Organisatie | Almelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Stimuleringsregeling bodemonderzoek- en sanering gemeente Almelo 2010-2014 |
Citeertitel | Stibosa Almelo 2010-2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
vervangt Stimuleringsregeling bodemonderzoek en sanering Almelo 2005-2009, nr. 2258
Algemene wet bestuursrecht, Wet bodembescherming, Algemene subsidieverordening
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | nieuwe regeling | 12-01-2010 Twenth Ruiten Drie 19-01-2010 | Onbekend |
Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze Subsidieverordening wordt verstaan onder
(deel)sanering : het opstellen van een (deel)saneringsplan en overeenkomstig een (deel)saneringsplan het (deels) verwijderen of het (deels) beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van verontreiniging en de directe gevolgen daarvan of van dreigende verontreiniging van de bodem (als bedoeld in artikel 1 Wet bodembescherming);
de Netto-kosten : de kosten van onderzoek en sanering verminderd met de omzetbelasting (BTW) indien en voorzover deze in vooraftrek kan worden genomen, alsmede verminderd met de kosten die samenhangen met andere werkzaamheden dan het onderzoek of de sanering (ook wel genaamd: Samenloopkosten) en voorts verminderd met het concrete bedrag dat bij de Verwerving op de koopsom in mindering is gebracht met het oog op de aanwezigheid van een verontreiniging van de locatie.
Artikel 2 Doel van de verordening
Deze verordening heeft ten doel het verstrekken van Subsidie ten behoeve van onderzoek en/of sanering van de bodem van een Locatie waardoor stagnatie van door de gemeente Almelo gewenste maatschappelijke ontwikkelingen wordt voorkomen of opgeheven.
Artikel 3 Bevoegdheid College van Burgemeester en Wethouders
De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van deze verordening berust bij het College van Burgemeester en Wethouders.
HOOFDSTUK III DE VERLENING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 6 De voorwaarden voor de Subsidie
De Subsidie wordt verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
in afwijking van het bepaalde in artikel 6, onder b, wordt de eigenaar of erfpachter als bedoeld onder 6 onder a, voor de bepaling van de hoogte van de Subsidie gelijk gesteld met zijn rechtsvoorganger van wie hij rechtstreeks de eigendom of de erfpacht heeft verworven, indien zijn rechtsvoorganger de eigendom of erfpacht van de Locatie heeft verworven vóór 1 januari 1995.
Artikel 7 De hoogte van de Subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% met een maximum van € 50.000,00 van de werkelijk gemaakte netto kosten voor onderzoek en ten hoogste 50% met een maximum van € 100.000,00 van de werkelijk gemaakte kosten voor sanering, met dien verstande dat de totale subsidie voor onderzoek én sanering van één Locatie nooit meer dan € 100.000,00 zal kunnen bedragen.
7.4 De Subsidie wordt met betrekking tot een Locatie éénmalig verleend en vastgesteld voor onderzoek en éénmalig verleend en vastgesteld voor sanering.
7.5 De uitbetaling van de subsidie kan per fase van onderzoek of sanering worden uitgekeerd. In dat geval worden de subsidiepercentages als bedoeld onder a en b van artikel 7.2 met 5% verlaagd.
Artikel 8 De beslissing op de aanvraag tot verlening van de Subsidie
8.1 Het College van Burgemeester en Wethouders beslist op de aanvraag tot verlening van de Subsidie binnen een termijn van vijftien weken na de ontvangst van de aanvraag.
8.2 Het College van Burgemeester en Wethouders kan de in artikel 8.1 bedoelde termijn, met redenen omkleed, eenmalig maximaal met een termijn van vijftien weken verlengen. De aanvrager wordt van de verlenging zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld.
Artikel 9 De inhoud van de beschikking tot verlening van de Subsidie
9.1 De beschikking tot verlening van de Subsidie vermeldt in ieder geval de hoogte van de Subsidie in een percentage en de maximale hoogte van de Subsidie in euro’s.
9.2 De beschikking vermeldt voorts dat de Subsidie wordt verleend onder de verplichting dat binnen twaalf maanden het onderzoek wordt uitgevoerd of daadwerkelijk gestart wordt met de (deel)sanering.
9 .3 Het College van Burgemeester en Wethouders kan aan de beschikking tot verlening van de Subsidie nadere voorschriften en verplichtingen verbinden.
HOOFDSTUK IV DE VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 10 De aanvraag tot vaststelling van de Subsidie
10.1 Binnen vijftien weken na de datum waarop het onderzoek dan wel de sanering is afgerond, vraagt de aanvrager vaststelling van de Subsidie aan door het volledig invullen en ondertekenen van het door of namens het College van Burgemeester en Wethouders vastgesteld en ter beschikking gesteld vaststellingsformulier.
10.2 Overschrijding van de in 10.1 genoemde termijn heeft een korting van 25% op het subsidiebedrag tot gevolg, mits aan de overige eisen van de regeling wordt voldaan.
10.3 Bij subsidie voor saneren moet als verplicht onderdeel bij het indienen van het vaststellingsformulier een schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering (saneringsverslag) worden gevoegd, waarmee het Bevoegd gezag moet hebben ingestemd alvorens wordt besloten op de aanvraag tot vaststelling van de Subsidie, als bedoeld in artikel 11. Bij subsidie voor onderzoek moet het Bevoegd Gezag instemmen met de resultaten van het onderzoek.
10.4 Als de netto-kosten meer zijn dan € 25.000,00 worden bij de aanvraag twee concurrerende offertes overlegd. Indien niet wordt gekozen voor de goedkoopste offerte, dan zal de aanvrager een schriftelijke motivering bij de aanvraag moeten voegen.
10.5 Als de netto-kosten meer zijn dan € 25.000,00 wordt bij de aanvraag tot subsidievaststelling tevens een verklaring gevoegd van een externe accountant omtrent de rechtmatigheid en getrouwheid van de opgegeven kosten. De kosten van deze verklaring worden geheel vergoed.
Artikel 11 De beslissing op de aanvraag tot vaststelling van de Subsidie
11.1 Het College van Burgemeester en Wethouders beslist op de aanvraag tot vaststelling van de Subsidie binnen een termijn van vijftien weken na de ontvangst van de aanvraag.
11.2Het College van Burgemeester en Wethouders kan de in artikel 11.1 bedoelde termijn, met redenen omkleed, eenmalig maximaal met een termijn van vijftien weken verlengen. De aanvrager wordt van de verlenging zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld.
HOOFDSTUK V DE UITBETALING, DE INTREKKING, DE WIJZIGING EN DE TERUGVORDERING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 14 De intrekking, de wijziging en de terugvordering van de Subsidie
14.1 Met betrekking tot de intrekking en de wijziging van het besluit tot verlening en het besluit tot vaststelling van de Subsidie zijn de artikelen 4:48 en 4:49 Awb onverkort van toepassing.
14.2 Met betrekking tot de terugvordering van de Subsidie is artikel 4:57 Awb onverkort van toepassing.
Artikel 16 Inwerkingtreding en werkingsduur
Deze verordening is van toepassing met ingang van 01 januari 2010 en eindigt 31 december 2014, of zoveel eerder als het subsidieplafond is bereikt als bedoeld in artikel 4.
Toelichting op Stibosa Almelo 2010-2014
In het Overijsselse bodembeleidsplan “Grond voor samenwerking 2002-2005” is een van de aandachtsvelden het stimuleren van derden om zo, zoveel mogelijk partijen te laten bijdragen in de onderzoeks- en saneringskosten van een verontreinigde locatie. Dit kan geschieden op twee manieren; via het inzetten van het juridisch instrumentarium (onderzoeks- en saneringsbevelen) of via het inzetten van een stimuleringsregeling, waarbij onder voorwaarden een subsidie voor onderzoek en sanering kan worden aangevraagd. Het inzetten van het bevelsinstrumentarium leidt in veel gevallen tot een conflictsituatie waardoor gewenste maatschappelijke ontwikkelingen stagneren. Met deze stimuleringsregeling wordt op een positieve en pragmatische wijze stagnatie door bodemverontreiniging in gewenste maatschappelijke ontwikkelingen op onder meer ruimtelijk, infrastructureel en economisch gebied, juist tegengegaan.
Deze stimuleringsregeling is bedoeld voor natuurlijke personen en rechtspersonen en geldt voor zowel onderzoek als sanering. Het is dus mogelijk dat voor onderzoek en voor sanering van één en dezelfde locatie subsidie kan worden ontvangen.
Als de stimuleringsregeling niet het gewenste effect heeft, kan de gemeente alsnog besluiten het juridisch bevelsinstrumentarium in te zetten om partijen te dwingen de bodem te onderzoeken en/of te saneren.
Het doel van deze stimuleringsregeling sluit aan bij de koerswijziging in het bodemsaneringsbeleid. Kenmerken van deze koerswijziging zijn dat de aandacht wordt verlegd:
Het doel van deze stimuleringsregeling is “het in het belang van het milieu stimuleren van initiatieven die leiden tot het doen van bodemonderzoek of saneringen waardoor stagnatie van door de gemeente Almelo gewenste maatschappelijke ontwikkelingen wordt voorkomen of opgeheven”.
Met de regeling wordt beoogd dat derden meer dan nu het geval is, initiatieven ontplooien om bodemonderzoeken en bodemsaneringen uit te voeren waardoor stagnatie van een maatschappelijke ontwikkeling wordt voorkomen of opgeheven. Met derden worden, naast de marktpartijen, ook bewust particulieren bedoeld. Bij “maatschappelijke ontwikkelingen” worden de ontwikkelingen bedoeld die de gemeente Almelo wil stimuleren. Deze ontwikkelingen worden onder meer beschreven in het programma ISV-III 2010-2014 en in het “Masterplan Almelo”.
Onder de “wenselijke ontwikkelingen” wordt onder meer verstaan economische ontwikkelingen en woningbouwplannen. Het gaat niet alleen om grootschalige projecten maar juist ook om stimulering van kleinschalige projecten, bijvoorbeeld kleinschalige stadsvernieuwing of ontwikkeling van kleinere infrastructurele voorzieningen.
Landelijk geldt er een subsidieregeling voor het saneren van bedrijfsterreinen. Deze biedt echter niet altijd soelaas. Om in gewenste situaties toch een financiële bijdrage te kunnen verstrekken is deze regeling opgezet, die tevens breder van aard is.
Deze Stimuleringsregeling is getoetst aan eventuele strijdigheden met de bepalingen uit de Algemene Subsidieverordening Almelo 2005. Deze stimuleringsregeling is op onderdelen afwijkend van de Algemene Subsidieverordening Almelo 2005. Zo biedt deze stimuleringsregeling ook voor natuurlijke personen de mogelijkheid tot het ontvangen van subsidie. Ook zijn de termijnen waarbinnen de subsidieontvanger een verzoek moet indienen en de termijnen waarbinnen de gemeente Almelo tot een besluit moet komen, ruimer dan in de Algemene Subsidieverordening Almelo 2005 is opgenomen. Op grond van artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening 2005 is het toegestaan dat in andere verordeningen (deelverordeningen) afwijkende procedures of regels zijn opgenomen.
Op deze stimuleringsregeling is de Inspraakverordening niet van toepassing omdat deze stimuleringsregeling niet valt onder een wettelijke verplichting tot het bieden van inspraak en geen objectieve opmerkingen zijn te verwachten bij het bieden van inspraak. Bij de uitwerking van deze stimuleringsregeling is de rechtsbescherming voor de aanvrager voldoende gewaarborgd, in de vorm van bezwaar en beroep tegen de definitieve beschikking.
De bijdrage is aan te merken als een subsidie en moet dus volgens afdeling 4.2.1 Awb en art.4:23 Awb een wettelijke grondslag hebben.
In de regeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande wettelijke terminologie van met name de Wet bodembescherming.
De stimuleringsregeling heeft alleen betrekking op het grondgebied van de gemeente Almelo en omvat derhalve naast het stedelijk gebied ook het landelijk gebied. Ook de gemeente Almelo kan een verzoek indienen voor subsidie in onderzoek en/of bodemsanering.
Voor de periode 2010-2014 is een totaalbedrag van € 500.000,00 beschikbaar voor een bijdrage voor onderzoek en sanering. Bewust is afgezien van een zogenaamde tenderregeling. Op grond van een tenderregeling is het één of meerdere keren per jaar mogelijk om mee te dingen naar een bijdrage voor onderzoek en sanering, waarbij op grond van criteria de meest belovende projecten worden gehonoreerd. Met deze stimuleringsregeling wordt nagestreefd zoveel mogelijk aanvragen om subsidie voor onderzoek en of sanering te honoreren.
Er is geen jaarlijks subsidieplafond, zodat het resterende subsidiebedrag doorschuift naar de volgende jaren vallende binnen de derde ISV-periode van 2010-2014.
Er is een subsidieplafond. Dat betekent, dat het principe op=op geldt. Aanvragen worden verleend voor zover het budget dat toelaat. Dat geldt ook voor aanvragen die op zich aan de inhoudelijke voorwaarden voldoen.
Het genoemde aanvraagformulier kan worden verkregen bij de afdeling ROM, cluster Milieu en kan worden gedownload van de site van de gemeente Almelo. Het is noodzakelijk dat het formulier volledig wordt ingevuld en voorzien van de vereiste bijlagen, omdat anders de aanvraag niet in behandeling kan worden genomen.
De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor subsidie zijn limitatief opgesomd in dit artikel.
De datum van aankoop (voor 1995) is gekozen om aansluiting te vinden met de landelijk geldende bedrijvenregeling. Bij aankopen van na die datum wordt verwacht dat men wist wat werd gekocht en had onderzoek kunnen worden verricht. Een bodemonderzoek bij aankopen na 1995 is dermate gangbaar, dat subsidie hiervoor niet aan de orde is. Eventuele bodemverontreiniging kan verdisconteerd worden in de koopprijs.
Het saneringsplan heeft betrekking op het geval van ernstige verontreiniging zoals bedoeld in artikel 1 Wbb. In overleg met het bevoegde gezag kan hiervan worden afgeweken en kan worden volstaan met een deelsanering. Als het bevoegd gezag instemt met een voorgestelde saneringsvariant is deze in principe subsidiabel, mits het aan de overige voorwaarden van de regeling voldoet.
In de Wet bodembescherming wordt een onderscheid gemaakt tussen “oude” (of historische) en “nieuwe” verontreinigingen. Met “oude” verontreinigingen worden die verontreinigingen bedoeld die (in overwegende mate) zijn veroorzaakt vóór 1987. De “nieuwe” verontreinigingen zijn (in overwegende mate) veroorzaakt na 1987. De datum van 1987 is bewust gekozen omdat met ingang van 1 januari 1987 het zogenaamde zorgplicht artikel in de Wet bodembescherming is opgenomen (artikel 13 Wbb) In de onderhavige verordening wordt gekeken naar “oude” verontreiniging die voor 1987 zijn ontstaan. Alleen deze mogen functiegericht en kosteneffectief worden gesaneerd. Vanaf 1 januari 1987 is iedereen verplicht een nieuwe bodemverontreiniging te voorkomen en bij ontstaan van een verontreiniging deze volledig te verwijderen. Daarvoor is geen subsidie aan de orde.
Onder g is bepaald dat de subsidie aangevraagd moet worden voordat met het onderzoek of de sanering begonnen wordt. Van belang hierbij is dat het bevoegde gezag vooraf betrokken wordt bij de opzet van het onderzoek of de aanpak van de sanering en dit vervolgens akkoord bevindt.
In dit artikel wordt onder i. de mogelijkheid geboden aan de eigenaar of erfpachter in geval van erfpacht van een locatie, die rechtstreeks heeft verworven van zijn rechtsvoorganger die op zijn beurt weer de locatie heeft verworven vóór 1 januari 1995, om voor wat betreft het recht op en de hoogte van de subsidie, in de plaats te treden van zijn rechtsvoorganger. Heeft de rechtsvoorganger als voorbeeld verworven in 1960 en heeft deze rechtsvoorganger geen duurzame rechtsbetrekking gehad met de veroorzaker(s) en geen (in)directe betrokkenheid gehad bij de veroorzaking en op het moment van de verwerving geen kennis had van de verontreiniging dan wel redelijkerwijs geen kennis had kunnen hebben van de verontreiniging, kan deze rechtsvoorganger een maximale subsidie ontvangen van 50% (artikel 7.2 onder a). Artikel 6 onder i. biedt nu de mogelijkheid aan de nieuwe eigenaar of erfpachter in geval van erfpacht om in de plaats te treden van zijn rechtsvoorganger en dus in aanmerking zal komen voor een maximale subsidie van 50%.
Onder j en k is bepaald welke onderzoeken en / of saneringen niet in aanmerking komen voor subsidie op basis van deze verordening. Dit komt enerzijds voort uit de ISV-vereisten en anderzijds door analoge toepassing van de Bedrijvenregeling.
De subsidieontvanger draagt zelf een groot deel van de onderzoeks- en/of saneringskosten. De hoogte wordt bepaald door de positie van de eigenaar of de erfpachter in het geval van erfpacht. De bijdrage uit de stimuleringsregeling bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van in totaal € 100.000,00. Het maximale bedrag van € 100.000,00 heeft betrekking op het totaal aan verleende en uitgekeerde subsidies voor onderzoek én sanering van één Locatie. Dit sluit niet uit dat slechts een verzoek om subsidie wordt ingediend voor onderzoek óf sanering. Indien een verzoek om subsidie wordt ingediend voor onderzoek én sanering wordt zowel voor de onderzoekskosten als voor de saneringskosten een besluit genomen en uitgekeerd, waarbij geldt dat de subsidie voor onderzoek én sanering samen niet meer dan € 100.000,00 mag bedragen. Als onderzoek en/of sanering per fase wordt uitgevoerd, wordt de subsidie eenmalig met 5% gekort. Op deze manier wordt een stimulans gegeven om het geval in één keer te onderzoeken of te saneren.
Deze verordening kent een belangrijke begrenzing in de Europese regelgeving omtrent staatssteun, zoals neergelegd in de artikelen 87 tot en met 89 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen (hierna noemen: EG), en de daarop gebaseerde regelgeving. De verlening van een overheidsbijdrage ten behoeve van onderzoek en/of sanering van een locatie in het kader van deze verordening wordt beperkt door de voorwaarden die behoren bij de Europese Verordening inzake de De Minimissteun (Verordening (EG) van de Raad van de Europese Unie van 15 december 2006, Publikatieblad L379 van 28 december 2006). Dat betekent meer concreet dat de op basis van deze verordening te verlenen financiële bijdrage, gedurende een periode van drie jaar, en vermeerderd met een eventuele financiële bijdrage van de overheid die is gebaseerd op een andere grondslag dan deze verordening, het bedrag van € 200.000,00 niet te boven mag gaan.
De Europese Commissie heeft op 17 december 2008 een Mededeling ‘Tijdelijk raamwerk voor steunmaatregelen om toegang tot financiën in de huidige financiële en economische crisis te ondersteunen’ gepresenteerd. De mededeling van de Commissie bevat voorwaarden waaronder steun tot 500.000 euro verenigbaar met het EG-verdrag zal worden geacht. De mededeling van de Commissie geldt in ieder geval tot 31 december 2010.
Echter, de maximale subsidie wordt in deze verordening beperkt tot € 100.000,00. De reden hiervoor is dat met het beperkte subsidiebudget op deze wijze toch zoveel mogelijk aanvragen gehonoreerd kunnen worden.
Alvorens op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie door het College van Burgemeester en Wethouders kan worden overgegaan, zal, als verplicht onderdeel van het “vaststellingsformulier” een saneringsverslag moeten worden ingediend bij het College van Burgemeester en Wethouders, die moet instemmen met het bereikte saneringsresultaat. Indien het College van Burgemeester en Wethouders om haar moverende redenen niet kan instemmen met het bereikte saneringsresultaat, kan de aanvraag tot vaststelling van de subsidie niet in behandeling worden genomen. Met deze eis wordt voorkomen dat een subsidie wordt vastgesteld en uitgekeerd voor een sanering waarvan het resultaat niet overeenstemt met het saneringsplan. Pas nadat is vastgesteld dat de sanering overeenkomstig het saneringsplan is uitgevoerd, wordt de aanvraag om vaststelling van de subsidie in behandeling genomen (waarbij uiteraard ook aan de overige vereisten moet worden voldaan).
Het spreekt voor zich dat deze eis slechts geldt indien sprake is van een sanering. Voor een aanvraag om vaststelling van een subsidie voor een (oriënterend, nader of sanerings-) onderzoek, geldt de eis tot het indienen van een evaluatierapport uiteraard niet. Wel dient het bevoegd gezag in te stemmen met de resultaten van het onderzoek.