De raad van de gemeente Tynaarlo;
gelezen het besluit van burgemeester en wethouders van 7 oktober 201;5
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4,derde enzevende
lid, 2.1.6, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015;
gezien het advies van de Wmo adviesraad van de gemeente Tynaarlo;
B E S L U I T:
Gewijzigd vast te stellen de “Verordening maatschappelijke
ondersteuning gemeente Tynaarlo 2015”
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
- -
Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is
bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar
is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten.
- -
Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015.
- -
Bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de
wet.
- -
Gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in
artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.
- -
Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld
in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.
- -
Melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2,
eerste lid, van de wet.
- -
Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de
wet.
- -
Voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening
waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen.
- -
Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Artikel 2. Melding hulpvraag
- 1.
Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het College worden
gemeld.
- 2.
Het College bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.
- 3.
In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft
het College na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening
in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.
Artikel 3. Cliëntondersteuning
- 1.
Het College zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op
kostenloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt
uitgangspunt is.
- 2.
Het College wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek,
bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid
gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.
Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan
- 1.
Het College verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2,
eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over
de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een
afspraak voor een gesprek.
- 2.
Voor het gesprek verschaft de cliënt het College alle overige gegevens
en bescheiden die naar het oordeel van het College voor het onderzoek
nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De
cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
- 3.
Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het College in
overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld
in het eerste [en tweede] lid.
- 4.
Het College brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een
persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op
te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de
gelegenheid het plan te overhandigen.
Artikel 5. Gesprek
- 1.
Het College onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene
door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger
en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst
familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
- a.
De behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de
cliënt.
- b.
Het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning.
- c.
De mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of
algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of
zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te
voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen en
opvang.
- d.
De mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen
uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn
zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in
zijn behoefte aan beschermd wonen en opvang.
- e.
De behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de
mantelzorger van de cliënt.
- f.
De mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene
voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in
artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van
maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering
van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of
de mogelijkheden om met gebruikmaking van
een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan
beschermd wonen of opvang.
- g.
De mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen
of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld
in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van
publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk
en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke
ondersteuning.
- h.
De mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken.
- i.
Welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het
bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd
zal zijn.
- j.
De mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb,
waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht
over de gevolgen van die keuze.
- 2.
Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid,
aan het College heeft overhandigd, betrekt het College dat plan bij het
onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
- 3.
Het College informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek,
diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt
toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.
- 4.
Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het College onverminderd het
bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien
van een gesprek.
Artikel 6. Verslag
- 1.
Het College zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het
onderzoek.
- 2.
Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het College aan de cliënt
een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.
- 3.
De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat
een getekend exemplaar binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan de
contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.
- 4.
Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de
reden is waarom hij niet akkoord is.
- 5.
Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een
maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende
verslag.
Artikel 7. Aanvraag
- 1.
Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om
een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het College. Een
aanvraag wordt ingediend door middel van een door het College
vastgesteld aanvraagformulier.
- 2.
Het College kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als
aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.
Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening
- 1.
Het College neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van
een aanvraag om een maatwerkvoorziening.
- 2.
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
- a.
Ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of
participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze
beperkingen naar het oordeel van het College niet op eigen
kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van
andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met
gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of
algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De
maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten
van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage
aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat
wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang
mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven,en
- b.
Ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de
samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale
problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al
dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg
van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar
het oordeel van het College niet op eigen kracht, met
gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere
personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van
algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De
maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten
van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage
aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd
wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de
cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op
eigen kracht te handhaven in de
samenleving.
- 3.
Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot
zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een
maatwerkvoorziening in aanmerking komt als:
- a.
De noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet
vermijdbaar was, en
- b.
De voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt
redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben
getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.
- 4.
Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een
eerder door het College verstrekte voorziening, wordt deze slechts
verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is
afgeschreven,
- a.
Tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als
gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te
rekenen.
- b.
Tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de
veroorzaakte kosten, of
- c.
Als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing
biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke
ondersteuning.
- 5.
Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het College de
goedkoopst adequate voorziening.
Artikel 9. Advisering
Het College kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies
vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om
een maatwerkvoorziening.
Artikel 10. Inhoud beschikking
- 1.
In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in
ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb
wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de
beschikking kan worden gemaakt.
- 2.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de
beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
Welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde
resultaat daarvan is.
- b.
Wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is.
- c.
Hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,
en
- d.
Welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- 3.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb
wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
Voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend.
- b.
Welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb.
- c.
Wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen.
- d.
Wat de ingangsdatum en de duur is van de verstrekking waarvoor
het pgb is bedoeld, en
- e.
De wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- 4.
Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de
beschikking geïnformeerd.
Artikel 11. Regels voor pgb
- 1.
Het College verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van
de wet.
- 2.
Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt
het College geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten
die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft
gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening
noodzakelijk was.
- 3.
Het tarief voor een pgb:
- a.
is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij
het pgb gaat besteden;
- b.
is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te
kopen, en
- c.
bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende
situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura.
- 4.
De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit
verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en
reiskosten.
- 5.
De hoogte van een pgbvoor een zaak wordt bepaald op ten
hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou
hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de
naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de
kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte
termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met
onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe
voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening
houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en
rekening houdend met onderhoud en verzekering.
- 6.
Het College bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden
betreffende het tarief, een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt de
mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en
andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het
sociaal netwerk.
Artikel 12. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en
algemene voorzieningen
- 1.
Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:
- a.
Voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde
cliëntondersteuning, en,
- b.
Voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang hij van de
maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode
waarvoor het pgb wordt verstrekt, overeenkomstig het Besluit
maatschappelijke ondersteuning, en afhankelijk van het inkomen
en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.
- 2.
Voor cliënten met een inkomen tot 110 procent van het geldende sociaal
minimum geldt op de bijdrage voor een algemene voorziening een korting.
Het College bepaalt bij nadere regeling de hoogte van deze korting per
algemene voorziening.
- 3.
De hoogte van de bijdrage voor een algemene voorziening wordt bepaald
aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van deze
voorziening.
- 4.
De kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald:
- a.
- b.
Na een consultatie in de markt, of
- c.
In overleg met de aanbieder.
- 5.
In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet,
worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK
vastgesteld en geïnd.
- 6.
Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een
woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de
bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder
begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders
dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een
cliënt.
Artikel 13. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
- 1.
Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met
betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen,
door:
- a.
Het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van
de cliënt;
- b.
het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;
- c.
erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden
in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in
overeenstemming met de professionele standaard;
- 2.
Het College kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden
gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de
deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.
- 3.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het College toe op de
naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders,
een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met
de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
Artikel 14. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
- 1.
Het College treft een regeling voor het melden van calamiteiten en
geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een
aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.
- 2.
Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich
heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan
de toezichthoudend ambtenaar.
- 3.
De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet
onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het
College over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden
van geweld.
- 4.
Het College kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden
voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een
voorziening.
Artikel 15. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of
terugvordering
- 1.
Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het College op
verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en
omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze
aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld
in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.
- 2.
Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het College een beslissing
als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel
intrekken als het College vaststelt dat:
- a.
De cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de
verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere
beslissing zou hebben geleid.
- b.
De cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is
aangewezen.
- c.
De maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te
achten.
- d.
De cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het
pgb verbonden voorwaarden, of
- e.
De cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een
ander doel gebruikt.
- 3.
Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als
blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend
voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft
plaatsgevonden.
- 4.
Als het College een beslissing op grond van het tweede lid, onder a,
heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige
gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het
College van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking
heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de
ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten
pgb.
- 5.
Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is
ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.
- 6.
Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is
ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.
- 7.
Het College onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde
zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.
Artikel 16. Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Het College bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van
waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.
Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door
derden
- 1.
Het College houdt in het belang van een goede
prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die
het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval
rekening met:
a.De aard en omvang van de te verrichten taken.
- 2.
Een redelijke toeslag voor overheadkosten.Het College houdt in het
belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling
van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige
voorzieningen, in ieder geval rekening met:
- a.
De marktprijs van de voorziening, en
- b.
De eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de
leverancier worden gevraagd, zoals:
1o. Aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening.
2o. Instructie over het gebruik van de voorziening.
3o. Onderhoud van de voorziening, en
4°. Verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. sociaal
wijkteams).
Artikel 18. Klachtenregeling
- 1.
De ‘Verordening gezamenlijke klachtenregeling Haren, Tynaarlo en
Meerschap Paterswolde’ is van toepassing op de afhandeling van klachten
van cliënten die betrekking hebben op de afhandeling van meldingen en
aanvragen als bedoeld in deze verordening.
- 2.
Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten
van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.
- 3.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het College toe op de
naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke
overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks
cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 19. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke
ondersteuning
- 1.
Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van
cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de
gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.
- 2.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het College toe op de
naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door
periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks
cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 20. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
- 1.
Het College betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder
geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het
beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de
krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking
tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
- 2.
Het College stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen
voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen,
advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en
beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en
voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen
vervullen.
- 3.
Het College zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek
overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat
zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg
benodigde informatie en ondersteuning.
- 4.
Het College stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en
derde lid.
Artikel 21. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
- 1.
De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente
Tynaarlo 2010 (Vvmo) wordt ingetrokken.
- 2.
Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van
de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente
Tynaarlo 2010 (Vvmo), totdat het College een nieuw besluit heeft genomen
waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt
ingetrokken.
- 3.
Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening voorzieningen
maatschappelijke ondersteuning gemeente Tynaarlo 2010 (Vvmo) en waarop
nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening,
worden afgehandeld krachtens deze verordening.
- 4.
Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening
voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Tynaarlo 2010
(Vvmo), wordt beslist met inachtneming van die verordening.
Artikel 22. Hardheidsclausule
Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken
van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening
tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 23. Gevallen waarin niet is voorzien
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze
verordening niet voorziet, beslist het College.
Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke
ondersteuning gemeente Tynaarlo 2015.