Organisatie | Dalfsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels re-integratie en loonkostensubsidie gemeente Dalfsen |
Citeertitel | Beleidsregels re-integratie en loonkostensubsidie gemeente Dalfsen |
Vastgesteld door | College van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | nummer 1403 |
Geen
Nvt
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-06-2015 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 23-06-2015 | 10-06-2015, nummer 1403 |
Het college van de gemeente Dalfsen,
Gelet op de artikelen 6, tweede lid, 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, en 10b, vierde lid, van de Participatiewet;
Gelet op de Re-integratieverordening Participatiewet 2015 en de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Dalfsen;
besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:
“Beleidsregels re-integratie en loonkostensubsidie gemeente Dalfsen”
Deze beleidsregels zijn een uitwerking van Re-integratieverordening Participatiewet 2015 en de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015. De regels bevatten onder andere het instrumentenpakket voor werkgevers. Deze regels zijn in afstemming met de regiogemeenten IJssel-Vecht tot stand gekomen. In de beleidsregels wordt een onderscheid gemaakt tussen instrumenten ten behoeve van uitstroom naar werk (hoofdstuk 2) en overige instrumenten, waarbij verkleining van de afstand tot de arbeidsmarkt dan wel participatie het doel is (hoofdstuk 3).
Voor het overige wordt verwezen naar de betreffende verordeningen en de Participatiewet.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Voor het bepalen van de inzet van instrumenten of voorzieningen wordt onderscheid gemaakt tussen personen met een grote, dan wel korte afstand tot de arbeidsmarkt. Deze tweedeling bepaalt grofweg welk perspectief iemand op de arbeidsmarkt heeft.
Onder een grote afstand tot de arbeidsmarkt wordt ervan uitgegaan dat de persoon niet binnen één jaar geschikt is voor de arbeidsmarkt. Specifiek voor deze doelgroep biedt het college instrumenten en voorzieningen aan ten behoeve van uitstroom naar werk waarbij verkleining van de afstand tot de arbeidsmarkt dan wel participatie het doel is.
Artikel 2 Concurrentieverhoudingen/ verdringing op de arbeidsmarkt
Verdringing op de arbeidsmarkt is van toepassing als voor de werkzaamheden binnen het afgelopen jaar nog werd betaald, of als de organisatie waarbij de werkzaamheden worden uitgevoerd, een vacature heeft openstaan voor dezelfde of bijna dezelfde werkzaamheden.
Hoofdstuk 2 Instrumentenpakket uitstroom naar werk
Een werkstage kan twee doelen hebben.
Beide doelen kunnen zowel bij een bij reguliere werkgever als een re-integratiebedrijf vormgegeven worden.
Met de werkgever wordt het volgende afgesproken:
De duur van de werkstage bedraagt maximaal 6 maanden, waarbij verlenging met maximaal 6 maanden mogelijk is. Tijdens de werkstage werkt de werkzoekende onbetaald, terwijl zijn uitkering doorloopt.
De proefplaatsing (ook bekend als proefplek) is een voor werkgevers stimulerend middel om werkzoekenden relevante en perspectiefvolle werkervaring te laten opdoen. Daarnaast kan tijdens deze proefperiode beoordeeld worden of de werkzoekende voldoende competenties heeft voor een beoogde werkplaats.
De proefplaatsing kan worden ingezet als voorloper op een dienstverband. De proefplaatsing wordt ook gebruikt in de periode dat de loonwaarde moet worden bepaald in het geval er een beroep wordt gedaan op loonkostensubsidie.
De duur van een proefplaatsing bedraagt één maand. Verlenging is mogelijk tot maximaal 3 maanden. Tijdens de proefplaatsing werkt de werkzoekende onbetaald, terwijl zijn uitkering doorloopt.
Artikel 7 Indienstnemingssubsidie/ Incidentele loonkostensubsidie
De indienstnemingssubsidie is een voorziening die ingezet kan worden om de arbeidsinschakeling te bevorderen voor zover dit gezien de afstand tot arbeidsmarkt passend is.
Het doel van de indienstnemingssubsidie is het bieden van compensatie voor het feit dat voor de belanghebbende tenminste het wettelijk minimumloon moet worden betaald, terwijl de werkgever de belanghebbende (nog) niet ten volle kan inzetten.
De indienstnemingssubsidie wordt maximaal twaalf maanden verstrekt.
De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van de individuele omstandigheden, maar bedraagt maximaal 50% van de werkelijke loonkosten ter hoogte van het toepasselijke Wettelijk minimumloon (WML, exclusief werkgeverslasten). Gedurende de afgesproken termijn wordt de subsidie afgebouwd.
Artikel 8 Loonkostensubsidie (structureel)
Loonkostensubsidie is een voorziening die ingezet kan worden om de arbeidsinschakeling te bevorderen van personen met een arbeidsbeperking. Het gaat hierbij om personen die niet het wettelijk minimumloon per uur kunnen verdienen, en hierdoor niet volledig productief zijn.
Voor personen die door een medische beperking alleen maar in deeltijd kunnen werken maar daarbij per uur wel volledig productief zijn, kan geen loonkostensubsidie worden ingezet.
De loonkostensubsidie is in principe niet gebonden aan een termijn en kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. De loonwaarde en de loonkostensubsidie worden jaarlijks opnieuw beoordeeld. Ook wordt beoordeeld of iemand nog tot de doelgroep behoort. De beoordeling vindt plaats door het UWV.
Wordt de loonkostensubsidie ingezet bij de voorziening beschut werk, dan worden de loonwaarde en loonkostensubsidie eenmaal per drie jaar beoordeeld en vastgesteld.
De loonkostensubsidie is een aanvulling op het loon dat op basis van de loonwaarde wordt verdiend, tot het wettelijk minimumloon. De hoogte van de subsidie is maximaal 70 procent van het wettelijk minimumloon. Wanneer de werknemer een cao-loon heeft dat hoger is dan het WML dan komen de loonkosten boven WML voor rekening van de werkgever. De gemeente gaat bij het vaststellen van de loonkostensubsidie dus altijd uit van het WML.
In de loonkostensubsidie wordt daarnaast een bedrag voor vergoeding van werkgeverslasten opgenomen, waarbij gedacht moet worden aan premies werknemersverzekering, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en pensioenpremie. De werkgeverslasten worden vergoed tot een maximum van het jaarlijks bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de loonkosten waarover loonkostensubsidie wordt verstrekt.
De no-riskpolis is een instrument om aarzelingen bij werkgevers weg te nemen om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. De no-riskpolis zorgt ervoor dat de werkgever compensatie ontvangt voor de loonkosten, wanneer een werknemer met arbeidsbeperkingen ziek wordt.
NB In 2015 geldt de tijdelijke no-risk polis die loopt van 1 januari 2015 t/m 31 december 2015. Met ingang van 2016 geldt een nieuwe vorm, de landelijk no-risk polis.
Zoals opgenomen in artikel 12 lid 1 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2015 en de polisvoorwaarden.
De kosten bedragen de hoogte van de ziektewetuitkering + € 141 per ziekmelding.
De voorziening beschut werk is bedoeld voor de mensen die uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden hebben om te werken in een dienstbetrekking. Het gaat om bijvoorbeeld mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt.
De voorziening beschut werken wordt gekoppeld aan de loonkostensubsidie. Deze is in principe niet gebonden aan een termijn en kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. De loonwaarde en loonkostensubsidie worden in beginsel bij beschut werk eenmaal per drie jaar beoordeeld en vastgesteld.
Artikel 11 Persoonlijke ondersteuning (jobcoach)
Persoonlijke ondersteuning heeft tot doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie waarbij hij uiteindelijk zonder begeleiding via een dergelijke voorziening bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn. Dit betekent dat het moet gaan om ondersteuning op vaste tijden en gedurende een langere periode. In principe zijn drie vormen mogelijk.
De jobcoach spreekt met de betreffende persoon een individueel begeleidings- en inwerkprogramma op de werkplek af. De jobcoach bewaakt afspraken tussen de werknemer en zijn werkgever en adviseert de werkleiding. Het uiteindelijke doel van de jobcoach is dat degene die begeleid wordt de baan uiteindelijk volkomen zelfstandig kan uitvoeren.
Het instrument persoonlijke ondersteuning wordt primair gekoppeld aan:
Artikel 12 Ondersteuning bij leer-werktraject
Doel van de voorziening is om extra ondersteuning te bieden aan jongeren in de leeftijd van 16 tot 27 jaar die dreigen uit te vallen uit school, maar middels een leer-werktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen.
De duur van de ondersteuning is gekoppeld aan de duur van het leer-werktraject. Tijdens leer-werkstage vinden tussentijdse evaluatie plaats, daarin dient meegenomen te worden of ondersteuning nog nodig is.
Het vergoeden van concrete feitelijke kosten die ten laste van de persoon uit de doelgroep komen en die een belemmering vormen voor het deelnemen aan een voorziening of instrument of het uitstromen naar betaalde arbeid. Bijvoorbeeld de aanschaf van (persoonlijke) gereedschappen of kleding, zoals een overall en veiligheidsschoenen voor een timmerman.
Afhankelijk van de kostensoort.
Afhankelijk van de feitelijke kosten, waarbij gekeken wordt naar de goedkoopst adequate oplossing.
Het vergoeden van concrete feitelijke kosten die betrekking hebben op:
Afhankelijk van de feitelijke kosten, waarbij gekeken wordt naar de goedkoopst adequate oplossing. Er wordt een drempelbedrag gehanteerd. Aangesloten wordt bij de normbedragen voorzieningen van UWV.
Hoofdstuk 3 Overige instrumenten
In principe wordt uitgegaan van de kortste weg naar werk. Scholing wordt alleen aangeboden als het zonder deze scholing niet mogelijk is om uit te stromen naar werk.
Wanneer de werkzoekende gebruik maakt van een participatieplaats en niet over een startkwalificatie beschikt, moet aan deze werkzoekende scholing of een opleiding worden aangeboden.
Onder sociale activering wordt verstaan: het verrichten van onbeloonde maatschappelijke zinvolle activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie en het voorkomen van sociaal isolement. Bij activiteiten in het kader van sociale activering kan worden gedacht aan het zelfstandig, zonder externe begeleiding, verrichten van vrijwilligerswerk of deelnemen aan activiteiten in de wijk of de buurt.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen activering:
Artikel 17 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden.
Het college kan, indien de toepassing van bepalingen in deze beleidsregels in de individuele
situatie tot onbillijkheden van overwegende aard leidt voor zover het de bevoegdheid betreft die
voortvloeit uit deze beleidsregels, afwijken van deze beleidsregels.