Organisatie | Boxtel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling samenwerkingsorganisatie Boxtel - Sint-Michielsgestel |
Citeertitel | Gemeenschappelijke Regeling samenwerkingsorganisatie Boxtel – Sint-Michielsgestel |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | GR, samenwerking |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-11-2015 | Artt. 2 en 29 | 27-10-2015 Staatscourant 40667 (jaargang 2015), 13-11-2015 | Onbekend | ||
01-07-2015 | 13-11-2015 | Nieuwe regeling | 26-05-2015 Staatscourant 15231 (jaargang 2015), 03-06-2015 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Boxtel en het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Sint-Michielsgestel;
gelezen het besluit van de raad van de gemeente Boxtel van 25 juni 2013 en van de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel van 13 juni 2013 om de vergaande ambtelijke samenwerking tussen de gemeenten Boxtel en Sint-Michielsgestel voor te bereiden door het uitwerken van een bedrijfsplan door middel van een begroting, een juridisch construct en de organisatorische consequenties van de samenwerking;
gelezen het besluit van de raad van de gemeente Boxtel van 10 februari 2015 en van de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel van 12 februari 2015 waarin de raden hebben besloten toestemming te verlenen tot het treffen van deze gemeenschappelijke regeling omdat er geen sprake is van strijd met het recht of het algemeen belang;
gelezen het advies van de Ondernemingsraden van de gemeenten Boxtel en Sint-Michielsgestel d.d. 27 januari 2015;
gelet op het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
besluiten vast te stellen de volgende gemeenschappelijke regeling:
"Gemeenschappelijke Regeling samenwerkingsorganisatie Boxtel - Sint-Michielsgestel"
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In de Regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
begroting: de begroting welke door het algemeen bestuur van de samenwerkingsorganisatie wordt vastgesteld met alle inkomsten en uitgaven van de samenwerkingsorganisatie voor het komende dienstjaar gekoppeld aan de voor de deelnemers uit te voeren taken en de te bereiken doelstellingen en de condities waaronder dit zal gebeuren;
Dienstverleningsovereenkomst: een overeenkomst tussen de samenwerkingsorganisatie en gemeenten die niet deelnemen aan deze gemeenschappelijke regeling, waarin afspraken worden vastgelegd over onderlinge rechten en verplichtingen ten aanzien van de werkzaamheden die door de samenwerkingsorganisatie worden verricht ten behoeve van de betreffende gemeente;
verdeelsleutel: een percentage dat de verhouding van de budgettaire inbreng (inbrengbegrotingen) van de deelnemende gemeenten weergeeft, die – uitgezonderd eventuele specifiek toe te rekenen kosten – leidend is voor de bepaling van door deelnemende gemeenten aan de gemeenschappelijke regeling te betalen jaarbijdragen;
HOOFDSTUK 2. BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
Doel van de Regeling is het bewerkstelligen van een kwalitatief hoogwaardige, effectieve en efficiënte uitvoering door de samenwerkingsorganisatie van de door de deelnemers opgedragen taken.
Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, uitvoerende werkzaamheden als bedoeld in artikel 4, eerste lid, gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van de Regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die artikel 4, eerste lid, aan de samenwerkingsorganisatie opdraagt.
Artikel 7. Heffings-, invorderingsambtenaar en belastingdeurwaarder
De heffingsambtenaar oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de inspecteur respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing.
De invorderingsambtenaar oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de ontvanger respectievelijk de ambtenaar belast met de invordering.
De ambtenaar belast met de heffing of invordering als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder d, van de Gemeentewet oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer, Wet waardering onroerende zaken toegekend zijn aan de ambtenaren van de rijksbelastingdienst respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing of invordering als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder d, van de Gemeentewet.
HOOFDSTUK 3. INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET BESTUUR
De zittingsduur van de leden van het algemeen bestuur is gelijk aan die van de colleges. De leden van het algemeen bestuur blijven na het verstrijken van de in de vorige zin genoemde termijn hun functie waarnemen tot het tijdstip dat de leden van de nieuwe colleges door hun raden als zodanig zijn benoemd.
Als een lid van een college van een van de deelnemers binnen de zittingsduur als bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid aftreedt of wordt ontslagen, vervalt met gelijke ingang daarvan het lidmaatschap van het algemeen bestuur. Het college van de betreffende deelnemer vervult de vacature zo spoedig mogelijk.
Artikel 11. Incompatibiliteiten
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een van de deelnemers aangesteld of daaraan ondergeschikt.
Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet langer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
HOOFDSTUK 4. BEVOEGDHEDEN VAN HET BESTUUR
§ 1. Bevoegdheden algemeen bestuur
Artikel 20. Bevoegdheden algemeen bestuur
Het algemeen bestuur besluit tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen als dat bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang en niet voordat de raden in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen.
§ 2. Bevoegdheden dagelijks bestuur
Artikel 23. Bevoegdheden dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:
te besluiten namens de samenwerkingsorganisatie, het algemeen of het dagelijks bestuur rechtsgedingen, bezwaar- of beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
HOOFDSTUK 6. FINANCIËN EN BEHEER VAN DE SAMENWERKINGSORGANISATIE
Artikel 29. Bijdrage en vergoeding
Het dagelijks bestuur kan, binnen het kader van de in het vorige lid bedoelde werkplan, werkafspraken maken met de afzonderlijke colleges en burgemeesters over de vergoeding voor de instandhouding en de vergoeding voor de door de samenwerkingsorganisatie verrichte diensten voor het betreffende college en burgemeester. Deze afspraken worden opgenomen in de begroting.
Artikel 30a. Resultaatbestemming
Als de jaarrekening sluit met een batig saldo, wordt het saldo uitgekeerd aan de deelnemers naar rato van ieders bijdrage, zoals deze op basis van artikel 29 is vastgesteld voor het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.
Als de rekening sluit met een nadelig saldo, draagt elke deelnemer naar rato daaraan bij.
HOOFDSTUK 7. WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING
Een college en een burgemeester kunnen, na vooraf verkregen toestemming van de raad van die deelnemer, besluiten dat de deelneming aan deze Regeling (voor een deel) wordt opgezegd. De raden van de overige deelnemers worden over de besluiten geïnformeerd. Een dergelijk besluit kan voor de eerste keer worden genomen vier jaar na inwerkingtreding van deze Regeling behoudens in geval van een verplichting daartoe die voortvloeit uit de wet.
De financiële schade die door de uittreding aan de samenwerkingsorganisatie is toegebracht wordt aan de uittredende deelnemer in rekening gebracht. In het kader van de afwikkeling van de financiële gevolgen van de uittreding zal een toewijzing van ambtenaren aan de uittredende deelnemer plaatsvinden en er zal een compensatie verschuldigd zijn voor de overige rechten, verplichtingen en vermogen, tenzij deelnemers anders overeenkomen.
Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor de ambtenaar. Indien de samenwerkingsorganisatie alle op haar rustende verplichtingen is nagekomen en een batig saldo resteert, dan wordt dit batig saldo aan de hand van de gehanteerde verdeelsleutel aan deelnemers uitgekeerd. Resteert een negatief saldo, dan zijn deelnemers naar rato van de gehanteerde verdeelsleutel gehouden deze verplichtingen op zich te nemen.
Bij ontbinding van de samenwerkingsorganisatie in verband met opheffing van de Regeling blijft de samenwerkingsorganisatie voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is. Het algemeen en het dagelijks bestuur blijven functioneren tot de vereffening en liquidatie voltooid is.
HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN
Het dagelijks bestuur is belast met de zorg op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de samenwerkingsorganisatie overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen archiefregeling.
Als er tussen de samenwerkingsorganisatie en een deelnemer dan wel tussen deelnemers onderling een geschil ontstaat over de uitvoering van de Regeling treden het dagelijks bestuur en het college of de burgemeester van de betreffende deelnemer terstond met elkaar in overleg om het geschil verder te verkennen en op te lossen.
Artikel 40. Bestaande samenwerkingen en deelnemingen
De op het moment van inwerkingtreding van de Regeling bestaande privaatrechtelijke of publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden van de deelnemers afzonderlijk of gezamenlijk met derden blijven bestaan. Dit tot het moment waarop ieder van de colleges van de deelnemers, na een gezamenlijke inventarisatie daarvan met het dagelijks bestuur, besloten heeft welke van de per deelnemer geïnventariseerde samenwerkingsverbanden door de betreffende deelnemer wordt opgezegd. In geval van opzegging dient een college te besluiten om de betreffende taken te laten uitoefenen door de samenwerkingsorganisatie.
In alle gevallen waarin de Regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur gehoord de deelnemers.
Artikel 42. Toezending regeling
Het college van de plaats van vestiging van het openbaar lichaam zendt de Regeling aan Gedeputeerde Staten en voert ook de overige bekendmakingstaken uit als bedoeld in artikel 25 van de wet.