Organisatie | Maasgouw |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Maasgouw houdende regels omtrent loonkosten Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Maasgouw 2015 |
Citeertitel | Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Maasgouw 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling treedt in werking op de vroegst mogelijke datum.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-09-2017 | 28-12-2017 | nieuwe regeling | 04-06-2015 | R15.0942 |
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maasgouw,
d.d. 04 juni 2015.
De raad voornoemd;
De griffier,
H.M.L. van Soest
De voorzitter,
S.H.M. Strous
De gemeenteraad moet bij verordening regels vaststellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen:
De wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, is een zogenaamde entreetoets. Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet).
De volgende fase is het vaststellen van de loonwaarde. De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon - die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie - verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet).
In deze verordening gaat het om een andere vorm van loonkostensubsidie dan de loonkosten-tegemoetkoming zoals omschreven in de re-integratieverordening. De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet indien de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet, daar deze afhankelijk is van de duur van het dienstverband. Het instrument is gericht op mensen met een arbeidsbeperking. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer.
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening. De in de Participatiewet opgenomen begrippen - zoals doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de wet), loonwaarde (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de wet) en dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van de wet) - worden in deze verordening daarom niet opnieuw als begrip opgenomen.
In dit artikel zijn de begripsbepalingen toegelicht.
Artikel 2. Vaststelling doelgroep loonkostensubsidie
In artikel 10c Participatiewet is geregeld op welke wijze wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:
personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid onderdeel b, van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, artikel 35, vierde lid onderdeel b, van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen en artikel 36, derde lid, onderdeel b, van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d Participatiewet is verleend;
Selectie doelgroep loonkostensubsidie
In artikel 10c Participatiewet is bepaald dat het college kan vaststellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet kiest de gemeente de manier waarop zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet.
Gemeenten kunnen zelf de selectie doen of hiervoor een organisatie inschakelen.
Het college wijst een of meerdere uitvoerende organisaties aan. Schakelt de gemeente een organisatie in, dan beslist de gemeente op basis van het advies van die organisatie of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Alleen als sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming van het advies, kan de gemeente besluiten het advies niet te volgen. Bij de selectie neemt het college of de uitvoerende organisatie de volgende criteria in acht:
Loonkostensubsidie kan alleen worden ingezet indien er een werkgever is, die werknemer in dienst gaat nemen.
Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de betaling, aanvraag en werkwijze.
Artikel 3. Vaststelling loonwaarde
Loonwaarde vaststellen indien persoon behoort tot doelgroep
In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat indien een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt.
Zowel de werkgever als de werknemer kan een aanvraag indienen om de loonwaarde vast te stellen. Artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet impliceert dat een werkgever een aanvraag kan doen om de loonwaarde van de werknemer te laten vaststellen. Zowel de werkgever als de werknemer kan bezwaar instellen tegen het vaststellen van de loonwaarde. Daarnaast kan ook uit artikel 8a, tweede lid, onderdeel a, van de Participatiewet worden afgeleid dat werkgevers van personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet in aanmerking komen voor re-integratievoorzieningen, waaronder loonkostensubsidie.
Methode vaststellen loonwaarde
In artikel 3, tweede lid, van deze verordening is bepaald dat het werkbedrijf arbeidsmarktregio Midden Limburg de loonwaardemethodiek aanwijst. Deze methode dient te voldoen aan de kwaliteitseisen die de regering daaraan stelt en aan de minimumeisen zoals vastgesteld binnen het regionale Werkbedrijf of bij algemene maatregel van bestuur. Het werkbedrijf regio Midden Limburg heeft de loonwaardemethodiek Matchcare aangewezen. Deze wordt gehanteerd.
De kwaliteitseisen die de regering aan de methode ter bepaling van de loonwaarde stelt, zijn de volgende:
Een besluit moet zorgvuldig worden gemotiveerd (artikel 3:2 Awb). In dit kader is belangrijk dat het college in de rapportage duidelijk aangeeft hoe de loonwaarde is vastgesteld. Te meer omdat de regering het belangrijk vindt dat transparant is hoe tot de loonwaarde is gekomen.
Indien de dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van hetgeen dat is bepaald in artikel 10d van de wet.
Artikel 4. Beëindiging Loonkostensubsidie
In dit artikel is opgenomen dat de loonkostensubsidie eindigt op het moment dat het dienstverband eindigt of de werknemer niet meer behoort tot de doelgroep.
Deze verordening treedt in werking per 1 juli 2015.
In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.
Bijlage bij artikel 3 wijze waarop loonwaarde wordt vastgesteld
Het college maakt gebruik van de loonwaardemeting van Matchcare om de loonwaarde van een persoon te bepalen. Hierna wordt de werkwijze van deze methode omschreven.
Matchcare vraagt ten behoeve van de loonwaardebepaling informatie uit over de prestatie van de werknemer op de bestanddelen tempo, kwaliteit en inzetbaarheid. Daarnaast neemt Matchcare ook de mate waarin de werknemer een aantal werknemersvaardigheden en competenties beheerst mee bij het bepalen van de loonwaarde.
Prestatie per taak op de bestanddelen tempo, kwaliteit en inzetbaarheid
De prestatie van de werknemer op vijf hoofdtaken wordt aan de hand van de volgende stappen vastgesteld:
Stap 1: Vaststellen van het aandeel van de taken die de werknemer binnen het totale takenpakket kan verrichten.
Stap 2: Vaststellen van de normfunctie van een werknemer zonder beperkingen en het functieloon daarbij.
Stap 3: Vaststellen van de prestaties van de werknemer op de bestanddelen tempo, kwaliteit en inzetbaarheid per taak. De werknemer wordt gevraagd een zelfbeoordeling te maken ten opzichte van een collega. De werkgever beoordeelt de prestaties van de werknemer gerelateerd aan de normfunctie.
Beheersing werknemersvaardigheden en competenties
De beheersing van werknemersvaardigheden en competenties wordt getoetst door vast te stellen in welke mate de werknemer een set van negen werknemersvaardigheden en een set van tien competenties beheerst.
Ontwikkelperspectief werknemer
Matchcare verzamelt, naast de informatie nodig voor het bepalen van de loonwaarde, ook informatie om uitspraken te kunnen doen over het ontwikkelperspectief van de werknemer. Matchcare doet dit aan de hand van de leefgebieden vragenlijst. Met de leefgebiedenvragenlijst wordt informatie verzameld over zaken in het persoonlijk leven van de werknemer die de prestaties van de werknemer op de werkvloer (kunnen) beïnvloeden. De weging van deze informatie is voor elke werknemer gelijk.
Matchcare doorloopt de volgende stappen bij het bepalen van een loonwaarde:
Stap 1: bezoek op de werkplaats
Stap 2: Werkgever en werknemer vullen ieder een digitale vragenlijst in.
De uitvoerder bepaald aan de hand van de input die werkgever en werknemer aanleveren de scores van de werknemer. Op basis van deze scores berekent de uitvoerder de loonwaarde en stelt de rapportage op.
De rapportage bevat een loonwaarde ten opzichten van het functieloon en een loonwaarde ten
opzichte van het minimumloon. Daarnaast bevat de rapportage informatie over het