Organisatie | Dordrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Dordrecht |
Citeertitel | Verordening algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dordrecht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-06-2015 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 16-06-2015 | MO/1371039 |
De RAAD van de gemeente Dordrecht;
gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 10 maart 2015, kenmerk MO/1371039;
gelet op artikel 149 Gemeentewet en de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.6 en 2.6.6 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
Verordening algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Dordrecht
HOOFDSTUK 2 ALGEMENE VOORZIENINGEN
Het college bevordert en treft de algemene voorzieningen die naar zijn oordeel bijdragen aan:
HOOFDSTUK 6 BURGER- EN CLIËNTENPARTICIPATIE
Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende algemene voorzieningen, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voorhet beleid betreffende algemene voorzieningen te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende algemene voorzieningen en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 juni 2015.
De griffier, De voorzitter,
M. van Hall A.A.M. Brok
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Dit artikel bevat de begripsomschrijvingen. Daarbij is ervoor gekozen om de wettelijke begripsbepalingen niet over te nemen.
Dit artikel regelt de reikwijdte van deze verordening. Deze verordening heeft alleen betrekking op de algemene voorzieningen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie en de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers. De algemene voorzieningen met betrekking tot maatschappelijke zorg (opvang + beschermd wonen) worden in een aparte verordening van de centrumgemeente Dordrecht geregeld. De regels over maatwerkvoorzieningen zijn neergelegd in een verordening op Drechtstedenniveau.
Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen
In dit artikel wordt de wettelijke verplichting van het college om algemene voorzieningen te bevorderen en te treffen geconcretiseerd met inachtneming van de reikwijdte van deze verordening. Daarbij is aangegeven dat het college naar eigen oordeel kan bepalen welke algemene voorzieningen het bevordert en treft, waaronder in ieder geval cliëntondersteuning.
Artikel 2.2 Cliëntondersteuning
Dit artikel is een beschrijving van de wettelijke verplichting van het college in artikel 2.2.4, eerste lid, onder a, en tweede lid, van de wet.
Artikel 2.3 Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.6 van de wet. Hierin is opgenomen dat bij verordening wordt bepaald op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.
Artikel 2.1.6 stelt dat het moet gaan om mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Artikel 1.1.1 van de wet definieert een cliënt als een persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening, maatwerkvoorziening of pgb, of door of namens wie een melding is gedaan. Het gaat dus ook om mantelzorgers van cliënten die een hulpvraag hebben aangemeld, ook al is daar geen voorziening op basis van deze wet uitgekomen. Voorts is de woonplaats van de cliënt bepalend, zodat het dus ook mantelzorgers kan betreffen die in andere gemeenten wonen.
Hoofdstuk 3 Bijdrage in de kosten
Dit artikel bepaalt dat voor algemene voorzieningen geen bijdrage wordt gevraagd.
Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.3 lid 2 onder c van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.
De regering legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van voorzieningen bij de gemeente en de aanbieder. Het is aan de gemeente om in de verordening te bepalen welke kwaliteitseisen worden gesteld aan aanbieders van voorzieningen. Die eisen zullen ook betrekking kunnen hebben op de deskundigheid van het in te schakelen personeel. De regering benadrukt in de memorie van toelichting op artikel 2.1.3 lid 2 onder c van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) dat de kwaliteitseisen die zijn vervat in de artikelen 3.1 en verder van de wet en die zich rechtstreeks tot aanbieders richten, daarbij uitgangspunt zijn. De eis dat een voorziening van goede kwaliteit wordt verleend, biedt veel ruimte voor de gemeenten om in overleg met organisaties van cliënten en aanbieders te werken aan kwaliteitsstandaarden voor de ondersteuning. In het eerste lid zijn een aantal voor de hand liggende kwaliteitseisen uitgewerkt.
Artikel 4.2 Prijs-kwaliteitverhouding
Het college kan de uitvoering van de wet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de cliënt, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.6.4 van de wet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van een voorziening gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.6.6 lid 1 van de wet). Daarbij dient in ieder geval rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden. Om te voorkomen dat alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening dient te houden. Hiermee wordt bereikt dat een beter beeld ontstaat van reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden.
Hoofdstuk 5 Klachtenafhandeling en medezeggenschap
Artikel 5.1 Regeling voor klachtenafhandeling
Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 2.1.3 lid 2 onder e van de wet. Het college moet ervoor zorgen dat de aanbieder, indien het college dat noodzakelijk vindt, over een klachtenregeling beschikt. In dat geval ziet het college ook toe op de naleving ervan.
Artikel 5.2 Regeling voor medezeggenschap
Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 2.1.3 lid 2 onder f van de wet. Het college moet ervoor zorgen dat de aanbieder, indien het college dat noodzakelijk vindt, over een regeling voor medezeggenschap beschikt. In dat geval ziet het college ook toe op de naleving ervan.
Hoofdstuk 6 Burger- en cliëntenparticipatie
Artikel 6.1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Deze bepaling geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, derde lid, van de wet, dat bepaalt dat een aantal onderwerpen ten aanzien van de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken, in de verordening moeten worden geregeld.
In het eerste lid is verwezen naar de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening. Op deze manier wordt gewaarborgd dat er eenzelfde inspraakprocedure geldt voor het Wmo 2015-beleid als op andere terreinen. De inspraak geldt voor alle ingezetenen. Dit is uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever, omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning. Met het vierde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven.
Dit artikel regelt dat de verordening op 1 januari 2015 in werking treedt. Er is geen overgangsrecht opgenomen ten aanzien van algemene voorzieningen, met name omdat voor algemene voorzieningen geen bijdrage wordt gevraagd. Voor de klanten die nu al een algemene voorziening hebben, verandert er daarom weinig. Bovendien is voor de algemene voorzieningen onder de Wmo 2007 geen beschikking afgegeven.