Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tilburg

Verordening op de auditcommissie 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTilburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de auditcommissie 2015
CiteertitelVerordening op de auditcommissie 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Bij inwerkingtreding vervalt de Verordening op de Rekenkamercommissie 2008

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 82

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-06-2015Nieuwe regeling

01-06-2015

Gemeenteblad 2015, 49468

2015_194

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de Auditcommissie 2015

De raad van de gemeente Tilburg;

  • -

    gezien het voorstel van de Auditcommissie

  • -

    gelet op het door de raad aanvaarde amendement 20-1;

Besluit

I In te trekken de Verordening op de Auditcommissie 2008

II Vast te stellen de Verordening op de Auditcommissie 2015, luidende als volgt:

Verordening op de Auditcommissie 2015

 

Paragraaf I. Algemene Bepalingen

Artikel 1. Instelling

Er is een vaste commissie ten behoeve van de raad, genaamd de Auditcommissie.

Artikel 2. Samenstelling

  • 1.

    De Auditcommissie bestaat uit ten minste vijf leden. Zowel raadsleden als commissieleden - niet raadsleden, als bedoeld in artikel 3 van het Statuut voor de raadscommissies gemeente Tilburg 2014 kunnen lid zijn van de auditcommissie.

  • 2.

    Elke fractievoorzitter kan één lid van de Auditcommissie aanstellen, met uitzondering van de fractie waarin de voorzitter van de Auditcommissie zitting heeft: de fractievoorzitter van laatstbedoelde fractie mag een extra lid aanwijzen. In dat geval heeft de voorzitter geen stem in de commissie.

  • 3.

    De aanstelling geschiedt voor de zittingsperiode, gelijk aan die van de leden van de zittende raad. Dit geldt eveneens voor tussentijds aanstellingen. Indien gedurende een raadsperiode wisseling in de bezetting van de Auditcommissie plaatsvindt, doet de fractievoorzitter hiervan mededeling aan de voorzitter van de commissie.

  • 4.

    Hij die ophoudt raads- of commissielid te zijn, kan geen lid meer van de commissie zijn.

  • 5.

    De voorzitter van de fractie kan de aanstelling van het commissielid intrekken. Hij geeft daarvan schriftelijk kennis aan de voorzitter van de commissie.

  • 6.

    Een commissielid kan te allen tijde ontslag nemen. Hij geeft daarvan schriftelijk kennis aan de voorzitter van de commissie.

  • 7.

    In geval van verhindering kan een commissielid zich doen vervangen door een ander raads- of commissielid van zijn fractie, met inachtneming van hetgeen in artikel 2, lid 1 is bepaald.

Artikel 3. Voorzitter

De commissie wijst uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.

Artikel 4. Secretariaat

Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd door de griffier of een door deze aangewezen medewerker van de raadsgriffie.

Paragraaf II. Taak Commissie

Artikel 5. Taken commissie

De commissie heeft de volgende taken:

  • 1.

    Onderzoek van de jaarrekening. De commissie betrekt daarbij de door of namens het college met de jaarrekening verband houdende verstrekte bescheiden. Daaronder zijn in ieder geval de volgende documenten begrepen: het gemeentelijk jaarverslag met het daarbij behorende accountantsrapport en controleverklaring. Het onderzoek richt zich op de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het door het college gevoerde bestuur.

  • 2.

    Onderzoek naar en toezien op de adequate uitvoering van het informatiebeveiligingsbeleid en privacybescherming en zo nodig aanbevelingen ter zake te doen aan college en raad.

  • 3.

    Op verzoek van de raad of op eigen initiatief onderzoek doen naar het gevoerde beleid ten aanzien van nader door de raad aangegeven aangelegenheden of projecten, waarbij gemeentefinanciën in het geding zijn.

  • 4.

    Aan de raad en/of aan het college gevraagd of ongevraagd advies uitbrengen ten aanzien van de financiële administratieve organisatie, het financiële beheer en de P&C-cyclus van de gemeente.

  • 5.

    Het vervullen van het opdrachtgeverschap van de door de raad aangewezen externe accountant.

Artikel 6. Beleidsonderzoek

  • 1.

    Indien het voornemen bestaat om een onderzoek te starten als bedoeld in artikel 5, lid 3, dan stelt de commissie eerst een onderzoeksplan op.

  • 2.

    Dit onderzoeksplan wordt ter kennis van de raad gebracht. Indien er sprake is van een benodigd budget en/of een zwaarwegend belang wordt dit onderzoeksplan, vergezeld van een opgave van het daarvoor benodigde budget en een dekkingsvoorstel, tevens aan de raad ter besluitvorming aangeboden.

  • 3.

    In het onderzoeksplan staat aangegeven of er een hoorzitting wordt gehouden.

  • 4.

    De commissie kan in het onderzoeksplan een ambtelijk onderzoeksteam, waarin in elk geval de secretaris van de commissie zitting heeft, belasten met vooronderzoek.

Artikel 7. Oproepen/vaststellen agenda

  • 1.

    De vergaderingen van de commissie vinden plaats op basis van het door de raad vastgestelde vergaderschema, waarin ook het aanvangstijdstip is vermeld.

  • 2.

    De commissie vergadert daarnaast zo dikwijls als de voorzitter het nodig oordeelt of dit door ten minste twee leden schriftelijk, met opgave van redenen, wordt gevraagd.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt, in overleg met de secretaris van de commissie, de voorlopige agenda van de vergadering.

  • 4.

    Elk lid kan schriftelijk, met opgave van redenen, aan de voorzitter verzoeken een onderwerp te agenderen. De voorzitter plaatst dit op de voorlopige agenda van de eerstvolgende vergadering.

  • 5.

    De voorlopige agenda wordt toegezonden aan de leden van de commissie. De overige leden van de raad wordt eveneens een afschrift van de voorlopige agenda

toegezonden.

  • 6.

    De voorzitter draagt er zorg voor dat plaats, dag en uur van de openbare vergadering alsmede een opgave van de te behandelen agendapunten ter openbare kennis wordt gebracht.

  • 7.

    De commissie stelt bij het begin van de vergadering de definitieve agenda vast.

  • 8.

    In gevallen ter beoordeling van de voorzitter kan de commissie schriftelijk worden geraadpleegd. Indien schriftelijke afdoening bij een of meer leden op bezwaar stuit, geschiedt de behandeling van de desbetreffende aangelegenheid in de eerstvolgende commissievergadering.

Artikel 8. Bijwonen vergaderingen

  • 1.

    De vergaderingen van de commissie zijn openbaar, tenzij er sprake is van voorbereidende bijeenkomsten of bijeenkomsten voor intern beraad, zulks ter beoordeling van de commissie.

  • 2.

    De leden van de raad, die geen lid zijn van de commissie, kunnen de vergaderingen van de commissie bijwonen. Zij mogen aan de beraadslagingen deelnemen.

  • 3.

    De voorzitter van de commissie is bevoegd ambtenaren van de gemeente en externe deskundigen tot het bijwonen van de vergadering uit te nodigen voor het verstrekken van inlichtingen of het geven van adviezen.

  • 4.

    Tot dusdanige uitnodiging gaat de voorzitter tevens over indien ten minste twee leden van de commissie daarom verzoeken.

Artikel 9. Quorum

  • 1.

    De vergadering vindt geen doorgang indien blijkt dat niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2.

    In dat geval kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, waarbij er slechts vierentwintig uur tussen het verzenden van de kennisgeving en het aanvangsuur aanwezig behoeft te zijn.

  • 3.

    Die tweede vergadering vindt doorgang ongeacht het aantal opgekomen leden.

  • 4.

    Aan de agenda van de tweede vergadering mogen geen nieuwe agendapunten worden toegevoegd.

Artikel 10. Insprekers

  • 1.

    Burgers en organisaties hebben de mogelijkheid om in een geheel of gedeeltelijk openbare vergadering in te spreken bij een onderwerp dat op de agenda van de commissie staat, de rondvraag uitgezonderd, dan wel over een onderwerp dat niet is geagendeerd. Spreekgerechtigd zijn inwoners van Tilburg en woordvoerders van organisaties die de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt.

  • 2.

    Met betrekking tot onderwerpen die niet zijn geagendeerd geldt dat niet het woord kan niet worden gevoerd over:

  • a.

    een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep open staat of heeft open gestaan of op een andere wijze onder de rechter is;

  • b.

    benoemingen, keuzes, voordrachten of aanbevelingen van personen;

  • c.

    een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

  • d.

    onderwerpen die louter een privébelang betreffen;

  • e.

    onderwerpen de geen relatie hebben met de huishouding van de gemeente;

  • f.

    onderwerpen waarover men in een raadscommissie al heeft kunnen inspreken;

  • g.

    onderwerpen waarover al een gemeentelijke inspraakprocedure is geweest of nog komt;

  • h.

    onderwerpen die op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur niet openbaar zijn.

  • 3.

    De personen, die van de in lid 1 bedoelde mogelijkheid gebruik willen maken, moeten daarvan ten minste één volle werkdag voor de aanvang van de vergadering mededeling doen aan de voorzitter van de commissie, onder opgave van hun naam en adres en van het agendapunt of de agendapunten, waaromtrent zij het woord willen voeren. Wanneer iemand wil inspreken over een punt dat niet op de agenda staat, geldt hierbij een termijn van tien werkdagen.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt de spreektijd alsook de volgorde van spreken, indien meer dan één persoon ten aanzien van eenzelfde agendapunt het woord wordt verleend. De spreektijd bedraagt in beginsel vijf minuten. Wanneer zich voor een bepaald onderwerp meerdere sprekers hebben aangemeld, kan de voorzitter een afwijkende spreektijd vaststellen, waarbij de totale spreektijd voor de insprekers niet minder mag bedragen dan vijf minuten.

  • 5.

    De voorzitter verleent, nadat de commissie daartoe bij de vaststelling van de agenda heeft besloten, telkens bij de aanvang van de behandeling van een agendapunt, aan insprekers het woord om over het aan de orde zijnde agendapunt hun mening te geven.

  • 6.

    De insprekers moeten de door de voorzitter in het belang van orde gegeven aanwijzingen opvolgen. De voorzitter kan hen het woord ontnemen.

  • 7.

    De leden van de commissie zijn gerechtigd aan de insprekers vragen te stellen over hetgeen door dezen naar voren is gebracht. Hetgeen door de insprekers naar voren wordt gebracht vormt echter geen punt van discussie tussen hen en de leden van de commissie.

  • 8.

    Insprekers krijgen na de bespreking in de eerste termijn de gelegenheid om kort en zakelijk te reageren op de inbreng van de commissie in de eerste termijn.

Artikel 11. Hoorzitting

  • 1.

    Indien de meerderheid van de commissie daarom verzoekt schrijft de voorzitter van de commissie een hoorzitting uit.

  • 2.

    De voorzitter regelt de orde tijdens de hoorzitting.

  • 3.

    Van het besprokene tijdens de hoorzitting wordt door de griffie een beknopt verslag opgesteld.

  • 4.

    Het horen van ambtenaren of externe deskundigen als bedoeld in artikel 8, lid 3 van deze verordening kan de commissie opdragen aan een ambtelijk onderzoeksteam, waarvan in elk geval de secretaris van de commissie deel uitmaakt.

  • 5.

    Indien de commissie gebruik maakt van de in het vorige lid beschreven bevoegdheid, is de voorzitter van de commissie bij het horen aanwezig indien de te horen persoon daarom verzoekt.

Artikel 12. Verslaglegging

  • 1.

    Van ieder besproken onderwerp in een commissievergadering en hoorzitting wordt, onder de zorg van de secretaris van de commissie, een verslag opgesteld.

  • 2.

    De secretaris is verantwoordelijk voor de tijdigheid en de inhoud van het verslag.

  • 3.

    Het verslag bevat een beknopte weergave van het besprokene.

  • 4.

    De commissie kan bij een afzonderlijk agendapunt besluiten dat een meer uitgebreid verslag wordt opgesteld.

  • 5.

    Het verslag vermeldt tevens de namen van de aan- en afwezige leden van de commissie en van de overige aanwezigen ter vergadering.

  • 6.

    Het verslag wordt ter vaststelling opgenomen op de voorlopige agenda voor de eerstkomende commissievergadering.

  • 7.

    De verslagen van de commissie zijn openbaar, onverminderd hetgeen in artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald omtrent geheimhouding.

Artikel 13. Besluiten

  • 1.

    De commissie neemt besluiten bij meerderheid van stemmen.

  • 2.

    Indien de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

Artikel 14. Informatieverstrekking

  • 1.

    Op verzoek van de commissie om toezending van onder het college berustende stukken dan wel van (aanvullende) schriftelijke informatie neemt het college binnen drie weken een beslissing.

  • 2.

    Indien het college redenen aanwezig acht om van toezending van documenten of verstrekking van informatie op grond van het vorige lid af te zien, doet het daarvan mededeling aan de voorzitter van de commissie.

  • 3.

    Voor het verkrijgen van mondelinge informatie kan de commissie leden van het college uitnodigen om ter vergadering te verschijnen.

  • 4.

    Indien een lid van het college redenen aanwezig acht om niet op een uitnodiging als bedoeld in het vorige lid in te gaan, doet hij daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter van de commissie.

  • 5.

    Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere gemeentelijke bestuursorganen.

Artikel 15

  • 1.

    De commissie legt de bevindingen en desgewenst de conclusies en aanbevelingen, zulks ter beoordeling van de commissie, neer in een ontwerprapport.

  • 2.

    De commissie legt het ontwerprapport voor aan het college en stelt deze in de gelegenheid daarop binnen een door de commissie te bepalen redelijke termijn schriftelijk te reageren.

  • 3.

    Na ontvangst van de reactie van het college, respectievelijk bij uitblijven van een reactie na afloop van de gestelde termijn, stelt de commissie een eindrapport op waarin tevens (indien aanwezig) de reactie van het college, conclusies en (indien daarvoor reden aanwezig is) aanbevelingen worden opgenomen.

  • 4.

    De commissie legt het eindrapport middels een raadsvoorstel voor aan de raad.

  • 5.

    De in dit artikel beschreven procedure geldt eveneens indien het onderzoek betrekking heeft op een aangelegenheid of project van een ander gemeentelijk bestuursorgaan.

Artikel 16. Toelichting tijdens raadsvergadering

  • 1.

    Tijdens de raadsvergadering voert de voorzitter van de commissie, namens de commissie het woord.

  • 2.

    De commissie kan in voorkomend geval een ander lid uit haar midden aanwijzen om in de vergadering van de raad voorstellen of adviezen van de commissie toe te

lichten.

Artikel 17. Uitleg verordening

Bij twijfel over de betekenis of de toepassing van deze verordening of in gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist de voorzitter van de commissie.

Artikel 18. Tijdstip inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van bekendmaking.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt de Verordening op de Rekenkamercommissie 2008.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening op de Auditcommissie 2015".

Toelichting Verordening op de Auditcommissie 2015

Algemeen

Deze verordening heeft betrekking op de Auditcommissie: een vaste raadscommissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet. Deze commissie heeft tot taak de besluitvorming in de raad voor te bereiden en met het college en de burgemeester te overleggen. De Auditcommissie onderzoekt de jaarrekening, doet onderzoek naar en ziet toe op de uitvoering van het informatiebeveiligingsbeleid en de privacybescherming, en kan op verzoek van de raad of op eigen initiatief onderzoek doen naar aangelegenheden waarbij de gemeentefinanciën in het geding zijn. Ook brengt de Auditcommissie op eigen initiatief of op verzoek van de raad advies uit over de financiële administratieve organisatie en het financiële beheer van de gemeente. Tot slot is de Auditcommissie de opdrachtgever van de accountant.

Anders dan de themacommissies (Leefbaarheid, Sociale Stijging, Vestigingsklimaat en Bestuur) is de Auditcommissie geen "politieke" commissie. De Auditcommissie moet zo objectief en neutraal mogelijk haar werkzaamheden uitvoeren, zonder dat politieke standpunten worden ingenomen. Het politieke debat over de adviezen en bevindingen van de Auditcommissie vindt plaats in de functionele raadscommissie en in de raad.

Ten opzichte van de Verordening op de Auditcommissie 2008 is een aantal wijzigingen aangebracht. Waar nodig zijn deze in de artikelsgewijze toelichting nader aangegeven.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2. Samenstelling

Lid 1 bepaalt dat de Auditcommissie minimaal vijf leden heeft. Niet alle fracties hoeven vertegenwoordigd te zijn, maar artikel 82, lid 3 van de Gemeenwet schrijft wel voor dat de raad bij de samenstelling moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordig van de raadsfracties.

Verder bepaalt lid 1 dat uitsluitend raadsleden in aanmerking komen voor het lidmaatschap van de Auditcommissie. Dit uitgangspunt is onveranderd ten opzichte van de oorspronkelijke verordening (2008), toen deze afweging werd gemaakt omdat de taken die de Auditcommissie toebedeeld kreeg een directe relatie met het raadswerk hebben.

Lid 2 bepaalt dat elke fractie met slechts één lid in de Auditcommissie vertegenwoordigd kan zijn, met uitzondering van de fractie die de voorzitter levert: deze laatste fractie mag één extra lid aanwijzen. Dit is de afgelopen jaren een gebruikelijke werkwijze geweest en draagt bij aan het eerder genoemde niet-politieke karakter van de Auditcommissie. Het commissiestatuut kent een soortgelijke regeling voor wat betreft de bemensing door een fractie die de voorzitter levert.

Verder gaat artikel 2 in op de wijze waarop leden worden aangesteld en ontheven. Dit is vergelijkbaar met de werkwijze voor de themacommissies.

Artikel 5. Taken commissie

De taken van de Auditcommissie zijn grotendeels voortgekomen uit de taken van de voormalige Rekenkamercommissie, met uitzondering van de taak om onderzoeken uit te voeren naar de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Deze laatste taak is per 2009 overgegaan naar de Rekenkamer Tilburg.

Het takenpakket van de Auditcommissie is sinds de oorspronkelijke verordening gelijk gebleven, al is met de laatste wijziging aan artikel 5 lid 4 toegevoegd dat de Auditcommissie ook over de P&C-cyclus gevraagd of ongevraagd advies kan uitbrengen. Feitelijk is dit niet nieuw: in het raadsbesluit bij de oprichting van de Auditcommissie in 2008 stond al dat het "in de rede ligt dat de Auditcommissie zich mede richt op het doorontwikkelen van de P&C-cyclus, bezien vanuit de positie van de raad."

Artikel 6. Beleidsonderzoek

Het uitvoeren van onderzoeken naar de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur, is aan de Rekenkamer Tilburg opgedragen. Toch kan de Auditcommissie ook zelf specifieke onderzoeken uitvoeren. In de oorspronkelijke verordening moest de raad hier altijd over besluiten. In de huidige verordening is dit genuanceerd: het onderzoeksplan wordt ter kennisname aan de raad gebracht, behalve wanneer er budget nodig is voor het onderzoek en/of er sprake is van een zwaarwegend belang. In die laatste situatie is namelijk wel een raadsbesluit nodig. In beginsel maakt de Auditcommissie deze afweging zelf, al kan de raad uiteraard altijd beslissen om een besluit te nemen over een onderzoeksplan dat aan hem ter kennisname is gestuurd. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 juni 2015 .

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 juni 2015

de griffier,

de voorzitter,