Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van 14 april 2015, PZH-2015-511149546 (DOS-2013-0010135), tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling Plattelands OntwikkelingsProgramma 2014-2020 (POP-3) Zuid-Holland (Prov. Blad 2015, nr. 2618), gewijzigd bij besluit van 16 februari 2016 (Prov. Blad 2016, nr. 1020), gewijzigd bij besluit van 24 mei 2016 (Prov. Blad 2016, 3393), gewijzigd bij besluit van 23 augustus 2016 (Prov. Blad 2016, 4876), gewijzigd bij besluit van 18 april 2017 (Prov. Blad 2017, 1915) en gewijzigd bij besluit van 7 november 2017 (Prov. Blad 2017, 5257), gewijzigd bij besluit van 13 maart 2018 (Prov.Blad 2018, 2047, gewijzigd bij besluit van 10 april 2018 (Prov. Blad 2018, 2758) en gewijzigd bij besluit van 22 mei 2018 (Prov. Blad 2018, 3968) |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Natuur en milieu |
De uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland, zoals die luidde op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op subsidies die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn aangevraagd.
Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit is geplaatst.
Algemene subsidieverordening Zuid-Holland, art. 3, lid 2
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-11-2018 | 16-04-2019 | Wijzigingen van artikelen 2.3.3, art. 2.3.5, art. 2.3.7 en art. 2.3.9 | 13-11-2018 | PZH-2018-669636290 | |
01-06-2018 | 16-11-2018 | wijziging van art. 2.7.7; art. 2.7.8; art. 2.7.9; art. 2.7.10; 2.7.11; art. 2.8.8; art. 2.8.9; art. 2.8.10; art. 2.8.11 | 22-05-2018 | PZH-2018-647110263 | |
17-04-2018 | 01-06-2018 | Wijziging van art. 2.1.6, 2.1.8, 2.1.9. | 10-04-2018 | PZH-2018-643637894 | |
20-03-2018 | 23-05-2015 | 17-04-2018 | Wijziging van artikel 1.1; 1.3; 1.6; 1.7; 1.8; 1.12; 1.13; 1.14; 1.17; 1.18; 1.19; 1.23; 2.6.3; 2.6.5. Vervallen zijn de artikelen 1.5; 1.21. Nieuw toegevoegd artikelen 1.8a; 1.13a; 1.13b; 1.13c. | 13-03-2018 | PZH-2017-616190143 DOS-2013-0010135 |
16-11-2017 | 20-03-2018 | wijziging van de artikelen 1.6; 2.3.2; 2.3.8; 2.3.9. | 14-04-2015 | PZH-2017-616190143 DOS-2013-0010135 | |
29-04-2017 | 16-11-2017 | wijziging van de artikelen 1.1; 1.2; 1.3; 1.4; 1.7; 1.8; 1.9; 1.11; 1.13; 1.14; 1.17; 1.18; 1.21; 2.19; 2.2.7; 2.3.4; 2.4.9; 2.5.5; 2.6.4; 2.6.5;2.7.10; 2.8.11. Nieuw ingevoegd artikelen: 1.6b; 4.1a. Vervallen: artikel 2.1.10. | 14-04-2015 | PZH-2017-584213349 DOS-2013-0010135 | |
01-09-2016 | 29-04-2017 | wijziging van de artikelen 2.7.7; 2.7.9; 2.8.8; 2.8.10; 3.3.2. | 14-04-2015 | PZH-2016-561465982 | |
11-06-2016 | 01-09-2016 | wijziging van artikel 1.8. | 14-04-2015 | PZH-2016-55378219 | |
23-02-2016 | 11-06-2016 | wijziging van de artikelen 1.1; 1.2; 1.3; 1.5; 1.6; 1.7; 1.8; 1.9; 1.10; 1.11; 1.12; 1.14; 1.15; 1.16; 1.17; 1.18; 1.19; 1.20; 2.1.6; 2.1.9; 2.2.4; 2.2.5; 2.2.7; 2.4.5; 2.4.6; 2.4.7; 2.4.8; 2.4.9; 2.5.3; 2.5.5; 2.6.3; 2.6.4; 2.6.5; 2.7.3; 2.7.6; 2.7.7; 2.7.8; 2.7.9; 2.7.10; 2.8.3; 2.8.4; 2.8.8; 2.8.10; 2.8.11; 3.5.4; 3.4.5; vervallen art. 1.24; nieuw toegevoegd artikelen 1.6a; 1.17a; 1.18a; paragraaf 2.3; art. 2.3.1 tot en met 2.3.9; 2.5.2a; 2.6.2a; 3.1.2. | 14-04-2015 | PZH-2016-542519788 | |
23-05-2015 | 23-02-2016 | nieuwe regeling | 14-04-2015 Provinciaal Blad, 2015, 2618 | PZH-2015-511149546 |
Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland,
Overwegende dat het wenselijk is om met ELFPO middelen aan te sluiten bij de beleidsdoelen uit de Beleidsvisie Groen en de realisatie van die doelen.
gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;
Besluiten vast te stellen de “Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland”
In deze regeling wordt verstaan onder:
landbouwer: een natuurlijk persoon, of rechtspersoon dan wel en groep natuurlijke personen of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, van wie het bedrijf zich bevindt binnen het territoriale toepassingsgebied van de verdragen als omschreven in artikel 52 VEU, en die een landbouwactiviteit uitoefent;
netto inkomsten: instroom van kasmiddelen die gebruikers genereren door rechtstreeks te betalen voor de door middel van de gesubsidieerde activiteit verstrekte goederen of diensten, minus alle operationele kosten en de kosten voor vervanging van uitrusting met een korte levensduur die in de overeenkomstige periode zijn gemaakt. Besparingen op de operationele kosten die gerealiseerd worden door de gesubsidieerde activiteit worden als netto inkomsten gerekend, tenzij de besparingen teniet worden gedaan door een evenredige verlaging van een eventuele exploitatiesubsidie;
VO (EU) 1303/2013: Verordening (EU) Nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013,L347);
VO (EU) 1305/2013: Verordening (EU) Nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L 347);
1. Subsidie op grond van deze regeling wordt slechts verstrekt voor activiteiten waarvan de resultaten aantoonbaar ten goede komen aan het platteland of de agrarische sector in het in de Europese Unie gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden.
2. Tot het platteland behoort het gehele grondgebied met uitzondering van woonkernen met meer dan 30.000 inwoners.
3. Subsidie op grond van deze regeling wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
1. In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kunnen gedeputeerde staten een openstellingsbesluit vaststellen voor het verstrekken van subsidies op grond van deze regeling.
2. Gedeputeerde staten stellen per openstellingsbesluit vast:
4. In het openstellingsbesluit kunnen gedeputeerde staten nadere regels stellen met betrekking tot:
5. In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidies op grond van deze regeling worden ingediend binnen de periode genoemd in het openstellingsbesluit als bedoeld het tweede lid.
Artikel 1.6 samenwerkingsverbanden
1. Indien subsidie wordt aangevraagd door deelnemers in een samenwerkingsverband, komen slechts voor subsidie in aanmerking samenwerkingsverbanden:
die voldoen aan de concurrentieregels zoals die gelden krachtens de artikelen 206 tot en met 210 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG)nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347).
2. Indien een aanvraag namens de deelnemers aan een samenwerkingsverband wordt ingediend bevat de aanvraag om subsidie, tevens:
3. Ingeval een subsidie wordt verstrekt aan een samenwerkingsverband:
Artikel 1.6a Wijze van indienen van en vereisten aan een subsidieaanvraag
1. In afwijking van artikel 9 van de ASV wordt een aanvraag om subsidie ingediend met gebruikmaking van de meest recente versie van een door Gedeputeerde Staten beschikbaar gesteld formulier.
2. Een aanvraag om subsidie bevat ten minste:
a. een begroting van de kosten van de activiteit;
b. een toelichting op de begroting;
c. een financieringsplan van de kosten van de activiteit;
d. een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
e. een overzicht van inkomsten die met de uitvoeringen van de activiteit gegenereerd worden;
f. een projectplan waarin tenminste is opgenomen:
1° de doelstellingen van het project;
2° een probleemanalyse waaruit onder andere de noodzaak van het project en de ter uitvoering van het project te maken kosten blijkt;
3° de wijze van uitvoering van het project;
4° de wijze waarop de resultaten van het project worden getoetst;
5° de verwachte realisatietermijn van het project;
6° de verwachte resultaten van het project.
3. Indien de aanvraag betrekking heeft op een investering en de investering leidt naar waarschijnlijkheid tot negatieve omgevings-effecten bevat de aanvraag om subsidie een verkenning naar de mogelijke negatieve omgevings-effecten van de investering.
4. Indien de verwachte realisatietermijn van het project langer is dan één jaar bevat de aanvraag om subsidie tevens:
a. een meerjarenbegroting met een liquiditeitsplanning per jaar;
b. een overzicht in de tijd van de te onderscheiden fasen van het project.
5. Een aanvraag om subsidie van een onderneming bevat tevens een verklaring waaruit blijkt dat de onderneming geen onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, lid 14, van Verordening (EU) 702/2014.
1. Als bewijsstukken van documenten die in het kader van deze regeling moeten worden ingediend worden geaccepteerd:
2. De bewijsstukken, bedoeld in het eerste lid onder b tot en met d, worden slechts geaccepteerd indien de procedure, bedoeld in bijlage 1 van de Regeling Europese EZ subsidies is gevolgd.
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt een subsidie geheel of gedeeltelijk geweigerd indien:
de aanvrager geen verklaring verstrekt dat de onderneming van de aanvrager geen onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juli 2014 waarbij bepaalde categorieënsteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);
Algemene kosten ten behoeve van investeringen kunnen slechts bestaan uit:
1. Personeelskosten worden berekend door het aantal aan het project of de investering bestede uren te vermenigvuldigen met een volgens één van de volgende methodieken berekend tarief:
2. Tot het bruto jaarloon als bedoeld in het eerste lid, onder a, behoort het in enig jaar aan een werknemer betaalde salaris, inclusief een niet-prestatie gevonden eindejaarsuitkering of een beloning in de vorm van een dertiende maand, zijnde een vast bedrag of vastgesteld percentage van het salaris, dat werknemers als extra loon ontvangen, voor zover dit is geregeld in de geldende CAO of arbeidsovereenkomst, exclusief vakantiegeld, exclusief (overige) vergoedingen, bijzondere beloningen, winst- of prestatieafhankelijke uitkeringen en aanvullende werkgeverslasten.
3. Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar bij een 40-urig dienstverband.
4. In geval van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur en het maximale aantal uur per persoon per jaar waarvoor personeelskosten subsidiabel zijn naar rato berekend.
Artikel 1.10 kosten aankoop van gronden
1. Kosten van de aankoop van bebouwde en niet bebouwde gronden zijn subsidiabel tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.
2. Indien de bebouwde of onbebouwde gronden zijn gelegen in verwaarloosde gebieden of voormalige industriezones, zijn de kosten van de aankoop van de gronden subsidiabel tot maximaal 15% van de totale subsidiabele kosten, indien dit in een openstellingsbesluit is bepaald.
3. Indien de bebouwde of niet bebouwde gronden zijn gelegen in Natura 2000 gebieden of onderdeel uitmaken van Kaderrichtlijn Water-opgaven buiten de Ecologische Hoofd Structuur en een redelijk alternatief voor het behalen van de natuurdoelen ontbreekt, zijn de kosten van de aankoop van gronden subsidiabel tot maximaal 30 % van de totale subsidiabele kosten, indien dit in een openstellingsbesluit door Gedeputeerde Staten is bepaald.
Artikel 1.11 niet-subsidiabele kosten
1. De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:
kosten die niet voldoen aan de vereisten van goed financieel beheer als bedoeld in artikel 30 van Verordening (EU, EURATOM) Nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002;
2. Indien de activiteit betrekking heeft op een investering in de landbouw wordt eveneens geen subsidie verstrekt voor de aankoop van:
Artikel 1.12 berekeningswijze bijdragen in natura
1. Bijdragen in natura kunnen bestaan uit werken, goederen, diensten, grond en onroerend goed waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht.
2. Bijdragen in natura zijn subsidiabel:
a. voor zover de te verlenen subsidie niet meer bedraagt dan de totale subsidiabele kosten van de activiteit exclusief de bijdragen in natura;
b. indien de aan de bijdrage in natura toegekende waarde niet hoger is dan de waarde die gewoonlijk op de desbetreffende markt wordt aanvaard;
c. indien er een onafhankelijke beoordeling en verificatie van de waarde van de bijdragen in natura mogelijk is.
3. Indien de bijdrage in natura bestaat uit de verstrekking van gronden of onroerende goederen is de bijdrage, in afwijking van het tweede lid, onderdeel c, slechts subsidiabel indien de waarde is getaxeerd en gecertificeerd door een onafhankelijke gekwalificeerde deskundige of een hiertoegemachtigde officiële instantie.
4. Bijdragen in natura in de vorm van verstrekking van gronden zijn subsidiabel tot maximaal de percentages genoemd in artikel 1.10, bijdragen in natura in de vorm van verstrekking van overige onroerende goederen zijn subsidiabel tot maximaal 10% van de totale subsidiabele projectkosten.
5. Indien de bijdrage in natura bestaat uit de verstrekking van gronden of onroerende goederen kan een contante betaling worden gedaan met het oog op een huurovereenkomst voor een nominaal bedrag per jaar dat niet meer bedraagt dan € 1,-
6. Indien de bijdrage in natura bestaat uit onbetaalde arbeid is de bijdrage slecht subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd gecontroleerd kan worden.
7. De waarde van onbetaalde arbeid wordt gewaardeerd op € 35,- per uur.
8. De waarde van onbetaalde arbeid van vrijwilligers wordt gewaardeerd op € 22,- per uur
Indien de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen uitsluitend gerangschikt worden op basis van een geografisch selectiecriterium in combinatie met het selectiecriterium effectiviteit, komen, wordt de rangschikking bepaald door het aantal punten dat wordt behaald op het selectiecriterium effectiviteit.
Artikel 1.14 verplichtingen van de subsidieontvanger
1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
a. indien de subsidieontvanger aanbestedingsplichtig is op grond van de Aanbestedingswet 2012 de Aanbestedingswet 2012 in acht te nemen;
b. te voldoen aan de communicatieverplichtingen omschreven in de Uitvoeringsverordening(EU) Nr. 808/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr.1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo);
c. indien de subsidie betrekking heeft op een investering de investering op het moment van de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie gebruiksklaar te hebben;
d. indien er sprake is van een investering in infrastructuur of een productieve investering de investering gedurende vijf jaar na eindbetaling gebruiksklaar in stand te houden, of gedurende drie jaar indien er sprake is van een investering door een MKB-bedrijf of er sprake is van een investering die leidt tot door een MKB-bedrijf gecreëerde banen;
e. binnen twee maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening te starten met de uitvoering van de activiteit, tenzij in het openstellingsbesluit of de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald;
f. de activiteit binnen drie jaar na de bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening te hebben voltooid, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.
g. een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de gesubsidieerde activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat alle inkomsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met de onderliggende bewijsstukken:
h. de administratie en de daartoe behorende bescheiden te bewaren tot 31 december 2028;
i. eenmaal per jaar een verslag omtrent de voortgang van de activiteiten in te dienen, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald;
j. om vervreemding van de onderneming waaraan subsidie is verstrekt of grond waarop een activiteit waarvoor subsidie is verstrekt betrekking heeft, zo spoedig als mogelijk maar uiterlijk de dag van daadwerkelijke vervreemding bij de subsidieverstrekker te melden.
2. Een verslag omtrent de voortgang van de activiteiten als bedoeld in het eerste lid, onder i, bevat ten minste:
a. een overzicht en beschrijving van de uitgevoerde activiteiten;
b. een overzicht en beschrijving van eventuele afwijkingen van het projectplan, alsmede de oorzaak daarvan;
c. een beschrijving van de mate waarin de uitgevoerde activiteiten hebben bijgedragen aan de in het projectplan beschreven doelstellingen;
d. een overzicht en beschrijving van de activiteiten die in het komende jaar uitgevoerd zullen worden;
e. een overzicht en beschrijving van eventuele maatregelen die genomen worden om een eventuele achterstand in te lopen;
f. de financiële voortgang waarin ten minste is opgenomen:
Artikel 1.15 verrekening netto inkomsten gedurende uitvoering
Indien de subsidie betrekking heeft op paragraaf 2.1, 2.7 of 2.8 of op Hoofdstuk 3 worden netto inkomsten die tijdens de uitvoering van de activiteit gegenereerd worden, overeenkomstig artikel 65 van VO (EU)1303/2013 in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.
Artikel 1.16 verrekening netto inkomsten na uitvoering
Indien de subsidie betrekking heeft op paragraaf 2.1, 2.7 of 2.8 of Hoofdstuk 3 worden netto inkomsten die na de uitvoering van de activiteit gegenereerd worden overeenkomstig artikel 61 van VO (EU)1303/2013 in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.
Artikel 1.17 verlaging in verband met het niet voldoen aan de verplichting tot instandhouding van een investering in infrastructuur of een productieve investering
1. Indien de subsidie betrekking heeft op een investering in infrastructuur of op een productieveinvestering verlagen Gedeputeerde Staten de vastgestelde subsidie indien binnen de instandhoudingstermijn, bedoeld in artikel 1.14, eerste lid, onder d.
2. De verlaging van de subsidie wordt naar rato berekend op basis van de periode waarvoor niet aan de vereisten wordt voldaan.
3. Het eerste lid is niet van toepassing indien de productiecapaciteit wordt beëindigd wegens een niet-frauduleus faillissement.
Artikel 17a wijzigingsverzoeken
1. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek de beschikking tot subsidieverlening wijzigen.
2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt niet gehonoreerd indien de wijziging:
a. leidt tot een activiteit die op grond van het openstellingsbesluit niet subsidiabel is;
b. leidt tot een lager behaald aantal punten op basis van de selectiecriteria dan het minimum aantal punten om voor subsidie in aanmerking te komen;
c. zou leiden tot een lagere plaats op de prioriteitenlijst dan de plaats waarop het subsidieplafond is bereikt.
3. Gedeputeerde staten beslissen binnen 13 weken op een verzoek de beschikking tot subsidieverlening te wijzigen.
Artikel 18a berekening subsidievaststelling
1. De subsidie wordt vastgesteld op basis van werkelijke kosten en betalingen.
2. Indien de aanvraag tot vaststelling van de subsidie tevens een verzoek om uitbetaling van de subsidie is, stellen Gedeputeerde Staten vast welk bedrag op grond van deze regeling, het openstellingsbesluit en de beschikking tot subsidieverlening kan worden verstrekt.
3. Indien het gevraagde bedrag meer dan 10% hoger is dan het onder het tweede lid berekende bedrag, wordt het onder het eerste lid berekende bedrag verlaagd.
4. De verlaging is gelijk aan het verschil tussen het gevraagde bedrag en het onder het tweede lid berekende bedrag.
5. De subsidie wordt niet verlaagd indien de subsidieontvanger aantoont dat de aanvraag om vaststelling buiten zijn schuld facturen, betaalbewijzen of bewijsstukken bevat van kosten die niet subsidiabel zijn.
Artikel 1.19 bevoorschotting op basis van realisatie (tussentijdse betalingen)
1. In afwijking van artikel 22 van de Asv kunnen Gedeputeerde Staten op aanvraag voorschotten opbasis van realisatie verlenen.
2. Een aanvraag om voorschot bevat ten minste een verslag omtrent de voortgang als bedoeld in artikel 1.14, eerste lid, onder i, en voor zover van toepassing:
3. De aanvraag om een voorschot heeft betrekking op minimaal 25% van de subsidie of minimaal€ 50.000,-.
4. Gedeputeerde Staten beslissen binnen 13 weken op een verzoek om voorschot.
Artikel 1.20 berekening voorschot
1. De hoogte van het te verstrekken voorschot wordt berekend op basis van werkelijke kosten en betalingen.
2. Gedeputeerde Staten stellen vast welk bedrag op grond van deze regeling, het openstellingsbesluit en de beschikking tot subsidieverlening aan voorschot kan worden verstrekt.
3. Artikel 1.18a, lid drie tot en met zes, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij toepassing van het vijfde en zesde lid, voor “de subsidie” wordt gelezen: het voorschot.
Artikel 1.22 wettelijke rente bij terugvordering.
Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht, worden terug te vorderen bedragen vermeerderd met de wettelijke rente.
1. Gedeputeerde staten verlagen de verleende subsidie, het voorschot of de vastgestelde subsidie indien er onregelmatigheden zijn geconstateerd.
2. Onder onregelmatigheid wordt elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht verstaan die bestaat uit een handeling of een nalaten van een subsidieontvanger waardoor de algemene begroting van de Gemeenschappen of de door de Gemeenschappen beheerde begrotingen worden of zouden kunnen benadeeld, hetzij door de vermindering of het achterwege blijven van ontvangsten uit de eigen middelen, die rechtstreeks voor rekening van de Gemeenschappen worden geïnd, hetzij door een onverschuldigde uitgave.
§2.1 Trainingen, workshops, ondernemers coaching en demonstraties
Artikel 2.1.1 subsidiabele activiteit en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor demonstraties en het verzorgen van trainingen, workshops en coaching aan een groep van landbouwers.
2. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot uitwisseling van praktijkrijpe kennis aan grote groepen van landbouwers.
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.3, derde lid, kunnen Gedeputeerde Staten in een openstellingsbesluit nadere regels stellen omtrent:
Subsidie wordt verstrekt aan degene die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert.
Artikel 2.1.4 aanvraagvereisten
1. Naast de gegevens als bedoeld artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van een omschrijving van de organisatie waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt overvoldoende gekwalificeerd en getraind personeel om de activiteit uit te voeren.
2. Indien de aanvrager om subsidie het voornemen heeft om voor deelname aan een kennisoverdrachtsactiviteit bij de deelnemers een bijdrage in rekening te brengen dan dient dit inzichtelijk gemaakt te worden bij de aanvraag om subsidie.
Artikel 2.1.5 subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan het volgende vereiste: de activiteit heeft als doel het informeren over innovaties en modernisering rond één of meerdere van de onder a, b en c genoemde thema’s of rond één of meerdere van de onder d tot en met g genoemde thema’s:
Artikel 2.1.6 subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende voorsubsidie in aanmerking:
Artikel 2.1.7 niet subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.11 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
§ 2.2 Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen
Artikel 2.2.1 subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor fysieke investeringen:
2. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot innovaties de agrarische sector.
Artikel 2.2.3 subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan het volgende vereiste: de activiteit heeft betrekking op tenminste één van de volgende thema’s:
Artikel 2.2.4 subsidiabele kosten
1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgendevoor subsidie in aanmerking:
2. In aanvulling op het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat ook subsidie kan worden verstrekt voor:
1. Indien de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, gerangschikt worden op basis van selectiecriteria, worden de aanvragen gerangschikt op basis van de volgende criteria:
2. Voor ieder van de in het eerste lid bedoelde criteria kunnen 1 tot en met 4 punten worden behaald.
3. De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:
4. Indien een aanvraag minder dan 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.
§ 2.4. Investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven
Artikel 2.3.1 Lijst van investeringen
In aanvulling op artikel 1.3 stellen Gedeputeerde Staten een lijst op van fysieke investeringen gericht op verduurzaming van landbouwbedrijven. Deze lijst bevat geen investeringen die alleen of hoofdzakelijk gericht zijn op de verbetering van de rentabiliteit van een landbouwbedrijf.
Artikel 2.3.2 Subsidiabele activiteiten en prestaties
1. Subsidie kan worden verstrekt voor investeringen die zijn opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 2.3.1.
2. In aanvulling op artikel 1.3 kunnen Gedeputeerde Staten in een openstellingsbesluit het aantal investeringen waarop een aanvraag voor subsidie betrekking heeft, beperken.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verduurzaming van landbouwbedrijven van jonge landbouwers.
1. Subsidie wordt verstrekt aan jonge landbouwers.
2. Een jonge landbouwer is een persoon die bij het indienen van de aanvraag om subsidie niet ouder is dan 40 jaar, een erkende landbouwkundige opleiding of een gelijkwaardige opleiding afgerond heeft of over ten minste drie jaar werkervaring op een landbouwbedrijf beschikt en die:
3. Van daadwerkelijke, langdurige zeggenschap als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, is sprake als de jonge landbouwer:
4. Van daadwerkelijke, langdurige zeggenschap als bedoeld in het tweede
lid, onderdeel b, is geen sprake indien:
5. Indien de investering waarvoor subsidie wordt gevraagd wordt gedaan
om te voldoen aan de normen van de Europese Unie voor landbouwproductie, wordt in afwijking van het eerste lid subsidie verstrekt aan jonge landbouwers die zich voor het eerst als bedrijfshoofd op een land-bouwbedrijf vestigen, uiterlijk 24 maanden na de datum waarop de betrokken landbouwer zich als bedrijfshoofd heeft gevestigd.
6. Onder vestiging als bedoeld in het tweede en het vijfde lid wordt de datum waarop de aanvrager een handeling of handelingen stelt of voltooit in verband met die vestiging.
Artikel 2.3.4 aanvraagvereisten
1. In aanvulling op artikel 1.6a bevat de aanvraag om subsidie:
a. het KVK-nummer van het landbouwbedrijf;
b. de notariële akte van overdracht van aandelen of van de oprichting van de besloten vennootschap en het aandelenregister of de door alle maten getekende maatschapsakte met vermelding van alle maten;
c. een projectplan waarin is opgenomen een beschrijving van de investeringen per categorie waaruit blijkt dat de betreffende investering voldoet aan de omschrijving van de categorie genoemd in de lijst.
2. Indien de subsidieaanvrager kiest voor de berekening van de subsidie op basis van de verdeling van het eigen vermogen van het landbouwbedrijf onder de verschillende bedrijfshoofden zoals bedoeld in artikel 2.3.8, tweede lid, bevat de aanvraag om subsidie tevens een controle verklaring.
3. Gedeputeerde Staten kunnen in aanvulling op artikel 1.3 nadere regels stellen omtrent de in het tweede lid bedoelde controleverklaring.
Artikel 2.3.5 weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.7 wordt subsidie geweigerd indien er op grond van deze paragraaf reeds een subsidie van een euro of meer is verstrekt voor het landbouwbedrijf of er op grond van hoofdstuk 2, titel 6 paragraaf 2 van de Regeling LNV subsidies of de Subsidieregeling jonge agrariërs van de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit reeds een subsidie van een euro of meer is verstrekt aan de aanvrager.
Artikel 2.3.6 Subsidievereisten
Indien de fysieke investering een onroerend goed betreft, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3.2 in aanmerking te komen, voldaan aan het volgende vereiste: de investering vindt op eigen grond van het landbouwbedrijf plaats of er is voor de investering het recht van opstal verleend door de eigenaarvan de grond.
Artikel 2.3.7 Subsiabele kosten
1. De subsidie bedraagt 30% van de subsidiabele kosten indien het landbouwbedrijf volledig bestaat uit jonge landbouwers.
2. Indien er naast jonge landbouwers ook niet-jonge landbouwers bedrijfshoofd zijn in het landbouw-bedrijf wordt de subsidie bedoeld in het eerste lid verlaagd met 20% per niet- jonge landbouwer, de verlaging bedraagt maximaal 80%.
3. Indien de subsidieaanvrager kiest voor de berekening van de subsidie op basis van de verdeling van het eigen vermogen van de onderneming, bedraagt de subsidie in afwijking van het eerste lid, 30% van de subsidiabele kosten vermenigvuldigd met het percentage eigen vermogen van het landbouwbedrijf dat in eigendom is van jonge landbouwers.
4. De subsidie bedraagt maximaal € 20.000,-.
5. Indien toepassing van dit artikel er toe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,- wordt de subsidie niet verstrekt.
6. In aanvulling op artikel 1.3 kunnen Gedeputeerde Staten in een openstellingsbesluit een minimum per investering vaststellen.
Artikel 2.4.1 subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor:
2. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt verbetering van de verkaveling van landbouwbedrijven.
Artikel 2.4.3 subsidiabele kosten kavelruil
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.1, onder a, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
Artikel 2.4.4 subsidiabele kosten verplaatsing landbouwbedrijven
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.1, onder b, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
Artikel 2.4.5 subsidiabele kosten van investeringen
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie kunnen de kosten van investeringen voor kavelruil of verplaatsing van landbouwbedrijven bestaan uit:
Artikel 2.4.6 subsidiehoogte kavelruil
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4.1, eerste lid, onder a, bedraagt:
Artikel 2.4.7 subsidiehoogte verplaatsing van landbouwbedrijven
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4.1, eerste lid, onder b bedraagt:
Artikel 2.4.8 subsidiehoogte proces en procedure kosten in het kader van kavelruil of verplaatsing landbouwbedrijven
De hoogte van de subsidie voor proces en procedure kosten bedraagt 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.4.3, onder a en b, en artikel 2.4.4, onder a en b.
1. Indien de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, gerangschikt worden op basis van selectiecriteria, worden de aanvragen gerangschikt op basis van de volgende criteria:
2. Voor ieder van de in het eerste lid bedoelde criteria kunnen 1 tot en met 4 punten worden behaald.
3. De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:
4. Indien een aanvraag minder dan 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.
§ 2.5 Niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur, landschap en hydrologische maatregelen PAS
Artikel 2.5.1 subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor niet-productieve hydrologische maatregelen PAS en niet-productieve investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur, landschap of biodiversiteit.2. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot herstel - en inrichtingsmaatregelen voor natuur, landschap en biodiversiteit.
Artikel 2.5.2a subsidievereiste
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.5.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan het volgende vereiste: de activiteit heeft een aangetoonde directe relatie met de landbouw.
Artikel 2.5.3 subsidiabele kosten
1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgendevoor subsidie in aanmerking:
2. In aanvulling op het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat ook subsidie kan wordenverstrekt voor:
1. Indien de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, gerangschikt worden op basis van selectiecriteria, worden de aanvragen gerangschikt op basis van de volgende criteria:
2. Voor ieder van de in het eerste lid bedoelde criteria kunnen 1 tot en met 4 punten worden behaald.
3. De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:
4. Indien een aanvraag minder dan 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.
§ 2.6 Niet-productieve investeringen water
Artikel 2.6.1 subsidiabele activiteiten en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor niet-productieve investeringen in het landelijk gebied die betrekking hebben op de herinrichting, inrichting, of transformatie en het beheer van watersystemen voor landbouw-, water- en klimaatdoelen.
2. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot verbetering van de kwaliteit van bodem en water, het schoner worden van het leefmilieu, een betere waterkwaliteit en minder wateroverlast
Artikel 2.6.2a subsidievereiste
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan het volgende vereiste: de activiteit heeft een aangetoonde directe relatie met de landbouw.
Artikel 2.6.3 subsidiabele kosten
Indien aanvragen worden gerangschikt op basis van een investeringslijst kan in het openstellingsbesluit worden bepaald dat aanvragers die door middel van een collectief inkoopsysteem een lagere aanschafprijs hebben bedongen een in het openstellingsbesluit bekend gemaakte hoeveelheid extra punten worden toegekend.
§ 2.7 Samenwerken voor innovaties
Artikel 2.7.1 subsidiabele activiteit en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor:
2. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot het verder ontwikkelen, valideren en verfijnen van kennis en innovaties.
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.3, derde lid, kunnen Gedeputeerde Staten in een openstellingsbesluit nadere regels stellen omtrent:
Artikel 2.7.4 aanvraagvereisten
Naast de gegevens als bedoeld artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van:
Artikel 2.7.5 weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.7 wordt subsidie, als bedoeld in artikel 2.7.1, geweigerd indien:
Artikel 2.7.6 subsidievereisten
1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan het volgendevereiste: de activiteit heeft betrekking op tenminste één van de volgende thema’s:
2. Het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 2.7.3, bestaat ten minste uit twee partijen die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling van de projectvraag en bevat ten minste één landbouwer of een organisatie die het belang van landbouwers vertegenwoordigt.
Artikel 2.7.7 subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor de uitvoering van een innovatieproject, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
Indien voor de uitvoering van een innovatieproject een investering wordt gedaan, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
In aanvulling op het derde lid kunnen gedeputeerde staten in een openstellingsbesluit bepalen dat ten behoeve van investeringen, de volgende kosten ook voor subsidie in aanmerking komen:
Artikel 2.7.8 niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.8 komen voorbereidingskosten die worden gemaakt voor indiening van een aanvraag voor subsidie met betrekking tot de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan, niet voor subsidie in aanmerking.
Indien de activiteit betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van de subsidie:
Indien de activiteit geen betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van de subsidie:
De percentages genoemd in het tweede lid, kunnen worden verhoogd met 15% indien:
§ 2.8 Samenwerken in het kader van EIP
Artikel 2.8.2 subsidiabele activiteit en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor:
2. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot het verder ontwikkelen, valideren en verfijnen van kennis en innovaties binnen het Europese EIP-netwerk.
In aanvulling op artikel 1.3, derde lid, kunnen Gedeputeerde Staten in een openstellingsbesluit nadere regels stellen omtrent:
a. de deelnemende partijen aan de operationele groep;
b. het minimale aantal bij de operationele groep betrokken partijen.
Artikel 2.8.5 aanvraagvereisten
Naast de gegevens als bedoeld artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van:
Artikel 2.8.6 weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.7 wordt subsidie, als bedoeld in artikel 2.7.1, geweigerd indien:
Artikel 2.8.7 subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.8.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan het volgendevereiste: de activiteit heeft betrekking op tenminste één van de volgende thema’s:
Artikel 2.8.8 subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor de oprichting van een operationele groep en het gezamenlijk formuleren van een projectplan, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor de uitvoering van een innovatieproject, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
Indien voor de uitvoering van een innovatieproject een investering wordt gedaan, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
In aanvulling op het derde lid kunnen gedeputeerde staten in een openstellingsbesluit bepalen dat ten behoeve van investeringen, de volgende kosten ook voor subsidie in aanmerking komen:
Artikel 2.8.9 niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.8 komen voorbereidingskosten die worden gemaakt voor indiening van een aanvraag voor subsidie met betrekking tot de oprichting van een operationele groep en het gezamenlijk formuleren van een projectplan, niet voor subsidie in aanmerking.
Indien de activiteit betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van de subsidie:
Indien de activiteit geen betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van de subsidie:
De percentages genoemd in het tweede lid, kunnen worden verhoogd met 15% indien:
§ 3.2 Capaciteitsopbouw, opleiding en netwerkvorming
Artikel 3.2.1 subsidiabele activiteit en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor capaciteitsopbouw, opleiding en netwerkvorming in het kadervan de voorbereiding en de uitvoering van de LOS.
2. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot de vorming van een of meerdere LAG’s.
b.de penvoerder van een LAG die in de periode 2007-2013 een plaatselijke groep was als bedoeld in artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1968/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) ( Pb EU 2005, L 277);
Artikel 3.2.3 subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende voorsubsidie in aanmerking:
§ 3.3 Uitvoering van LEADER-projecten
Artikel 3.3.1 subsidiabele activiteit en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van concrete acties die passen binnen een door Gedeputeerde Staten goedgekeurde LOS.
2. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot realisatie van de doelstellingen van de LOS.
Artikel 3.3.3 weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.7 wordt subsidie geweigerd indien voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie op grond van hoofdstuk 2 is verstrekt.
Artikel 3.3.4 subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten gemaakt ter voorbereiding of uitvoering van projecten die passen binnen de LOS voor subsidie in aanmerking.
1. De hoogte van de subsidie wordt bepaald door Gedeputeerde Staten, op basis van een adviesdaarover van de LAG.
2. Het advies van de LAG is gebaseerd op de berekeningsmethode zoals vastgelegd in de LOS.
1. Selectie van de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen vindt plaats door de LAG opbasis van de LOS.
2. De selectiecriteria zijn daarbij in ieder geval uitgewerkt op basis van de volgende aspecten:
3. De werkwijze van LEADER als bedoeld in het tweede lid, onder b, bestaat uit de volgende elementen Bottom-up, integraal, innovatief, samenwerkend en gebiedsgericht.
§ 3.4 Voorbereiding en uitvoering van samenwerkingsactiviteiten van de LAG
Artikel 3.4.1 subsidiabele activiteit en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor:
2. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot samenwerking met LAG’s binnen Nederland, uit andere lidstaten of derde landen.
Artikel 3.4.3 subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 3.4.4 subsidiabele kosten
1. Indien een aanvraag om subsidie betrekking heeft op activiteiten als bedoeld in artikel 3.4.1, eerste lid, onder a, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie de volgende voor subsidie in aanmerking:
2. Indien een aanvraag om subsidie betrekking heeft op activiteiten als bedoeld in artikel 3.4.1, eerste lid, onder, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie de volgende voor subsidie in aanmerking:
1. De hoogte van de subsidie wordt bepaald door Gedeputeerde Staten, op basis van een advies daarover van de LAG.
2. Het advies van de LAG is gebaseerd op de berekeningsmethode zoals vastgelegd in de LOS.
1. De selectie van aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen vindt plaats door de LAG opbasis van de LOS.
2. De selectiecriteria zijn daarbij in ieder geval uitgewerkt op basis van de volgende aspecten:
3. De werkwijze van LEADER als bedoeld in het tweede lid, onder b, bestaat uit de volgende elementen Bottom-up, integraal, innovatief, samenwerkend en gebiedsgericht.
§ 3.5 Lopende kosten, promotie en voorlichting
Artikel 3.5.1 subsidiabele activiteit en prestatie
1. Subsidie kan worden verstrekt voor:
2. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot uitvoering van de LOS door de LAG.
Artikel 3.5.3 subsidievereiste
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan het volgende vereiste: het project past binnen de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde LOS.
Artikel 3.5.4 subsidiabele kosten
1. Indien een aanvraag om subsidie betrekking heeft op activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.1, eerste lid, onder a, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie de volgende voor subsidie in aanmerking:
2. Indien een aanvraag om subsidie betrekking heeft op activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.1, eerste lid, onder onder b, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie de volgende voor subsidie in aanmerking:
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij is geplaatst.
Den Haag, 14 april 2015
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
Drs. J. Smit, voorzitter
Drs. J.H. de Baas, wnd.secretaris
De Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland is gebaseerd op een modelregeling die door alle twaalf provincies als basis wordt gebruikt voor de provinciale subsidieregeling. In de modelregeling zijn wijzigingen doorgevoerd. Met dit wijzigingsbesluit worden de wijzigingen in de modelregeling ook verwerkt in de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland.
De definitie van jonge landbouwer is verplaatst naar paragraaf 2.3. Toegevoegd aan de begripsbepalingen zijn de begrippen inpassingsmaatregelen en voorbereidingskosten.
Het toepassingsbereik van de regeling is gewijzigd, zodat duidelijk is dat alleen subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die ten goede komen aan het in de Europese Unie gelegen gedeelte van het Koninkrijk der Nederlanden.
Met de wijziging wordt het ook mogelijk om nadere verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden, in een openstellingsbesluit op te nemen.
Op grond van de regeling kan alleen subsidie worden verstrekt aan landbouwbedrijven die zijn aan te merken als een kleine of middelgrote onderneming. Voor de definities wordt verwezen naar bijlage 1 van de Europese Verordening nr. 651/2014 van de Commissie.
In artikel 1.6 staan de voorwaarden waar een samenwerkingsverband moet voldoen. Gewijzigd is dat de samenwerkingsovereenkomst door alle deelnemende partijen moet zijn ondertekend en dat iedere deelnemer een verklaring moet overleggen waarin de deelnemer verklaart dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor eventueel terug te vorderen subsidiebedragen.
De weigeringsgrond dat subsidie wordt geweigerd indien de activiteit wordt uitgevoerd om te kunnen voldoen aan een wettelijke verplichting, is vervallen. Voor dergelijke activiteiten zal namelijk geen openstelling plaats hebben.
Daarnaast is de weigeringsgrond dat een aanvraag niet voorzien is van een subsidiebeschikking van een ander bestuursorgaan, gewijzigd. Het is niet meer voldoende om een intentie te overleggen. Een intentie om subsidie te gaan verstrekken biedt onvoldoende zekerheid.
In artikel 1.8 staat waaruit de voorbereidingskosten uitsluitend uit kunnen bestaan. Toegevoegd zijn de personeelskosten en kosten van eigenarbeid voor architecten, ingenieurs en adviseurs die bij desubsidieaanvrager werkzaam zijn.
De berekeningswijze van de personeelskosten is gewijzigd. Het percentage voor de toeslag van de werkgeverslasten is in het artikel opgenomen. Tevens is de definitie van het begrip bruto jaarloon in de regeling opgenomen.
Aan artikel 1.10 is toegevoegd voor welke gevallen Gedeputeerde Staten in een openstellingsbesluit kunnen bepalen dat de aankoop van gronden subsidiabel zijn tot 30% van de totale subsidiabele kosten.
Geschrapt is de bepaling dat geen subsidie wordt verstrekt voor kosten van activiteiten die worden uitgevoerd in strijd met EU-maatregelen of nationaal recht.
Voor dergelijke activiteiten zal namelijk geen openstellingsbesluit worden vastgesteld.
Het artikel over de berekeningswijze van bijdragen in natura is gewijzigd. De voorwaarden waaronder de bijdragen in natura subsidiabel zijn, zijn herschreven. Daarnaast is de hoogte van de waardering van de inzet van vrijwilligers en van eigen arbeid in de regeling opgenomen.
In artikel 1.14 staan de verplichtingen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen.
De verplichting omtrent het aanbesteden is gewijzigd, er wordt nog slechts verwezen naar de Aanbestedingswet 2012. Voor de communicatieverplichting wordt nu verwezen naar de meest recente Euro-pese verordening ( Uitvoeringsverordening nr. 808/2014) waarin de Europese eisen met betrekking tot de communicatie zijn opgenomen.
Toegevoegd is de verplichting om een gesubsidieerde investering op het moment van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie daadwerkelijk gebruiksklaar te hebben. Alleen de feitelijke aankoop of levering van de investering is niet voldoende.
De artikelen 1.15 en 1.16 zijn gewijzigd, omdat de artikelen een herhaling bevatten van Europese regelgeving. Voor de wijze waarop de netto inkomsten worden verrekend met de subsidie, wordt verwezen naar de relevante Europese regelgeving ( artikel 61 en artikel 65 van Verordening 1303/2013)
In het nieuwe artikel 1.17a wordt aangegeven in welke gevallen een wijzigingsverzoek niet gehonoreerd zal worden. Of een wijzigingsverzoek gehonoreerd kan worden hangt af van de activiteit die op grond van het betreffende openstellingsbesluit subsidiabel was. Daarnaast hangt het af van de selectiecriteria die in het betreffende openstellingsbesluit waren opgenomen.
Wordt de omvang een activiteit na een wijziging bijvoorbeeld veel minder, dan kan dat er toe leiden dat het wijzigingsverzoek niet gehonoreerd zal worden.
Artikel 1.18 bevat de voorschriften waaraan een aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet voldoen. Gewijzigd is dat de aanvraag niet meer binnen 13 weken na afloop van de activiteiten moet zijn ingediend, maar uiterlijk op de datum die in de beschikking tot subsidieverlening is opgenomen. Dit komt de duidelijkheid ten goede.
In het nieuwe artikel 1.18a is aangegeven op welke wijze het bedrag wordt berekend waarop de subsidie wordt vastgesteld. Op basis van het ELFPO komt de aanvraag tot vaststelling niet voor. Het ELFPO gaat uit van betaalaanvragen. Bij betaalaanvragen mogen alleen kosten worden opgevoerd die subsidiabel zijn. Worden er te veel kosten opgevoerd die niet subsidiabel zijn, dan vind er een extra verlaging plaats van het bedrag dat kan worden uitbetaald.
De betaalaanvragen komen in deze regeling in twee vormen voor: de aanvraag om een voorschot en de aanvraag tot vaststelling.
Ten tijde van de vaststelling van de Uitvoeringsregeling waren personeelskosten nog niet subsidiabel op grond van het Nederlandse POP-programma. Inmiddels kan wel subsidie worden verstrekt voor personeelskosten. Bij een aanvraag om een voorschot dienen dan ook bewijsstukken inzake personeelskosten te worden overlegd, in het geval de subsidie ook betrekking heeft op personeelskosten.
Omdat in artikel 1.18a al wordt beschreven op welke wijze het uit te betalen bedrag op basis van een betaalverzoek wordt berekend, kan in artikel 1.20 worden verwezen naar artikel 1.18a.
Aan artikel 1.21 wordt toegevoegd dat een voorschot vooruitlopend op realisatie maximaal 50% van de verleende subsidie kan bedragen. Dit is een voorwaarde die het ELFPO stelt aan voorschotten vooruitlopend op realisatie of uitvoering van de activiteit.
Artikel 1.24 vervalt omdat de bepaling in de praktijk tegen uitvoeringsproblemen aanloopt.
In artikel 2.1.6 wordt de term loonkosten vervangen door personeelskosten, zo wordt aangesloten bij de overige onderdelen van deze regeling. Omdat eigen arbeid een vorm van bijdragen in natura is, worden de onderdelen g en h samengevoegd.
Kosteneffectiviteit is een selectiecriterium dat altijd moet worden gehanteerd bij de rangschikking van aanvragen om subsidie. Het criterium wordt dus van het tweede lid verplaatst naar het eerste lid.
Ten tijde van de vaststelling van de Uitvoeringsregeling waren personeelskosten nog niet subsidiabel op grond van het Nederlandse POP-programma. Inmiddels kan wel subsidie worden verstrekt voorpersoneelskosten.
De bepaling dat geen subsidie wordt verstrekt voor de kosten van gebouwen waarvoor in de afgelopen 10 jaar steun is verstrekt of die op het moment van de subsidievaststelling niet aan de nationale vereisten voldoen, kan worden geschrapt omdat de bepaling niet meer in het Nederlandse POP-programma staat.
Kosteneffectiviteit is een selectiecriterium dat altijd moet worden gehanteerd bij de rangschikking van aanvragen om subsidie. Het criterium wordt dus van het tweede lid verplaatst naar het eerste lid.
De paragraaf 2.3 “Fysieke investeringen in verduurzaming van agrarische ondernemingen van jonge landbouwers” wordt ingevuld.
Per openstelling stellen Gedeputeerde Staten een lijst met investeringen vast waarvoor subsidie kan worden aangevraagd en worden verleend. In de lijst geven Gedeputeerde Staten tevens het puntenaantal vast dat per investering behaald kan worden.
In artikel 2.3.3 wordt aangegeven op welke wijze wordt vastgesteld of een aanvrager een jonge landbouwer is en op welke wijze wordt vastgelegd of de jonge landbouwer zich voor het eerst als bedrijfshoofd vestigt.
De aanvrager kan kiezen op welke wijze de subsidie moet worden berekend. De subsidie kan worden berekend op basis van het aantal jonge landbouwers dat bedrijfshoofd is ten opzichte van het aantal niet- jonge landbouwers dat bedrijfshoofd is. De aanvrager kan ook kiezen om de subsidie te berekenen op basis van het aandeel van het eigen vermogen van het landbouwbedrijf dat in eigendom is van jonge-landbouwers.
Indien de aanvrager kiest voor de berekening op basis van het eigen vermogen, moet bij de aanvraag een accountantsverklaring worden overlegd waarmee inzicht wordt geboden over de verdeling van het eigen vermogen van het landbouwbedrijf.
De berekening van de subsidie op basis van het aantal jonge landbouwers dat bedrijfshoofd is ten opzichte van het aantal niet- jonge landbouwers dat bedrijfshoofd is van het landbouwbedrijf waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft werkt als volgt:
De investering waarvoor subsidie wordt gevraagd kost € 60.000,-.
Wanneer alleen jonge landbouwers bedrijfshoofd zijn bedraagt de subsidie 30% van de kosten tot maximaal € 20.000,-. In dit geval bedraagt de subsidie dus € 18.000,-.
In het geval er naast de jonge landbouwer(s) één niet-jonge landbouwer bedrijfshoofd is, wordt de subsidie verlaagd met 20%. In dit geval bedraagt de subsidie dus € 18.000 – 20%( =€ 3.600,-)= € 14.400,-..
Zijn er naast de jonge landbouwer(s) twee niet-jonge landbouwers bedrijfshoofd dan bedraagt de subsidie € 18.000 – 40%( = € 7.200) = € 10.800,-. De maximale verlaging van de subsidie is 80%. Dus bij vier of meer niet- jonge landbouwers die bedrijfshoofd zijn naast de jonge landbouwers bedraagt de subsidie in dit voorbeeld € 18.000,- - 80% (=€ 14.400,-) = € 3.200,-)
Ten tijde van de vaststelling van de Uitvoeringsregeling waren personeelskosten nog niet subsidiabel op grond van het Nederlandse POP-programma. Inmiddels kan wel subsidie worden verstrekt voor personeelskosten.
De artikelen 2.4.6 tot en met 2.4.8 zijn herschreven, zodat duidelijker is wat de berekeningswijze is van de subsidie voor de verschillende kostensoorten.
Artikel 2.4.9 is herschreven zodat de formulering gelijk is aan de andere rangschikkingsartikelen in deze regeling.
Toegevoegd is dat de investeringen een directe relatie moeten hebben met de landbouw. Deze voorwaarde vloeit voor uit het ELFPO.
Ten tijde van de vaststelling van de Uitvoeringsregeling waren personeelskosten nog niet subsidiabelop grond van het Nederlandse POP-programma. Inmiddels kan wel subsidie worden verstrekt voor personeelskosten.
Artikel 2.5.5 is herschreven zodat de formulering gelijk is aan de andere rangschikkingsartikelen in deze regeling.
Toegevoegd is dat de investeringen een directe relatie moeten hebben met de landbouw. Deze voorwaarde vloeit voor uit het ELFPO.
Ten tijde van de vaststelling van de Uitvoeringsregeling waren personeelskosten nog niet subsidiabel op grond van het Nederlandse POP-programma. Inmiddels kan wel subsidie worden verstrekt voor personeelskosten.
Bij de wijziging van het Nederlandse POP-programma heeft ook een verschuiving in de financiële verdeling van de ELFPO middelen plaatsgevonden. Hierdoor is het mogelijk dat voor niet-productieve in-vesteringen water een subsidie wordt verstrekt die geheel bestaat uit ELFPO middelen.
Artikel 2.6.5 is herschreven zodat de formulering gelijk is aan de andere rangschikkingsartikelen in deze regeling.
Toegevoegd is dat ook de initiatiefnemer een samenwerkingsverband in wording een subsidie kan verkrijgen. Het oprichten van een projectmatig samenwerkingsverband is namelijk ook een activiteit waarvoor subsidie kan worden verstrekt.
Als subsidievereiste is toegevoegd waaraan een samenwerkingsverband moet voldoen. Aan het samenwerkingsverband moeten ten minste twee partijen deelnemen waaronder én landbouwer of een organisatie die landbouwers vertegenwoordigd.
Aan artikel 2.7.7 is toegevoegd dat ook het schrijven van een projectplan voor subsidie in aanmerking. Eveneens zijn de personeelskosten toegevoegd als subsidiabele kosten.
Omdat ook de oprichting van een samenwerkingsverband voor subsidie in aanmerking komt, komen voorbereidingskosten niet voor subsidie in aanmerking. Dit zijn namelijk vaak dezelfde activiteiten.
Artikel 2.7.9 is herschreven zodat duidelijker is op welke wijze de subsidie per kostensoort wordt berekend.
Kosteneffectiviteit is een selectiecriterium dat altijd moet worden gehanteerd bij de rangschikking van aanvragen om subsidie. Het criterium wordt dus van het tweede lid verplaatst naar het eerste lid.
Artikel 2.8.3 is herschreven zodat de formulering beter aansluit bij de paragraaf.
Toegevoegd is dat ook de initiatiefnemer een operationele groep in wording een subsidie kan verkrijgen. Het oprichten van een operationele groep is namelijk ook een activiteit waarvoor subsidie kan worden verstrekt.
Aan artikel 2.8.8 is toegevoegd dat ook het schrijven van een projectplan voor subsidie in aanmerking. Eveneens zijn de personeelskosten toegevoegd als subsidiabele kosten.
Artikel 2.8.10 is herschreven zodat duidelijker is op welke wijze de subsidie per kostensoort wordt berekend.
Kosteneffectiviteit is een selectiecriterium dat altijd moet worden gehanteerd bij de rangschikking van aanvragen om subsidie. Het criterium wordt dus van het tweede lid verplaatst naar het eerste lid.
Voor LEADER kunnen Gedeputeerde Staten besluiten om het subsidieplafond op een afwijkende manier te verdelen dan artikel 1.3 en artikel 1.13 voorschrijven. In plaats van een tender kunnen Gedeputeerde Staten ook kiezen om aanvragen te behandelen op volgorde van ontvangst. Welke wijze van verdeling Gedeputeerde Staten hanteren blijkt uit een openstellingsbesluit.
TOELICHTING bij het wijzigingsbesluit van 24 mei 2016, PZH 2016-55378219 (DOS-2014-0010135) tot wijziging van artikel 1.8 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland
De Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland is gebaseerd op de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland (Asv). In de Asv staan bepalingen die voor alle subsidieregelingen van toepassing zijn. Eén van die bepalingen is artikel 11. Artikel 11 bepaalt onder ander dat subsidie geweigerd wordt voor zover de te subsidiëren activiteit reeds in uitvoering is voordat de aanvraag is ingediend.
In de praktijk blijkt het lastig te bepalen wanneer een activiteit in uitvoering is. Om een goede aanvraag om subsidie te kunnen doen, worden doorgaans al wel kosten gemaakt ter voorbereiding van de activiteit. Door de wijziging in artikel 1.8 wordt duidelijk vanaf welk moment kosten subsidiabel zijn, namelijk vanaf het moment van indienen van de aanvraag. Voorbereidingskosten zijn subsidiabel ook als zij voor het moment van indienen zijn gemaakt.
TOELICHTING bij het wijzigingsbesluit van 23 augustus 2016, PZH 2016-561465982 (DOS-2013-0010135) tot wijziging van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland
De Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland is gebaseerd op een modelregeling die door alle twaalf provincies als basis wordt gebruikt voor de provinciale subsidieregeling. In de modelregeling zijn wijzigingen doorgevoerd. Met dit wijzigingsbesluit worden de wijzigingen in de modelregeling ook verwerkt in de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland.
TOELICHTING bij het wijzigingsbesluit van 18 april 2017, DOS-2013-0010135, PZH-2017-584213349, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland in verband met wijzigingen in het Nederlandse POP-programma
Een aantal begripsbepalingen is gewijzigd. De belangrijkste wijziging betreft de begripsbepaling van netto inkomsten. Toegevoegd is dat er geen sprake is van netto inkomsten in het geval een eventuele exploitatiesubsidie wordt verlaagd, omdat door de gesubsidieerde activiteit bespaard kan worden op de exploitatiekosten.
De exploitatiesubsidie kan ook door andere overheden worden verstrekt.
De voorwaarde dat de subsidie ten goede moet komen aan het landelijkgebied of het platteland of de agrarische sector, is gewijzigd. Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen, hebben of betrekking op de agrarische sector of op het platteland. De term landelijkgebied overlapte met de term platteland.
De procedure voor de selectie van aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen is veranderd. Dit heeft gevolgen voor onder andere het openstellingsbesluit. De selectiecriteria, het puntenaantal en de wegingsfactoren worden in de Uitvoeringsregeling zelf opgenomen. In het openstellingsbesluit kunnen geen andere selectiecriteria meer worden gehanteerd.
Toegevoegd is dat er nadere regels geteld kunnen worden omtrent het verstrekken van voorschotten. In een openstellingsbesluit kan bijvoorbeeld bepaald worden dat een verzoek om voorschot minimaal € 50.000,- moet bedragen.
Het artikel met de oorspronkelijke naam “deelplafond” is aangepast en her noemt tot “POP-3 steun”. Door het hanteren van de term POP-3 steun wordt duidelijk dat de subsidie die op basis van deze regeling verstrekt wordt, niet gelijk is aan de totale POP-3 steun. Bijvoorbeeld bij LEADER is het een vereiste dat ook een andere nationale overheid een subsidie verstrekt.
De verantwoording van POP-3 subsidies zijn aan strenge eisen gebonden. Met dit artikel wordt duidelijkheid gegeven welke documenten als bewijsstukken kunnen dienen.
Vanwege een wijziging in artikel 1.13 is de verwijzing in artikel 1.7 weigeringsgronden aangepast.
Met de wijziging van het eerste lid van artikel 1.8 wordt duidelijk dat ook de bijdragen in natura pas voor subsidie in aanmerking komen nadat de aanvraag om subsidie is ingediend.
Met de wijziging van het tweede lid wordt geregeld dat voorbereidingskosten alleen subsidiabel zijn als dat in het openstellingsbesluit staat vermeld. Indien de voorbereidingskosten niet als subsidiabele kosten zijn opgenomen, dan komen die kosten niet voor subsidie in aanmerking.
In het Nederlandse POP programma is een tweede wijze voor het berekenen van een subsidiabel uurtarief opgenomen. Dit is de Integrale Kostprijs Systematiek (IKS). De IKS is vooral in het voordeel voor subsidieontvangers die veel te maken hebben met RVO. Om de IKS te mogen hanteren, dient de Minister van Economische Zaken een goedkeurend besluit te hebben gegeven. Het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies geeft aan op welke wijze een goedgekeurde IKS te verkrijgen is.
In het artikel over de niet-subsidiabele kosten worden twee kostensoorten toegevoegd. Winstopslagen binnen een samenwerkingsverband zijn niet subsidiabel. Ook zijn kosten die niet voldoen aan de vereisten van goed financieel beheer niet subsidiabel. Vanwege de subsidie mogen geen buitensporige kosten worden gemaakt.
Het artikel over de rangschikking wordt vervangen door een geheel nieuw artikel. Dit naar aanleiding van het Handboek Selectiecriteria dat interprovinciaal tot stand is gekomen. Naast de selectie van projecten op basis van selectiecriteria is het ook mogelijk om te selecteren op basis van een investeringslijst of een geografisch criterium. In een openstellingsbesluit staat vermeld op welke wijze geselecteerd wordt.
Aan het artikel over de aan de subsidie verbonden verplichtingen wordt een verplichting toegevoegd. Het betreft de melding van vervreemding van de gronden waarop de activiteiten plaatsvinden of hebben plaatsgevonden. Deze verplichting is toegevoegd in het licht van de instandhoudingsverplichting.
Met de wijziging wordt expliciet duidelijk dat de aanvraag tot vaststelling van de POP-3 subsidie uiterlijk 1 april 2023 ingediend moet zijn. Verder uitstel is niet mogelijk. In de beschikking tot subsidieverlening kan een eerdere datum worden opgenomen.
De mogelijkheid om voorschotten vooruitlopend op realisatie, dus voordat er kosten zijn gemaakt en betaald, te verlenen wordt beperkt. Dit is met deze wijziging nog alleen mogelijk als een openstellingsbesluit dat mogelijk maakt.
Het artikel over de rangschikking wordt aangepast, zodat de criteria voldoen aan het Handboek Selectiecriteria. Naast de standaard te hanteren selectiecriteria zijn ook de wegingsfactoren bepaald.
De verplichting om het bepalen van de prijs voor het bijwonen van de kennisoverdrachtsactie is vervallen. Dit omdat de bijdragen van deelnemers gebruikt kunnen worden om de kosten van de kennisoverdrachtsactie te kunnen dekken.
Het artikel over de rangschikking wordt aangepast, zodat de criteria voldoen aan het Handboek Selectiecriteria. Naast de standaard te hanteren selectiecriteria zijn ook de wegingsfactoren bepaald.
In artikel 2.3.4 wordt de term “accountantsverklaring” vervangen door “controle verklaring”. Deze term sluit meer aan bij de praktijk
Het artikel over de rangschikking wordt aangepast, zodat de criteria voldoen aan het Handboek Selectiecriteria. Naast de standaard te hanteren selectiecriteria zijn ook de wegingsfactoren bepaald.
Het tweede lid van artikel 2.6.4 vervalt. De opbouw van het subsidiepercentage wordt in hoofdstuk 1 geregeld in artikel 1.4
Het artikel over de rangschikking wordt aangepast, zodat de criteria voldoen aan het Handboek Selectiecriteria. Naast de standaard te hanteren selectiecriteria zijn ook de wegingsfactoren bepaald.
Met het ingevoegde artikel 4.1a wordt duidelijk welke partijen belast zijn met het toezicht op de POP-3 subsidies.
TOELICHTING OP HET BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN 7 NOVEMBER 2017, PZH-2017-616190143 (DOS-2013-0010135), TOT WIJZIGING VAN DE UITVOERINGSREGELING POP-3 ZUID-HOLLAND (PROV. BLAD 2017, 5257)
Met deze wijziging is het duidelijker dat het mogelijk is dat partijen in een samenwerkingsverband eenaanvraag om subsidie in kunnen dienen. Projecten van meerdere partijen in een samenwerkingsverbandzijn veelal effectiever dan projecten van individuele partijen. Samenwerking wordt dan ook gestimuleerd.
Met deze wijzigingen ontstaat meer flexibiliteit om de openstellingen zo efficiënt mogelijk in te richten.Zo kan het aantal investeringen waarop een aanvraag betrekking heeft worden beperkt en kan er eenminimum bedrag per investering worden vastgesteld.
Met deze wijziging is het duidelijk dat in de situatie dat er meerdere aanvragen gelijk gerangschikt zijnen het subsidieplafond zodanig is dat er slechts één van de gelijk gerangschikte aanvragen gehonoreerdkan worden, door middel van loting wordt bepaald welke aanvraag dat is.
TOELICHTING op het besluit van Gedeputeerde Staten van 13 maart 2018, PZH-2018-641006755(DOS-2013-0010135) tot wijziging van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland
Met dit wijzigingsbesluit worden technische wijzigingen die zijn doorgevoerd in de landelijke model subsidieregeling voor POP-3 ook worden doorgevoerd in de provinciale uitvoeringsregeling POP-3.
De voorwaarde dat alleen subsidie kan worden verstrekt aan kleine of middelgrote landbouwbedrijven, komt niet in het Nederlandse POP-3 programma voor en is niet vereist op grond van Europese verordeningen. De voorwaarde kan dus vervallen.
In de uitvoeringsregeling wordt de term kostentypen geïntroduceerd. Met de term wordt aangegeven op welke wijze subsidiabele kosten gemaakt kunnen worden. Een architect kan worden ingehuurd (kosten derden), maar een architect kan ook bij de subsidieontvanger in loondienst zijn (personeelskosten). Een machine kan aangekocht worden (kosten derden), maar ook al in bezit van de subsidieontvanger zijn (afschrijvingskosten).
De wijzen waarop het beschikbare deelplafond kan worden verdeeld staan beschreven in het Handboek Selectiecriteria. Op 8 december 2017 is door het Comité van Toezicht het Handboek selectiecriteria 2017 geaccordeerd.
Met het nieuwe artikel 1.13 en de ingevoerde artikelen 1.13a, 1.13b en 1.13c is het Handboek 2017 verwerkt in de uitvoeringsregeling.
Het artikel is aangepast is aan het (nieuwe) onderscheid tussen kostentypen en kosten.
Het artikel is aangepast aan het Handboek selectiecriteria 2017.