Organisatie | Appingedam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Appingedam |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Appingedam |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-09-2010 | Nieuwe regeling | 08-07-2010 Eemslander, 21-07-2010 | Onbekend |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. voorzitter: de voorzitter van de raad of de waarnemend voorzitter;
b. opiniërende vergadering of opiniërende behandeling: een vergadering of behandeling waarbij geen besluit wordt genomen, maar waarbij van de raad wel een richtinggevende uitspraak wordt gevraagd;
c. amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;
c. subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;
d. motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;
e. voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;
f. initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;
g. burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda voor de vergadering van de raad te plaatsen.
a. het leiden van de vergadering;
c. het doen naleven van het reglement van orde;
d. hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.
De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
Indien één of meer leden van een of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of indien een of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Voor het splitsen dan wel het vormen van nieuwe fracties is geen toestemming vereist van de raad.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
De wethouders worden uitgenodigd in de vergaderingen van de raad aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.
Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken
Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
Artikel 19 Spreekrecht burgers
Het woord kan niet gevoerd worden:
a. over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;
b. over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;
c. indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.
De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.
a. niet door ten minste 25 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;
Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:
a. een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;
b. een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of de gemeenteraad;
c. een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of de gemeenteraad;
d. een onderwerp waarover korter dan 12 maanden voor de indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit is genome.
a. een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;
b. een toelichting op het voorstel;
c. de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en
d. een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.
De in de betreffende vergadering aanwezig geweest zijnde leden, de voorzitter en indien aanwezig geweest de wethouders en de secretaris, hebben het rechteen voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien het verslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de griffier te worden ingediend.
Het verslag moet in ieder geval inhouden:
a. de namen van de ter vergadering aanwezige leden, van de voorzitter en van de griffier, van de leden die afwezig waren en indien aanwezig geweest van de wethouders en de secretaris, en van overige personen die het woord gevoerd hebben;
b. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest en de besluiten die zijn genomen;
d. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming of stemming bij handopsteken van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;
e. de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en burgerinitiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;
f. bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 27 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.
Artikel 28 Wijze van bespreking;
In de eerste debatronde kunnen de fracties hun standpunt naar voren brengen. Na elke spreekbeurt krijgen de andere raadsleden de gelegenheid verhelderende vragen aan de spreker te stellen. Aan het eind van deze eerste ronde krijgt de portefeuillehouder de gelegenheid op de bijdragen van de fracties te reageren.
Artikel 30 Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 35 Algemene bepalingen over stemming
Indien door een of meer leden hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling. Hij roept de leden dan bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor bij loting is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 37 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 38 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Artikel 47 Schriftelijke vragen
Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.
Voorafgaand aan de behandeling van in de agenda opgenomen onderwerpen voor de vergadering van de raad, en aansluitend op het spreekrecht van burgers, zo daar gebruik van is gemaakt, is er voor de leden van de raad een vragenuur, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan de raad bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.
Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van het vragenuur bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met de raad weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.
Artikel 50 Procedure begroting
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium, vaststelt.
Artikel 51 Procedure jaarrekening
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium, vaststelt.
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 52 Verslag; verantwoording
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen of in een andere organisatie of institutie, heeft het recht om bij het vaste agendapunt ‘Verbonden partijen’ verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. De overige leden van de raad hebben het recht naar aanleiding van dit verslag vragen te stellen of bij dit agendapunt eigener beweging voor aanvang van de vergadering via de griffier aan de betreffende persoon vragen te stellen over ontwikkelingen die spelen.
Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 49, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 56 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 58 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zo ver gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.
Artikel 59 Verbod gebruik mobiele telefoons
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.
Aldus vastgesteld in de openbare
raadsvergadering gehouden op 8 juli 2010.
, voorzitter. , griffier
(H.K. Pot) (E.P. Faber-van Brug)
Toelichting op het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Appingedam
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Onder ‘aanhangig’ wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnd.
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77 Gemeentewet, eerste lid, is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. De raad heeft echter gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid een ander lid van de raad met de waarneming te belasten.
De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
Bij raadsbesluit van 20 februari 2003 is voor de griffier een instructie vastgesteld. In zijn vervanging is voorzien.
In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.
Het kan wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De raad zal het college daartoe moeten verzoeken
Gekozen is voor een presidium bestaande uit de voorzitter en de fractievoorzitters. Het beperkte aantal fracties in de raad maakt dat werkbaar. Zijn er meer fracties dan tot nu toe het geval is, dan moet wellicht voor een andere samenstelling worden gekozen.
Sinds 2005 is de secretaris als adviseur in de vergaderingen van het presidium aanwezig, om de afstemming met de planning van de ambtelijke organisatie te waarborgen.
Dit artikel bevat de hoofdtaken van het presidium.
Bij raadsbesluit van 8 juli 2010 is voor het presidium een gewijzigd reglement vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties
Artikel 8 Onderzoek geloofsbrieven
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren.
De raad beslist over de toelating als lid.
Het derde lid verduidelijkt de taak van de raad om na de verkiezingen te onderzoeken of deze rechtmatig zijn verlopen.
Het vijfde lid geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover in de Kieswet niets geregeld. De Gemeente wet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder, maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap (Gemeentewet artt. 36a, 36b, 41b en 41c) zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadslidmaatschap. Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie van onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Lid 5 is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten, maar uit de raad wordt benoemd; de incomptabiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.
In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen.
Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 10 Tijd en plaats van vergaderen
De raad vergadert zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.
Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.
Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de voorlopige agenda voor vergadering van de raad. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda opstellen.
Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via hun fractievoorzitter in het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.
Artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn.
De wethouders hebben echter een algemene uitnodiging van de raad om in de vergaderingen aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.
Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken
In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, et cetera).
Deze stukken worden zo mogelijk in het Raadsinformatiesysteem geplaatst.
Artikel 15 Openbare kennisgeving
De bepalingen over de aankondiging van raadsvergadering spreken voor zich.
De agenda, de voorstellen en de bijgevoegde stukken liggen zowel bij de receptie van het Stadskantoor als bij de openbare bibliotheek ter inzage. Ze worden tegelijkertijd op de gemeentelijke website geplaatst.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 18 Opening vergadering
De vergadering kan beginnen indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet komt opdagen.
Artikel 19 Spreekrecht burgers
Na de opening van de vergadering is het spreekrecht van burgers het eerste agendapunt. Daarna wordt de definitieve agenda vastgesteld. Is het woord gevoerd over een op de agenda vermeld onderwerp dan wordt dit onderwerp in de definitieve agenda naar voren gehaald en behandeld volgend op de afdoening van de lijst van ingekomen stukken. Verwezen wordt naar lid 8.
Voor een toelichting op het spreekrecht bij opiniërende behandeling zie artikel 40 in deze toelichting.
Een geldig verzoek moet de gemeenteraad op de agenda van een raadsvergadering plaatsen. Hij moet er zich ook over uitspreken.
Artikel 21 Initiatiefgerechtigden
Om te kunnen beoordelen of wordt voldaan aan de vereisten zijn verschillende gegevens nodig.
Artikel 22 Burgerinitiatiefvoorstel
Voorkomen moet worden dat burgerinitiatief bezwaar- of klachtenprocedures doorkruist. Het is ook niet de bedoeling dat onderwerpen waarover de raad zich recent heeft uitgesproken via een burgerinitiatief weer aan de orde worden gesteld.
Indiening bij de voorzitter van de raad ligt voor de hand. Het verzoek zal aan een aantal minimumeisen moeten voldoen.
Artikel 24 Plaatsing op de agenda
De burger moet er op kunnen vertrouwen dat zijn voorstel spoedig wordt getoetst aan de vereisten en een besluit wordt genomen over de behandeling. Het vierde en zesde lid zorgen voor transparantie rond de afhandeling. Tegen een afwijzing van het verzoek tot plaatsing op de agenda staat krachtens de Algemene wet bestuursrecht beroep open op de rechter.
Op grond van de Gemeentewet is minimaal een besluitenlijst verplicht. Er is gekozen voor de algemene term ‘verslag’ omdat hieronder zowel de besluitenlijst als de traditionele ‘notulen’ en de audio- of videoverslaglegging vallen. Bij keuze voor de laatste is overigens combinatie met een besluitenlijst verplicht.
Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep.
Artikel 26 Ingekomen stukken; mededelingen
Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Uitgebreide inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk of mededeling leidt tot uitgebreide inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.
In beperkte mate is discussie over de ingekomen stukken en mededelingen mogelijk. Tot hoever dit reikt is ter beoordeling van de voorzitter. Deze mogelijkheid is als experiment toegepast sinds 2005 en wordt nu geformaliseerd. Bij mededelingen is de mogelijkheid tot bespreking en discussie iets ruimer dan bij ingekomen stukken.
Dit artikel is in het kader van deregulering wegens overbodigheid geschrapt. Hiermee wordt de lijn van het modelreglement gevolgd.
Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 30).
Artikel 28 Wijze van bespreking
Dit gewijzigde artikel sluit aan bij de wens het debat in de duale structuur te verlevendigen.
Lid 1 van dit artikel voorziet in een vragenrondje vooraf. Op deze manier wordt de weg vrij gemaakt voor het echte debat, dat daarna kan plaatsvinden. In de eerste ronde kunnen de fractiestandpunten naar voren worden gebracht, waarbij slechts ruimte is voor korte interrupties. In de tweede debatronde is de discussie aan de raad. De vorm is vrij, de voorzitter structureert en zorgt ervoor dat iedere spreker tot zijn recht kan komen. Deze termijn mondt uit in besluitvorming.
De beraadslaging over een motie vindt niet afzonderlijk plaats, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 30 Handhaving orde; schorsing.
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 30 is een aanvulling op de Gemeentewet.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar het artikel 58 van dit reglement.
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.
Artikel 32 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn. Een stemverklaring wordt gegeven vóór de stemming begint.
Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 35 Algemene bepalingen over stemming
Indien een lid te kennen geeft een stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.
De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.
In de praktijk wordt vaak gestemd bij handopsteken. In het reglement van orde is deze gang van zaken nu geformaliseerd. Bestaat bij een of meer leden van de raad de wens tot hoofdelijke stemming, dan kan daarom gevraagd worden. In dat geval wordt bij loting het lid aangewezen bij wie de stemming begint.
Zowel bij stemming bij handopsteken als bij hoofdelijke stemming kan een raadslid zich alleen van stemming onthouden als artikel 28 van de Gemeentewet aan de orde is (over een aangelegenheid die hem persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken). In alle andere gevallen zijn de aanwezige raadsleden verplicht hun stem uit te brengen.
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 36 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 41 en 42 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college.
Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.
Artikel 37 Stemming over personen
De Gemeentewet (artikel 31) geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd.
Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken.
In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.
De gedetailleerde bepalingen over wat wel en wat niet onder een behoorlijk stembriefje wordt verstaan zijn in het modelreglement geschrapt, aangezien deze in de praktijk vaak voor verwarring zorgen. In dit reglement is daarbij aangesloten.
Artikel 38 Herstemming over personen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 39 Beslissing door het lot
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Bij een aantal daartoe geschikte onderwerpen is (meestal na een informatieve voorbereiding in de raadscommissie) een opiniërende behandeling in de raad aan de orde. In deze fase discussieert de raad over politieke beleidskeuzes, met inbreng van het publiek, en doet richtinggevende uitspraken zonder dat een formeel besluit wordt genomen. Deze discussie moet op een vrije manier kunnen plaatsvinden, zonder al te veel beperkingen. Het is aan de voorzitter hierin sturend op te treden. Bepalingen omtrent inspreekrecht e.d. zijn daarom in een opiniërende vergadering en bij een opiniërende behandeling niet van toepassing.
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is.
Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 36.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 44 geregelde initiatiefvoorstellen.
Artikel 43 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden
Artikel 44 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. De raad kan desgewenst (aanvullende) voorwaarden stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.
Artikel 45 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door haar voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel nader te onderbouwen.
De raad bepaalt echter wanneer het voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan het presidium overlaten.
Dit artikel stelt nadere regels met betrekking tot artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig.
Artikel 47 Schriftelijke vragen
Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.
In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.
Deze bepaling vormt een aanvulling op artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het vragenuur wordt gehouden in de raadsvergadering, voorafgaande aan de behandeling van de op de agenda vermelde onderwerpen. Het biedt raadsleden de mogelijkheid te reageren op actuele, politiek relevante ontwikkelingen. De procedure spreekt voor zich.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikel 50 Procedure begroting en artikel 51 Procedure jaarrekening
Deze artikelen behoeven geen toelichting. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 52 Verslag; verantwoording
Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Het is gebruikelijk dat de gemeenteraad wordt geïnformeerd door middel van verslagen van vergaderingen van bestuursorganen van gemeenschappelijke regelingen via de lijst van ingekomen stukken.
In het eerste lid van dit artikel is, in de vorm van een vast agendapunt, een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging en de mogelijkheid voor de raadsleden naar aanleiding van de verslaglegging verhelderende vragen te stellen. Ook kunnen raadsleden los van verslaglegging aan de vertegenwoordiger vragen stellen.
In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 47.
Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.
De bepalingen van dit artikel kunnen ook van toepassing worden verklaard op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.
Artikel 56 Opheffing geheimhouding
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 57 Toehoorders en pers
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 58 Geluid- en beeldregistraties
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 59 Verbod gebruik mobiele telefoons
Dit artikel behoeft geen toelichting.