Organisatie | Bodegraven-Reeuwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening cameratoezicht gemeente Bodegraven-Reeuwijk |
Citeertitel | Verordening cameratoezicht gemeente Bodegraven-Reeuwijk |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | cameratoezicht |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-06-2015 | Nieuwe regeling | 27-05-2015 Gemeenteblad 2015, Nr. 54011 (17-06-2015) | Z-14-29918 |
Artikel 2 Bevoegdheid plaatsen camera’s
De burgemeester heeft de bevoegdheid om, indien en voor zover dat in het belang van de handhaving van de openbare orde en onder de in artikel 3 van deze verordening genoemde voorwaarden, noodzakelijk is, te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een maximale periode van vijf jaar ten behoeve van toezicht op een openbare plaats. Het cameratoezicht kan vervolgens telkens met eenzelfde periode worden verlengd.
De gegevens, als bedoeld in artikel 151c lid 6 Gemeentewet, kunnen met inachtneming van de Wet politiegegevens worden verstrektten behoeve van de opsporing van een gepleegd strafbaar feit.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 27 mei 2015.
De griffier,
Drs. J.H. Rijs
De voorzitter,
Mr. C. van der Kamp
Artikel 151c Gemeentewet heeft betrekking op het langdurig plaatsen van vaste camera’s op openbare plaatsen voor de handhaving van de openbare orde. Met het begrip vast wordt bedoeld dat de camera’s nagelvast zijn bevestigd. Dit bevestigen gebeurt veelal door montage aan gevels of dakranden van gebouwen of op daarvoor geplaatste palen. Met het begrip vast wordt niet bedoeld dat camera’s een vast ingekaderd beeld weergeven. Het gebruik van de camera’s kan dynamisch zijn, dat wil zeggen dat de observatiehoek en de grootte van de observatiehoek op afstand kan worden ingesteld (pendelen/in- en uitzoomen). Evenmin is er een beperking voor interactieve toepassingen, zoals het gebruik van noodknoppen en de mogelijkheid om vanuit de centrale burgers op hun gedrag toe te spreken. De wetgever heeft dit onderwerp uitputtend bij formele wet geregeld: uitsluitend op de wijze omschreven in artikel 151c Gemeentewet kan besloten worden tot langdurige plaatsing van vaste camera’s ten behoeve van de handhaving van de openbare orde.
Deze verordening zal meegaan in de wijziging van artikel 151c Gemeentewet betreffende de mogelijkheid om mobiel cameratoezicht toe te staan. Naast het plaatsen van vaste camera’s, zal met ingang van de wijziging van artikel 151c Gemeentewet, tevens de mogelijkheid bestaan om mobiel cameratoezicht op grond van deze verordening toe te passen.
In de Wet openbare manifestaties wordt onder openbare plaats verstaan een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek, niet inbegrepen een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet.
Bij verordening aan te wijzen plaatsen
De gemeenteraad heeft op grond van artikel 151c, eerste lid, van de Gemeentewet de bevoegdheid om ook andere plaatsen, die zonder enige vorm van beperking publiek toegankelijk zijn, aan te wijzen als openbare plaats en zo onder de reikwijdte van de wet te brengen. Het gaat dan om plaatsen, zoals parkeerterreinen, die vanwege het doelgebonden verblijf niet onder de definitie vallen van openbare plaats uit de Wet openbare manifestaties. De wetgever heeft hiermee beoogd dat gemeenten snel kunnen inspelen op gebleken lokale behoeften. Het uitgangspunt blijft te allen tijde dat het cameratoezicht noodzakelijk moet zijn met het oog op de handhaving van de openbare orde.
Gemeentelijk cameratoezicht op grond van artikel 151c Gemeentewet mag uitsluitend plaatsvinden voor het handhaven van de openbare orde. Dit begrip omvat ook de algemene bestuurlijke voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving. Preventie van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving is het hoofddoel van cameratoezicht. Dit hoofddoel laat onverlet dat deze vorm van cameratoezicht ook subdoelen mag dienen. Zo biedt artikel 151c, zevende lid, Gemeentewet de mogelijkheid om de opgenomen beelden te gebruiken voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Daarnaast mogen camera’s worden gebruikt om de politie en andere hulpdiensten efficiënter en effectiever in te zetten. De preventieve werking van cameratoezicht vergroot bovendien hun veiligheid.
In artikel 3 lid 2 worden voorwaarden genoemd die ten grondslag liggen aan het besluit tot cameratoezicht. Deze voorwaarden zijn van een alternatief karakter.
In artikel 151c, vierde lid, van de Gemeentewet is vastgelegd dat de aanwezigheid van camera’s kenbaar moet zijn. Burgers moeten in elk geval in kennis worden gesteld van de mogelijkheid dat zij op beelden kunnen voorkomen zodra zij het gebied betreden dat valt binnen het bereik van de camera’s. Aan het kenbaarheidvereiste moet niet alleen worden voldaan als er beelden worden vastgelegd, maar ook als er sprake is van monitoring en er dus geen opnames worden gemaakt. Door het goed zichtbaar plaatsen van borden, waarop wordt aangegeven dat in het betrokken gebied met camera’s wordt gewerkt, kan het publiek op deze mogelijkheid worden geattendeerd. Overigens houdt het kenbaarheidvereiste niet in dat camera’s altijd zichtbaar moeten zijn of dat de burgers op de hoogte moeten worden gesteld van de precieze opnametijden.
In artikel 441c van het Wetboek van Strafrecht is de niet-kenbare toepassing van cameratoezicht op voor het publiek toegankelijke plaatsen strafbaar gesteld.
Subsidiariteit en proportionaliteit
Het besluit tot cameratoezicht op een openbare plaats of andere bij verordening aan te wijzen plaatsen dient te voldoen aan de eisen subsidiariteit en proportionaliteit. Artikel 8 van het Europees Verdrag tot de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) beschermt de persoonlijke levenssfeer. Lid 2 van artikel 8 EVRM geeft een handvat om toch van het recht op persoonlijke levenssfeer enigszins af te wijken. Daarbij zijn de vereisten subsidiariteit en proportionaliteit van belang. Subsidiariteit houdt in dat handhaving van de openbare orde niet op een minder ingrijpende wijze kan worden bereikt dan cameratoezicht. Zijn er minder ingrijpende opties, dan moet daar eerst voor worden gekozen. Proportionaliteit houdt in dat er sprake moet zijn van een evenwichtige verhouding tussen middel en doel. De ernst van de feiten moet de inzet van cameratoezicht rechtvaardigen.
De bewaartermijn voor camerabeelden is maximaal 4 weken. Als er geen incidenten hebben plaatsgevonden, moeten de beelden worden verwijderd. Heeft een bewakingscamera een bepaald incident opgenomen? Dan mag de opname worden bewaard tot het incident is opgelost.
Besluit cameratoezicht op openbare plaatsen
Op grond van artikel 151c, achtste lid, van de Gemeentewet worden nadere regels gesteld om de goede uitvoering van het cameratoezicht te waarborgen. Deze regels hebben betrekking op:
In het Ontwerpbesluit cameratoezicht op openbare plaatsen wordt een certificatieregeling in het leven geroepen. Het toetsingskader zijn de beoordelingsrichtlijnen van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Er bestaat een richtlijn voor het ontwerp van het camerasysteem en een richtlijn voor de toezichtcentrale. Door certificering wordt de kwaliteit, en daarmee de betrouwbaarheid van het cameratoezicht gewaarborgd.