1

0,7

biggenopfok (gespeende biggen)

0,5

n.v.t.

kraamzeugen (met inbegrip van biggen tot spenen)

6,5

n.v.t.

guste en dragende zeugen

2,5

1,0

Artikel 3

Deze beleidsregel vervalt op het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit houdende regels ter beperking van de emissie uit huisvestingssystemen voor landbouwhuisdieren (Besluit emissiearme huisvesting).

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2015.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als Tijdelijke beleidsregel betreffende emissiearme huisvesting in de provincie Groningen.

Groningen, 23 juni 2015.

Gedeputeerde Staten voornoemd:

M.J. van den Berg, voorzitter.

H.J. Bolding, secretaris.

Groningen, 23 juni 2015.

Gedeputeerde Staten voornoemd:

M.J. van den Berg, voorzitter.

H.J. Bolding, secretaris.

Toelichting

 

Algemeen

Momenteel is het Besluit emissiearme huisvesting in voorbereiding. Dit besluit heeft tot doel de emissie van ammoniak en fijn stof uit dierenverblijven verder te beperken. Daartoe worden voorschriften gesteld die de emissie vanuit dierenverblijven aan een maximum binden. De maximale emissiewaarden worden over de jaren steeds verder aangescherpt. Het aanscherpen van de maximale emissiewaarden uit stallen is een van de bronmaatregelen in de PAS. Het programma treedt eerder in werking dat het Besluit emissiearme huisvesting. Omdat de aanscherping van het besluit onderdeel is van het programma, stellen de provincies vooruitlopend op de inwerkingtreding van het “besluit emissiearme huisvesting” beleidsregels vast.

 

Tijdelijke beleidsregel betreffende emissiearme huisvesting

In de beleidsregels wordt de voldoening aan aangescherpte emissienormen voor stallen als voorwaarde gesteld voor de toedeling van ontwikkelingsruimte. Hiermee wordt bewerkstelligd dat bij inwerkingtreding van de PAS bedrijven wel moeten voldoen aan de aan de strengere emissie-eisen.

In AERIUS Calculator wordt voor de berekening van de stikstofdepositie uit stallen gewerkt met specifieke emissiefactoren voor de onderscheiden stalsystemen die bij deze aangescherpte emissienormen horen (de zogenoemde “RAV-codes”). Hiermee is verzekerd dat nieuwe vergunningaanvragen waarbij een beroep wordt gedaan op ontwikkelingsruimte worden behandeld overeenkomstig de afspraken zoals deze gemaakt zijn in het kader van de Generieke maatregelen landbouw in de PAS.

Deze beleidsregel kan worden toegepast tot het moment van inwerkingtreding van het Besluit emissiearme huisvesting en zal daarna komen te vervallen. De beleidsregel sluit zo goed mogelijk aan op het ontwerp van het Besluit emissiearme huisvesting. Dat houdt onder meer ook in dat in de beleidsregel voor het toedelen van ontwikkelingsruimte wordt gedifferentieerd naar duurzaamheidskenmerken, conform het ontwerp Besluit emissiearme huisvesting.

 

Bijlage 1

Diercategorie

Emissiewaarde voor ammoniak in kg NH3 per dierplaats per jaar.

 

hoofdcategorie rundvee

 

melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar

11,0

vleeskalveren tot de leeftijd van circa 8 maanden

-

hoofdcategorie varkens

 

biggenopfok (gespeende biggen)

0,21

kraamzeugen (inclusief biggen tot spenen)

2,9

guste en dragende zeugen

2,6

vleesvarkens, opfokberen van circa 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking

1,5

hoofdcategorie kippen

 

opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken

 

·         batterijhuisvesting

 

0,0061

·         niet-batterijhuisvesting

0,110

legkippen

0,068

(groot)ouderdieren van legrassen

0,150

(groot)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken

0,183

(groot)ouderdieren van vleeskuikens

0,435

vleeskuikens

0,035

hoofdcategorie kalkoenen

 

vleeskalkoenen

0,492

1 Indien het batterijhuisvesting betreft waarbij in het huisvestingssysteem een droogtunnel is geïntegreerd, bedraagt de emissiewaarde 0,016.

2 De emissiewaarde geldt uitsluitend voor huisvestingssystemen met mechanische ventilatie.