Organisatie | Hulst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut Gemeente Hulst 2015 |
Citeertitel | Treasurystatuut Gemeente Hulst 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
1) Deze regeling vervangt het Treasurystatuut 2004;
2) De datum van inwerkingtreding van deze regeling wijkt af van de tekst van artikel 18
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-06-2015 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 11-06-2015 | Rb2015/26 |
De gemeente Hulst onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. In de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido) zijn kaders gesteld voor een verantwoorde inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De belangrijkste doelstellingen van de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido) zijn: het bevorderen van een solide financiering en kredietwaardigheid van de decentrale overheden, het beheersen van renterisico’s en het vergroten van transparantie.
Op 10 december 2013 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetvoorstel verplicht schatkistbankieren. De wet verplicht alle decentrale overheden om hun overtollige (liquide) middelen aan te houden in de Nederlandse schatkist. Als gevolg van het schatkistbankieren zal de Nederlands staat minder geld hoeven te lenen op de financiële markten en zal daardoor de staatschuld dalen. Met verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden beoogt het kabinet bij te dragen aan de vereiste daling van EMU-schuld van de collectieve sector.
In dit treasurystatuut wordt het beleidskader vastgelegd met betrekking tot de treasuryfunctie.
Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders, Fido, Ruddo, Schatkistbankieren en de financiële verordening van de gemeente.
In de Regeling uitzetting derivaten decentrale overheden (Ruddo) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is vermeld dat derivaten uitsluitend gebruikt mogen worden ter beperking van de financiële risico’s.
Het treasurystatuut kent twee kwalitatieve randvoorwaarden waaruit volgt dat zogenaamd bankieren door decentrale overheden, niet is toegestaan. De eerste voorwaarde is dat het aangaan van leningen en het uitzetten van middelen evenals het verlenen van garanties, alleen zijn toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. De tweede voorwaarde houdt in dat uitzettingen en het gebruik van derivaten een prudent karakter dienen te hebben en niet gericht behoren te zijn op het genereren van inkomen door het lopen van risico’s.
In het voorliggende treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna worden de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weergegeven. Daarbij ligt het accent op de éénduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.
In dit statuut wordt verstaan onder:
Publieke taak: Gemeenten kunnen uitsluitend leningen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen voor de uitoefening van de publieke taak. De Wet Fido geeft aan het begrip publieke taak een beperkte invulling. Bankachtige activiteiten ( het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen) worden hiertoe niet gerekend en zijn verboden. Een strak allesomvattend kader valt niet te geven, maar een beschrijving van hetgeen in algemene zin onder
publieke taak kan worden verstaan, zou de volgende kunnen zijn: De overheid kan/mag iets tot haar publieke raak rekenen wanneer het particuliere bedrijfsleven niet of tegen bijzonder hoge kosten in een voorziening voorziet, waardoor deze niet of voor velen niet bereikbaar is.
Schatkistbankieren: Het verplicht aanhouden van overtollige middelen bij het ministerie van Financiën door gemeenten, provincies, waterschappen en door hen opgerichte gemeenschappelijke regelingen. De middelen die een decentrale overheid in de schatkist aanhoudt, blijven beschikbaar voor de uitoefening van hun publieke taak.
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten.
Wanneer toch leningen en of garanties uit hoofde van de “publieke taak” worden verstrekt, wordt hiervoor advies ingewonnen over de kredietwaardigheid en financiële positie van de betreffende partij. Beneden het gestelde grensbedrag ad € 25.000,-- conform de “financiële verordening gemeente Hulst” wordt de besluitvorming gemandateerd aan het College van Burgemeester en Wethouders. Het verstrekken van leningen en of garanties uit hoofde van de “publieke taak” boven € 25.000,-- wordt ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeenteraad.
De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut. Waarbij de gemeente Hulst de voorkeur geeft aan het schatkistbankieren boven het uitlenen van overtollige middelen aan decentrale overheden.
1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet Fido.
2. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido. Hierover wordt verantwoording afgelegd in de paragraaf financiering.
3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.
4. De rentetypische looptijd van de betreffende lening wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten.
1. Decentrale overheden (provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen ingesteld op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen) zijn verplicht om hun overtollige middelen in de Nederlandse schatkist aan te houden.
De volgende onderwerpen zijn uitgezonderd van het schatkistbankieren:
decentrale overheden mogen naast het schatkistbankieren bij het Rijk ook hun overtollige liquide middelen uitzetten bij andere decentrale overheden. Uitlenen moet tegen marktconform tarief. Er mag niet worden geleend aan toezichthouders. Zo mag een gemeente dus niet lenen aan een provincie die toezichthoudend houdt op de betreffende gemeente.
De gemeente Hulst geeft de voorkeur aan het schatkistbankieren boven het uitlenen van overtollige middelen aan decentrale overheden.
De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten.
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen.
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven, alsmede de daarbij benodigde fiattering.
Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen: