Organisatie | Best |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota parkeernormen 2015 |
Citeertitel | Nota parkeernormen 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2015 | 04-12-2015 | nieuwe regeling | 18-05-2015 gemeenteblad 2015-05-27 | Onbekend |
In 2011 heeft de gemeenteraad de Nota Parkeernormen vastgesteld. Deze nota is gebaseerd op de CROW-parkeerkencijfers. In 2012 heeft het CROW de parkeerkencijfers geactualiseerd. Directe aanleiding voor de actualisatie van de Nota Parkeernormen is het aansluiten op deze parkeerkencijfers, welke beter dan de oude kencijfers aansluiten op de recente ontwikkelingen in automobiliteit. Reden te meer om voor de gemeente Best een nieuwe “Nota parkeernormen” op te stellen.
Het is een trend dat het autobezit per huishouden nog steeds langzaam toeneemt. De toename van het autobezit vertaalt zich in een stijging van de verkeersintensiteiten en een toename van de vraag naar parkeerplaatsen.
Factoren die van invloed zijn op het autobezit zijn inkomen, leeftijd, huishoudengrootte, woon-werkafstand, bestedingspatroon en mentaliteit/cultuur. Verder heeft het wegenaanbod en aanbod van openbaar vervoer een groot effect op het autobezit en –gebruik. Uit onderstaande gegevens is te herleiden dat grotere kernen met een goed openbaar vervoer-niveau een lager autobezit per huishouden hebben.
De volgende gegevens over het autobezit per huishouden zijn over het jaar 2012:1
1 Verkregen via www.cbsinuwbuurt.nl
Deze nota heeft als doel om de toepassing van de parkeernormen inzichtelijker te maken. Bij burgers, bedrijven en ontwikkelaars moet helder zijn hoe zij invulling kunnen geven aan parkeren. Ook juridisch dient de invulling van de parkeernormen gewaarborgd te zijn.
Deze eenduidigheid dient ook een hoger doel, namelijk een leefbare en bereikbare gemeente. Essentieel zijn daarbij de volgende uitgangspunten:
Er is getracht de nota zo algemeen mogelijk te houden, maar bruikbaar te laten zijn voor specifieke situaties. Daar waar de nota niet goed toepasbaar is, zal maatwerk geleverd worden.
De ‘Nota Parkeernormen 2015’ is van toepassing op toekomstige ruimtelijke plannen binnen de gemeente Best, daar waar het betreft nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van een functie. De nota is niet van toepassing op bestaande situaties. De nota kan niet gebruikt worden om de grootte van een bestaand parkeertekort aan te tonen.
In hoofdstuk 2 worden de belangrijkste uitgangspunten voor het opstellen van de Nota Parkeernormen benoemd. Hoofdstuk 3 beschrijft de regels waaraan een parkeertoets moet voldoen. In dit hoofdstuk komen alle inhoudelijke aspecten aan de orde. De ‘Nota parkeernormen’ wordt afgerond met hoofdstuk 4, waarin het juridische kader wordt geschetst. Hoofdstuk 5 is gevuld met de zogenaamde ‘slotbepalingen’.
2. Uitgangspunten parkeernormen
Belangrijke uitgangspunten waarbinnen deze parkeernormennota zich moet bewegen:
Indien het een functiewijziging betreft binnen bestaande bebouwing of het ontwikkelen van een inbreidingslocatie, en er sprake is van aan- en/of omwonenden dan wordt de gewijzigde parkeersituatie vooraf besproken met de bewoners of met vertegenwoordigers namens deze (het bewonersoverleg en/of het GOEB) Parkeerfonds. In het verleden is reeds meerdere malen gesproken over de introductie van een parkeerfonds. Een parkeerfonds is een fonds dat tot doel heeft om te zorgen voor voldoende parkeerplaatsen, ook als dit niet binnen een bouwplan past. In het fonds worden opbrengsten onder gebracht en er worden kosten uit betaald die voortkomen uit parkeerovereenkomsten.Tot op heden heeft de gemeente Best geen parkeerfondsregeling. Er is momenteel ook geen besluitvorming hiertoe in de maak. Indien de wens ontstaat om tot het instellen van een parkeerfonds te komen, biedt deze nota de basis om te komen tot een parkeereis en parkeerbalans. Of en op welke wijze er daadwerkelijk gebruik gemaakt kan worden van een parkeerfonds zal in de eventuele besluitvorming hieromtrent nader uitgewerkt moeten worden.
De basis voor de toets voor de parkeereis is gelegd in de CROW-richtlijnen. Het CROW geeft in haar publicatie 317 ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ richtlijnen over hoe om te gaan met parkeernormering. Op de punten waar de Nota parkeernormen geen uitsluitsel over geeft, wordt deze richtlijn gehanteerd.
De richtlijnen van het CROW gaan uit van een bandbreedte van minimale en maximale parkeerkencijfers. De minimale parkeerkencijfers hebben als doel te voorzien in de gewenste parkeerbehoefte die een functie genereert. De maximum parkeerkencijfers zijn bedoeld om een meer sturend parkeerbeleid te kunnen voeren. Bijvoorbeeld om gebruikers omwille van de parkeersituatie de afweging te laten maken om met de auto een functie te bezoeken of te kiezen voor een andere vervoerswijze. CROW geeft daarbij als uitgangspunt een beleid aan dat gericht is op niet-noodzakelijk autogebruik.
In de praktijk leidt een sturend parkeerbeleid vaak tot parkeerproblemen. Conform hetgeen in het Gemeentelijk Verkeers- en VervoerPlan (GVVP) opgenomen, is het uitgangspunt in deze Nota parkeernormen derhalve dat slechts getoetst wordt aan minimale normen. Daarbij staat het de ontwikkelende partij vrij om op haar eigen terrein meer parkeerplaatsen te realiseren dan in de parkeereis is opgenomen. Dit past in de in hoofdstuk 2 geformuleerde uitgangspunten, namelijk dat de gemeente Best een gastvrije gemeente wil zijn.
Het CROW gaat in haar richtlijnen uit van een tweetal gebiedsindelingen, namelijk naar stedelijkheidsgraad en een verdere verdeling binnen de betreffende gemeente. In het GVVP is deze systematiek overgenomen. Ook in dit kader is het gewenst deze systematiek te handhaven.
De stedelijkheidsgraad is van invloed op het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerswijzen en dus op de parkeervraag. In een stad als Eindhoven is het openbaar vervoer beter geregeld dan in een gemeente als Best. Hieruit is te concluderen dat de behoefte aan een auto en dus aan een parkeerplaats in Best hoger is dan in Eindhoven. De gegevens over het autobezit per huishouden staven deze conclusie.
Het CBS heeft een typologie van stedelijkheidsgraad geïntroduceerd. Onder stedelijkheidsgraad wordt het aantal adressen per km2 verstaan. Er zijn vijf stedelijkheidsgraden onderscheiden. Omdat de gemeente Best slechts uit één kern bestaat is er voor gekozen om voor de gehele gemeente één stedelijkheidsgraad te gebruiken.
Per 1 januari 2013 kende de gemeente Best eenomgevingsadressendichtheid 1.319 adressen per km2 (bron: CBS). Deze omgevingsadressendichtheid wordt gekwalificeerd als ‘matig stedelijk’.
Verdeling gebieden binnen Best
Naast het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerswijzen is ook de locatie van de functie van belang voor de parkeervraag. Functies in centra hebben over het algemeen een lagere parkeervraag dan dezelfde functies op andere locaties in de bebouwde kom. De kwaliteit van het openbaar vervoer is ook hierin weer essentieel.
Voor de parkeerkencijfers hanteert het CROW in haar richtlijnen een onderscheid in:
In de Nota Parkeernormen uit 2011 is uitgegaan van een compact centrumgebied, met daarom heen een schil/overloopgebied. Dit gebied betreft de eerste woongebieden rondom het centrum. Deels loopt deze grens door bestaande woonwijken heen. De overige gebieden vallen onder het gebied ‘rest bebouwde kom’ en ‘buitengebied’. De grens tussen beide gebieden wordt gevormd door de verkeerskundige komgrenzen.
Afbeelding 1: grenzen centrum, schil/overloopgebied en bebouwde komgrens
In bijlage 6 is een vergroting van deze afbeelding opgenomen met daarin
ook de gehele grens van het gebied ‘restant bebouwde kom’.
De parkeernormen die voor de gemeente Best leidend zijn voor ontwikkelingen zijn opgenomen in bijlage 1. Zoals aangegeven zijn de parkeernormen afgeleid van de CROW-kencijfers voor de stedelijkheidsgraad ‘matig stedelijk’.
De CROW parkeerkencijfers geven een bandbreedte aan. Even als in de Nota Parkeernormen uit 2011 is als standaard uitgangspunt gehanteerd dat de minimale bandbreedte van de CROW-kencijfers overgenomen wordt als Bestse parkeernorm.
Ter illustratie het CROW-kencijfer voor de functie ‘huisartsenpraktijk’ kent in het centrum de bandbreedte van 1,8 tot 2,3 parkeerplaatsen per behandelkamer. De in deze nota gehanteerde parkeernorm is het minimum van de bandbreedte, namelijk 1,8 parkeerplaatsen per behandelkamer.
Daar waar afgeweken wordt van het minimale CROW-kencijfer (uit publicatie 317), wordt dit in paragraaf 3.4 en 3.5 beschreven.
Voor woningen hanteert de gemeente Best een vraagvolgend beleid. Dit houdt in dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden waarmee aan de reguliere vraag van bewoners en hun bezoekers kan worden voldaan. Ook in de toekomst. Het aantal te realiseren parkeerplaatsen is daarmee grotendeels afhankelijk van het autobezit en het autogebruik van de bewoners. De in bijlage 1 opgenomen parkeernormen passen binnen de bandbreedte van de CROW-richtlijnen.
De parkeernorm voor de functie ‘wonen’ is samengesteld uit de volgende componenten:
De grootste parkeerdruk in woonwijken wordt gedurende de avond en nacht ervaren, wanneer de meeste bewoners thuis zijn. De parkeernormen voor wonen zijn dan ook vooral gebaseerd op het autobezit van de bewoners. Uit onderzoek blijkt dat het autobezit per huishouden afhankelijk is van zaken als de oppervlakte van de woning, de locatie en het soort woning.
Deze Nota Parkeernormen maakt daarom in tegenstelling tot de nota uit 2011 onderscheid naar type woning. De volgende onderverdeling wordt gehanteerd:
Conform CROW-richtlijnen wordt in de parkeernorm een bezoekersparkeren meegenomen van 0,3 parkeerplaatsen per woning. Deze parkeerplaatsen dienen openbaar toegankelijk te zijn.
De parkeernormen die gezien de beschreven componenten voor de functie ‘wonen’ tot stand komen zijn de volgende (nadere toelichting in bijlage 1)
3.5 Parkeernormen overige functies
Zoals reeds in paragraaf 3.3 vermeld, wordt in deze paragraaf slechts een toelichting gegeven op functies, waarvan afgeweken wordt van het minimale CROW-kencijfer (uit publicatie 317). De parkeernormen zijn opgenomen in bijlage 1.
Detailhandel(winkelen en boodschappen)
In haar nieuwe kencijfers onderscheid CROW meer functies op het gebied van detailhandel dan voorheen. Met name de functie ‘supermarkt’ is in verschillende functies verdeeld. Er is bijvoorbeeld onderscheid gemaakt in een buurtsupermarkt, een discounter en een grote supermarkt. De CROW kencijfers maken ook onderscheid in een fullservice supermarkt op een laag/middellaag prijsniveau en een middelhoog/hoog prijsniveau. Dit onderscheid zal in de praktijk moeilijk toepasbaar zijn. Wanneer is een prijsniveau niet middellaag, maar middelhoog? Ook bestemmingsplantechnisch zal dit verschil niet terugkomen. De in bijlage 1 opgenomen norm is het gemiddelde van het minimale kencijfer dat door CROW is opgenomen.
Het CROW heeft een parkeerkencijfer voor de weekmarkt. Dit parkeerkencijfer is globaal en laag. Een weekmarkt is een activiteit is die wekelijks terugkomt, maar ook een evenementenkarakter heeft. Daarom wordt hiervoor in tegenstelling tot de nota uit 2011 geen parkeernorm opgenomen.
Het CROW maakt wat woonwinkels betreft onderscheid in verschillende functies, zoals woonwarenhuis (gewoon en groot) en meubelboulevard. Om geen discussie te krijgen over het verschil in deze functies wordt in deze nota alleen onderscheid gemaakt in woonwarenhuis tot en boven 25.000 m2 bvo.
Er kan mogelijk onduidelijkheid ontstaan over de functies bouwmarkt, tuincentrum en woonwarenhuis. Er zijn diverse winkels waar naast bouwmaterialen, ook tuinmaterialen en of inrichtingsmaterialen en accessoires wordt verkocht. In veel zaken vindt de verkoop van deze materialen naast elkaar plaats. In dergelijke gevallen wordt voor het totaal de zogenaamde ‘hoofdfunctie’ aangehouden. Dit is de functie die past bij het merendeel van het oppervlak.
Het CROW kent een uitgebreide verdeling van culturele voorzieningen. Om zoveel mogelijk discussie te voorkomen, is het aantal categorieën in deze nota beperkt. Er wordt daarbij aangesloten op de kencijfers die in de gemeente Best het meest voorkomen.
Het betreft de functies ‘bioscoop’ en ‘filmtheater/filmhuis’. In een filmtheater/filmhuis worden volgens de uitleg van CROW artistieke films vertoont. In deze Nota Parkeernormen worden beide voorzieningen onder de functie ‘bioscoop’ geschaard met de norm die het CROW voor deze functie voorstelt.
Het CROW maakt ook onderscheid in de functies ‘theater/schouwburg’ en ‘musicaltheater’. Deze laatste komt niet voor in Best en de verwachting is ook niet dat dit gaat gebeuren.
In de Nota Parkeernormen uit 2011 is op basis van parkeerdrukmetingen besloten dat de parkeernormen voor sportvoorzieningen (sporthal, sportzaal, tennishal, squashhal en sportveld) in Best hoger moeten liggen dan de minimale parkeerkencijfers van het CROW. Evenals in de Nota Parkeernormen uit 2011 is voor deze functies het bovenste kencijfer uit de bandbreedte (dus de maximale norm) als Bestse parkeernorm bepaald.
Het CROW geeft geen kencijfers af voor een hospice. Er wordt daarom aansluiting gezocht bij een functie die het meeste vergelijkbaar is, met de functies die het CROW beschrijft. In een uitspraak van de ABRvS van 29 september 2010 is in de zaak ‘Middenbeemster’ (LJN: BN8549) voor het parkeren een hospice onder de functie ‘verpleeg/verzorgingstehuis’ geschaard. Deze nota neemt dit standpunt over.
Voor een bed & breakfast voorziening vindt alleen een parkeertoets plaats, indien er meer dan één gastenkamer is en/of de voorziening in een garage of ander bijgebouw bedoeld voor het stallen van motorvoertuigen wordt ingezet.
Op basis van de parkeernormen kan berekend worden hoeveel parkeerplaatsen minimaal benodigd zijn. Deze normen geven echter een beeld van de verschillende functies, onafhankelijk van hun onderlinge samenhang. In de praktijk blijkt dat de parkeervraag van functies vaak niet samenvalt in de tijd. Of dat parkeerplaatsen vanwege hun ligging niet voor verschillende functies te combineren zijn. In deze paragraaf wordt aangegeven hoe de parkeernormen toegepast kunnen worden om een beter beeld te krijgen van de parkeervraag van een ontwikkeling.
Aan huis verbonden beroep en bedrijvigheid aan huis
Met regelmaat wordt in woongebieden de woonfunctie gecombineerd met een werkfunctie. Hierbij kan gedacht worden aan een aan huis verbonden beroep (voorbeelden zijn accountants, logopedisten en raadgevend adviseurs) of aan bedrijvigheid aan huis (voorbeelden zijn kappers en schilders).
In de ‘beleidsregel aan huis verbonden beroep en bedrijvigheid aan huis’ is opgenomen dat het hier per definitie bedrijven zonder personeel betreft. Omdat er geen personeel is, is de verwachte parkeerdruk laag. Daarbij komt dat deze bedrijfjes vaak in een woonwijk liggen en hun parkeerdruk overdag hebben. In woonwijken is op werkdagen overdag over het algemeen voldoende ruimte.
Voor gevallen, die onder de ‘beleidsregel aan huis verbonden beroep en bedrijvigheid aan huis’ vallen, zal daarom in de lijn van deze beleidsregel de volgende lijn aangehouden worden:
betreft het kleinschalige bedrijvigheid dan geldt dat conform de ‘beleidsregel aan huis verbonden beroep en bedrijvigheid aan huis’ parkeren op eigen terrein plaats dient te vinden, met dien verstande dat wanneer dit niet mogelijk is, aangetoond dient te worden dat geen sprake is van een onevenredige toename van de parkeerdruk op de omgeving.
Bij initiatiefnemers die wonen en werken willen combineren en niet voldoen aan deze beleidsregel, bijvoorbeeld omdat zij personeel in dienst hebben, worden onderworpen aan een parkeertoets, zoals beschreven in deze nota.
Mensen met een handicap kunnen in aanmerking komen voor een invalidenparkeerkaart. Met deze kaart hebben zij bijzondere rechten voor het gebruik van parkeervoorzieningen. De belangrijkste regel is dat houders van een algemene invalidenparkeerkaart gebruik mogen maken van een algemene invalidenparkeerplaats.
In het integrale toegankelijkheidsbeleid staat dat 2 % van de openbare parkeerplaatsen op parkeerterreinen ingericht moet zijn als invalidenparkeerplaats. Het betreft hier parkeerplaatsen voor openbare voorzieningen.
Voor de functie wonen geldt de eis uit het integrale toegankelijksbeleid niet. Indien noodzakelijk worden voor individuele bewoners invalidenparkeerplaatsen op kenteken toegewezen. In de praktijk gaat dit vaak ten kosten van de openbare parkeergelegenheid.
De invalideparkeerplaatsen maken onderdeel uit van de parkeereis en komen dus niet extra op de te formuleren eis. De afronding van het aantal invalidenparkeerplaatsen per parkeerterrein is altijd naar boven met een minimum van één.
Bij de realisatie van de invalidenparkeerplaats dient er rekening mee gehouden te worden dat de parkeerplaats zo dicht mogelijk bij de ingang van een specifiek gebouw moet liggen, de afstand tot de ingang bedraagt waar mogelijk minder dan 25 meter.
Indien een ontwikkeling meerdere verschillende functies kent, is het in theorie mogelijk om parkeerplaatsen voor meerdere functies in te zetten. Dit geldt uiteraard niet voor parkeerplaatsen die vast toebehoren aan een bepaalde gebruiker. Een voorbeeld is een privé oprit bij een woning.
Indien er niet vast toebedeelde parkeerplaatsen zijn en een ontwikkeling kent meerdere functies, dan kan een ‘dubbelgebruik’-toets uitgevoerd worden om de parkeereis te bepalen. De parkeereis wordt bepaald door het piekmoment.
Het CROW heeft richtlijnen uitgegeven waarin de verwachte aanwezigheidspercentages voor de verschillende functies zijn benoemd. Deze zijn opgenomen in bijlage 2.
Uitgangspunt bij het aanleggen van parkeervoorzieningen is dat de parkeerplaatsen voor alle gebruikers toegankelijk zijn. Voor bewoners en personeel kan gekozen worden voor niet openbare parkeerplaatsen. Bezoekers zijn niet of moeilijk vooraf helder aan te wijzen. Het bezoekersgedeelte wat onderdeel uitmaakt van de parkeernorm dient daarom openbaar toegankelijk te zijn.
Onder openbaar toegankelijk wordt verstaan dat een automobilist de betreffende parkeergelegenheid via de openbare weg kan bereiken zonder dat een barrière genomen moet worden (denk hierbij aan een dichte poort of een slagboom met pasjessysteem zonder receptie). Het wel of niet openbaar toegankelijk zijn heeft niets te maken met het wel of niet parkeren op eigen terrein. Een bedrijfspand met een hekwerk erom heen met een poort die gedurende werktijden open is, is een goed voorbeeld.
Bij woningen dient het gedeelte van de bezoekersnorm in het openbaar gebied gerealiseerd te worden.
In de praktijk blijkt de openbaarheid van bezoekers bij appartementencomplexen een probleem. Er wordt een private parkeergarage gerealiseerd voor bewoners. Op het eigen terrein moeten dan nog openbaar toegankelijke bezoekersparkeerplaatsen gerealiseerd worden. Het realiseren van een grotere parkeergarage, waar alle volgens de norm noodzakelijke parkeerplaatsen in worden gerealiseerd, wordt niet geaccepteerd als een openbare parkeerplaats voor bezoekers.
In de praktijk blijkt het namelijk niet realistisch om alle bezoekers ten alle tijden de mogelijkheid te geven gebruik te maken van de parkeerplaatsen in de private parkeergarage.
Parkeren bij woningen op eigen erf
Bij de realisatie van woningbouwlocaties geldt dat het parkeren op het eigen erf de voorkeur heeft. Uiteraard maken deze parkeerplaatsen onderdeel uit van de parkeernorm. In de praktijk gebeurt dit voornamelijk bij vrijstaande woningen en twee-onder-een-kap woningen, maar ook bij nieuwe rijwoningen bestaan er mogelijkheden.
Parkeren op het eigen erf maakt dat straten overzichtelijk zijn. Bij het realiseren van nieuwe woningbouwlocaties moet het bezoekersgedeelte van de norm wel in het openbaar gebied opgevangen worden.
Parkeerplaatsen op het eigen terrein bij de woning worden in de praktijk niet altijd volledig benut. Vooral bij woningen worden de plaatsen die qua maatvoering voldoen aan een parkeerplaats niet altijd als zodanig benut. In garages wordt bijvoorbeeld zelden een auto gezet. Voor de functie ‘wonen’ wordt daarom in de berekening van het aantal parkeerplaatsen een correctiefactor (zie bijlage 3) toegepast. Deze correctiefactor is afgeleid van de CROW-richtlijnen.
Parkeren bij de overige functies op eigen terrein
Harde randvoorwaarde is dat het parkeren op het eigen terrein opgelost moet worden. Het ‘eigen terrein’ moet als zodanig opgepakt worden dat ‘de parkeerbehoefte zelfstandig opgelost moet worden, met inachtneming van de vastgestelde parkeereis en de wijze waarop deze dienen te worden toegepast’.
In theorie kan dit betekenen dat de parkeerbehoefte opgelost wordt op een buurkavel. Hierbij is essentieel dat aangetoond kan worden dat het om een ‘toekomstvaste’ overeenkomst c.q. constructie gaat. Dit maakt samenwerking van diverse eigenaren op een gezamenlijk parkeerterrein mogelijk, mits de loopafstanden tot de functies beperkt zijn. Deze afstanden zijn afhankelijk van de functies. Een afstand van maximaal 100 meter wordt over het algemeen acceptabel geacht.
Dergelijke zaken zullen voorzien van een onderbouwd advies ter besluitvorming aan het college worden voorgelegd. De hardheidsclausule zal in deze gevallen toegepast worden. Aan de initiatiefnemer kan gevraagd worden om deze onderbouwing op diens kosten aan te leveren (een parkeeronderzoek uitgevoerd door een onafhankelijk adviseur kan als onderdeel van deze onderbouwing gevraagd worden).
Parkeren bij reconstructie van gebied
De berekening voor de parkeereis gaat er vanuit dat de huidige parkeersituatie een feit is. Een initiatiefnemer wordt niet benadeeld door een al in het verleden ontstaan tekort. Indien er op een locatie aangebouwd wordt of functie wordt toegevoegd, zal er slechts voor de extra oppervlakte of toevoeging aan functie voorzien moeten worden in de parkeernorm. Uiteraard moeten opgeheven parkeerplaatsen wel gecompenseerd worden.
Ook bij locaties waar de functie gesloopt wordt en een nieuwe functie gerealiseerd wordt, kan de oude parkeersituatie betrokken worden. Uitgangspunt is en blijft dat de nieuwe parkeerdruk op het eigen terrein opgelost wordt. Uiteraard dienen ook parkeerplaatsen die in de oude situatie op het eigen terrein lagen, op het eigen terrein te blijven.
Als een gebouw of terrein meer dan 5 jaar ongebruikt of ‘tijdelijk’ gebruikt wordt, wordt de parkeerbehoefte van de huidige situatie als 0 beschouwd. Kortom in een dergelijk geval zal in het geheel in de parkeerbehoefte voor de nieuwe functie moeten worden voorzien. In geval van twijfel zal de initiatiefnemer moeten aantonen dat het gebouw of terrein minder dan 5 jaar ongebruikt of ‘tijdelijk’ gebruikt wordt.
Een parkeerplaats wordt in de parkeerbalans pas meegerekend als deze qua maatvoering voldoet aan de voorkeursmaatvoering van het CROW. In bijlage 4 is aangegeven wat de minimale maatvoering moet zijn.
Met uitzondering van woningen is het noodzakelijk dat parkeerders onafhankelijk van elkaar kunnen wegrijden.
Naast maatvoering is ook de ligging van de parkeerplaats van belang. Indien een parkeerplaats te ver van de betreffende functie is gelegen kan deze niet bij de parkeerbalans betrokken worden. Het CROW kwalificeert de volgende loopafstanden als acceptabel.
Tabel 3.1: Acceptabele loopafstanden
Bij het berekenen van de parkeereis wordt pas op het einde van de berekening afgerond op gehele aantallen. Afronding vindt als volgt plaats:
Wanneer bij nieuwe initiatieven een parkeereis minder dan 1,5 (zonder afronding) bedraagt, wordt vrijstelling verleent van de parkeereis. Er vindt in deze gevallen geen toets voor de parkeerbalans plaats. Deze vrijstelling geldt niet voor initiatieven met de functie ‘wonen’.
De elektrische auto is in opkomst. Het elektrisch rijden worden momenteel goed gestimuleerd. Het is een duurzame wijze van verplaatsen.
Om het elektrisch rijden te laten toenemen zijn oplaadplaatsen nodig. Deze oplaadplaatsen nemen (openbare) parkeerruimte in beslag. Vaak betekent dit dat op een parkeerplaats bij een oplaadplaats een niet-elektrische auto er niet mag parkeren.
Omdat onduidelijk is hoe snel de elektrische auto op dit moment opkomt, wordt in deze Nota parkeernormen voorgesteld om op dit moment initiatiefnemers geen norm op te leggen voor elektrisch vervoer.
De gemeente Best staat open voor initiatieven van derden omtrent elektrisch vervoer. Echter indien oplaadpunten bij nieuwe initiatieven in het openbaar gebied gerealiseerd worden, komen die parkeerplaatsen extra bovenop de parkeereis.
3.8 Voorbeelden berekening parkeereis en parkeerbalans
Om eenduidigheid in de berekeningen voor de parkeereis en de parkeerbalans te krijgen is in bijlage 5 een aantal voorbeelden opgenomen. Deze voorbeelden volgen op hoofdlijn het standaard berekeningsstappenplan, waarin de volgende stappen doorlopen worden:
4.1 Juridische grondslag parkeertoets
In 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ingegaan. Tot dat moment was het gebruikelijk om parkeereisen af te dwingen op basis van de Bouwverordening. Artikel 8 van de Woningwet geeft de gemeenteraad namelijk de juridische grondslag voor het vaststellen van de Bouwverordening.
Met de komst van de Wro in 2008 bestond vanuit de wetgever echter de wens om de toets via de Bouwverordening te laten vervallen. De wetgever was van mening dat parkeren via het bestemmingsplan geregeld moet worden. Op dit moment heeft het vervallen van het afdwingen van de parkeereis via de Bouwverordening nog niet zijn beslag gehad. De wetgever geeft gemeenten de ruimte om hun bestemmingsplannen zodanig in te richten dat de mogelijkheid tot het afdwingen van de parkeereis in de bestemmingsplannen ingevuld is. De verwachting is nog steeds dat op termijn de afdwingmogelijkheid via de Bouwverordening zal vervallen.
In artikel 9 van de Woningwet is bepaald dat wanneer in de Bouwverordening bepalingen zijn opgenomen die ook in het bestemmingsplan staan, het bestemmingsplan voorrang geniet. Dit geldt ook voor de in het bestemmingsplan opgenomen parkeernormen.
Op dit moment kan parkeren bij een aanvraag omgevingsvergunning dus nog steeds getoetst worden op basis van de bouwverordening. Daarbij dient verwezen te worden naar een document met de parkeernormen, de Nota parkeernormen. De Bouwverordening fungeert derhalve als achtervang.
Onder de meest recente bestemmingsplannen in Best hangt de Nota Parkeernormen uit 2011. Voor deze bestemmingsplannen geldt dat na het doorlopen van de procedure voor het ‘paraplu-bestemmingsplan’ deze Nota Parkeernormen het juridische geldende document wordt. Tot dat moment zal voor deze bestemmingsplannen de Nota Parkeernormen uit 2011 gelden.
4.2 Parkeertoets bij strijdigheid bestemmingsplan
Ook in geval van initiatieven die in strijd zijn met het bestemmingsplan, vind een parkeertoets plaats. Indien de initiatiefnemer niet kan of wil voldoen aan de parkeereis dient er geen medewerking verleend te worden aan het initiatief.
Dergelijke initiatieven worden in een vroegtijdig stadium behandeld in het IPNI-overleg (overlegstructuur waarin een eerste beoordeling plaatsvindt van nieuwe initiatieven), waarna er een adviesvoorstel aan het college ter besluitvorming wordt voorgelegd.
Na vaststelling van de ‘Nota parkeernormen’ zijn de hierin beschreven parkeernormen en werkwijze van toepassing op alle toekomstige ruimtelijke plannen en projecten. Uitzondering vormen de locaties waarvoor in het bestemmingsplan een andere parkeernorm is opgenomen. Parkeernormen opgenomen in bestemmingsplannen genieten voorrang ten opzichte van de parkeernormen zoals opgenomen in deze nota.
Indien de parkeernormen voor de betreffende locatie niet rechtstreeks opgenomen zijn in het bestemmingsplan, kan het college van Burgemeester en Wethouders onderbouwd ontheffing te verlenen van hetgeen vastgelegd is in ‘Nota parkeernormen’. Het college kan één of meer bepalingen van deze nota buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing – gelet op het belang waarvoor deze nota tot stand is gebracht – leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Een en ander dient in een collegebesluit vastgelegd te zijn.
De ‘Nota parkeernormen’ treedt in werking op 1 juni 2015.
Deze nota kan worden aangehaald als de ‘Nota Parkeernormen 2015’.
In de praktijk worden er bijna dagelijks parkeereisen afgegeven door de gemeente Best. Tot het door de gemeenteraad vaststellen van deze Nota Parkeernormen zijn de afgegeven parkeernormen gebaseerd op wat vastgesteld is in de Nota Parkeernormen uit 2011. Dit betekent dat voor een aantal initiatiefnemers de parkeereis gerekend op basis van de Nota uit 2011 anders kan uitvallen dan uit voorliggende Nota Parkeernormen.
Initiatieven die voor de inwerkingtreding van de ‘Nota parkeernormen 2015’ een positief principe besluit (van het college) hebben gekregen, kunnen op basis van de parkeernormen uit de Nota Parkeernormen uit 2011 tot een jaar na inwerking treding van deze Nota een uitgewerkt plan in procedure kunnen brengen.
Omgevingsvergunningen worden altijd getoetst aan het geldende bestemmingsplan. Indien het bestemmingsplan geen uitsluitsel biedt, worden omgevingsvergunningen die vóór inwerkingtreding van de ‘Nota parkeernormen 2015’ aangevraagd zijn, op basis van de parkeernormen uit de ‘Nota Parkeernormen’ uit 2011 getoetst, tenzij in de ‘Nota parkeernormen 2015’ voor de betreffende gebruiksfunctie een lagere parkeernorm is vastgelegd. In dat geval wordt getoetst aan de parkeernormen uit de ‘Nota parkeernormen 2015’.
Bijlage 1: Overzicht parkeernormen
Het aandeel ‘bezoekers’ is in de parkeernorm verwerkt. Dit aandeel wordt apart genoemd omdat bezoekers in de praktijk vaak op andere locaties parkeren dan werknemers en/of bewoners. Indien helder is dat de bezoekersnorm beduidend hoger ligt, dient hier in de berekening van de parkeereis onderbouwd rekening mee gehouden te worden.
Bedrijfsverzamelgebouw: Dit betreft een mix van kantoren (zonder balie) en bedrijvigheid. Het aandeel bezoekers is relatief laag. Het betreft hier alleen bedrijfspanden die een gelijkwaardige mix van kantoren (zonder baliefunctie), arbeidsintensieve en arbeidsextensieve bedrijvigheid kennen. Indien een groot aandeel bezoekers verwacht wordt, is de functie commerciële dienstverlening meer passend.
Parkeernormen ‘Winkelen en boodschappen’
Parkeernormen ‘Sport, cultuur en ontspanning’
Indoorspeeltuin: Indoorspeeltuinen zijn zelfstandig functionerende speelgelegenheden voor kinderen tussen de 2 en 12 jaar oud, die qua grootte, aard en prijs vallen tussen een wijkspeeltuin en een attractiepark. De parkeernormen zijn afhankelijk van de grootte en daarmee het (regionale) bereik van een dergelijke voorziening. Gemiddeld variëren de afmetingen van 1.500 m2 bvo tot 3.500 m2 bvo.
Parkeernormen ‘Horeca en (verblijfsrecreatie)’
Bed & Breakfast: een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt binnen bestaande gebouwen. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wort gerund door (een) bewoner(s) van het betreffende huis. De bed & breakfast voorziening is ondergeschikt aan de woonfunctie.
Omdat een bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie vindt er alleen een parkeertoets plaats, indien meer dan één gastenkamer is en/of wanneer de bed & breakfast voorziening in een garage of ander bijgebouw bedoeld voor het stallen van motorvoertuigen wordt gezet. In de andere gevallen geldt alleen de parkeernorm voor de hoofdfunctie ‘wonen’.
Parkeernormen ‘Gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen’
·Kinderdagverblijf, Basisonderwijs: beide parkeernormen zijn exclusief kiss & ride. Voor berekening van de parkeernorm voor kiss & ride wordt verwezen naar de rekentool ‘Verkeersgeneratie en parkeren’ op www.crow.nl.
Bijlage 2: Overzicht aanwezigheidspercentages
Om dubbelgebruik toe te kunnen passen wordt over de gehele week bekeken wat de parkeerdruk is, omdat niet alle functies op hetzelfde moment hun piekmoment kennen. Bij het vaststellen van de parkeereis wordt het piekmoment als maatgevend gezien.
De aanwezigheidspercentages zijn gebaseerd op de CROW-richtlijnen, met uitzondering van de ‘koopavond’ en ‘werkdagnacht’. Uit eerder onderzoek blijkt namelijk dat de koopavond in winkelgebieden in Best niet tot een piekmoment leidt. De koopavond wordt daarom beschouwd als een reguliere ‘werkdag avond’. In de praktijk zal ook de ‘werkdagnacht’ niet tot het piekmoment leiden. Het is wel het moment waarom alle bewoners aanwezig zijn.
Bijlage 3: Correctiefactor parkeerplaatsen ‘wonen’
Omdat parkeerplaatsen bij woningen in de praktijk niet altijd worden benut om een auto te parkeren, wordt voor de functies gerelateerd aan ‘wonen’ in de parkeerbalansberekening een correctiefactor toegepast.
Dit betekent dat je er feitelijk ruimte is voor een bepaald aantal voertuigen (theoretisch aantal), maar dat uit de praktijk (evidence-based) blijkt dat in het dagelijkse gebruik er minder voertuigen staan dat theoretisch mogelijk. Een duidelijk voorbeeld zijn garages. In de meeste garages wordt niet dagelijks een auto gestald. Om deze reden wordt er bij de bepaling van de parkeerbalans bij wonen niet gerekend met het theoretisch aantal parkeermogelijkheden, maar het berekeningsaantal.
Deze berekeningsaantallen wordt in deze bijlage toegelicht.
Tabel 3: Correctiefactor parkeren bij woningen
Een carport wordt (mits aan twee kanten open) gezien als een oprit. Indien drie zijden dicht zijn, wordt deze meegerekend als garage.
Om meegerekend te worden als parkeervoorziening dient aan minimale afmetingen voldaan te worden. Deze minimale afmetingen worden hierna verder uitgewerkt.
Bijlage 4: Maatvoering parkeerplaatsen
Parkeervoorzieningen zijn in beginsel opgebouwd uit twee elementen, namelijk:
De dimensionering wordt bepaald door de eisen waaraan deze elementen afzonderlijk moeten voldoen en door de onderlinge samenhang tussen beide.
Voor de maatvoering van de parkeerplaatsen wordt waar mogelijk aangehaakt op de voorkeursrichtlijnen van het CROW. Deze maten worden bij het bepalen van de parkeerbalans als minimale maten aangevoerd.
Tabel 3: maatvoering van parkeervoorziening voor autoverkeer
Indien er een parkeervak aan een wand gelegen is dient het parkeervak ten minste 0,15 meter breder te zijn dan opgenomen in tabel 3. Indien een parkeervak gelegen is tussen twee wanden bedraagt dit 0,35 meter.
De breedte van de parkeerweg is de breedte zoals deze vanuit verkeerskundig oogpunt minimaal gewenst is. Het kan zijn dat er vanuit andere overwegingen (bv. veiligheid) in een individueel geval een bredere parkeerweg wordt verlangd.
Bij haaksparkeren moet er voor gewaakt worden dat er niet ook op de parkeerweg geparkeerd wordt. Dit bemoeilijkt het uitrijden van de haaksparkeerplaatsen. Dit probleem kan voorkomen worden door het parkeren aan beide zijden van de parkeerweg te faciliteren. Maak dus een parkeerweg met aan beide zijden parkeerplaatsen.
Randvoorwaarden bij de situering van de parkeerplaatsen zijn:
Bijlage 5: Voorbeelden berekeningen
De in deze bijlage genoemde twee voorbeelden worden fictieve situaties beschreven.
Een ontwikkelaar heeft de wens om aan de Oirschotseweg het volgende te realiseren: 10 appartementen van 75 m2, 250 m2 bvo detailhandel en 750 m2 bvo kantoorruimte. Bij de kantoorruimte komt geen zogenaamde ‘balie’. Het terrein is niet eerder bebouwd geweest. De ontwikkelaar wil weten hoeveel parkeerplaatsen hij moet realiseren om aan de parkeereis te voldoen.
Stap 1: Vergaren en controleren van gegevens
Wonen: 10 appartementen van 75 m2
Stap 2: Bepalen van de juiste normen
De Oirschotseweg is gelegen in het gebied ‘schil/overloopgebied’ of ‘rest bebouwde kom’. Het betreffende perceel is gelegen in het gebied ‘rest bebouwde kom’. De normen voor de bijbehorende functies zijn:
Detailhandel, wijk- en buurtcentrum: 2,7 pp/100 m2 bvo
Stap 3: Berekening van de parkeereis
3a. Aantal benodigde parkeerplaatsen per functie
Wonen: 10 woningen x 1,4 pp/won = 14 pp
Detailhandel: (250 m2 bvo/100) x 2,7 = 6,75 pp
Kantoren: (750 m2 bvo/100) x 1,8 = 13,5 pp
3b. Mogelijkheden dubbelgebruik
Er zijn binnen het plan drie verschillende functies. Dit biedt de mogelijkheid om te kijken of het middels dubbelgebruik minder parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden.
Het piekmoment is de ‘werkdag middag’. Indien er alle parkeerplaatsen voor alle gebruikers vrij toegankelijk zijn is de parkeereis 23,65 = 24 parkeerplaatsen.
Bij wonen worden vaak de parkeerplaatsen vaak (gedeeltelijk) vast toebedeeld. Dit kan niet voor het bezoekersdeel. De parkeereis bij deze maximale vaste toedeling is al volgt:
Aanwezigheidspercentages bij maximale vaste toedeling
Parkeereis per moment bij maximale vaste toedeling wonen
Het piekmoment is de ‘werkdag middag’. De parkeereis 29,15 = 29 parkeerplaatsen.
3c. Vrijstelling van parkeereis
Indien de parkeereis lager uitvalt dan 1,5 parkeerplaatsen wordt er vrijstelling verleend van de parkeereis. In dit voorbeeld is dat niet het geval.
De parkeereis voor de situatie zonder vaste toedeling is 23,65 = 24 parkeerplaatsen.
Op een perceel aan De Maas is een loods gevestigd van 1.250 m2 bvo. Op het perceel zijn twee parkeerplaatsen aanwezig. Het gebouw wordt verbouwd naar een laboratorium van 1.500 m2 met ondergeschikte kantoorruimte.
Stap 1: Vergaren en controleren van gegevens
Oude situatie: loods: 1.250 m2 bvo
Nieuw situatie: laboratorium: 1.500 m2 bvo
Stap 2: Bepalen van de juiste normen
De Maas is gelegen in het gebied ‘rest bebouwde kom’. De normen voor de bijbehorende functies zijn:
Loods = arbeidsextensitieve/bezoekersextensieve bedrijvigheid: 0,8 pp/100 m2 bvo
Laboratorium = arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijvigheid: 2,1 pp/100 m2 bvo. De kantoorruimte hoort bij het laboratorium, waardoor ook voor de kantoorruimte de parkeernorm van arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijvigheid geldt.
Stap 3: Berekening van de parkeereis
Oude situatie: (1.250 m2 bvo/100) x 0,8 = 10 pp
Nieuwe situatie: (1.500 m2 bvo/100) x 2,1 = 31,5 pp
In de oude situatie bedraagt de parkeerdruk op de openbare ruimte vanuit theoretisch oogpunt 10 – 2 = 8 pp.
Dit betekent dat de parkeereis voor de nieuwe situatie: 31,5 – 8 = 23,5 pp betreft.
3b. Mogelijkheden dubbelgebruik
Er zijn binnen het plan één functie. Dit biedt geen mogelijkheid om te kijken of het middels dubbelgebruik minder parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden.
3c. Vrijstelling van de parkeereis
Indien de parkeereis lager uitvalt dan 1,5 parkeerplaatsen wordt er vrijstelling verleend van de parkeereis. In dit voorbeeld is dat niet het geval.
De parkeereis is 23,5 = 24 parkeerplaatsen, waarvan ten minste 5% (1 pp.) van de parkeerplaatsen toegankelijk moet zijn voor bezoekers, dus openbaar toegankelijk moeten zijn.
Stap 4. Controle parkeerbalans
Onderstaand ontwerp biedt de basis voor de controle van de parkeerbalans. In totaal worden er 30 parkeerplaatsen geteld. Deze parkeerplaatsen voldoen allemaal aan de maatvoeringseisen. Het zijn namelijk haaksparkeerplaatsen met een maatvoering van 2,5 m x 5,0 meter. Ook zijn alle parkeerplaatsen afzonderlijk toegankelijk via een toegangsweg die voldoet aan de eisen (6 meter breed bij haaksparkeren).
Stap 5. Conclusie parkeerbalans