Organisatie | Woudenberg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Woudenberg 2015 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Woudenberg 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2019 | 02-08-2017 | intrekking | 28-05-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 05-06-2015 | Onbekend. | |
01-07-2015 | 01-07-2019 | nieuwe regeling | 28-05-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 05-06-2015 | Onbekend. |
Artikel 5.2 Voorwaarden urgenten algemeen
Het college kan een woningzoekende urgent verklaren, indien de woningzoekende in ieder geval voldoet aan de volgende algemene criteria:
het (gezamenlijk) vermogen van de aanvrager van een sociale of financiële urgentie mag niet meer bedragen dan het heffingsvrij vermogen huurtoeslag exclusief huurtoeslag kind; e. het (gezamenlijk) vermogen van de aanvrager van urgentie niet zijnde sociale- of financiële urgentie mag niet hoger zijn dan € 200.000;
Sociaal geïndiceerden, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid onder a, zijn ingezetenen van de gemeente Woudenberg die in verband met sociale problemen, in combinatie met omstandigheden in de huidige woning, dringend op korte termijn een andere woning nodig hebben. Alleen onder de navolgende genoemde omstandigheden wordt een sociale indicatie verleend.
A. Dreigende dakloosheid buiten eigen schuld of toedoen
Degenen die buiten eigen schuld of toedoen hun woonruimte moeten verlaten kunnen uitsluitend in de volgende gevallen in aanmerking komen voor urgentie:
Degene die de minderjarige kinderen feitelijk verzorgt en bij wie de kinderen geregistreerd staan volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Woudenberg, kunnen in aanmerking komen voor urgentie nadat een (voorlopige) voorziening bij echtscheiding is getroffen, danwel sprake is van een geregistreerd partnerschap of een notarieel vastgelegd samenlevingscontract, voor zover;
in geval van verbreking van een geregistreerd partnerschap of een notarieel vastgelegd samenlevingscontract:
aantoonbaar is door middel van een schriftelijk en aangetekend verzoek dat door de partij die het (de) minderjarige kind(eren) feitelijk verzorgt het recht om in de huidige woning te blijven wonen, alsmede voldoende alimentatie of ander inkomen om de woonlasten op te kunnen brengen zijn geclaimd en;
Bij beëindiging samenwoning gelden dezelfde criteria als bij verbreking van een geregistreerd partnerschap of een notarieel vastgelegd samenlevingscontract, voorwaarde hierbij is wel dat er sprake was van een duurzame huishouding (d.w.z. dat de aanvrager minimaal 2 jaar heeft samengewoond en dit kan aantonen middels een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie).
Aan de onder 1 en 2 genoemde verplichtingen tot het claimen van het recht om in de huidige woning te blijven wonen, alsmede voldoende alimentatie of ander inkomen te claimen om de woonlasten op te kunnen brengen, hoeft niet te worden voldaan als schriftelijk aantoonbaar kan worden gemaakt dat het niet zinvol is een dergelijke claim te leggen. Hiervan is in ieder geval sprake indien:
C . Relatiebeëindiging met gedeelde zorg voor minderjarige kinderen
In het geval van relatiebeëindiging met gedeelde zorg voor minderjarige kinderen kan slechts urgentie aan één van de ouders worden verleend. De hierboven onder B, 1 en 2 genoemde voorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing. In het geval dat één van beide ouders in de huidige woning kan blijven wonen wordt in geval van relatiebeëindiging met gedeelde zorg voor minderjarige kinderen geen urgentie verleend aan de andere ouder.
In geval van gedeelde zorg van (een) minderjarig(e) kind(eren) en beide ouders moeten de woning verlaten overleggen de ouders wie van beide urgentie aanvraagt. Dit wordt in een schriftelijke verklaring, door beide ouders ondertekend, vastgelegd en toegevoegd bij de aanvraag om urgentie.
Artikel 5.4 Financiële indicatie
Ingezetenen van de gemeente Woudenberg, die buiten hun eigen schuld financieel in zodanige problemen zitten dat zij de woonlasten niet meer op kunnen brengen en er geen andere oplossingen voorhanden zijn, kunnen uitsluitend in aanmerking komen voor urgentie, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid onder a, indien de betrokkene daadwerkelijk in aanmerking komt voor de huurtoeslag, of een woonkostentoeslag van de sociale dienst ontvangt onder voorwaarde om te zien naar goedkope woonruimte.
Artikel 5.5 Medische indicatie
Ingezetenen van de gemeente Woudenberg, die in een om medische redenen (fysiek / psychisch) onhoudbare woonsituatie verkeren en waarvan door een, door college en wethouders aan te wijzen onafhankelijk medisch adviesorgaan, is vastgesteld dat, in afwijking van de reguliere methode, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit medisch oogpunt urgent is.
Artikel 5.6 Dorpsvernieuwingindicatie
Huurders en eigenaarbewoners van woningen in de gemeente Woudenberg die in het belang van de volkshuisvesting of ter uitvoering van openbare werken in het algemeen belang, gesloopt of ingrijpend verbeterd moeten worden, kunnen in aanmerking komen voor urgentie.
Artikel 5.7 Maatschappelijke indicatie
Woningzoekenden die in verband met de navolgende omstandigheden dringend woonruimte nodig hebben kunnen in aanmerking komen voor urgentie, het betreft hier:
Personen over wie met betrekking tot toewijzing van woonruimte in regionaal of lokaal verband afspraken zijn gemaakt.
Artikel 5.9 Beperkte keuzemogelijkheid urgenten
Ook een urgent woningzoekende moet voldoen aan de algemene passendheidscriteria. Wanneer hij/zij reageert op een woning en voldoet aan de, voor iedere woningzoekende geldende voorwaarden qua inkomen, vermogen, leeftijd en gezinssamenstelling, wordt de urgente woningzoekende geselecteerd als eerste kandidaat voor de desbetreffende woning.
Een uitzondering wordt gemaakt voor urgente woningzoekenden die na zes maanden nog geen mogelijkheid hebben gekregen om over (andere) woonruimte te beschikken. Zij kunnen dan, indien er geen passende woning beschikbaar is, met urgentie reageren op woningen die niet voldoen aan de criteria in het vierde lid van dit artikel en aan de algemene passendheidscriteria zoals bedoeld in het achtste lid met uitzondering van de criteria met betrekking tot huur-/inkomen, deze blijven wel van toepassing.
HOOFDSTUK 6. OVERIGE BEPALINGEN
Het college is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Het college kan de uitvoering van bevoegdheden krachtens deze verordening, mandateren aan het bestuur van een in de gemeente Woudenberg werkzame woningcorporatie en/of derden.
Artikel 6.3 Status Toelichting
De bij deze verordening behorende toelichting wordt geacht een onlosmakelijk deel uit te maken van de verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 mei 2015.
K.Wiezenekker T. Cnossen
Raadsgriffier Voorzitter
Uitgangspunten Huisvestingswet 2014
De Huisvestingswet 2014 (hierna: wet) biedt gemeenten het (uitputtende) instrumentarium in te grijpen in de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Gebruikmaken van dit instrumentarium – door een Huisvestingsverordening vast te stellen – is niet vanzelfsprekend en dient periodiek onderbouwd en getoetst te worden.
Het instrumentarium bestaat uit het vaststellen van een Huisvestingsverordening, die regels bevat met betrekking tot het in gebruik geven en nemen van goedkope woonruimte en/of het wijzigen van de samenstelling van de woningvoorraad. Het is niet meer mogelijk om in plaats van een verordening dergelijke regels af te spreken met corporaties (in een convenant). Zodoende wordt de democratische legitimiteit vergroot en de transparantie, openheid en rechtsbescherming voor woningzoekenden bevorderd.
Het uitgangspunt van de wet is de vrijheid van vestiging. Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft, heeft het recht om zich vrijelijk te verplaatsen en te vestigen. Dit grondrecht kan alleen worden beperkt indien noodzakelijk voor het algemeen belang in een democratische samenleving. Dat belang kan volgens de wet gelegen zijn in het tegengaan van de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte. Als hier aantoonbaar sprake van is – en als het instrumentarium van de wet geschikt en proportioneel is om die effecten te bestrijden – kunnen gemeenten verdelingsregels stellen. De schaarste kan betrekking hebben op schaarste aan goedkope woonruimte in het algemeen, schaarste aan woonruimte met specifieke voorzieningen of schaarste aan woonruimte voor de huidige inwoners van een gemeente.
Voor de gemeente Woudenberg is, gezien de relatief korte wachttijden voor een sociale huurwoning, schaarste geen evident probleem. Daarom wordt voor de woonruimteverdeling in zijn algemeenheid afgezien van het stellen van publiekrechtelijke regels voor inschrijving en toewijzing. De in het najaar van 2014 gestarte regionale woonruimteverdeling biedt voldoende basis voor een evenwichtige toewijzing.
Wel is het zo dat er categorieën woningzoekenden zijn die zodanig urgent zijn dat zij bij voorrang moeten worden geholpen. Op grond van wet is een Huisvestingsverordening hiervoor het instrument. Daarom is In deze verordening is geregeld dat het college aan in Woudenberg ingeschreven woningzoekenden een urgentie kan toekennen. De verordening regelt de procedure voor het indienen van een aanvraag, de behandeling van een aanvraag en de uiteindelijke beslissing.
Het is verboden de in de verordening aangewezen woonruimte zonder huisvestingsvergunning in gebruik te nemen of te geven. Woonruimteverdeling op basis van de wet gebeurt dus aan de hand van een vergunningensysteem. In dit geval gebeurt dat dus ook voor bewoners die op basis van urgentie een woning krijgen toegewezen. Burgemeester en wethouders kunnen de bevoegdheid om vergunningen te verlenen mandateren aan verhuurders. In Woudenberg is Vallei wonen hiervoor gemandateerd.
In verband met het gezamenlijke woonruimteverdeelsysteem is de tekst van een aantal artikelen in deze verordening regionaal afgestemd.
Het betreft de volgende artikelen of delen daarvan:
Artikel 1. Begripsbepalingen lid g. woningzoekende.
Artikel. 2 Inschrijfsysteem van woningzoekenden
Artikel 3. Aanwijzing categorie woningen waarvoor urgentie geldt lid 1.
In deze artikelsgewijze toelichting worden enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven behandeld.
Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet (in artikel 1) al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening.
Bij de definitie van mantelzorg in de verordening is aangesloten bij de definitie in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, die luidt:
mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
Artikel 3. Aanwijzing categorie woningen waarvoor urgentie geldt Deze bepaling is een uitwerking van artikel 7 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening categorieën goedkope woonruimte kan aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mogen worden genomen of gegeven als daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend. In het eerste lid is aangegeven tot welke huurprijsgrens de huisvestingsvergunning verplicht is, terwijl het tweede lid de uitzondering daarop benoemt.
Artikel 4.1 Vergunningplicht De wet bepaalt dat, ook wanneer alleen de urgentie wordt geregeld, een vergunningplicht geldt. Om ongewenste regeldruk te voorkomen geldt deze vergunningplicht:
Artikel 4.2 Aanvraag en inhoud huisvestingsvergunning
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 5 van de wet. Daarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening regels stelt over de wijze van aanvragen van vergunningen en de gegevens die door de aanvrager worden verstrekt bij de aanvraag van een vergunning. De onder a genoemde gegevens met betrekking tot leeftijd, nationaliteit en, indien van toepassing, verblijfstitel zijn noodzakelijk in verband met de wettelijke eisen van artikel 10, tweede lid, van de wet.
In artikel 18 van de wet zijn intrekkingsgronden voor de huisvestingvergunning opgenomen. Zo kan de vergunning worden ingetrokken als de vergunninghouder de in die vergunning vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening gestelde termijn in gebruik heeft genomen (zie het derde lid, onder d) of als de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens (zie het tweede lid) waarvan deze wist of moest vermoeden dat deze onjuist of onvolledig waren. Deze intrekkingsgronden gelden rechtstreeks op grond van de wet en zijn in de verordening niet herhaald.
Artikel 5.1 Urgent woningzoekenden
De wet biedt de mogelijkheid een urgentieregeling op te stellen, ook wanneer geen sprake is van schaarste aan goedkope woonruimte (artikel 12 van de wet). Ook zonder schaarste kan immers behoefte bestaan om sommige woningzoekenden met voorrang te kunnen huisvesten. In de huisvestingsverordening kan overeenkomstig artikel 12 van de wet bepaald worden dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte – welke niet dezelfde hoeven te zijn als zijn aangewezen in artikel 3 - bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.
In het tweede lid zijn de criteria vastgelegd volgens welke de urgent woningzoekenden worden ingedeeld in urgentiecategorieën. Vergunninghouders, personen die in blijf-van-mijn-lijfhuizen verblijven, en woningzoekenden die mantelzorg verlenen of ontvangen behoren in ieder geval tot de urgente woningzoekenden (artikel 12, derde lid, van de wet). Deze groepen kunnen dus niet van indeling in een urgentiecategorie worden uitgesloten. Dit geldt voor alle gemeenten, dat wil zeggen dat een woningzoekende die valt onder deze verplichte urgentiecategorieën in elke gemeente met urgentie moet worden behandeld.
Door middel van dit artikel is gepoogd het aantal urgentieverleningen tot noodsituaties te beperken. Urgenten krijgen een sterke positie: zij hebben absolute voorrang op anderen en kunnen in beginsel binnen zes maanden gehuisvest worden.
Een aantal situaties leiden niet tot de afgifte van een urgentieverklaring. Geen urgentie wordt bijvoorbeeld verleend:
Doelgroepen die, buiten de algemene criteria om, in aanmerking komen voor urgentie:
Artikel 5.2 Voorwaarden urgenten algemeen
In het eerst lid is onder b. de voorwaarde opgenomen dat een woningzoekende minimaal 1 jaar ingezetene van Woudenberg is. Met deze voorwaarde wordt voorkomen dat mensen van elders in Woudenberg een “niet passende” woning zoeken en vervolgens meteen urgentie aanvragen. Op die manier kan verdringing ontstaan van reguliere woningzoekenden.
Bij het indienen van een urgentieaanvraag als gevolg van een echtscheiding, beëindiging geregistreerd partnerschap of beëindiging samenwonen dienen de volgende stukken in ieder geval aangeleverd te worden:
Artikel 5.4 Financiële indicatie
Bij het indienen van een urgentieaanvraag om financiële redenen, dienen de volgende stukken aangeleverd te worden:
Artikel 5.8 Aanvraag en besluitvorming tot urgentie
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 13 van de wet, waarin is bepaald dat burgemeester en wethouders beslissen over de indeling van woningzoekenden in de urgentiecategorieën. Hierbij is expliciet bepaald dat burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid mandaat kunnen verlenen. Voorts is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening regels stelt over de wijze waarop woningzoekenden kunnen verzoeken om indeling in een urgentiecategorie.
Artikel 5.9 Beperkte keuzemogelijkheden urgenten
In het vierde lid wordt passende woonruimte beschreven. Een urgent woningzoekende krijgt een beschermde status omdat hij/zij in een noodsituatie terecht is gekomen. Omdat de reguliere vraag naar eengezinswoningen groot is en verdringing moet worden voorkomen is hier de relatie tussen gezinsgrootte en type woning vastgelegd.
In het vijfde lid van dit artikel is bepaald dat urgentieverklaringen niet geldig zijn voor nieuwbouwwoningen. De achterliggende gedacht bij dit artikel is dat heterogene bewoning wenselijk is voor de leefbaarheid de wijken. Zo wordt ook de nieuwbouw gerealiseerd. De door de wet ingegeven uitbreiding van urgentiecategorieën zal het aantal urgenten doen toenemen. In de woonvisie is gekozen voor gefaseerd en kleinschaliger ontwikkelen. Deze beide ontwikkelingen zouden ertoe kunnen leiden dat een cluster nieuwbouwwoningen van de corporatie geheel (of voor een groot deel door urgenten) in gebruik wordt genomen. Dit past niet bij het beeld van heterogene bewoning. Bovendien zouden reguliere woningzoekenden dan wellicht niet meer in aanmerking kunnen komen voor nieuwbouw.
In lid 6 van dit artikel staat dat asielzoekers worden gehuisvest door directe bemiddeling. Doel hiervan is om zo goed mogelijk passend toe te wijzen en integratie in de gemeenschap te bevorderen door spreiding over de gemeente.
In het zevende lid wordt de passendheid van huur- en inkomen voor mensen met een financiële urgentie geregeld. Op dit moment is het nog mogelijk dat een woningzoekende met een financiële urgentie kan reageren op een huurwoning met een maandelijkse huur tot aan de liberalisatiegrens. Als de huur hoger is dan de vastgestelde aftoppingsgrens loopt deze woningzoekende een verhoogd risico (inkomen op bijstandsniveau en een mogelijk huur van 699 per maand, met beperkte huurtoeslag). Daarom is het wenselijk om de passendheid voor deze categorie urgenten als volgt vast te leggen: bij een financiële urgentieverklaring wordt, naast de verdeling o.b.v. huishoudengrootte, de huur gemaximeerd op de aftoppingsgrens (als bedoeld in art. 20 Wet op de huurtoeslag).
In het negende lid is bepaald dat voor urgent woningzoekenden die na 6 maanden nog geen passende woonruimte hebben kunnen verkrijgen, de beperkingen m.b.t tot de urgentie voor een groot deel opgeheven. Dit geldt niet voor de relatie huur-inkomen omdat per 1 januari 2016 de nieuwe Woningwet corporaties verplicht om 95% van de woningzoekenden, die wat betreft inkomen recht heeft op huurtoeslag, moet huisvesten onder de aftoppingsgrens (als bedoeld in art. 20 Wet op de huurtoeslag).
Artikel 5.10 Intrekken of wijzigen indeling in een urgentiecategorie
Als een woningzoekende bijvoorbeeld langer dan zes maanden geen gebruik heeft gemaakt van de beschikking tot indeling in een urgentiecategorie, zou deze beschikking kunnen worden ingetrokken op grond van het eerste lid, onder a.
Artikel 5.11 Rangorde woningzoekenden
In deze bepaling is in aansluiting op de voorrangsregels van deze verordening een rangorde voor toewijzing van woonruimte gegeven voor de gevallen waarin er meer dan een gegadigde is voor een bepaalde woonruimte.
Met dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 13 en 15 tot en met 17 van de wet waarin de mogelijkheid voor mandatering van de urgentie en de uitvoering m.b.t. de huisvestingsvergunningen is geregeld.