Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder;
- a.
wet: de Huisvestingswet 2014;
- b.
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Roermond
- c.
huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een
gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;
- d.
woonruimte: de woonruimte als bedoelde in artikel 1, eerste lid
onder i, van de wet;
- e.
zelfstandige woonruimte: woonruimte welke een eigen toegang heeft en
welke door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij
afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die
woonruimte;
- f.
onzelfstandige woonruimte: de woonruimte welke geen eigen toegang
heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder
afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die
woonruimte;
- g.
omgevingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 2.2, lid 2
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in samenhang
met artikel 21, onder c, van de wet, voor de activiteit het omzetten
van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte;
- h.
kamerverhuurpand: gebouw of een deel van een gebouw waarin
onzelfstandige woonruimte wordt verhuurd aan één of meer
huishoudens;
Artikel 2. Werkingsgebied
Het bepaalde van deze verordening is van toepassing op alle gebouwen
bevattende woonruimte in alle wijken van de gemeente Roermond.
Artikel 3. Vergunningsvereiste
Het is verboden een woonruimte, aangewezen in artikel 2, met het oog op het
behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad, zonder
omgevingsvergunning van het college van zelfstandige in onzelfstandige
woonruimte om te zetten.
Artikel 4. Aanvraag
- 1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 4.2 van de Algemene wet
bestuursrecht, artikel 4.4, eerste lid van het Besluit omgevingsrecht en
artikel 1.3 van de Regeling omgevingsrecht gaat de aanvraag
omgevingsvergunning samen met:
- a.
een plattegrond van de bestaande situatie voorzien van
oppervlakte maten (schaal 1:100);
- b.
een plattegrond van de beoogde situatie voorzien van oppervlakte
maten (schaal 1:100), waarbij is aangegeven het aantal ruimten
en tevens welke ruimten wel en niet als onzelfstandige
woonruimte gebruikt gaan worden.
- c.
bewijs van eigendom van de woonruimte en voor zover van
toepassing, bewijs dat de aanvrager gerechtigd is tot de
gevraagde omzetting van zelfstandige woonruimte in
onzelfstandige woonruimte;
- d.
namen van eventuele huidige bewoners van de woonruimte:
- 2.
Het college is bevoegd om in het belang van het nemen van een beslissing
op de aanvraag om een omgevingsvergunning aanvullende gegevens en
bescheiden te vragen.
Artikel 5. Gronden tot weigering van een omgevingsvergunning
- 1.
Het college kan de omgevingsvergunning weigeren indien het belang
dat de aanvrager bij de omzetting heeft niet opweegt tegen het
belang van het behoud van de woonruimtevoorraad. Bij de beoordeling
van het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad worden mede
de ligging en de te verwachten vraag naar het type woonruimte waarop
de vergunningaanvraag betrekking heeft betrokken.
- 2.
Het college kan de omgevingsvergunning eveneens weigeren
indien:
- a.
vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat
verlening van de omgevingsvergunning ten behoeve van
kamerverhuur zou leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op een
geordend woon- en leefklimaat, veiligheid of gezondheid, in
de omgeving van het gebouw waarop de aanvraag betrekking
heeft. Een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en
leefklimaat, veiligheid of gezondheid in de omgeving van het
gebouw wordt in ieder geval aanwezig geacht indien meer dan
10% van de tot bewoning bestemde gebouwen in de betreffende
straat met dezelfde postcode wordt gebruikt voor huisvesting
als bedoeld in artikel 3;
- b.
de aanvraag betrekking heeft op een pand, dat minder dan 8
panden is gelegen van een kamerverhuurpand waarvoor een
omgevingsvergunning is verleend, dan wel een aanvraag om
omgevingsvergunning is ingediend of in het register als
bedoeld in artikel 7 is opgenomen;
- c.
de aanvraag betrekking heeft op een straat in de wijk:
Voor de exacte bepaling van deze wijken wordt verwezen naar de markering
zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart . Bij twijfel is
deze kaart bepalend.
Artikel 6. Verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning
Het college kan aan de omgevingsvergunning onder meer voorschriften
verbinden ten aanzien van:
- a.
het aantal onzelfstandige woonruimten dat gecreëerd mag worden;
- b.
het belang van het geordend woon- en leefklimaat.
Artikel 7. Registratie kamerverhuurpanden
Het college houdt een register bij van kamerverhuurpanden.
Artikel 8. Intrekken van de omgevingsvergunning
- 1.
Het college kan een vergunning als bedoeld in artikel 3
intrekken indien:
- a.
de houder van de vergunning niet binnen een jaar nadat die
vergunning onherroepelijk is geworden daarvan gebruik heeft
gemaakt;
- b.
die vergunning is verleend op grond van door de houder van die
vergunning verstrekte gegevens waarvan deze wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig
waren, of de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 6,
niet worden nageleefd.
- 2.
De vergunning kan voorts worden ingetrokken in het geval en onder de
voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;
- 3.
Voordat toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, kan het Bureau
bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een
advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
Artikel 9. Hardheidsclausule
Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken, voor zover
toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 10. Leges
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om omgevingsvergunning zijn
leges verschuldigd. De leges staan opgenomen in de op het moment van
indiening geldende legesverordening.
Artikel 11. Overgangsrecht
Het verbod, zoals opgenomen in artikel 3 van deze verordening, heeft geen
betrekking op het ten tijde van de inwerkingtreding van de vorige
Huisvestingsverordening Roermond bestaande gebruik van een woonruimte als
kamerverhuurpand. De datum van inwerkingtreding van de vorige
Huisvestingsverordening Roermond was 1 augustus 2012. Dit artikel is niet
van toepassing indien het genoemde bestaande gebruik wordt gestaakt en
daarna weer wordt hervat.
Artikel 12. Toezichthouders
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze
verordening zijn de door het college aan te wijzen personen belast.
Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015 en vervalt op 1 juli
2019;
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als Huisvestingsverordening Roermond
2015-2019.