Organisatie | Zoeterwoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels commerciële huurprijs kostendelersnorm en verlaging bijstand Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels commerciële huurprijs kostendelersnorm en verlaging bijstand Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling werkt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-02-2015 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 17-02-2015 Gemeenteblad, 2015, 0491 | Z15-08597-02188 |
Beleidsregels commerciële huurprijs kostendelersnorm en verlaging bijstand Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2015
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude;
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;
gelet op de artikelen 22a, 27 en 28 van de Participatiewet en de artikelen 4:81 tot en met 4:84 vande Algemene wet bestuursrecht;
Beleidsregels commerciële huurprijs kostendelersnorm en verlaging bijstand Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2015;
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk II Commerciële relatie en commerciële prijs
Artikel 2. Commerciële relatie en commerciële prijs
Commerciële relatie: voor de toepassing van deze beleidsregel wordt aangesloten bij de definitie van de Centrale Raad van Beroep, namelijk dat belanghebbende de zakelijke relatie kan aantonen met een zakelijke overeenkomst, waarbij de wederzijdse rechten en plichten geregeld zijn en nauwkeurig zijn afgebakend. De belanghebbende kan de betalingen aantonen en de verhuurder dient een commerciële huurprijs of commerciële prijs kostgangerschap te ontvangen.
Eisen aan de te overleggen zakelijke overeenkomst:
Eisen aan overleggen van bewijzen van betaling commerciële prijs: Alleen indien is voldaan aan de volgende vereisten acht het college voldaan aan het vereiste van een deugdelijk bewijs van betaling, als bedoeld in artikel 22a, lid 4 en 5 van de Participatiewet, van de overeengekomen commerciële prijs:
Hoofdstuk III Inkomstenkorting bij ontvangst huur of kostgeld
In het bijzondere geval kan ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen in de verordening, als strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden.
Artikel 7. Onvoorziene situaties
In het geval waarin de bepalingen van deze verordeningen niet voorzien, wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij vergelijkbare situaties met in achtneming van de individuele omstandigheden van de belanghebbende.
Zoeterwoude,
Burgemeester en wethouders van Zoeterwoude,
de secretaris,
W.A.M. Zoetemelk-van der Hulst
de burgemeester,
E.G.E.M. Bloemen
Toelichting op de Beleidsregels Kostendelersnorm 2015
Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.
Artikel 2. Commerciële relatie en commerciële prijs
De twee begrippen worden in dit artikel uitgebreid beschreven. Dat is nodig in relatie tot de uitvoeringvan de kostendelersnorm. Die speciale rekenregels gelden namelijk niet voor personen die op een
commerciële basis in dezelfde woning wonen.
Wanneer is er sprake van een commerciële relatie?
Met dit artikel sluiten we aan bij een uitspraak van de CRvB waarin een definitie wordt gegeven vanwanneer er sprake is van een commerciële relatie. Dit artikel behoeft geen nadere uitleg en spreektvoor zich.
Wanneer is er sprake van een commerciële huurprijs?
Het bedrag van de commerciële ‘kale’ huurprijs is het bedrag van de basishuur, zoals omschreven inde wet op de Huurtoeslag. In deze huur zijn begrepen de elementen die voor het bepalen van hetrecht op huurtoeslag meetellen. In 2015 is de ondergrens voor het recht op huurtoeslag € 229,64 per maand. Uit het feit dat de basishuur in de bijstandsnorm is begrepen, zijnde de norm voor dealgemene noodzakelijke bestaanskosten, valt af te leiden dat het om een commerciële huur gaat.
De belastingdienst hanteert als bedrag voor commerciële huur voorts een bedrag inclusief kosten vanwater en energie. 60% van dit bedrag komt overeen met de basishuur. 40% komt overeen met desom van de bedragen die de belastingdienst hanteert voor de waarde die waterverbruik enenergieverbruik voor verschillende doeleinden in het economische verkeer vertegenwoordigen. Hieruitblijkt in de eerste plaats eveneens dat de basishuur als ondergrens voor de commerciële huur kanworden gehanteerd. In de tweede plaats blijkt dat een commerciële all-in huur is af te leiden op dewijze zoals in dit artikelonderdeel is aangegeven.
Wanneer is er sprake van een commerciële prijs voor kostgangers?
Een kostganger is een soort huurder-plus. De prijs zou dus meer moeten bedragen dan decommerciële huurprijs. Er wordt namelijk ook nog een bedrag betaalt voor gebruik van de maaltijden.Bij het berekenen van de commerciële prijs voor kostgangers is aangesloten bij hoofdstuk 4.9 van de
Recofa-richtlijnen. Genoemde richtlijnen zijn ontwikkeld en worden onderhouden door de werkgroeprekenmethode ‘Vrij te laten bedrag’ van Recofa. Recofa is de werkgroep rechters-commissarissen ininsolventies. Volgens genoemde richtlijnen kan € 9,60 per dag in rekening worden gebracht voor het gebruik van maaltijden. Dit is omgerekend een bedrag van € 292 per maand. De commerciële prijs voor kostgangers bedraagt dan ook tenminste het bedrag genoemd als in het vorige lid plus het maandelijkse bedrag voor gebruik maaltijden als genoemd in de Recofa richtlijnen. Dit betekent (met een afronding naar beneden van € 5,-) dat
€ 290 per maand kan worden gehanteerd.
De bedragen genoemd in deze notitie die afgeleid zijn van de Recofa-richtlijnen kunnen jaarlijks bijgesteld worden (hoofdstuk 4.9 Recofa-richtlijn en de Berekening van het vrij te laten bedrag bij toepassing van de Wet schuldsanering natuurlijke personen, hoofdstuk 6, bijlage).
Welke eisen worden gesteld aan te overleggen schriftelijke overeenkomst?
Iemand die aangeeft dat hij op basis van een commerciële prijs onderhuurt of kostganger is, moet dit aantonen. In artikel 22a, vijfde lid van de Participatiewet staat dat de belanghebbende een schriftelijke overeenkomst moet overleggen en moet hij de betaling van de commerciële huurprijs aantonen door het overleggen van de bewijzen van betaling. Het college geeft aan welke gegevens zij in het huurcontract c.q. de kostgangerovereenkomst wil hebben.
Welke eisen worden gesteld aan het overleggen van bewijzen van betaling commerciële prijs?
Inherent aan artikel 22a lid 5 van de Participatiewet is dat het college eisen kan stellen aan het overleggen van bewijzen van betaling van de commerciële prijs. Vanzelfsprekend dient uit die bewijsstukken te blijken dat de betaalde prijs ook de overeengekomen commerciële prijs is. Indien niet voldaan is aan deze vereisten kan het college stellen dat niet – afdoende - is voldaan aan het overleggen van de bewijzen van betaling. Voor belanghebbende heeft dat dan tot gevolg dat hij als kostendeler wordt aangemerkt.
Artikel 3. Inkomsten huur en kostgeld
Op grond van artikel 33, vierde lid, van de wet moeten als bijzonder inkomen worden aangemerkt delagere algemene noodzakelijke kosten als belanghebbenden de woning bewoont met een of meerderehuurders, onderhuurders of kostgangers als daarmee nog geen rekening is gehouden bij hetvaststellen van de kostendelersnorm (artikel 22a, eerste tot en met derde lid Participatiewet de wet).Dit betekent dat het college de werkelijk genoten inkomsten niet meer volledig op basis van datartikel kan korten indien met deze inkomsten al rekening is gehouden in het kader van de
Volledig zakelijke relaties zoals (onder)huurderschap en kostgangerschap, blijven voor dekostendelersnorm buiten beschouwing. Bij deze relaties is sprake van deelname aan het economischverkeer, waarbij de verhuurder een commerciële prijs vraagt voor de huur van de woning en de
geleverde diensten en de huurder deze commerciële prijs betaalt. In deze situaties is het uitgangspuntdat de kosten niet op dezelfde wijze worden gedeeld als met woningdelers die geen onderlingezakelijke relatie met elkaar hebben.
De Recofa richtlijn als ijkpunt
Om tot een uniforme richtlijn te komen ten aanzien van het korten van uitkering op grond van artikel33, vierde lid, van de Partcipatiewet, is gekozen voor de bepalingen ten aanzien van woonlasten uit de
Onder hoofdstuk 4.9 van deze richtlijn staat het bedrag dat de belanghebbende, na aftrek van eenforfaitair bedrag voor kost- en/of inwoning, daadwerkelijk als bijdrage in de woonlasten van de
inwoner(s) ontvangt in verband met meerderjarige inwoners. Het forfaitaire bedrag kan indien eralleen sprake is van inwoning, worden gesteld op € 1,93 per dag voor energie, afschrijving vanmeubilair en dergelijke. Omwille van werkbaarheid is het forfaitaire bedrag omgerekend naar een
maandbedrag van € 2,04 x 365 : 12 = € 62,05 en vervolgens afgerond op € 60,00.Met andere woorden: al het meerdere van € 60,00 aan inkomsten uit verhuur moet op de bijstand vanbelanghebbende in mindering worden gebracht.
Ten aanzien van de forfaitaire kosten van een kostganger is eveneens aansluiting gezocht bijhoofdstuk 4.9 van de Recofa-richtlijnen. Voor een kostganger zijn de kosten echter hoger.Het forfaitaire bedrag kan indien er alleen sprake is van inwoning, worden gesteld op € 2,04 per dag
voor energie, afschrijving van meubilair en dergelijke. Is de inwoner tevens kostganger, dan kandaarnaast voor de maaltijden € 9,60 per dag worden gerekend.Het forfaitaire bedrag omgerekend dan € 2,04 + € 9,60 = € 11,64 x 365 : 12 = € 354,05 envervolgens afgerond op € 350,00. Zijn er twee kostgangers, dan moet een schaalverdeling worden gemaakt. Voor de tweede inwoner wordt 80% van het forfaitaire bedrag genomen (dit
percentage is berekend met behulp van de uitgaven aan voeding en budgetonderzoeken van hetCBS). Indien sprake is van meer dan twee kostgangers of meer dan twee kamers worden verhuurd of aan meer dan twee personen onderverhuur plaatsvindt, dan wordt geen inkomstenkorting toegepast op de uitkering op grond van de Participatiewet maar wordt belanghebbende aangemerkt als zelfstandige op grond van het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen 2004.
1.Bij inkomsten uit verhuur van € 300,00 per maand wordt een bedrag van € 300,00 - € 60,00(forfaitaire bedrag) = € 240,00 per maand op de uitkering in mindering gebracht.
2.Een kostganger betaalt een bedrag van € 500,00 per maand voor het gebruik van de woning,maaltijden en bewassing. De korting op de uitkering is dan € 500,00 minus € 350,00 (forfaitairebedrag) = € 150,00 per maand.
3.Kostganger 1 en 2 betalen beiden een bedrag van € 500,00 per maand per persoon voor hetgebruik van de woning, maaltijden en bewassing.
Het forfaitaire bedrag voor kostganger 1 is € 350,00 en het forfaitaire bedrag voor kostganger 2 is€ 350,00 x 80% = € 280,00.De korting op de uitkering is dan van 2 x € 500,00 = € 1.000,00 minus € 350,00 (forfaitaire bedragkostganger 1) minus € 280,00 (forfaitaire bedrag kostganger 2) =
Artikel 4. Verlaging norm wegens ontbreken woonkosten
Naast het toepassen van de kostendelersnorm kan bij het bepalen van de uitkering nog op een anderemanier rekening worden gehouden met de specifieke woonsituatie. Het is mogelijk de norm teverlagen. De wettelijke grondslag daarvoor is artikel 27 Participatiewet. Centraal daarin staat het
Er zijn 3 mogelijke ‘oorzaken’ van ontbreken woonkosten. Namelijk:
1) Bewoning van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden, bijvoorbeeld krakers.
2) Als een derde, bijvoorbeeld de onderhoudsplichtige, de woonlasten van de woning betaalt.
3) Het niet aanhouden van een woning (daklozen).
In de praktijk zal in deze gevallen een verlaging worden toegepast van 20%.
Betaling woonkosten door derde: Jurisprudentie
Als een derde, bijvoorbeeld de ex-echtgenoot, de woonlasten van de door belanghebbendebewoonde woning draagt, heeft het college de keuze om het aldus verkregen woongenot aan temerken als inkomen in natura of de norm of toeslag te verlagen op grond van artikel 27Participatiewet (zie ook TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 54-55).
Algemeen principe: individualiseringsbeginsel
Overigens kan het college, indien noch in het kader van artikel 27 Participatiewet noch in het kadervan artikel 33 lid 1 Participatiewet rekening wordt gehouden met de situatie waarin eenander dan belanghebbende de woonkosten betaalt, de bijstand in voorkomende gevallen lager ofanders vaststellen op grond van het individualiseringsbeginsel van artikel 18 lid 1 Participatiewet.Bijvoorbeeld indien een dakloze expliciet aangeeft wel woonkosten te hebben (bijvoorbeeld betalenvoor opvang) is het aan de aanvrager om dit aan het college aan te tonen via bewijsstukken. Op
grond hiervan kan het college besluiten de verlaging lager vast te stellen.
Artikel 5. Verlaging schoolverlaters
De verlaging voor schoolverlaters van artikel 28 WWB is bedoeld om de schoolverlatergedurende het eerste half jaar niet in een betere financiële positie te brengen dan toen hijnog aangewezen was op studiefinanciering of een tegemoetkoming krachtens de Wtos. Deverlaging bedraagt 20% van de gehuwdennorm. Hierbij speelt de overweging een rol dat deschoolverlater financieel gestimuleerd wordt richting de arbeidsmarkt (werk boven uitkering). Om de verlaging toe te passen moet voldaan zijn aan de voorwaarde dat voor het onderwijs of opleiding recht bestond op studiefinanciering of Wtos.
Artikel 6. Hardheidsclausule en 7. Onvoorziene omstandigheden
Er kunnen zich bijzondere omstandigheden voordoen waarbij strikte toepassing van de regeling onwenselijk is of waarin de regeling niet voorziet. In deze gevallen is het college bevoegd hierin een besluit te nemen.