Organisatie | Asten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Inrittenbeleid 2015 gemeente Asten |
Citeertitel | Inrittenbeleid 2015 gemeente Asten |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Externe bijlagen | Afkortingen en begrippenlijst Tekeningen en foto |
Bijlagen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2015 | Nieuwe regeling | 19-05-2015 | B&W AST/2014/007863 |
Een uitweg, ook wel uitrit, inrit of oprit genoemd, is een aansluiting vanuit een perceel op de openbare weg. Voor de leesbaarheid noemen we deze termen in de rest van dit voorstel een ‘inrit’. In deze notitie worden enkel inritten naar ‘bestemmingen’ (bijvoorbeeld woningen, bedrijven) behandeld.
In de gemeente Asten is het verboden zonder vergunning een inrit te maken of te veranderen. Op grond van de Wabo in combinatie met de APV, kan hiervoor een omgevingsvergunning worden aangevraagd. In de APV zijn voor deze vergunning diverse weigeringsgronden opgenomen. Bovendien kan de gemeente, ter bescherming van het belang waarvoor de vergunning is vereist, voorschriften en beperkingen verbinden aan de vergunning. Er bestaat binnen de gemeente behoefte aan een kader op basis waarvan vergunningsaanvragen voor inritten worden getoetst. Dit beleids- en toetsingskader is in dit document vastgelegd. Dit beleid bevordert eenduidige besluitvorming (consistentie) en biedt de aanvrager vooraf inzicht in de toetsingscriteria (transparantie).
De doelstelling van onderhavig beleid is een helder en formeel kader te scheppen, waarin onder andere de voorwaarden en het beheer en onderhoud met betrekking tot de aanleg van inritten zijn vastgelegd.
Hoofdstuk 2 gaat in op het wettelijk kader voor het inrittenbeleid. In hoofdstuk 3 is het beleid nader geformuleerd. Hoofdstuk 4 beschrijft de uitvoeringsaspecten en tenslotte in hoofdstuk 5 zijn de overgangs- en slotbepalingen opgenomen.
Met betrekking tot het maken of veranderen van een inrit is diverse wet- en regelgeving van belang. Hieronder wordt kort op deze wet- en regelgeving ingegaan.
In de Wabo is in artikel 2.2 lid 1 sub e het volgende opgenomen:
“Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
e.een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen.
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.”
Op grond van artikel 14 van de Wegenwet moet de eigenaar van een weg het uitwegen hierop in beginsel gedogen. Ten einde de bruikbaarheid van de weg te waarborgen is het toegestaan een vergunning te eisen en via voorschriften de wijze waarop wordt aangesloten te regelen. Deze regeling is opgenomen in de APV artikel 2:12. “Maken en veranderen van een uitweg” en daarmee de wettelijke basis voor dit inrittenbeleid.
In de APV wordt in artikel 2:12 lid 1 bepaald dat het verboden is om zonder (omgevings)vergunning van het college van burgemeester en wethouders een inrit naar de openbare weg te maken dan wel deze te veranderen. In artikel 2:12 lid 2 staan criteria waarop een vergunning kan worden geweigerd.
Artikel 2:12 Maken en veranderen van een uitweg luidt als volgt:
Aanvragen worden altijd getoetst aan het geldende bestemmingsplan. In sommige bestemmingsplannen zijn voorwaarden opgenomen voor een inrit.
Voor iedere inrit, binnen of buiten de bebouwde kom, moet een vergunning worden aangevraagd. Iedere aanvraag voor een inritvergunning wordt getoetst aan de weigeringsgronden van de APV. Dit hoofdstuk beschrijft de uitleg die het college van burgemeester en wethouders aan deze weigeringsgronden geeft. Bij iedere aanvraag wordt een belangenafweging gemaakt waarbij onderstaande bepalingen worden meegenomen. Afwijking van de beleidsregels is altijd mogelijk op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht.
Dit criterium heeft betrekking op de functie die de betrokken weg heeft, de inrichting van de weg en de gevolgen die de inrit kan hebben op de functie van de weg.
Een inrit wordt geweigerd indien:
de inrit tot gevolg heeft dat straatmeubilair of een nutsvoorziening en/of ander obstakel dienen te worden verplaatst, terwijl er in de nabije omgeving geen geschikte alternatieve locatie voor genoemde objecten voorhanden is en/of er geen overeenstemming tot verplaatsing van het obstakel is met de eigenaar.
Een inrit wordt geweigerd indien de inrit komt te liggen:
Een inrit van een woning wordt geweigerd indien:
Ad 1) Voor een inrit naar een landbouwperceel gelden dezelfde regels als voor een enkele particuliere inrit buiten de bebouwde kom.
Een inrit van een bedrijf wordt geweigerd indien:
o Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van minder dan 32 meter wordt maximaal 1 inrit toegestaan. Twee inritten, welke samen een maximale breedte van 8 hebben wordt toegestaan, indien dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is. Er moet dan minimaal 8 meter tussen beide inritten aanwezig zijn en de kavelbreedte van het perceel bedraagt tenminste 16 meter.
o Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van meer dan 32 meter worden maximaal 2 inritten toegestaan, mits er minimaal 8 meter tussen beide inritten aanwezig is.
o Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van meer dan 64 meter zijn maximaal 3 inritten toegestaan, mits er minimaal 8 meter tussen elke inrit aanwezig is.
Ad 1) Er geldt dat buiten de bedrijventerreinen alleen inritten voor bedrijven worden aangelegd als de vestiging van het bedrijf is toegestaan binnen het vigerende bestemmingsplan en de parkeerdruk op straat hiermee wordt verlicht.
Ad 2) Bij inritten buiten bedrijventerreinen wordt een onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde aan-huis gebonden beroepen en de overige bedrijven. Voor aan-huis gebonden beroepen gelden dezelfde regels als voor een woning.
Een inrit wordt geweigerd indien:
Tenzij het voor de punten b t/m e een eerste inrit betreft en geen alternatief voorhanden is. Er worden dan voorwaarden opgenomen in de vergunning, bijvoorbeeld een smallere inrit of een inrit met technische aanpassingen. Een tweede inrit wordt op deze gronden geweigerd.
Bij het aanleggen van inritten hanteert de gemeente een aantal algemene en specifieke uitgangspunten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in inritten binnen de bebouwde kom onderverdeeld naar particulier, nieuwbouw en bedrijfsmatig en inritten buiten de bebouwde kom.
Algemene uitgangspunten bij de aanleg van inritten:
o er sprake is van een reconstructie of (her)inrichting of
o er sprake is van een nieuwbouwlocatie waarbij de fase woonrijp maken nog niet is afgerond;
Voor inritten binnen de bebouwde kom gelden een aantal specifieke uitgangspunten, onderverdeeld in particulier, nieuwbouw en bedrijfsmatig.
-De aanleg van een inrit op gemeentegrond wordt door of namens de gemeente uitgevoerd, in verband met uniformiteit en aansprakelijkheid. Er mag dus niet zelf overgegaan worden tot het aanleggen van een inrit.
-De constructie wordt bepaald door de gemeente en bestaat in principe uit:
o Inritblokken (hoekstukken) met tussenliggende betonstraatstenen.
Voor de standaard inritconstructies zie bijlage 3.
Particuliere inritten op nieuwbouwlocaties:
Afmetingen inritbreedte enkele particuliere inrit
Breedte inrit op eigen terrein Maxi. breedte openbaar gebied
Afmetingen inritbreedte dubbele particuliere inrit
Breedte inrit op eigen terrein Max. breedte openbaar gebied
Afmetingen inritbreedte dubbele particuliere inrit t.b.v. twee woningen
Breedte inrit op eigen terrein Max. breedte openbaar gebied (twee woningen)
Kavelbreedte bedrijvenperceel Max. breedte /max aantal
< 32,0 meter 4,0 meter/2 stuks*
32,0 -64,0 meter 8,0 meter/2 stuks
> 64,0 meter 8,0 meter/3 stuks
* Indien het één in- en één uitrit (beide éénrichting) betreft. In de uitvoering dient echter duidelijk naar voren te komen dat het twee aparte inritten zijn. De maximale breedte is 8 meter voor beide inritten samen.
De constructie wordt bepaald door de gemeente en bestaat in principe uit:
o Grijze betonklinkers of het aanwezige type bestrating;
o Zware opsluitbanden of trottoirbanden gesteld in betonspecie;
Voor inritten buiten de bebouwde kom/inritten naar landbouwpercelen gelden een aantal specifieke uitgangspunten:
Voor inritten buiten de bebouwde kom geldt dat de aanvrager de inrit zelf mag (laten) aanleggen voor eigen rekening. Hier zijn voorwaarden aan verbonden. Als er gegraven wordt moet er een KLIC melding gedaan worden. De KLIC melding kan worden gedaan via www. Kadaster.nl/klic. Voor vragen is het Kadaster telefonisch bereikbaar op telefoonnummer 0800-0080;
o Grijze betonklinkers of het aanwezige type bestrating;
o Zware opsluitbanden of trottoirbanden gesteld in betonspecie;
o Er mag geen gesloten verharding (asfalt en of beton) worden aangebracht.
Ingeval de inrit over een sloot/watergang gaat, dient er tevens een dam met duiker (of een brug) aangelegd te worden. Het kan zijn dat hiervoor een watervergunning aangevraagd moet worden of een melding gedaan moet worden bij waterschap Aa en Maas op basis van de Keur. Informatie hierover is te vinden op www.aaenmaas.nl of www.brabantkeur.nl. Ook kan het zijn dat u toestemming dient te krijgen van de gemeente als eigenaar/aangelande van de sloot/watergang.
Deze beleidsregels worden bekendgemaakt in het elektronisch gemeenteblad en treden in werking op 1 juni 2015.
Vergunningen verleend op basis van de APV juncto Wabo genomen vóór inwerkingtreding van deze beleidsregels gelden als vergunningen verleend krachtens deze beleidsregels. Ook wanneer een eerder toegestane inrit, in strijd is met het nieuwe beleid, is het nieuwe beleid niet van toepassing.