Organisatie | Putten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Putten 2015 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Putten 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Openbaar bestuur en administratie: het organisme |
Geen
Artikel 212 Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 02-07-2015 Gemeenteblad nr. 74976 | 401273 |
vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Putten van 2 juli 2015 nr. 401274
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 juni 2015, nr. 401273;
gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet;
in te trekken de verordening op de inrichting van financiële organisatie, het financiële beheer en de uitgangspunten van het financiële beleid van de gemeente Putten
vast te stellen de Financiële verordening gemeente Putten met bijlagen, luidend als volgt:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa.
Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording
De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante sturingsindicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten (output) en de maatschappelijke effecten (outcome) van het gemeentelijke beleid, zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kan worden getoetst.
Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de jaarstukken wordt onder elk van de programma's / thema's de begrote versus gerealiseerde lasten en baten van het desbetreffende programma opgenomen. In de toelichting op de programmarekening worden per programma de begrote en gerealiseerde baten en lasten per product opgenomen inclusief een analyse van de afwijkingen.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) inzicht gegeven in de ontwikkeling van de liquiditeitspositie / schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.
In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen onder de algemene dekkingsmiddelen van 0,12% van het begrotingssaldo. Het college heeft de bevoegdheid om de post onvoorzien aan te wijzen voor incidentele zaken en legt bij elke tussentijdse rapportage verantwoording af over het gebruik van de post onvoorzien. In bijlage 2 bij deze financiële verordening zijn de spelregels omtrent de post onvoorzien nader uitgewerkt.
Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten
Voor nieuw beleid en nieuwe investeringen, niet zijnde vervangingsinvesteringen, ontvangt de raad op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet/exploitatiebudget voor nieuw beleid. De raad kan bij de begrotingsbehandeling aangeven voor welke van voorgenoemde nieuwe investeringen/exploitatiebudgetten voor nieuw beleid, zij geen apart voorstel wenst te ontvangen en deze investeringen/exploitatiebudgetten voor nieuw beleid worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten/baten/investeringen de geautoriseerde baten/lasten/investeringskredieten dreigen te overschrijden. Bij investeringskredieten wordt tussentijds een melding gedaan wanneer de te verwachten budgetoverschrijding van een investeringskrediet groter of gelijk is aan 5%, waarbij de overschrijding € 25.000 of meer bedraagt. De raad geeft vervolgens aan of zij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 250.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de liquiditeitspositie / schuldpositie van de gemeente.
Het college besluit niet dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen over:
Wanneer het rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa
Materiële vaste activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd. Bij raadsbesluit kan hiervan worden afgeweken waarbij de maatschappelijk nut investeringen gedekt worden uit de reserves. Bij dekking ineens uit de reserves moet er in het raadsvoorstel van de investering wel aandacht worden besteed aan de toekomstige vervanging en de dekking van een toekomstige vervangingsinvestering aangezien dit door het rechtstreeks dekken uit de reserve niet structureel is geborgd in de begroting.
Materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening. Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000,-- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd. Op basis van gegronde redenen kan via raadsbesluit afgeweken worden van de afschrijvingstermijnen zoals zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze verordening.
Artikel 11 Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.
Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten, afschrijvingskosten en de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rekenrente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.
Artikel 12 Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
In de paragraaf treasury bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 18 Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een beleids- en onderhoudsplan openbare ruimte (IBOR) aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.
In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op: het verloop van de grondvoorraad; de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;
Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 23 Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 3 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Bijlage 1 Afschrijvingstermijnen
Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000,-- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.
De afschrijvingsmethodiek is lineair en de percentages zijn als volgt:
Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.
50 jaar: gemalen, bouwkundig gedeelte
45 jaar: mechanische riolering bouwkundig
40 jaar: nieuwbouw woonruimten, schoolgebouwen, kantoren en bedrijfsgebouwen;
20 jaar: nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;
20 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, schoolgebouwen, kantoren en bedrijfsgebouwen.
Grond- weg en waterbouwkundige werken:
20 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;
20 jaar: wegen, pleinen en rotondes;
20 jaar: tunnels, viaducten en bruggen;
8 jaar: zware transportmiddelen, aanhangwagens, personenauto's en lichte motorvoertuigen.
Machines, apparaten en installaties
20 jaar: gemalen mechanisch / elektrisch gedeelte;
10 jaar: mechanische riolering, mechanisch en elektrisch;
15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;
15 jaar: openbare verlichting;
10 jaar: kantoormeubilair, veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen, telefooninstallaties ;
Gebruikmaking van deze post dient beperkt te worden tot werkelijk onvoorziene uitgaven.
Dit impliceert dat onvoorzien alleen kan worden aangewend voor die financiële consequenties, die bij het opmaken van de primitieve begroting onvoorzienbaar waren, dan wel ná het opmaken daarvan onvermijdbaar en/of onuitstelbaar zijn. Aanwending van onvoorzien dient feitelijk beperkt te blijven tot incidentele onvoorziene zaken.
Spelregels voor wat betreft toevoeging
In principe vinden in de loop van het begrotingsjaar geen toevoegingen plaats aan de post onvoorzien. Een uitzondering wordt gemaakt voor slechts geringe begrotingsruimte tot een bedrag van maximaal € 7.000,-- die ontstaat (bijvoorbeeld als gevolg van afronding van kapitaallasten bij een begrotingswijziging / c.q. begrotingspeiling). Grotere bedragen zullen rechtstreeks aan de Algemene Reserve moeten worden toegevoegd.
Spelregels voor wat betreft aanwending
Structurele zaken mogen in principe niet uit onvoorzien gedekt worden, tenzij de uitgaaf niet uitgesteld kan worden, dan kunnen de lasten voor het eerste jaar worden gedekt uit onvoorzien. Voor de latere jaren zal in de dekking moeten worden voorzien in de volgende meerjarenbegroting (middels het MPP).
Nagegaan dient te worden of er binnen het eigen budget dekking aanwezig is. Hiertoe zal de afdeling eerst de eigen te bewaken budgetten moeten nagaan of daar eventuele dekking in kan worden gevonden. Vervolgens zal via de afdelingsmanager moeten worden nagegaan of er binnen de te bewaken budgetten van de andere afdelingen nog ruimte aanwezig is.
Tevens kan voor projecten/plannen beschikt worden over de post onvoorzien Hierbij geldt het volgende: tot een bedrag van € 15.000,-- mogen er maximaal als aanloopkosten voor een project worden gemaakt. De aanloopkosten moeten altijd in het krediet worden meegenomen. Mocht het echter niet tot een krediet komen dan kunnen deze kosten incidenteel afgedekt worden uit de post onvoorzien.
Voorts dient de vraag gesteld te worden of de betreffende zaak thuishoort in het Meerjareninvesteringsplan. Wanneer dat het geval is dan zal de zaak (tenzij het zaken betreft die geen uitstel kunnen leiden) ingediend moeten worden bij de eerstvolgende vaststelling van het Meerjareninvesteringsplan,.
De spelregels worden ambtelijk uitgewerkt in een stroomschema.