Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Krimpenerwaard

Verordening individuele studietoeslag Krimpenerwaard 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKrimpenerwaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening individuele studietoeslag Krimpenerwaard 2015
CiteertitelVerordening individuele studietoeslag Krimpenerwaard 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpindividuele studietoeslag

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-06-201501-01-2015Nieuwe regeling

16-06-2015

GVOP

15-

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag Krimpenerwaard 2015

 

 

Artikel 1. Indienen verzoek

  • 1.

    Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet.

  • 2.

    Op een daartoe verstrekkend verzoek, kan het college een individuele studietoeslag verlenen.

  • 3.

    Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 2. Voorwaarden

  • 1.

    Een persoon dient op de datum van aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet.

  • 2.

    Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Artikel 3. Hoogte individuele studietoeslag

  • 1.

    Een individuele studietoeslag bedraagt maandelijks euro 175 (prijspeil 2015). Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast en is gebaseerd op de voltijdse vorm van het gemiddelde wettelijke minimumloon van 18/19 jarige van het betreffende jaar.

  • 2.

    Eventuele inkomsten uit een bijbaantje wordt niet gekort op de individuele studietoeslag

Artikel 4. Betaling individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag wordt maandelijks, in twaalf gelijke delen, uitbetaald.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking na publicatie met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015.

Artikel 6. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag Krimpenerwaard 2015.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der Gemeente Krimpenerwaard, gehouden op,

16 juni 2015.

de griffier

Drs. K.E. Driehuijs

de voorzitter

Mr. T.P.J. Bruinsma

Algemene toelichting Verordening individuele studietoeslag

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

Er bestaat al een studieregeling onder de “nieuwe Wajong” geldend voor de instroom vanaf 2010. Deze blijft gelden voor deze groep. Jongeren met arbeidsvermogen die na 1 januari 2015 onder de Participatiewet vallen kunnen mogelijk in aanmerking komen voor de nieuwe individuele studietoeslag.

Het betreft een inkomensondersteunende maatregel die geen verband houdt met bepaalde kosten, ook niet met studiekosten. De toeslag wordt verleend in de vorm van bijzondere bijstand. De studietoeslag is opgenomen in het reeds vastgestelde Minimabeleid(art. 5, onderdeel c, Participatiewet. De artikelen 12 (onderhoudsplicht ouders), 43 (o.a. vier weken indien jonger dan 27 jaar) van de Participatiewet zijn niet van toepassing op de individuele studietoeslag. De toeslag kan niet worden verstrekt als lening als iemand daarmee schulden wil aflossen, want ook artikel 49 (schuldenlast) is niet van toepassing op de studietoeslag. Dit geldt ook voor artikel 52 (voorschot) en daarom kan de individuele studietoeslag niet worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Discretionaire bevoegdheid

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele studietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. Het college kan in beleidsregels aangeven of bepaalde groepen niet in aanmerking komen voor een studietoeslag. Het college kan in plaats daarvan - en in aanvulling op artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet - in beleidsregels aangeven wie, wanneer en op grond van welke nadere voorwaarden recht heeft op een individuele studietoeslag.

Artikelsgewijze toelichting Verordening individuele studietoeslag

Artikel 1. indienen verzoek

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft personen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling:

• personen die algemene bijstand ontvangen;

• personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;

• personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

• personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;

• personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,

• personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en.

• niet-uitkeringsgerechtigden.

Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet).

Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb). Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 1 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 2. Voorwaarden

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:

• 18 jaar of ouder is;

• recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

• geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

• een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik wordt gemaakt, is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet.

Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Om deze reden is geregeld dat een persoon eenmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag.

Artikel 3. Hoogte individuele studietoeslag

In dit artikel wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag bedraagt € 175 per maand. Voor de hoogte van de toeslag is aansluiting gezocht bij het verwachte percentage van de doelgroep dat gebruik zal gaan maken van de studietoeslag afgezet tegen de rijksbijdrage individuele studietoeslag die de gemeente in de Algemene Uitkering ontvangt. Dit bedrag zal jaarlijks worden aangepast met de geldende landelijke indexering

De individuele studietoeslag is een inkomensondersteunende maatregel voor personen die tot de doelgroep behoren en is niet gerelateerd aan daadwerkelijk gemaakte kosten.

Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

Ziet belanghebbende mogelijkheden om, ondanks zijn medische beperking, iets bij te verdienen, dan worden deze inkomsten niet op de individuele studietoeslag in mindering gebracht. De achtergrond hiervan is, dat hierdoor een extra stimulans ontstaat werkervaring op te doen en zo de kans op betaalde arbeid te vergroten als de studie is afgerond.

Artikel 4. Betaling individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag wordt maandelijks uitbetaald. Na 12 maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Een persoon moet op de datum van de aanvraag voldoen aan de in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Als een persoon op enig moment na de aanvraag hier niet meer aan voldoet heeft dat geen gevolgen voor het recht op een individuele studietoeslag. Dit betekent dat het dus kan voorkomen dat een persoon geen recht op studiefinanciering meer heeft, maar wel nog recht heeft op uitbetaling van een eerder toegekende individuele studietoeslag aangezien uitsluitend de situatie op de datum van de aanvraag bepalend is.

Na 12 maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag