Organisatie | Oldebroek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Jeugdhulp Oldebroek 2018 |
Citeertitel | Verordening Jeugdhulp gemeente Oldebroek 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Datum inwerkingtreding wijkt af van het bepaalde in art. 35, lid 1.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-11-2018 | 12-05-2020 | wijziging | 07-06-2018 Gemeenteblad, 28-11-2018 | 1001386 |
Verordening Jeugdhulp gemeente Oldebroek 2018
De raad van de gemeente Oldebroek;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 april 2018;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 derde lid van de Jeugdwet;
• de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;
• het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;
• het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:
- de door het college te verlenen maatwerkvoorzieningen en overige voorzieningen;
- de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een maatwerkvoorziening;
- de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een maatwerkvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;
- de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;
- de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een persoons¬gebonden budget, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;
- de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
maatwerkvoorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door of namens het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit of beschikking, een verwijzing huisarts, medisch specialist of jeugdarts, of van een functionaris in justitieel kader als bedoeld in de wet (voorheen ook wel individuele voorziening genoemd);
Hoofdstuk 2. Algemene voorzieningen
Artikel 2. Toegang algemene voorziening
Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.
Hoofdstuk 3. Maatwerkvoorzieningen
Paragraaf 2. Toegang procedureel
Indien jeugdhulp wordt ingezet na verwijzing als bedoeld in artikel 6 lid 4 of in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, kan door of namens de jeugdige of zijn ouders een aanvraag voor een pgb worden ingediend als het natura-aanbod niet passend wordt geacht. Bij die aanvraag, in de vorm van een ondersteuningsplan, moet in ieder geval worden aangegeven:
die ouder is dan 12 jaren en niet in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan is niet de instemming van de minderjarige vereist, maar van diens wettelijke vertegenwoordiger.
6. Heeft de aanvraag betrekking op een minderjarige die de leeftijd van 12 maar nog niet die van 16 jaren heeft bereikt, dan behoeft de aanvraag de instemming van zowel de minderjarige als de wettelijke vertegenwoordiger, mits de minderjarige in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Weigert de wettelijke vertegenwoordiger in te stemmen met de aanvraag, dan zal het college de aanvraag toch in behandeling nemen als de jeugdhulp voor de minderjarige kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen, alsmede indien de minderjarige ook na de weigering van de toestemming de jeugdhulp weloverwogen blijft wensen.
7. Heeft de aanvraag betrekking op een jeugdige met de leeftijd van 16 of 17 jaar, dan behoeft de aanvraag géén instemming van de wettelijk vertegenwoordiger, mits de jeugdige in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zaken.
8. Degenen die een aanvraag indienen voor een maatwerkvoorziening, verstrekken het college of de daartoe gemandateerde organisatie in ieder geval een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
9. Als de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:
In spoedeisende gevallen treft het college, of de daartoe gemandateerde organisatie, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 72 uur een passende voorziening. Het college, of de daartoe gemandateerde organisatie, legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen twee weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.
Het college, of de daartoe gemandateerde organisatie, draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. Het college, of de daartoe gemandateerd organisatie.
Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Tevens draagt het college zorg voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de directeur van de justitiële jeugdinrichting (JJI) of de selectiefunctionaris van de JJI nodig acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing. Hiervoor verleent het college geen beschikking.
Paragraaf 4 Beoordeling persoonsgebonden budget
Artikel 11. Ondersteuningsplan
Als een jeugdige dan wel zijn ouders/verzorgers de jeugdhulp zelf wenst in te kopen met een pgb, dient daartoe een ondersteuningsplan te worden ingediend. In dit plan wordt door de jeugdige dan wel zijn ouders/verzorgers aangegeven:
Artikel 12. Kosten die zijn uitgesloten
De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:
De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, voor zover:
Artikel 14. Onderscheid formele en informele hulp
Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:
personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
Hoofdstuk 5. Herziening, intrekking, terugvordering en controle
Artikel 18. Herziening, intrekking en terugvordering
Degene aan wie krachtens deze verordening een maatwerkvoorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een maatwerkvoorziening.
Hoofdstuk 6. Afstemming met andere voorzieningen
Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die in behandeling zijn en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.
Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en maatwerkvoorzieningen.
Artikel 26. Voorzieningen werk en inkomen
Het college draagt zorg dat het CJG, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen – zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen, armoedevoorzieningen – te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.
Hoofdstuk 7. Verhouding prijs en kwaliteit
Artikel 27. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermings-maatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermings¬maatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
Hoofdstuk 8. Vertrouwenspersoon, klachten en medezeggenschap
Het college behandelt klachten van de jeugdige of zijn ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening overeenkomstig de klachten¬regeling van de gemeente Oldebroek.
Artikel 30. Inspraak en medezeggenschap
Het college stelt de jeugdige of zijn ouders en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
De gemeente kan een toezichthouder aanwijzen die namens de gemeente toezicht houdt op de kwaliteit van de Jeugdhulp.
Het college kan ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.