Organisatie | Haarlemmerliede en Spaarnwoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels kostendelersnorm en verlagingen Participatiewet IOAW / IOAZ Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels kostendelersnorm en verlagingen Participatiewet IOAW / IOAZ Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt Beleidsregels aanpassing bijstandsnorm Participatiewet Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2015.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | Nieuwe regeling | 26-05-2015 Digitaal gemeenteblad, 3-6-2015 | 201501459 |
Deze beleidsregels houden, kort samengevat, in: een omzetting van WWB-uitkeringen in uitkeringen Participatiewet. Waar onder de WWB de hoogte van een uitkering werd bepaald op basis van een rijksnorm plus een gemeentelijke toeslag is met invoering van de Participatiewet de norm wettelijk bepaald en is de kostendelersnorm ingevoerd. In deze beleidsregels zijn deze wettelijke bepalingen nader uitgewerkt.
Voor deze beleidsregels geldt dat:
Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;
gelet op de artikelen 22a, 27, 28 en 33 van de Participatiewet en de artikelen 4:81 tot en met 4:84 vande Algemene wet bestuursrecht;
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht.
c.Participatiewet: de Participatiewet met inbegrip van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz);
d.Recofa-richtlijn: richtlijn opgesteld door het landelijk overlegorgaan van Rechters-commissaris in faillissementen en surseances van betaling.
Artikel 2 Commerciële relatie en commerciële prijs
1. Commerciële relatie: voor de toepassing van deze beleidsregel wordt aangesloten bij de definitie van de Centrale raad van Beroep, namelijk:
b. de cliënt kan betalingen aantonen (bankafschriften/ bewijs kasstortingen afgelopen 3 maanden) en
c. het college mag een schriftelijk contract verlangen en
d. de verhuurder/onderverhuurder of kostgever dient een commerciële huurprijs of commerciële prijs kostgangerschap te ontvangen, zie hiervoor tweede tot en met vierde lid.
2. Commerciële huurprijs: het bedrag van de basishuur als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag. Dat is het bedrag dat voor de vaststelling van het recht op huurtoeslag bij een inkomen op in bijstandsniveau voor eigen rekening blijft.
3. Indien het om een overeengekomen huurbedrag gaat, waarin water- en energielasten zijn inbegrepen, moet 60% van dat huurbedrag tenminste de commerciële huurprijs zijn.
4. Commerciële prijs bij kostgangers: bij de basishuur als bedoeld in het tweede lid wordt een bedrag opgeteld voor voeding van € 290,- per maand.
5. Het bedrag genoemd in het vorige lid is afgeleid van de Recofa-richtlijn voor maaltijden en wordt jaarlijks bijgesteld, met een afronding naar beneden op € 5,-.
De invoering van de kostendelersnorm is een maatregel die per 1 januari 2015 van kracht is geworden als onderdeel van de Participatiewet. Met het invoeren van de kostendelersnorm vervalt de toeslagensystematiek uit de WWB. De bijstand blijft een vangnet met als doel te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Als er binnen één huishouden meerdere bijstandsuitkeringen zijn toegekend kon door de stapeling van uitkeringen het huishoudinkomen zo hoog zijn dat daarmee meer dan alleen de noodzakelijke kosten kunnen worden gedekt. Dit is bijvoorbeeld het geval als er in één huishouden drie of meer mensen met een bijstandsuitkering zijn. Om deze problematiek te ondervangen is de systematiek per 1 januari 2015 gewijzigd waarmee er in de kostendelersnorm rekening wordt gehouden met de voordelen van het delen van de kosten binnen één huishouden. Dit wordt geregeld in artikel 22a van de Participatiewet. In het vijfde lid van artikel 22a van de Participatiewet is een aantal uitzonderingen opgesomd. Om te voorkomen dat een aantal van die uitzonderingen voor meerdere uitleg vatbaar is zijn deze beleidsregels opgesteld.
De bepalingen die zien op verlagingen van de bijstandsuitkering wegens het hebben van lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, zonder dat de kostendelersnorm van toepassing is, worden overgelaten aan het college (artikel 27 van de Participatiewet). Met deze beleidsregels wordt hier in voorzien. In het beleid bijzondere bijstand is geregeld dat jongeren die noodzakelijk uitwonend zijn en waar de ouders niet kunnen voldoen aan de onderhoudsplicht worden gecompenseerd. Omdat in de nota bijzondere bijstand niet voorzien is in de nieuwe normensystematiek worden deze beleidsregels hiervoor gebruikt.
De twee begrippen worden in dit artikel uitgebreid beschreven. Dat is nodig in relatie tot de uitvoeringvan de kostendelersnorm. Die speciale rekenregels gelden namelijk niet voor personen die op eencommerciële basis in dezelfde woning wonen.
Wanneer is er sprake van een commerciële relatie?
Met dit artikel worden aangesloten bij een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep waarin een definitie wordt gegeven wanneer sprake is van een commerciële relatie. Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.
Wanneer is er sprake van een commerciële huurprijs?
Het bedrag van de commerciële ‘kale’ huurprijs is het bedrag van de basishuur, zoals omschreven inde Wet op de huurtoeslag. In deze huur zijn begrepen de elementen die voor het bepalen van hetrecht op huurtoeslag meetellen. De normhuur, die deel uitmaakt van de basishuur, behoort bij hetminimum-inkomensijkpunt van het eerste lid van artikel 17 van de Wet op de huurtoeslag. In dit artikellid wordt onder het minimum-inkomensijkpunt verstaan: de bijstandsnorm voor een alleenstaande en de bijstandsnorm voor gehuwden.
Wanneer is er sprake van een commerciële prijs voor kostgangers?
Een kostganger is een soort huurder-plus. De prijs zou dus meer moeten bedragen dan decommerciële huurprijs. Er wordt namelijk ook nog een bedrag betaald voor gebruik van de maaltijden.
Bij het berekenen van de commerciële prijs voor kostgangers is aangesloten bij de Recofa-richtlijnen via de berekening van het Vrij te laten bedrag. Genoemde richtlijnen zijn ontwikkeld en worden onderhouden door de werkgroep rekenmethode ‘Vrij te laten bedrag’ van Recofa. Recofa is de werkgroep rechters-commissarissen in insolventies.
Volgens genoemde richtlijnen kan € 9,60 per dag in rekening worden gebracht voor het gebruik vanmaaltijden (2015). Dit is omgerekend een bedrag van € 292 per maand. De commerciële prijs voorkostgangers bedraagt dan ook tenminste het bedrag genoemd als in het tweede lid plus hetmaandelijkse bedrag voor gebruik maaltijden als genoemd in de Recofa-richtlijnen. Aangezien het bedrag jaarlijks wordt aangepast zal in de uitvoeringspraktijk jaarlijks moeten worden bekeken welk bedrag is vastgesteld. De maandbedragen mogen om e.e.a. eenvoudig te houden worden afgerond op € 5,- naar beneden. Voor 2015 betekent dit dat voor voeding € 290 per maand kan worden gehanteerd.
De situatie waarbij belanghebbende één kamer in zijn woning op commerciële basis verhuurt dan wel inkomsten verwerft van één kostganger. Er wordt gekozen voor een vast bedrag als huurkorting en niet voor het korten van de daadwerkelijke huurinkomsten om de uitvoering zo eenvoudig mogelijk te houden.
Wanneer er meer dan één kamer wordt verhuurd, dan wel inkomsten worden verworven van meerdere kostgangers wordt op basis van een individuele afweging beoordeeld of er sprake is van commerciële-bedrijfsmatige verhuur. Als dit zo is zal rekening gehouden moeten worden met de inkomsten hieruit verkregen, conform artikel 33, vierde lid van de Participatiewet.
Als een kamer wordt verhuurd op niet-commerciële basis is de kostendelersnorm van toepassing.
De Participatiewet biedt de mogelijkheid om de bijstandsnorm te verlagen als iemand lagere algemene noodzakelijke kosten heeft als gevolg van zijn woonsituatie (artikel 27 van de Participatiewet). De verlaging bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm. In onderstaande situaties wordt de bijstandsnorm voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden verlaagd. Het gaat bijvoorbeeld om de volgende situaties:
De situatie waarin een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen kosten van huur of hypotheeklasten zijn verbonden.
Iemand woont in een zelfstandige woning. De ex-echtgenoot betaalt de huur van de woning. Wat is de bijstandsnorm van deze persoon? Belanghebbende ontvangt een norm naar de hoogte van een alleenstaande. Op de bijstandsnorm van 70% van de gehuwdennorm vindt een verlaging van 10% van de gehuwdennorm plaats omdat er lagere algemeen noodzakelijke kosten zijn als gevolg van de woonsituatie (ex-echtgenoot betaalt de huur). Belanghebbende ontvangt een bijstandsnorm ter hoogte van 60% van de gehuwdennorm.
Betaling woonkosten door derde: Jurisprudentie
Als een derde, bijvoorbeeld de ex-echtgenoot, de woonlasten van de door belanghebbendebewoonde woning draagt, heeft het bestuur de keuze om het aldus verkregen woongenot aan temerken als inkomen in natura of de norm te verlagen op grond van artikel 27 van deParticipatiewet (zie ook TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 54-55). Wij kiezen hier voor de laatste optie.
Algemeen principe: individualiseringsbeginsel
Overigens kan het bestuur, indien noch in het kader van artikel 27 van de Participatiewet noch in het kader van artikel 33, eerste lid van de Participatiewet rekening wordt gehouden met de situatie waarin een ander dan belanghebbende de woonkosten betaalt, de bijstand in voorkomende gevallen lager ofanders vaststellen op grond van het individualiseringsbeginsel van artikel 18, eerste lid van de Participatiewet.
Bijvoorbeeld indien een dakloze expliciet aangeeft wel woonkosten te hebben (bijvoorbeeld betalenvoor opvang) is het aan de aanvrager om dit aan het bestuur aan te tonen via bewijsstukken. Opgrond hiervan kan het bestuur besluiten de verlaging lager vast te stellen.
De kostendelersnorm geldt niet voor jongeren onder 21 jaar. In deze doelgroep zitten ook jongerendie door bijzondere omstandigheden niet bij hun ouders kunnen wonen. Zij krijgen dan een aanvullingop de algemene bijstand via de bijzondere bijstand.
Het bestuur is - ook onder de Participatiewet - vrij om de hoogte van de aanvulling te bepalen.
Voorkomen moet worden dat kwetsbare jongeren in een schuldenpositie terecht komen. Dat is eenslechte start met risico’s op vele terreinen. Daarom wordt aansluiting gezocht bij de normen voorpersonen vanaf 21 jaar, zoals dat ook het geval was voor 1 januari 2015, waar het geregeld was in het beleid bijzondere bijstand.
In artikel XVIII Wet maatregelen WWB is overgangsrecht opgenomen waardoor de gemeentelijke toeslagenverordening voor een aantal personen tot 1 juli 2015 van kracht blijft (tenzij de situatie op grond waarvan een verlaging is toegepast, wijzigt). Door de bepaling opgenomen in artikel 7 wordt voorkomen dat naast een verlaging op grond van de toeslagenverordening ook nog een verlaging op grond van deze beleidsregels wordt toegepast.
Er zijn reeds beleidsregels gemaakt voor het verlagen van de bijstandsnorm bij het ontbreken van woonkosten en ontvangen van inkomsten uit verhuur en onderhuur. De reikwijdte van deze beleidsregels beslaat alleen de doelgroep waarop de kostendelersnorm niet van toepassing was. Hetis noodzakelijk om ook voor de kostendelers regels te maken over woonkosten, waardoor de beleidsregels nu zijn samengevoegd.