Organisatie | Nunspeet |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels terugvordering en verhaal participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Nunspeet 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, IOAW en IOAZ |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Terugvordering en verhaal |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2015 | nieuwe regeling | 12-05-2015 | A.0013078 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Nunspeet 2015
Het college van de gemeente Nunspeet;
gelet op de artikelen 54, 58, 59, 60 en 61 van de Participatiewet, de artikelen 17, 25, 26 en 28 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 17, 25, 26 en 28 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);
overwegende dat het college gebruik wil maken van de bevoegdheden om een toekenningsbesluit op te schorten, te herzien of in te trekken, een ten onrechte verleende uitkering terug te vorderen en om verleende bijstand te verhalen;
vast te stellen deBeleidsregels terugvordering en Verhaal Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Nunspeet 2015
Hoofdstuk 2. Opschorting, herziening en intrekking
Artikel 2. Invulling wettelijke bevoegdheden
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het opschorten, herzien of intrekken van het recht op bijstand zoals neergelegd in artikel 54 van de Participatiewet, artikel 17 van de IOAW en artikel 17 van de IOAZ.
Artikel 4. Terugvordering en terugvordering van gezinsleden
Onverminderd de in de wet opgenomen plicht tot terugvordering, maakt het college ten volle gebruik van de bevoegdheid tot terugvordering zoals deze haar op grond van artikel 58 en 59 van de Participatiewet, artikel 25 en 26 van de IOAW en artikel 25 en 26 van de IOAZ toekomt.
Artikel 5. Invordering bij dwangbevel
Het college maakt ten volle gebruik van de bevoegdheid tot invordering bij dwangbevel zoals deze haar op grond van artikel 60 Participatiewet, artikel 28 IOAW en artikel 28 IOAZ toekomt.
Hoofdstuk 4. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
Artikel 8. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
Het college besluit tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde uitkering als:
Artikel 9. Inwerkingtreding van het besluit tot kwijtschelding wegens
Het besluit tot het geheel of gedeeltelijk kwijtschelden van de teruggevorderde uitkering treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.
Hoofdstuk 5. Kwijtschelding na voldoen van de betalingsverplichting
Artikel 12. Voorwaarden voor kwijtschelding van verwijtbare vorderingen
Voor vorderingen die het gevolg zijn van verwijtbare gedragingen en voor vorderingen in verband met het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 17, eerste lid, Participatiewet, artikel 13, eerste lid, IOAW/IOAZ, of artikel 30c, tweede en derde lid, Wet SUWI, kan het college besluiten tot kwijtschelding van de openstaande vordering, als de belanghebbende:
Hoofdstuk 6. Invordering van teruggevorderde uitkering
Artikel 14. Wijze van invordering
vermogen waaruit de ten onrechte ontvangen uitkering geheel of gedeeltelijk kan worden voldaan, wordt dat vermogen aangewend om de vordering, zoveel als mogelijk, ineens en terstond af te lossen.
Artikel 15. Hoogte aflossingsbedrag bij minnelijke betalingsregeling
De belanghebbende moet het bedrag binnen de gestelde termijn voldoen, maar als dit niet mogelijk is kan het college de aflossing als volgt bepalen:
Artikel 16. Brutering uitkering
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om op grond van artikel 58, vijfde lid Participatiewet en artikel 25, vijfde lid, IOAW/IOAZ de uitkering bruto terug te vorderen, in de volgende situaties:
Artikel 18. Uitvoering invordering bij niet nakomen betalingsverplichting
Als de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van:
a.verrekening met de maandelijks verleende bijstand of uitkering, op grond van artikel
48, vijfde lid, en artikel 60, derde lid, van de participatiewet, artikel 28, tweede lid en derde lid, van de IOAW, artikel 28, tweede en derde lid, van de IOAZ, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid;
b.een executoriaal beslag in de zin van artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke
c.beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke
d.een conservatoir beslag in de zin van het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.
Artikel 20. Verplichting tot instellen alimentatievordering
Het college maakt op grond van artikel 55 van de Participatiewet gebruik van de bevoegdheid om verplichtingen op te leggen in verband met het verkrijgen van alimentatie (voor de belanghebbende zelf en voor diens kinderen), die leiden tot vermindering of beëindiging van de bijstand.
De laatste beleidsregels terugvordering dateren uit 2010. Sindsdien is er het één en ander veranderd in de sociale wetgeving. De Wet investeren in jongeren (WIJ) is buiten werking getreden, de Wet werk en bijstand (WWB) is eerst gewijzigd en met de drie transities is de WWB daarna vervangen door de Participatiewet. Daarnaast heeft de CRvB meerdere keren uitgesproken dat er dient te worden afgezien van bevoegdheid tot brutering van de terugvordering volgens artikel 58, lid 5 Participatiewet (ophoging van de netto terugvordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen) als sprake is van een terugvordering die is ontstaan buiten toedoen van belanghebbende en hem niet verweten kan worden dat de betaling van de schuld niet al voldaan is in het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft (CRvB 24 juli 2007, LJN; BB0561.
In principe moet elke euro aan bijstand die onterecht is verstrekt teruggevorderd worden. Het gaat dan niet alleen om fraude maar ook om omstandigheden waarbij belanghebbende niets te verwijten valt, bijvoorbeeld het later ontvangen van een erfenis of inkomen. Zolang iemand in de uitkering zit wordt teveel ontvangen bijstand altijd teruggevorderd. Dit vergt nauwelijks extra inzet omdat dit bijna altijd via verrekening op de lopende uitkering kan. Is de uitkering echter beëindigd en er blijkt achteraf toch teveel bijstand te zijn verstrekt dan kan het college besluiten om uit kosten/batenoverwegingen niet tot terugvordering over te gaan als het terugvorderingsbedrag niet hoger is dan € 50,-. Dit bedrag is ongeveer gelijk als de Belastingdienst hanteert bij de aanslag van de inkomstenbelasting.
Fraude mag niet lonen, daarom wordt bij fraude de uitkering altijd herzien en terug gevorderd en daarnaast wordt er een boete opgelegd. In deze beleidsregels is echter wel de mogelijkheid opgenomen om fraudeschulden na tien jaar toch kwijt te schelden. Niet dat wij hiermee de fraude willen belonen maar om belanghebbende na zeer lange tijd toch de mogelijkheid te geven een schone lei te beginnen en fraude met uitkeringen verhoudingsgewijs al veel zwaarder bestraft wordt dan andere fraude. Omdat er wettelijk geen kwijtschelding mogelijk is voor boetes zullen belanghebbenden die gefraudeerd hebben met een inkomen rond het minimum er lang over doen om hun fraudeschuld en boete af te lossen. Al die tijd moet men het doen met een inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet. Om toch enig perspectief te hebben is daarom deze kwijtschelding geregeld. Hier mag echter niet lichtvaardig mee omgegaan worden. Een belanghebbende moet altijd aan zijn betalingsverplichtingen hebben voldaan, het mag niet lonen als iemand niet meewerkt aan zijn betalingsverplichtingen. Er mag ook niet te snel aannemelijk worden geacht dat iemand nooit geen betalingen zal gaan verrichten. In het terugvorderingsbeleid blijft het daarom van belang dat de gemeente volop gebruik maakt van haar invorderingsmogelijkheden zodat zoveel mogelijk terugvorderingen ook ingevorderd worden.
De gemeente maakt zoveel mogelijk gebruik van artikel 55 van de Participatiewet waarin het een belanghebbende de verplichting op kan leggen zelf een vordering tot alimentatie in te stellen. Deze keuze is bewust gemaakt omdat van een belanghebbende allereerst zelf verwacht mag worden dat deze er alles aan doet om de behoefte aan bijstand te verminderen.