Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordoostpolder

Beleidsregel verlagingen algemene bijstand Participatiewet

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordoostpolder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel verlagingen algemene bijstand Participatiewet
CiteertitelBeleidsregel verlagingen algemene bijstand Participatiewet
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 01-01-2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet, art. 18, lid 1
  2. Participatiewet, art. 27
  3. Participatiewet, art. 28

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-04-201501-01-2015nieuwe regeling

02-12-2014

Elektronisch Gemeenteblad, 2015, 31611

282669

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel verlagingen algemene bijstand Participatiewet

Het college van burgemeester en wethouders,

overwegende dat het wenselijk is een beleidsregel vast te stellen voor de wijze waarop de gemeente omgaat met de mogelijkheden van de Participatiewet om de algemene bijstand lager of hoger vast te stellen

gelet op de artikelen 18, eerste lid, 27 en 28 van de Participatiewet,

besluit vast te stellen:

 

Beleidsregel verlagingen algemene bijstand Participatiewet

Artikel 1. Geen woonlasten

Artikel 27 van de Participatiewet luidt:

“Het college kan de norm, bedoeld in de artikelen 20 en 21, lager vaststellen voor zover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.”

 

I.Ter uitvoering van deze bepaling stelt het college de bijstandsnorm lager vast, indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning waaraan voor de betrokkene geen kosten zijn verbonden, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.

 

II. De verlaging als bedoeld in onderdeel I. bedraagt 18% van het netto minimumloon.

Artikel 2. Schoolverlaters

Artikel 28 van de Participatiewet luidt:

“Het college kan voor de belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding, de norm gedurende zes maanden na het tijdstip van die beëindiging lager vaststellen, indien voor het onderwijs of de beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.”

Het college maakt geen gebruik van deze mogelijkheid.

Artikel 3. Indiviuele omstandigheden

Artikel 18, eerste lid van de Participatiewet luidt:

“Het college stemt de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Onder belanghebbende wordt mede het gezin verstaan.”

Het college kan ter uitvoering van deze bepaling, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, de bijstand alsnog hoger of lager vaststellen dan het op grond van de Participatiewet en de artikelen I en II van deze beleidsregel zou doen.

Artikel 4.

De beleidsregel kan worden aangehaald als Beleidsregel verlagingen algemene bijstand Participatiewet en treedt in werking op 1 januari 2015

Aldus vastgesteld

Emmeloord, 2 december 2014

Burgemeester en wethouders

 

De secretaris, De burgemeester

Toelichting

Ten gevolge van de Wet maatregelen WWB zijn gemeentelijk toeslagen in en verlagingen in de Participatiewet bijna allemaal vervangen door de wettelijke regels, waaronder de kostendelersnorm. Daarmee is ook de opdracht, van voorheen artikel 30 WWB, voor de gemeenteraad om deze toeslagen en verlagingen in een verordening vast te leggen verdwenen. Er resten nog twee verlagingsbepalingen en de algemene individualiseringsbepaling van artikel 18, eerste lid van de Participatiewet. In deze beleidsregel staat hoe het college hiermee om gaat. Daarbij is inhoudelijk aangesloten bij hetgeen stond in de Toeslagenverordening Wwb Noordoostpolder 2012.

 

Artikel 1.

Het college verlaagt de norm (verder) op grond van artikel 27 Wwb als de uitkeringsgerechtigde lagere kosten van bestaan heeft door zijn woonsituatie. De bijstandsuitkering dient voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. De kosten van het wonen maken daar deel van uit. Indien betrokkene geen woonkosten heeft, wordt de uitkering verlaagd. Hiervan kan sprake zijn bij het bewonen van een woning waaraan geen woonlasten zijn verbonden, bijvoorbeeld in geval van krakers. Hiervan is ook sprake als een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige of ex-partner, de woonlasten van de woning betaalt. Het financiële voordeel van het niet verschuldigd zijn van woonkosten rechtvaardigt een lager bedrag aan bijstand.

Als aan een door de uitkeringsgerechtigde bewoonde woning geen woonkosten voor de uitkeringsgerechtigde zijn verbonden of als er in het geheel geen woning wordt bewoond, verlaagt het college de norm met 18% van het netto minimumloon.

 

Artikel 2.

Er wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om verlaging in verband met het recentelijk beëindigen van een studie toe te passen vanwege de volgende redenen:

  • Verlaging van de norm wegens schoolverlating leidt niet alleen tot ingewikkelde en ondoorzichtige regelgeving, het leidt ook tot rechtsongelijkheid ten opzichte van bijstandsgerechtigden die niet studeren in de periode voorafgaande aan de bijstandsperiode;

  • Een cliënt met een bijstandsuitkering moet in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan voorzien. Niet duidelijk is waarom de kosten van het bestaan gedurende het eerste halfjaar na het beëindigen van een studie of opleiding lager zouden zijn;

  • Het aantal schoolverlaters in de gemeente Noordoostpolder op het totale cliëntenbestand is dusdanig klein, dat de uitvoering van deze verlagingsmogelijkheid meer kost dan het de gemeente oplevert.

 

Artikel 3.

In niet geregelde gevallen of uitzonderlijke situaties geldt het individualiseringsbeginsel. Het college kan de bijstand op grond van artikel 18 lid 1 Participatiewet afwijkend vast stellen. Dat kan zowel leiden tot een hogere als tot een lagere uitkering. Een en ander zal zeer goed gemotiveerd moeten worden, zeker als het leidt tot een lager recht op bijstand.

 

Artikelen 4 en 5 behoeven geen nadere toelichting.