Paragraaf I. Algemene Bepalingen
Artikel 1. Instelling
Er is een vaste commissie ten behoeve van de raad, genaamd de
Auditcommissie.
Artikel 2. Samenstelling
- 1.
De Auditcommissie bestaat uit ten minste vijf leden. Zowel
raadsleden als commissieleden - niet raadsleden, als bedoeld in
artikel 3 van het Statuut voor de raadscommissies gemeente Tilburg
2014 kunnen lid zijn van de auditcommissie.
- 2.
Elke fractievoorzitter kan één lid van de Auditcommissie aanstellen,
met uitzondering van de fractie waarin de voorzitter van de
Auditcommissie zitting heeft: de fractievoorzitter van
laatstbedoelde fractie mag een extra lid aanwijzen. In dat geval
heeft de voorzitter geen stem in de commissie.
- 3.
De aanstelling geschiedt voor de zittingsperiode, gelijk aan die van
de leden van de zittende raad. Dit geldt eveneens voor tussentijds
aanstellingen. Indien gedurende een raadsperiode wisseling in de
bezetting van de Auditcommissie plaatsvindt, doet de
fractievoorzitter hiervan mededeling aan de voorzitter van de
commissie.
- 4.
Hij die ophoudt raads- of commissielid te zijn, kan geen lid meer
van de commissie zijn.
- 5.
De voorzitter van de fractie kan de aanstelling van het commissielid
intrekken. Hij geeft daarvan schriftelijk kennis aan de voorzitter
van de commissie.
- 6.
Een commissielid kan te allen tijde ontslag nemen. Hij geeft daarvan
schriftelijk kennis aan de voorzitter van de commissie.
- 7.
In geval van verhindering kan een commissielid zich doen vervangen
door een ander raads- of commissielid van zijn fractie, met
inachtneming van hetgeen in artikel 2, lid 1 is bepaald.
Artikel 3. Voorzitter
De commissie wijst uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend
voorzitter aan.
Artikel 4. Secretariaat
Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd door de griffier of een
door deze aangewezen medewerker van de raadsgriffie.
Paragraaf II. Taak Commissie
Artikel 5. Taken commissie
De commissie heeft de volgende taken:
- 1.
Onderzoek van de jaarrekening. De commissie betrekt daarbij de door
of namens het college met de jaarrekening verband houdende
verstrekte bescheiden. Daaronder zijn in ieder geval de volgende
documenten begrepen: het gemeentelijk jaarverslag met het daarbij
behorende accountantsrapport en controleverklaring. Het onderzoek
richt zich op de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid
van het door het college gevoerde bestuur.
- 2.
Onderzoek naar en toezien op de adequate uitvoering van het
informatiebeveiligingsbeleid en privacybescherming en zo nodig
aanbevelingen ter zake te doen aan college en raad.
- 3.
Op verzoek van de raad of op eigen initiatief onderzoek doen naar
het gevoerde beleid ten aanzien van nader door de raad aangegeven
aangelegenheden of projecten, waarbij gemeentefinanciën in het
geding zijn.
- 4.
Aan de raad en/of aan het college gevraagd of ongevraagd advies
uitbrengen ten aanzien van de financiële administratieve
organisatie, het financiële beheer en de P&C-cyclus van de
gemeente.
- 5.
Het vervullen van het opdrachtgeverschap van de door de raad
aangewezen externe accountant.
Artikel 6. Beleidsonderzoek
- 1.
Indien het voornemen bestaat om een onderzoek te starten als bedoeld
in artikel 5, lid 3, dan stelt de commissie eerst een onderzoeksplan
op.
- 2.
Dit onderzoeksplan wordt ter kennis van de raad gebracht. Indien er
sprake is van een benodigd budget en/of een zwaarwegend belang wordt
dit onderzoeksplan, vergezeld van een opgave van het daarvoor
benodigde budget en een dekkingsvoorstel, tevens aan de raad ter
besluitvorming aangeboden.
- 3.
In het onderzoeksplan staat aangegeven of er een hoorzitting wordt
gehouden.
- 4.
De commissie kan in het onderzoeksplan een ambtelijk onderzoeksteam,
waarin in elk geval de secretaris van de commissie zitting heeft,
belasten met vooronderzoek.
Artikel 7. Oproepen/vaststellen agenda
- 1.
De vergaderingen van de commissie vinden plaats op basis van het
door de raad vastgestelde vergaderschema, waarin ook het
aanvangstijdstip is vermeld.
- 2.
De commissie vergadert daarnaast zo dikwijls als de voorzitter het
nodig oordeelt of dit door ten minste twee leden schriftelijk, met
opgave van redenen, wordt gevraagd.
- 3.
De voorzitter bepaalt, in overleg met de secretaris van de
commissie, de voorlopige agenda van de vergadering.
- 4.
Elk lid kan schriftelijk, met opgave van redenen, aan de voorzitter
verzoeken een onderwerp te agenderen. De voorzitter plaatst dit op
de voorlopige agenda van de eerstvolgende vergadering.
- 5.
De voorlopige agenda wordt toegezonden aan de leden van de
commissie. De overige leden van de raad wordt eveneens een afschrift
van de voorlopige agenda
toegezonden.
- 6.
De voorzitter draagt er zorg voor dat plaats, dag en uur van de
openbare vergadering alsmede een opgave van de te behandelen
agendapunten ter openbare kennis wordt gebracht.
- 7.
De commissie stelt bij het begin van de vergadering de definitieve
agenda vast.
- 8.
In gevallen ter beoordeling van de voorzitter kan de commissie
schriftelijk worden geraadpleegd. Indien schriftelijke afdoening bij
een of meer leden op bezwaar stuit, geschiedt de behandeling van de
desbetreffende aangelegenheid in de eerstvolgende
commissievergadering.
Artikel 8. Bijwonen vergaderingen
- 1.
De vergaderingen van de commissie zijn openbaar, tenzij er sprake is
van voorbereidende bijeenkomsten of bijeenkomsten voor intern
beraad, zulks ter beoordeling van de commissie.
- 2.
De leden van de raad, die geen lid zijn van de commissie, kunnen de
vergaderingen van de commissie bijwonen. Zij mogen aan de
beraadslagingen deelnemen.
- 3.
De voorzitter van de commissie is bevoegd ambtenaren van de gemeente
en externe deskundigen tot het bijwonen van de vergadering uit te
nodigen voor het verstrekken van inlichtingen of het geven van
adviezen.
- 4.
Tot dusdanige uitnodiging gaat de voorzitter tevens over indien ten
minste twee leden van de commissie daarom verzoeken.
Artikel 9. Quorum
- 1.
De vergadering vindt geen doorgang indien blijkt dat niet meer dan
de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.
- 2.
In dat geval kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen,
waarbij er slechts vierentwintig uur tussen het verzenden van de
kennisgeving en het aanvangsuur aanwezig behoeft te zijn.
- 3.
Die tweede vergadering vindt doorgang ongeacht het aantal opgekomen
leden.
- 4.
Aan de agenda van de tweede vergadering mogen geen nieuwe
agendapunten worden toegevoegd.
Artikel 10. Insprekers
- 1.
Burgers en organisaties hebben de mogelijkheid om in een geheel of
gedeeltelijk openbare vergadering in te spreken bij een onderwerp
dat op de agenda van de commissie staat, de rondvraag uitgezonderd,
dan wel over een onderwerp dat niet is geagendeerd. Spreekgerechtigd
zijn inwoners van Tilburg en woordvoerders van organisaties die de
leeftijd van 16 jaar hebben bereikt.
- 2.
Met betrekking tot onderwerpen die niet zijn geagendeerd geldt dat
niet het woord kan niet worden gevoerd over:
- a.
een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep open
staat of heeft open gestaan of op een andere wijze onder de rechter
is;
- b.
benoemingen, keuzes, voordrachten of aanbevelingen van
personen;
- c.
een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet
bestuursrecht kan of kon worden ingediend;
- d.
onderwerpen die louter een privébelang betreffen;
- e.
onderwerpen de geen relatie hebben met de huishouding van de
gemeente;
- f.
onderwerpen waarover men in een raadscommissie al heeft kunnen
inspreken;
- g.
onderwerpen waarover al een gemeentelijke inspraakprocedure is
geweest of nog komt;
- h.
onderwerpen die op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van
bestuur niet openbaar zijn.
- 3.
De personen, die van de in lid 1 bedoelde mogelijkheid gebruik
willen maken, moeten daarvan ten minste één volle werkdag voor de
aanvang van de vergadering mededeling doen aan de voorzitter van de
commissie, onder opgave van hun naam en adres en van het agendapunt
of de agendapunten, waaromtrent zij het woord willen voeren. Wanneer
iemand wil inspreken over een punt dat niet op de agenda staat,
geldt hierbij een termijn van tien werkdagen.
- 4.
De voorzitter bepaalt de spreektijd alsook de volgorde van spreken,
indien meer dan één persoon ten aanzien van eenzelfde agendapunt het
woord wordt verleend. De spreektijd bedraagt in beginsel vijf
minuten. Wanneer zich voor een bepaald onderwerp meerdere sprekers
hebben aangemeld, kan de voorzitter een afwijkende spreektijd
vaststellen, waarbij de totale spreektijd voor de insprekers niet
minder mag bedragen dan vijf minuten.
- 5.
De voorzitter verleent, nadat de commissie daartoe bij de
vaststelling van de agenda heeft besloten, telkens bij de aanvang
van de behandeling van een agendapunt, aan insprekers het woord om
over het aan de orde zijnde agendapunt hun mening te geven.
- 6.
De insprekers moeten de door de voorzitter in het belang van orde
gegeven aanwijzingen opvolgen. De voorzitter kan hen het woord
ontnemen.
- 7.
De leden van de commissie zijn gerechtigd aan de insprekers vragen
te stellen over hetgeen door dezen naar voren is gebracht. Hetgeen
door de insprekers naar voren wordt gebracht vormt echter geen punt
van discussie tussen hen en de leden van de commissie.
- 8.
Insprekers krijgen na de bespreking in de eerste termijn de
gelegenheid om kort en zakelijk te reageren op de inbreng van de
commissie in de eerste termijn.
Artikel 11. Hoorzitting
- 1.
Indien de meerderheid van de commissie daarom verzoekt schrijft de
voorzitter van de commissie een hoorzitting uit.
- 2.
De voorzitter regelt de orde tijdens de hoorzitting.
- 3.
Van het besprokene tijdens de hoorzitting wordt door de griffie een
beknopt verslag opgesteld.
- 4.
Het horen van ambtenaren of externe deskundigen als bedoeld in
artikel 8, lid 3 van deze verordening kan de commissie opdragen aan
een ambtelijk onderzoeksteam, waarvan in elk geval de secretaris van
de commissie deel uitmaakt.
- 5.
Indien de commissie gebruik maakt van de in het vorige lid
beschreven bevoegdheid, is de voorzitter van de commissie bij het
horen aanwezig indien de te horen persoon daarom verzoekt.
Artikel 12. Verslaglegging
- 1.
Van ieder besproken onderwerp in een commissievergadering en
hoorzitting wordt, onder de zorg van de secretaris van de commissie,
een verslag opgesteld.
- 2.
De secretaris is verantwoordelijk voor de tijdigheid en de inhoud
van het verslag.
- 3.
Het verslag bevat een beknopte weergave van het besprokene.
- 4.
De commissie kan bij een afzonderlijk agendapunt besluiten dat een
meer uitgebreid verslag wordt opgesteld.
- 5.
Het verslag vermeldt tevens de namen van de aan- en afwezige leden
van de commissie en van de overige aanwezigen ter vergadering.
- 6.
Het verslag wordt ter vaststelling opgenomen op de voorlopige agenda
voor de eerstkomende commissievergadering.
- 7.
De verslagen van de commissie zijn openbaar, onverminderd hetgeen in
artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald omtrent geheimhouding.
Artikel 13. Besluiten
- 1.
De commissie neemt besluiten bij meerderheid van stemmen.
- 2.
Indien de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.
Artikel 14. Informatieverstrekking
- 1.
Op verzoek van de commissie om toezending van onder het college
berustende stukken dan wel van (aanvullende) schriftelijke
informatie neemt het college binnen drie weken een beslissing.
- 2.
Indien het college redenen aanwezig acht om van toezending van
documenten of verstrekking van informatie op grond van het vorige
lid af te zien, doet het daarvan mededeling aan de voorzitter van de
commissie.
- 3.
Voor het verkrijgen van mondelinge informatie kan de commissie leden
van het college uitnodigen om ter vergadering te verschijnen.
- 4.
Indien een lid van het college redenen aanwezig acht om niet op een
uitnodiging als bedoeld in het vorige lid in te gaan, doet hij
daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter van de
commissie.
- 5.
Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op
andere gemeentelijke bestuursorganen.
Artikel 15
- 1.
De commissie legt de bevindingen en desgewenst de conclusies en
aanbevelingen, zulks ter beoordeling van de commissie, neer in een
ontwerprapport.
- 2.
De commissie legt het ontwerprapport voor aan het college en stelt
deze in de gelegenheid daarop binnen een door de commissie te
bepalen redelijke termijn schriftelijk te reageren.
- 3.
Na ontvangst van de reactie van het college, respectievelijk bij
uitblijven van een reactie na afloop van de gestelde termijn, stelt
de commissie een eindrapport op waarin tevens (indien aanwezig) de
reactie van het college, conclusies en (indien daarvoor reden
aanwezig is) aanbevelingen worden opgenomen.
- 4.
De commissie legt het eindrapport middels een raadsvoorstel voor aan
de raad.
- 5.
De in dit artikel beschreven procedure geldt eveneens indien het
onderzoek betrekking heeft op een aangelegenheid of project van een
ander gemeentelijk bestuursorgaan.
Artikel 16. Toelichting tijdens raadsvergadering
- 1.
Tijdens de raadsvergadering voert de voorzitter van de commissie,
namens de commissie het woord.
- 2.
De commissie kan in voorkomend geval een ander lid uit haar midden
aanwijzen om in de vergadering van de raad voorstellen of adviezen
van de commissie toe te
lichten.
Artikel 17. Uitleg verordening
Bij twijfel over de betekenis of de toepassing van deze verordening of in
gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist de voorzitter van de
commissie.
Artikel 18. Tijdstip inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van
bekendmaking.
- 2.
Op dat tijdstip vervalt de Verordening op de Rekenkamercommissie
2008.
- 3.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening op de
Auditcommissie 2015".
Toelichting Verordening op de Auditcommissie 2015
Algemeen
Deze verordening heeft betrekking op de Auditcommissie: een vaste raadscommissie
als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet. Deze commissie heeft tot taak de
besluitvorming in de raad voor te bereiden en met het college en de burgemeester
te overleggen. De Auditcommissie onderzoekt de jaarrekening, doet onderzoek naar
en ziet toe op de uitvoering van het informatiebeveiligingsbeleid en de
privacybescherming, en kan op verzoek van de raad of op eigen initiatief
onderzoek doen naar aangelegenheden waarbij de gemeentefinanciën in het geding
zijn. Ook brengt de Auditcommissie op eigen initiatief of op verzoek van de raad
advies uit over de financiële administratieve organisatie en het financiële
beheer van de gemeente. Tot slot is de Auditcommissie de opdrachtgever van de
accountant.
Anders dan de themacommissies (Leefbaarheid, Sociale Stijging, Vestigingsklimaat
en Bestuur) is de Auditcommissie geen "politieke" commissie. De Auditcommissie
moet zo objectief en neutraal mogelijk haar werkzaamheden uitvoeren, zonder dat
politieke standpunten worden ingenomen. Het politieke debat over de adviezen en
bevindingen van de Auditcommissie vindt plaats in de functionele raadscommissie
en in de raad.
Ten opzichte van de Verordening op de Auditcommissie 2008 is een aantal
wijzigingen aangebracht. Waar nodig zijn deze in de artikelsgewijze toelichting
nader aangegeven.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2. Samenstelling
Lid 1 bepaalt dat de Auditcommissie minimaal vijf leden heeft. Niet alle
fracties hoeven vertegenwoordigd te zijn, maar artikel 82, lid 3 van de
Gemeenwet schrijft wel voor dat de raad bij de samenstelling moet zorgen voor
een evenwichtige vertegenwoordig van de raadsfracties.
Verder bepaalt lid 1 dat uitsluitend raadsleden in aanmerking komen voor het
lidmaatschap van de Auditcommissie. Dit uitgangspunt is onveranderd ten opzichte
van de oorspronkelijke verordening (2008), toen deze afweging werd gemaakt omdat
de taken die de Auditcommissie toebedeeld kreeg een directe relatie met het
raadswerk hebben.
Lid 2 bepaalt dat elke fractie met slechts één lid in de Auditcommissie
vertegenwoordigd kan zijn, met uitzondering van de fractie die de voorzitter
levert: deze laatste fractie mag één extra lid aanwijzen. Dit is de afgelopen
jaren een gebruikelijke werkwijze geweest en draagt bij aan het eerder genoemde
niet-politieke karakter van de Auditcommissie. Het commissiestatuut kent een
soortgelijke regeling voor wat betreft de bemensing door een fractie die de
voorzitter levert.
Verder gaat artikel 2 in op de wijze waarop leden worden aangesteld en ontheven.
Dit is vergelijkbaar met de werkwijze voor de themacommissies.
Artikel 5. Taken commissie
De taken van de Auditcommissie zijn grotendeels voortgekomen uit de taken van de
voormalige Rekenkamercommissie, met uitzondering van de taak om onderzoeken uit
te voeren naar de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van
het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Deze laatste taak is per 2009
overgegaan naar de Rekenkamer Tilburg.
Het takenpakket van de Auditcommissie is sinds de oorspronkelijke verordening
gelijk gebleven, al is met de laatste wijziging aan artikel 5 lid 4 toegevoegd
dat de Auditcommissie ook over de P&C-cyclus gevraagd of ongevraagd advies
kan uitbrengen. Feitelijk is dit niet nieuw: in het raadsbesluit bij de
oprichting van de Auditcommissie in 2008 stond al dat het "in de rede ligt dat
de Auditcommissie zich mede richt op het doorontwikkelen van de P&C-cyclus,
bezien vanuit de positie van de raad."
Artikel 6. Beleidsonderzoek
Het uitvoeren van onderzoeken naar de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de
rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur, is aan de
Rekenkamer Tilburg opgedragen. Toch kan de Auditcommissie ook zelf specifieke
onderzoeken uitvoeren. In de oorspronkelijke verordening moest de raad hier
altijd over besluiten. In de huidige verordening is dit genuanceerd: het
onderzoeksplan wordt ter kennisname aan de raad gebracht, behalve wanneer er
budget nodig is voor het onderzoek en/of er sprake is van een zwaarwegend
belang. In die laatste situatie is namelijk wel een raadsbesluit nodig. In
beginsel maakt de Auditcommissie deze afweging zelf, al kan de raad uiteraard
altijd beslissen om een besluit te nemen over een onderzoeksplan dat aan hem ter
kennisname is gestuurd. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 juni
2015 .
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 juni 2015
de griffier,
de voorzitter,