Organisatie | Almelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | ruimtelijke beleidsregels voor de huisvesting van kinderopvang |
Citeertitel | ruimtelijke beleidsregels voor de huisvesting van kinderopvang |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Voor dit onderdeel had de regeling een voorganger tw. 2351. beleidsregel voor de toepasing van ontheffingen op grond van art. 3.23 Wro art. 13 lid. 2
Wet ruimtelijke ordening art. 3.1 juncto art. 4:81 Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-01-2010 | nieuwe regeling | 15-12-2009 Twenth Ruiten Drie 12-01-2010 | Onbekend |
Raadsbesluit van 15 december 2009 , houdende vaststelling van de ruimtelijke beleidsregels voor de huisvesting van kinderopvang.
Ruimtelijke beleidsregels voor de huisvesting van kinderopvang.
op basis van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
de ‘Ruimtelijke toetsingscriteria huisvestingsverzoeken kinderopvang’, zoals opgenomen in hoofdstuk 5, onder 1 van het document ‘Ruimtelijke beleidsregels voor de huisvestiging van kinderopvang’, geregistreerd onder nummer 2009/28728, als volgt vast te stellen;
Het vestigen van kinderopvang, voor zover het verzoek in strijd is met het vigerende planologische regime .
Woon- en leefmilieu = de beleving van het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van de locatie waar de activiteiten worden uitgevoerd. Dit kan zich onderscheiden in ondermeer het aantal en het evenwicht in aanwezige woningen/instellingen/bedrijven, verkeersdrukte, lawaaioverlast, uitzicht, sociale veiligheid.
Artikel 2 Vestigingscriteria kinderopvang
Indien kinderopvang ondergeschikt is aan het primaire gebruik:
het ondergeschikte medegebruik van het pand en/of de daarbij behorende bijgebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van het pand en de daarbij behorende – al dan niet aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
Artikel 3 Inwerkingtreding en citeertitel
Artikel 13 lid 2 ‘wijziging in het gebruik van opstallen in de bebouwde kom ten behoeve van een kindercentrum’ van de ‘Beleidsregels voor de toepassing van ontheffingen op grond van artikel 3.23 Wet ruimtelijke’, vastgesteld door het college op 17 maart 2009, wordt ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijft op verzoeken die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit;
Memorie van toelichting op de Ruimtelijke toetsingscriteria huisvestingsverzoeken kinderopvang
De hinder wordt naar aanleiding van de uitgave van de VNG ‘Bedrijven en milieuzonering Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk’ bepaald. Een kinderopvang is in principe geïndexeerd als een ‘categorie 2-bedrijf’, op basis van geluid en verkeer. Hierdoor dient een richtafstand van 30 meter van de grens van de activiteit tot de gevel van de dichtstbijzijnde woning in acht te worden genomen. Dit zijn geen harde afstandseisen, maar algemene richtafstanden en zijn mede bepaald op basis van:
Indien de kinderopvang is gelegen in een gemengd gebied (meerdere functies in de directe nabijheid, zoals kantoor, wonen en detailhandel, zeer drukke weg) kan de afstand worden verminderd tot 10 meter. Het betreffen landelijke richtlijnen, waardoor de daadwerkelijk omvang en situering van de kinderopvang uiteindelijk bepalend zijn in hoeverre de richtlijn toepasbaar is;
De geluidsnorm is hierbij van het grootste belang en wordt voornamelijk veroorzaakt door spelende kinderen op het buitenterrein. In de praktijk betekent dit dat het vestigen van een kinderopvang in een ‘rijtjeswoning’ is uitgesloten, gezien de aan elkaar grenzende tuinen. Bij een vrijstaande woning is de kans tot vestiging groter, omdat de afstand tot de omgeving nader kan worden bepaald. Dit door bijvoorbeeld slechts een bepaald gedeelte van het buitenterrein te gebruiken voor de kinderopvang.
Indien geen sprake is van een inrichting op basis van de Wet milieubeheer dient de vestiging van een vorm van kinderopvang, met in het bijzonder de buitenruimte, in het kader van een goede ruimtelijke ordening te voorzien in voldoende afstand ten opzichte van de omgeving. De aspecten geluid, verkeer (parkeren, verkeersveiligheid), leefbaarheid van een (woon)gebied, zijn van doorslaggevende betekenis. Het menselijk stemgeluid kan bijvoorbeeld als hinder worden ondervonden (dynamiek en volume van de stem, de lading van de hetgeen gesproken wordt). Hierdoor zal het geluid in bepaalde mate moeten worden afgewogen tegen ondermeer de sociale veiligheid en de inbreuk op het heersende (woon)klimaat.
Kinderopvang is onderhavig aan piek- en dalmomenten. Deze zijn synchroon aan de
spitstijden; globaal van ’s morgens van 7.30 – 9.00 uur en globaal ’s middags van
00 – 18.00 uur. Dit zijn de drukste (verkeers)momenten en worden voor het grootse
deel veroorzaakt door de stroom werkzame mensen. Deze mensen maakt het meest
frequent gebruik van de kinderopvang en zal zijn/haar kind dan ook binnen de spitsuren
naar de kinderopvang brengen en halen. Gelet op de spitsuren mag de locatie van de
dusdanig zijn gelegen dat er verkeeronveilige situaties ontstaan, zoals ouders die hun kind met de auto ‘snel even afzetten of ophalen’ bij de kinderopvang. In de praktijk blijkt dat dit kan leiden tot verkeersonveilige situaties doordat niet juist geparkeerd wordt. Het brengen en halen van kinderen veroorzaakt extra verkeersbewegingen. Die toename van verkeersbewegingen is in sommige gevallen uit het oogpunt van verkeersveiligheid en ter beperking van overlast echter niet toelaatbaar;
Elke functie, dus ook een voorziening voor kinderopvang, heeft een bepaalde parkeerbehoefte. In een aantal woonwijken of delen daarvan is de parkeerdruk op dit moment al erg hoog. De benodigde parkeerbehoefte wordt gevormd door het (langdurige) parkeren tijdens de dag van eventueel personeel en door het (kortstondige) parkeren van bezoekende ouders, die hun kinderen komen brengen of halen. Er wordt wel eens betoogd dat veel mensen per fiets komen en dat er daarom eigenlijk geen parkeerbehoefte bestaat. Dit betoog faalt echter, aangezien mensen die gebruik maken van de diensten van een kinderopvangvoorziening, veelal na het wegbrengen van hun kinderen gelijk doorreizen naar hun arbeidsplaats en daarvoor maken nu eenmaal veel mensen gebruik van de auto. De dagelijkse praktijk rond scholen en voorzieningen ten behoeve van kinderopvang laat zien dat de aanwezigheid van voldoende en goed gesitueerde parkeervoorzieningen noodzakelijk is;
De parkeerbehoefte is vertaald in een parkeernorm. De door de gemeente Almelo gehanteerde norm zijn de landelijke parkeerkencijfers, volgens de CROW-richtlijn. Binnen de CROW-richtlijn wordt de parkeerbehoefte bepaald naar de aard van de activiteiten. De omvang en situering van de kinderopvang is dan ook bepalend voor de parkeernorm.
Er wordt vanuit gegaan dat er per dagdeel maximaal 2 personeelsleden (bij een groep van 12 kinderen) in het pand aanwezig zijn. Bij een norm van 0,8 parkeerplek per arbeidsplaats vraagt dit om een parkeerbehoefte van 1,6 per groep. In het algemeen kan gesteld worden dat de parkeerbehoefte voor personeel bij 1 groep per pand vrijwel gelijk is aan de parkeerbehoefte voor een “standaard” eengezinswoning. Een kleinschalige kinderopvang (maximaal 12 kinderen) in een woonwijk leidt, uit oogpunt van bedrijfsvoering, dus nauwelijks tot extra aanspraken op openbare parkeerruimte.
De situatie veranderd in positieve zin indien er parkeerruimte op eigen terrein is;
Bij een kinderdagopvang in een woning of bedrijfspand met 1 groep van maximaal 12 kinderen per dagdeel zijn tijdens de bedrijfsvoering in de directe omgeving 3 parkeerplaatsen noodzakelijk, waarvan 2 voor kort parkeren en 1 voor lang parkeren.
Bovenstaande betreffen allen richtgetallen, waardoor altijd per situatie zal moeten worden afgewogen wat de te hanteren parkeernorm is;
Doodlopende wegen zijn in principe alleen bedoeld voor bestemmingsverkeer en zijn daarbij smal ingericht. Het keren op de weg, waardoor de gehele weg geblokkeerd wordt, is veelal lastig zonder daarbij op privaat terrein te komen. Rekening houdend met de piekmomenten, zal dit leiden tot opstoppingen en blokkades;
Geen nadere toelichting nodig;
Vestigen op een industrieterrein is in principe ongewenst, vanwege de aanwezige
milieucontouren en/of de aanwezigheid van risicovolle bedrijven. Bestaande bedrijven
kunnen in hun uitbreidingsmogelijkheden worden beperkt of ‘op slot’ worden gezet door
het vestigen van een kinderopvang. Kinderopvang kan andersom
In het kader van het besluit externe veiligheid zijn op basis van zelfredzaamheid, groepsrisico, plaatsgebonden risico en oriënterende waarden ruimtelijke aspecten opgenomen met betrekking tot de huisvesting van kinderopvang. Deze aspecten spelen slechts en alleen een rol indien in de nabije omgeving gevaarlijke stoffen worden gebruikt, vervaardigd of vervoerd, zoals chemische producten, vuurwerk, brandstoffen, LPG, aardgas, enz.;
De instelling zelf is verantwoordelijk voor het leveren van kwalitatief goede kinderopvang. De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving op de kwaliteit. In opdracht van de gemeente voert de GGD inspecties uit, op basis van ondermeer de ‘Wet kinderopvang’ en de Amvb ‘Beleidsregels kwaliteit kinderopvang’ en beoordeelt of de instellingen aan de gestelde eisen voldoen. In de artikelen 5, 6 en 7, eerste lid van de ‘Beleidsregels kwaliteit kinderopvang’ zijn ruimtelijke aspecten opgenomen voor de accommodatie en de inrichting van de ruimte. Het betreffen ondermeer eisen ten aanzien van de aanwezige oppervlakte binnenruimte en buitenruimte en de ligging van de buitenruimte;
Indien sprake is van een woning, mag deze niet dusdanig aangepast worden, dat zelfstandige bewoning onmogelijk wordt gemaakt. Alle voorzieningen horende bij een woning, zoals sanitair, keuken, slaapgelegenheid en woonkamer dienen aanwezig te zijn en als zodanig gebruikt te (kunnen) worden. Deze mogelijkheid tot kinderopvang in een woning is voornamelijk van toepassing bij gastouderopvang, mits deze bedrijfsmatig wordt uitgeoefend;