Organisatie | Mill en Sint Hubert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015 |
Citeertitel | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Geen |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-04-2015 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 12-03-2015 | Onbekend |
De raad van de gemeente Mill en Sint Hubert
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 februari 2015
gezien het advies van de Wmo/WWB-Burgerparticipatieraad gemeente Mill en Sint Hubert d.d. 5 januari 2015
gezien het advies van de raadscommissie 12 februari 2015
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de Participatiewet;
overwegende dat het noodzakelijk is om de wijze van verrekening van de bestuurlijke boete bij recidive bij verordening te regelen;
VERORDENING VERREKENING BESTUURLIJKE BOETE BIJ RECIDIVE 2015
HOOFDSTUK 2 BESCHERMING BESLAGVRIJE VOET BIJ VERREKENING WEGENS RECIDIVE
Artikel 3. Verrekenen bij geen of onvoldoende bezit
Indien het bezit van een belanghebbende niet ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekenen burgemeester en wethouders de recidiveboete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.
Artikel 4. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet
In afwijking van de artikelen 2 en 3 kunnen burgemeester en wethouders de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien:
Artikel 5. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes
De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Participatiewet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.
Het bestuur stelt jaarlijks doelen, activiteiten en instrumenten vast om misbruik te voorkomen en hoe aan de eisen van rechtmatigheid wordt voldaan, op het voorkomen van fraude (de visie op handhaving) en op welke wijze de gemeente frauduleus gedrag opspoort.
Artikel 8b Participatiewet luidt: “De gemeenteraad stelt in het kader van het financiële beheer bij verordening regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand/uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet”. In de aangescherpte WWB 2013 (met inbegrip van de Bbz 2004) was deze verordeningsplicht onverkort opgenomen om in navolging van het standpunt van de regering het handhaven van verplichtingen nadrukkelijker uit te voeren. Deze regels gelden ook voor de toepassing van de IOAW en de IOAZ. De aanscherping van handhaving wordt als uitgangspunt in de Participatiewet ongewijzigd voortgezet.
In de opdracht aan de gemeente ligt een duidelijke relatie met de Wet huisbezoeken, de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving, de beleidsregels bestuurlijke boete, de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive, de Afstemmingsverordening en met de beleidsregels rond terugvordering en het debiteurenbeleid.
In deze Handhavingsverordening ligt de nadruk veel meer op het voorkomen van fraude (de visie op handhaving) en op welke wijze de gemeente frauduleus gedrag opspoort.
Deze verordening gaat uit van handhaving gebaseerd op het concept Hoogwaardige Handhaving, dat is geïntegreerd in alle werkprocessen. Hoogwaardig handhaven kent vier samenhangende beleidslijnen die de kern vormen van het handhavingsbeleid:
In de begripsomschrijving is de afbakening van de verordening af te lezen.
Artikel 2 Concept Hoogwaardig Handhaven
Deze bepaling regelt dat het college activiteiten gericht op handhaving vaststelt, met als uitgangspunt het concept Hoogwaardig Handhaven. Deze benadering is in 2005 door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangeboden en financieel gestimuleerd. Instrumenten die inhoud geven aan Hoogwaardig handhaven en die vorm krijgen in de activiteiten gericht op handhaving zijn:
Bestandsvergelijkingen: databases van publiekrechtelijke organisaties of die met een publiekrechtelijke taak. Een koppeling van het cliëntenbestand is er o.a. met die van het Inlichtingenbureau. Hierdoor is maandelijks te zien welke belanghebbenden inkomsten hebben waarover belasting wordt geheven. Witte fraude wordt hiermee zeer snel ontdekt en grotendeels voorkomen. Ook worden gegevens beschikbaar gesteld van UWV WERK-bedrijf, andere gemeenten, zorgverzekeraars en DUO (studiefinanciering).
Artikel 3 Controlemiddelen, validering en controle van gegevens
In deze bepaling wordt de methodiek van de controle op fraude geregeld. Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële belanghebbende een beroep doet op uitkering. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat belanghebbenden ten onrechte in de uitkering komen. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over hoe de gemeente handhaaft. Verder bepaalt dit artikel de wijze waarop fraude wordt bestreden tijdens de uitkeringsperiode. Middelen die hiervoor worden ingezet, zijn de bestandkoppelingen met bijvoorbeeld het Inlichtingenbureau. Ook worden bij de bestrijding risicoprofielen ingezet. Aan de hand hiervan kan beter worden ingeschat of een belanghebbende fraudegevoelig is. Zodoende kunnen voor de koppeling belanghebbenden worden geselecteerd die passen binnen een risicoprofiel.
Artikel 4 Nadere regels bestuurlijke boete, terugvorderen en verhalen van kosten van uitkering
Er ligt een duidelijke relatie met de beleidsregels bestuurlijke boete, de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive, de Afstemmingsverordening en met de beleidsregels rond terugvordering en het debiteurenbeleid. In deze Handhavingsverordening ligt de nadruk op het voorkomen van fraude (de visie op handhaving) en op welke wijze de gemeente frauduleus gedrag opspoort.
Artikel 5. Bijzondere situaties
In de verordening zijn de hoofdlijnen voor de handhaving vastgelegd. Er kunnen zich echter concrete gevallen voordoen waarin de verordening niet voorziet. Dit artikel bepaalt dat het college in dergelijke situaties beslist in afwijking van de verordening.
Dit past bij de individualiseringsgedachte van de Participatiewet. Redelijkheid is hierbij het uitgangspunt. Bij de besluitvorming wordt in de geest van de wet en de verordening gehandeld.