Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vught

Beleidsregels Rechtmatigheid Participatiewet Vught

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVught
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Rechtmatigheid Participatiewet Vught
CiteertitelBeleidsregels Rechtmatigheid Participatiewet Vught
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregels
Externe bijlageToelichting Beleidsregels Rechtmatigheid Participatiewet Vught

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-11-2017Meerdere artikelen gewijzigd en toegevoegd

31-10-2017

't Klaverblad, 22-11-2017

Gewijzigde regeling
17-06-201501-01-2018Meerdere artikelen gewijzigd en toegevoegd

09-06-2015

't Klaverblad

Nieuwe regeling

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Rechtmatigheid Participatiewet Vught

Onderhavige Beleidsregels Rechtmatigheid Participatiewet Vught zijn vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Vught in haar vergadering van 2 juni 2015. Het betreft een aantal onderwerpen van juridisch-technische aard waarover het college een standpunt dient te geven, onder andere in verband met de invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015.

 

De opbouw is als volgt; allereerst wordt de titel van het hoofdstuk van de Participatiewet genoemd alsmede de bijbehorende paragraaf van de wet; daarna wordt het betreffende wetsartikel van de wet genoemd. Vervolgens wordt de beleidsregel van het College toegevoegd. Enkele artikelen verdienen een toelichting. Zie hiervoor de bijlage.

 

I.BIJSTAND

 

(Hoofdstuk 2 Rechten en plichten, par. 2.2 Participatiewet)

Artikel 16 lid 1 van de Participatiewet

Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.

 

Beleidsregel 1

Het college is van oordeel dat er sprake is van zeer dringende redenen als er voor de belanghebbende naar de inschatting van het college sociaal onaanvaardbare gevolgen ontstaan, indien de belanghebbende geen uitkering zou ontvangen. Door de integrale benadering van gezinsproblematiek die het college voorstaat moet voorkomen worden dat problemen onnodig groter worden of achteraf moeilijker op te lossen zijn.

Daarnaast volgt het college het standpunt van de bestuursrechter dat de toepassing van deze wettelijke bepaling niet als een algemene uitzonderingsbepaling op de uitsluitingsgronden van artikel 13 van de Participatiewet geldt. Nadrukkelijk moet blijken van een specifiek op het individuele geval toegesneden toepassing van deze wettelijke bevoegdheid van het college onder vorengenoemde voorwaarden.

 

 

(Hoofdstuk 2 Rechten en plichten, par. 2.3 Participatiewet)

Artikel 17 lid 1 van de Participatiewet

De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.

 

Beleidsregel 2

Met ‘onverwijld’ uit artikel 17 lid 1 van de Participatiewet wordt bedoeld dat de vermeldenswaardige gebeurtenis voor het einde van de maand, waarbinnen de gebeurtenis heeft plaatsgevonden, op het mutatieformulier dient te zijn ingevuld en bij de gemeente kenbaar te zijn gemaakt, zodat uitbetaling tijdig kan plaatvinden (op grond van artikel 45 lid 1 Participatiewet).

Artikel 18 lid 1 van de Participatiewet

Het college stemt de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.

 

Beleidsregel 3

  • 1.

    Afstemming op grond van artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet in de vorm van aanvullende bijstand maximaal ter hoogte van de ALO-kop (alleenstaande ouderkop) vindt plaats als sprake is van de volgende omstandigheid: Een alleenstaande ouder die recht op een bijstandsuitkering heeft en voor de belastingdienst een toeslagpartner heeft, maar voor de Participatiewet als alleenstaande ouder wordt aangemerkt en als gevolg daarvan geen ALO-kop krijgt van de belastingdienst.

  • 2.

    Het doel hiervan is om de bijstandsnorm aan te laten sluiten op de feitelijke situatie van belanghebbende. Bij de bepaling van de hoogte van de aanvullende bijstand van de alleenstaande ouder wordt aangesloten bij een percentage van 90% van de gehuwden norm op grond van de Participatiewet.

 

II.NORMEN

 

(Hoofdstuk 3 Algemene bijstand, par. 3.2 Participatiewet)

Artikel 22a. lid 1 en lid 4 onder c van Participatiewet

Lid 1: Indien de belanghebbende met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, is de norm per kalendermaand voor de belanghebbende:

Hierbij staat:

• A voor het totaal aantal meerderjarige personen dat in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft; en

• B voor de rekennorm (zie artikel 22a lid 2 van de Participatiewet).

Lid 4: Tot de personen, bedoeld in het eerste lid, worden niet gerekend:

c.de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met een derde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft, mits hij de overeenkomst heeft met dezelfde persoon als met wie de belanghebbende een schriftelijke overeenkomst heeft, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger.

 

Beleidsregel 4

Onder huurder, onderhuurder, kamerbewoner, kostganger, schriftelijke overeenkomst en commerciële (huur)prijs verstaat het college:

 

Huurder:

De persoon die zijn hoofdverblijf heeft in een door hem gehuurde woning, daaronder begrepen een woonwagen.

 

Onderhuurder:

De persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met de belanghebbende een deel van de woning huurt, tenzij deze een bloed- of aanverwant in de eerste graad is van de belanghebbende of van diens partner.

Het betreft een rechtmatig verblijf. Dit betekent dat zowel de eigenaar als de hoofdhuurder schriftelijke toestemming dienen te hebben gegeven.

 

Kamerbewoner:

De persoon die een kamer huurt op commerciële basis, niet is een bloedverwant in de eerste of tweede graad van de hoofdbewoner en wiens woonsituatie voldoet aan het volgende vereisten:

  • 1.

    Er is sprake van huur op contractbasis en;

  • 2.

    Er is sprake van een commerciële relatie wat blijkt uit de aanwezigheid van een overeenkomst en betaling van een commerciële prijs en;

  • 3.

    Het onder te huren deel van de woning is zelfstandig geschikt voor bewoning en;

  • 4.

    De kamerbewoner staat ingeschreven in de basisadministratie van de gemeente op het onderhuuradres.

 

Kostganger:

De persoon die op commerciële basis inwoont, niet is een bloedverwant in de eerste en tweede graad en tevens bij de verhuurder de maaltijden gebruikt. De woonsituatie moet voldoen aan het volgende:

  • 1.

    Er is sprake een vergoeding op contractbasis en;

  • 2.

    Er is sprake van een commerciële relatie wat blijkt uit de aanwezigheid van een overeenkomst en betaling van een commerciële prijs en;

  • 3.

    De woning is geschikt voor inwoning en er is toestemming verleend door de eigenaar van het pand en;

  • 4.

    De kostganger staat ingeschreven in de basisadministratie van de gemeente op het onderhuuradres.

 

Schriftelijke commerciële overeenkomst en commerciële (huur)prijs:

 

  • 1.

    Een schriftelijke overeenkomst (in combinatie met commerciële huur) als bedoeld in artikel 22a, lid 4 en 5 van de Participatiewet wordt als zodanig slechts aangemerkt indien de overeenkomst de volgende onderdelen bevat:

    • §

      naam-, adres- en woonplaatsgegevens van beide partijen;

    • §

      schriftelijke toestemming van de eigenaar van de woning/kamer;

    • §

      de kamer, gemeubileerd of kaal, die wordt gehuurd;

    • §

      aanduiding en omvang van de ruimte;

    • §

      de ingangsdatum verhuur;

    • §

      het overeengekomen bedrag;

    • §

      de wijze van betaling;

    • §

      de samenstelling van het overeengekomen bedrag;

    • §

      de looptijd van de overeenkomst;

    • §

      jaarlijkse indexering, huurverhoging.

  • 2.

    Onverminderd de onderdelen van de overeenkomst genoemd in lid 1 geldt in het geval van kostgangers aanvullend:

    • §

      dat in de overeenkomst dient te zijn opgenomen welke diensten in de overeenkomst zijn begrepen, zoals welke maaltijden, bewassing, schoonmaak;

    • §

      dat in de overeenkomst dient te zijn opgenomen welke ruimten de kostganger mag gebruiken.

    • §

      De diensten die in de overeenkomst zijn opgenomen bepalen mede de hoogte van de commerciële prijs. Het college hanteert voor iedere dienst die in de overeenkomst is opgenomen een bedrag van € 50,- bovenop de commercieële huurprijs zoals berekend in beleidsregel 3 lid 3 van deze beleidsregels.

  • 3.

    Vaststelling commerciële (huur)prijs

    • 1.

      Voor de bepaling van de minimale hoogte van een commerciële (huur)prijs voor een woning dan wel een kamer wordt aangesloten bij het bedrag van de normhuur genoemd in artikel 17 lid 2 van

      de Wet op de huurtoeslag (hierna: Wht) aangevuld met de verhoging genoemd in artikel 16 van de Wht, afgerond op een hele euro naar boven.

    • 2.

      Voor de bepaling van de minimale hoogte van een commerciële huurprijs voor een kostganger wordt uitgegaan van een percentage van 175% van het in lid 1 berekende bedrag, afgerond op een hele euro naar boven.

    • 3.

      Bij het minimum-inkomensijkpunt wordt verwezen naar de normhuur genoemd in artikel 17 lid 2 en lid 3 van de Wht.

    • 4.

      Het in het derde lid genoemde bedrag wordt met ingang van 1 januari van elk jaar gewijzigd overeenkomstig artikel 27 van de Wht.

    • 5.

      De commerciële relatie wordt aangenomen te bestaan ten aanzien van de leefeenheid, niet ten aanzien van een individu.

    • 6.

      Degene die een commerciële relatie heeft als huurder of kostganger, kan de kosten delen en daarom wordt de bijstand op grond van artikel 18 van de Participatiewet afgestemd.

    • 7.

      Uitzonderingsbepaling: In beginsel wordt aangesloten bij hetgeen in de leden 1,2 en 3 is bepaald. Mocht het college besluiten dat er geen sprake is van een commerciële huurprijs dan ligt vervolgens de aantoonverplichting bij de belanghebbende om aan te tonen dat er in diens situatie alsnog sprake is van een commercieel huishouden met een commerciële huurprijs.

 

Beleidsregel 5

  • 1.

    Een belanghebbende die met anderen zijn hoofdverblijf heeft in een woning is, gelet op het gestelde in artikel 4:2, lid 2 Awb, slechts gehouden inlichtingen en gegevens te verstrekken over zijn medebewoners ten aanzien van:

    • ·

      leeftijd (wel of niet jonger dan 21 jaar); en/of

    • ·

      studie (het wel of niet volgen van een studie dan wel deze beëindigen); en/of

    • ·

      huurrelatie met verhuurder (het wel of niet huren van een kamer of kamers jegens de verhuurder op basis van een commerciële prijs)voor zover belanghebbende hierover redelijkerwijs kan beschikken.

  • 2.

    Belanghebbende is op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens niet gehouden om gegevens te verstrekken  over leeftijd, studie en/of huurrelatie van derden die woonachtig zijn in een woning waar belanghebbende zelf zijn hoofdverblijf heeft, voor zover belanghebbende hiermee geen enkele rechtsbetrekking heeft. Hiervan is in ieder geval sprake indien belanghebbende zijn eigen verblijfsruimten niet heeft onderverhuurd dan wel feitelijk ter beschikking heeft gesteld aan een derde of derden.

  • 3.

    Belanghebbende wordt geacht wel informatie te kunnen verstrekken over  leeftijd, studie en/of huurrelatie van derden die woonachtig zijn in een woning waar belanghebbende zelf zijn hoofdverblijf heeft, voor zover deze derde(n) een eerste, tweede dan wel derde graads bloedverwant is van belanghebbende én belanghebbende zijn of haar kamer of kamers onderverhuurt dan wel feitelijk ter beschikking stelt aan deze derde(n).

  • 4.

    Met deze derde in lid 3 van deze beleidsregel wordt gelijk gesteld aanverwanten dan wel anderen met wie belanghebbende in een zodanige nabije relatie staat dat, gelet op alle omstandigheden van het geval, belanghebbende geacht kan worden over de leeftijd, studie en/of huurrelatie van deze persoon dan wel personen, gegevens dan wel bescheiden te kunnen overleggen.

 

 

III. VERLAGEN

 

(Hoofdstuk 3 Algemene bijstand, par 3.3 Participatiewet)

Artikel 27 van de Participatiewet

Het college kan de norm, bedoeld in de artikelen 20 en 21, lager vaststellen voorzover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.

 

Beleidsregel 6

  • 1.

    Verlaging van de toepasselijke norm vindt plaats op grond van artikel 27 van de Participatiewet als een woning bewoond wordt waaraan voor belanghebbende lagere woonkosten dan de commerciële huurprijs gelden, aangevuld met een verhoging van 5% van het bedrag genoemd in artikel 21 onder b van de Participatiewet (gehuwdennorm) in verband met (eventuele) vaste lasten. Het ontbreken van of het hebben van lagere woonkosten wordt beschouwd als inkomen in natura in de vorm van woongenot.

  • 2.

    Onder woonkosten wordt verstaan: het totaal aan woonkosten, ofwel: huurlasten of hypotheekrente plus de noodzakelijk kosten die samenhangen met de woning (energielasten, kosten voor water, noodzakelijke verzekeringen, e.d.).

  • 3.

    De verlaging bedraagt 20% van het bedrag genoemd in artikel 21 onder b van de Participatiewet (gehuwdennorm).

Artikel 28 van de Participatiewet

Het college kan voor de belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding, de norm gedurende zes maanden na het tijdstip van die beëindiging lager vaststellen, indien voor het onderwijs of de beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

 

Beleidsregel7

  • 1.

    De verlaging voor schoolverlaters, bedoeld in artikel 28 van de Participatiewet wet, bedraagt 20% van de gehuwdennorm van artikel 20, onderdeel c, van de wet gedurende 6 maanden, gerekend vanaf het tijdstip van de beëindiging van de aanspraak op studiefinanciering of tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten.

  • 2.

    De verlaging zoals bedoeld in het eerste lid wordt gematigd op grond van artikel 18 lid 1 van de wet, voor zover de bijstandsnorm daardoor minder bedraagt dan het normbedrag voor levensonderhoud dat voor de schoolverlater gold in het kader van de studiefinanciering of tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten (art. 33, lid 2 Participatiewet).

 

IV MIDDELEN

 

(Hoofdstuk 3 Algemene bijstand, par. 3.4 Participatiewet)

Artikel 31 lid 2 onder m van de Participatiewet

Niet tot de middelen van belanghebbende worden gerekend:

Giften en andere dan de in onderdeel l bedoelde vergoedingen voor materiële en immateriële schade voor zover deze naar het oordeel van het college uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn.

 

Beleidsregel8

Het college conformeert zich aan hetgeen de jurisprudentie formuleert ten aanzien van de periodiciteit van de gift, de hoogte en het vrijblijvende karakter alsmede de onverschuldigdheid van de betaling. Hierbij is de individuele toetsing van de bijzondere omstandigheden van de situatie van een belanghebbende leidend.

Artikel 32 lid 1 onder a van de Participatiewet

  • 1.

    Onder inkomen wordt verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voor zover deze:

    • a.

      betreffen… inkomsten uit verhuur, onderverhuur of het hebben van een of meer kostgangers…dan wel naar hun aard met deze inkomsten en uikeringen overeenkomen.

 

Beleidsregel 9

Een belanghebbende die een kamer verhuurt of een kostganger heeft, wordt niet aangemerkt als kostendeler (art. 22a, lid 4, sub b Participatiewet). De inkomsten uit onderverhuur of kostgeverschap dienen als inkomsten met de uitkering te worden verrekend. Op grond van artikel 64 lid 1onder l zijn instanties die woonruimte verhuren verplicht desgevraagd aan het college inlichtingen te verstrekken.

Artikel 33 lid 4 van de Participatiewet  

Indien de belanghebbende de woning bewoont met een of meer huurders, onderhuurders of kostgangers, worden de daaruit voortvloeiende lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan als inkomen in aanmerking genomen indien daarmee nog geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 22a, eerste tot en met derde lid.

 

Beleidsregel 10

Op grond van artikel 33 lid 4 van de Participatiewet bedraagt de aftrek van inkomsten:

  • a.

    20% van de gehuwdennorm bij één onderhuurder of kostganger.

  • b.

    40% van de gehuwdennorm bij twee onderhuurders of kostgangers.

  • c.

    60% van de gehuwdennorm bij drie onderhuurders of kostgangers.

  • d.

    80% van de gehuwdennorm bij vier onderhuurders of kostgangers.

  • e.

    100% van de gehuwdennorm bij vijf onderhuurders of kostgangers.

 

V DE AANVRAAG

 

(Hoofdstuk 5 UITVOERING, par.5.1 Participatiewet

Artikel 40 lid 1 van de Participatiewet  

Het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid en artikel 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bijstand aan een belanghebbende die niet is ingeschreven in de basisregistratie personen wordt verleend door het college van een bij die maatregel aan te wijzen gemeente.

 

Beleidsregel 11

    • 1.

      Onder woonstede wordt de woonruimte verstaan waar iemand, gelet op alle omstandigheden, werkelijk en duurzaam woont .

    • 2.

      Op een camping, een bungalowpark dan wel andere soorten terreinen die volgens het geldende bestemmingsplan, de bestemming “recreatie” hebben, kan een belanghebbende geen permanent hoofdverblijf hebben als bedoeld in artikel 40, eerste lid van de Participatiewet.

    • 3.

      In zeer uitzonderlijke en individuele gevallen kan het college afwijken van het tweede lid van deze beleidsregel.

    • 4.

      Zonder een werkelijk, duurzaam, rechtmatig en permanent hoofdverblijf in de gemeente Vught, kan een belanghebbende nimmer een uitkering aanvragen bij de gemeente Vugh tnoch anderszins een aanspraak maken op welke voorziening dan ook.

    • 5.

      Ook onzelfstandige woonruimte, zoals een gehuurde kamer, kan als woonstede worden aangemerkt als de belanghebbende daar feitelijk, rechtmatig en permanent woont.

    • 6.

      Als een belanghebbende niet (meer) over woonruimte beschikt, heeft hij ook geen woonstede.

    • 7.

      Bij het vaststellen van de woonstede als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid en artikel 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in artikel 40, eerste lid van de Participatiewet, kunnen de volgende punten van belang zijn:a)

      • a.

        de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (BRP);

      • b.

        de inschrijving bij andere registraties;

      • c.

        het hebben van een telefoonaansluiting;

      • d.

        het verbruik van gas, water en elektriciteit;

      • e.

        de plaats waar de belanghebbende pleegt te overnachten;

      • f.

        de plaats waar de eigendommen van de belanghebbende zich bevinden;

      • g.

        de plaats waar de belanghebbende zijn administratie voert;

      • h.

        bij verblijf elders, het bestaan van het voornemen en de mogelijkheid om terug te keren;

      • i.

        het aanhouden van eigen woonruimte tijdens verblijf in een inrichting;

      • j.

        het opslaan van de inboedel;

      • k.

        het (onder)verhuren of in gebruik geven van woonruimte;

      • l.

        het gebruik van de woonruimte tijdens een verlofperiode.

    • 8.

      Door een vooropgezet tijdelijk verblijf elders dan op het adres waar een persoon zijn of haar hoofdverblijf heeft, verliest een belanghebbende niet zijn hoofdverblijf.

Artikel 40 lid 4 onder c van de Participatiewet

Geen opschorting (terzake van een verstrekt adres dat afwijkt van het adres waaronder een belanghebbende, zijn/haar echtgenoot of zijn/haar kind staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens) vindt plaats indien: daarvoor naar het oordeel van het college dringende redenen aanwezig zijn.

 

Beleidsregel12

Het college volgt de jurisprudentie ten aanzien van de uitleg of er sprake is van dringende redenen. Het college zal de vraag moeten beantwoorden of de verkeerde inschrijving in het BRP belanghebbende redelijkerwijs te verwijten valt.

Artikel 44 lid 3 van de Participatiewet

Indien de belanghebbende de aanvraag niet zo spoedig mogelijk indient nadat hij zich heeft gemeld en hem dit te verwijten valt, kan het college, in afwijking van het eerste lid (van artikel 44), besluiten dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag dat de aanvraag is ingediend.

 

Beleidsregel 13

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid die is neer gelegd in artikel 44, lid 3 van de Participatiewet. De bijstand wordt toegekend vanaf de dag dat de aanvraag is ingediend.

Artikel 45 lid 2 van de Participatiewet

Het college kan, op grond van artikel 18 lid 1 Participatiewet, besluiten de algemene bijstand over een andere periode als bedoeld in het eerste lid vast te stellen of te betalen.

 

Beleidsregel 14

Indien er sprake is van dusdanig hoge of wisselende inkomsten, wordt in het kader van de individualisering, de algemene bijstand over een andere periode vastgesteld en/of uitbetaald. Hetzelfde geldt in de situatie dat het college als gevolg van het schenden van de inlichtingenplicht achteraf bekend wordt met wisselende inkomsten boven de bijstandsnorm. Het college is op grond van artikel 58 lid 4 van de Participatiewet bevoegd tot verrekening van in de voorafgaande zes maanden ontvangen middelen met de algemene bijstand. Hierbij wordt rekening gehouden met de persoonlijke situatie van de belanghebbende alsmede met zijn of haar woon- en leefomgeving.

 

VI.VORM BIJSTAND

 

(Hoofdstuk 6 Bevoegdheden en faciliteiten gemeenten, par. 6.1 Participatiewet)

Artikel 48 lid 3 van de Participatiewet

Het college kan aan het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening verplichtingen verbinden die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan deze bijstand verbonden rente- en aflossingsverplichtingen.

 

Beleidsregel 15

Uitgangspunt is dat de in de vorm van een geldlening verstrekte bijstand volledig terugbetaald moet worden. Bij bedragen die uitstijgen boven de voor een belanghebbende geldende jaarnorm van bijstand, wordt, afhankelijk van het soort goed, als verplichting opgelegd dat medewerking wordt verleend aan het vestigen van een pand- of hypotheekrecht. Het college is bevoegd bij de vestiging van krediethypotheek om tevens wettelijke rente op te leggen.

Artikel 49 van de Participatiewet

In afwijking van artikel 13, eerste lid, onderdeel g, kan het college bijzondere bijstand verlenen:

a.in de vorm van borgtocht, indien het verzoek van de belanghebbende tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling en de borgtocht noodzakelijk is om de krediettransactie alsnog doorgang te doen vinden door een:

1°. gemeentelijke kredietbank als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht;

2°. een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, indien de gemeente niet is aangesloten bij een gemeentelijke kredietbank dan wel daarmee geen relatie onderhoudt;

b.indien daartoe zeer dringende redenen bestaan en de in onderdeel a genoemde mogelijkheid geen uitkomst biedt.

 

Beleidsregel 16

Slechts bij zeer hoge uitzondering kan bijzondere bijstand voor schulden worden verstrekt. Er moet sprake zijn van dusdanige acute noodsituaties die, onderbouwd en ondersteund door bewijsstukken, indien bijstandsverlening achterwege blijft, leiden tot extreme onaanvaardbare, sociale omstandigheden. Individuele toetsing van de bijzondere omstandigheden van de situatie van een belanghebbende zijn hierbij leidend.

Artikel 52 lid 3 van de Participatiewet

Het college is bevoegd om bij wijze van voorschot bijstand te verlenen in de vorm van een renteloze geldlening.

 

Beleidsregel 17

  • 1.

    Indien de bijstandsaanvraag nog niet binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijn is afgehandeld en het saldo op de lopende rekening niet toereikend is dan wel sprake is van broodnood, wordt een voorschot verstrekt.

  • 2.

    Er wordt geen voorschot verstrekt over een periode waarover normaliter ook niet uitbetaald zou worden.

 

VII. ONDERZOEK, OPSCHORTEn EN HERZIEN

 

(Hoofdstuk 6 Bevoegdheden en faciliteiten gemeenten, par. 6.2 Participatiewet)

Artikel 53a lid 1 en lid 6 van de Participatiewet

Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening van de bijstand.

 

Beleidsregel 18

Het college kan, zodra daartoe aanleiding bestaat, nader onderzoek instellen naar de voor de bijstandsverlening dan wel voortzetting daarvan relevante gegevens. Het college kan, voordat tot herziening van het recht op bijstand wordt besloten, de belanghebbende in de gelegenheid stellen zijn zienswijze hieromtrent te geven. Het college sluit aan bij de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) betreffende het uitvoeren van huisbezoeken.

In het door het college opgestelde Beleidsplan Hoogwaardig handhaven en het Controleplan Controle op maat staan de acties en de maatregelen benoemd waarmee het college het nadere onderzoek verder vorm kan geven. Het college zet voornamelijk in op re-integratie en handhaving.

Artikel 54 lid 1 van de Participatiewet

Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, kan het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten

 

Beleidsregel 19

Het college staat een strikt handhavingsbeleid voor en zal daarom, indien artikel 54 lid 1 van toepassing is, gebruik maken van zijn bevoegdheid om het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken op te schorten in verband met het ontbreken van essentiële gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van het recht op bijstand.

Artikel 54 lid 3 en 4 van de Participatiewet

Lid 3: Het college herziet…Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand en terzake van weigering van bijstand, kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien... is verleend.

Lid 4: Als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, kan het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.

 

Beleidsregel 20

Het college staat een strikt handhavingsbeleid voor en zal daarom, indien artikel 54 lid 3, tweede zin of lid 4 van toepassing is, gebruik maken van zijn bevoegdheden om het recht op bijstand te herzien, in te trekken of op te schorten.

 

VIII.AANVULLENDE VERPLICHTINGEN

 

(Hoofdstuk 6 Bevoegdheden en faciliteiten gemeenten, par. 6.3 Participatiewet)

Artikel 57 onder a en b van de Participatiewet

Indien en zolang er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de belanghebbende zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van zijn bestaansmiddelen, kan het college:

  • a.

    aan de bijstand de verplichting verbinden dat de belanghebbende eraan meewerkt dat het college in naam van de belanghebbende noodzakelijke betalingen uit de toegekende bijstand verricht;

  • b.

    de bijstand in natura verstrekken.

 

Beleidsregel 21

Van de genoemde bevoegdheden wordt slechts dan gebruik gemaakt indien een deskundige, goed gemotiveerd, van mening is dat effectuering van deze verplichtingen kan bijdragen aan het gezond maken van de financiële huishouding van een belanghebbende en belanghebbende daartoe zelf niet

in staat is. Als deskundige zien wij mensen die beroepsmatig in staat zijn om een financiële situatie van een belanghebbende goed te kunnen beoordelen.

 

IX.GEGEVENSUITWISSELING

 

(hoofdstuk 6 Bevoegdheden en faciliteiten gemeenten, par. 6.4 Participatiewet)

Artikel 58 lid 4 van de Participatiewet

Het college is bevoegd tot verrekening van in de voorafgaande zes maanden ontvangen middelen met de algemene bijstand.

 

Beleidsregel 22

Het college zal deze bevoegdheid afstemmen op de omstandigheden van het geval. Hierbij zal met name de gezinssamenstelling en de mogelijke onredelijke gevolgen voor overige gezinsleden een belangrijke rol spelen. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de persoonlijke situatie van de belanghebbende die alleenstaande is alsmede met zijn of haar woon- en leefomgeving. Op grond van artikel 4:93 Awb en de toelichting hierbij is het college gehouden om bij de uitoefening van deze bevoegdheid, rekening te houden met de beslagvrije voet waarover de belanghebbende(n) per maand minimaal over moeten kunnen beschikken. Dit sluit aan bij de huidige inzichten over maatwerk binnen het sociaal domein en inzichten vanuit de schuldhulpverlening.

 

(Hoofdstuk 6 Bevoegdheden en faciliteiten gemeenten, par. 6.6 Participatiewet)

Artikel 63 lid 2 van de Participatiewet

De opgaven en inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk of in een andere vorm die redelijkerwijs kan worden verlangd, binnen een door het college schriftelijk te stellen termijn verstrekt.

 

Beleidsregel 23

Het college bepaalt deze termijn op 14 dagen.

Artikel 67 lid 1 van de Participatiewet

Het college is bevoegd uit eigen beweging en verplicht desgevraagd, onverminderd artikel 107 van de Vreemdelingenwet 2000, uit de administratie terzake van de uitvoering van deze wet aan de hieronder vermelde instanties kosteloos de gegevens te verstrekken.

 

Beleidsregel 24

Het college zal van deze bevoegdheid gebruik maken:

  • 1.

    indien een aantoonbaar, schriftelijk onderbouwd en gemotiveerd handhavingsprobleem van de genoemde instanties aan de orde is; en

  • 2.

    dit doel deze wijze van gegevensvergaring voldoende rechtvaardigt; alsmede

  • 3.

    onder de voorwaarde dat de betreffende instantie niet in staat is om anderszins deze gegevens te vergaren.

  • 4.

    Op deze wijze wordt aangesloten bij de wettelijke grenzen van de Wet bescherming persoonsgegevens en het Beleidsplan Hoogwaardig handhaven.

 

 

X. FINANCIERING

 

(Hoofdstuk 7 Financiering, toezicht en informatie, par. 7.1 Participatiewet)

Artikel 74 lid 1 van de Participatiewet

Indien de verstrekte uitkering op grond van artikel 69 onvoldoende dekking biedt voor de netto lasten van het toekennen van algemene bijstand, uitkeringen of inkomensvoorzieningen als bedoeld in artikel 69, eerste lid, kan door Onze Minister op verzoek van het college een incidentele of meerjarige aanvullende uitkering worden verleend.

 

Beleidsregel 25

Zodra duidelijk is dat het budget van het Inkomensdeel alsmede de eigen-risico-drempel van 10% van het Inkomensdeel, ontoereikend zijn voor het totaal aantal te verstrekken uitkeringen, wordt een verzoek om een aanvullende uitkering bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingediend mits aantoonbaar duidelijk is dat er externe oorzaken aanwijsbaar zijn voor deze budgetoverschrijding.