Organisatie | Zuidplas |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening gemeente Zuidplas 2015 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening gemeente Zuidplas 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Huisvestingswet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2015 | 02-07-2019 | Gewijzigde regeling | 13-05-2015 www.overheid.nl | Onbekend |
Hoofdstuk 1 – algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2 – de huisvestingsvergunning
Artikel 2. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Artikel 3. Criteria voor verlening huisvestingsvergunning
Artikel 4. Aanvraag en inhoud huisvestingsvergunning
Indien de aanvraag op één of meer punten onvolledig is, wordt de aanvraag geretourneerd en stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid een volledige aanvraag in te dienen. Afhankelijk van welke informatie ontbreekt, stellen burgemeester en wethouders een termijn naar redelijkheid en billijkheid waarbinnen de aanvraag alsnog kan worden aangevuld.
Artikel 5. Inschrijfsysteem van woningzoekenden
Artikel 6. Bekendmaking aanbod van woonruimte
Het aanbod van de in artikel 2 aangewezen woonruimte wordt in ieder geval bekendgemaakt door publicatie op een openbaar toegankelijk (digitaal) medium zoals bedoeld in artikel 5, voorzover deze woonruimten niet direct worden toegewezen aan vergunninghouders en woningzoekenden als bedoeld in artikel 15, lid 2.
Artikel 7. Verantwoording toegewezen woonruimten
Van woonruimten wordt, in hetzelfde medium als waarin de woonruimte is aangeboden, de toewijzing van de woonruimte verantwoord door middel van bekendmaking van het aantal reacties dat op de woonruimte is binnengekomen, alsmede de toewijzingsgrond (voorrang op grond van artikel 11, 12 of 13), de BL-score van degene aan wie de woonruimte is toegewezen.
Artikel 8. Bezettingsnormen en passendheid
1.De passendheid van de woninggrootte wordt bepaald door zowel de omvang van het huishouden als het aantal kamers. Daarbij wordt de volgende tabel aangehouden:
Artikel 9. Woningtype en bestemmingscriteria
Artikel 10. Financiële passendheid woonruimten niet zijnde woonruimte van woningcorporaties
Hoofdstuk 4 – Voorrang en rangorde
Artikel 11. Voorrang bij woonruimte van een bepaalde prijs of aard
Artikel 12. Voorrang bij economische of maatschappelijke binding
Van de in artikel 2, lid 1 aangewezen categorieën woonruimten wordt 25% van het aanbod met voorrang toegewezen aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan de gemeente en waarbij de volgende uitgangpunten worden gehanteerd:
Artikel 13. Voorrang bij urgentie
Artikel 14. De urgentieverklaring
Op de urgentieverklaring worden ten minste de volgende gegevens vermeld:
Artikel 15. Woningzoekenden met urgentie en woningaanbieding
Woningzoekenden met urgentie worden geacht te reageren op het gepubliceerde woningaanbod als bedoeld in artikel 6. Voor zover zij daarbij aan de gestelde voorwaarden voldoen en de woning waarop zij reageren binnen hun zoekprofiel past, is de voorrangsregeling als bedoeld in artikel 17, lid 1, onder b van toepassing.
Artikel 16. Vervallen urgentieverklaring, intrekking urgentieverklaring of wijziging indeling in een urgentiecategorie
Artikel 17. Rangorde woningzoekenden
Als op grond van het eerste lid meer woningzoekenden met dezelfde rangorde in aanmerking komen, dan gaan woningzoekenden met een eerder afgegeven urgentieverklaring voor op woningzoekenden met een later afgegeven urgentieverklaring. De volgorde van toewijzing van een woonruimte aan woningzoekenden met een urgentieverklaring van gelijke datum gebeurt op basis van woonduur. Bij gelijke afgiftedatum en woonduur is de hoogste leeftijdscore bepalend.
Bij woningzoekenden die niet in een urgentiecategorie vallen, wordt de volgorde bepaald door hun bewoningsduur- of leeftijdscore (BL-score) met in achtneming van artikel 12. Degene met de hoogste BL-score gaat voor. De volgorde van toewijzing tussen woningzoekenden met dezelfde BL-score wordt op basis van anciënniteit bepaald door de datum van ingebruikneming van de huidige woonruimte, respectievelijk de datum van de 18e verjaardag of 65e verjaardag.
Artikel 18 Vruchteloze aanbieding
In overeenstemming met artikel 17 van de wet verlenen burgemeester en wethouders in afwijking van het in artikel 12 bepaalde de huisvestingsvergunning als de woonruimte door de verhuurder overeenkomstig de in het tweede en derde lid weergegeven procedure gedurende maximaal zes weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge artikel 9 voor die woonruimte in aanmerking komen.
Hoofdstuk 5 – woonwagenstandplaatsen
Burgemeester en wethouders maken het beschikbaar zijn of komen van een standplaats bekend overeenkomstig artikel 6, lid 1.
de woningzoekende die een standplaats inneemt in de gemeente, in het bezit is van een huisvestingsvergunning voor een standplaats, behoort tot de traditionele doelgroep en wiens sociale omstandigheden van zodanig ernstige aard zijn, dat verhuizing van de huidige standplaats/woning in de gemeente naar een (andere) standplaats geboden is en in bezit is van een urgentieverklaring;
Artikel 22. Aanvraag huisvestingsvergunning voor een standplaats
Artikel 23. Verlenen huisvestingsvergunning voor een standplaats
Een huisvestingsvergunning voor een standplaats wordt verleend voor een onbepaalde tijd, is persoonsgebonden en niet overdraagbaar.
Artikel 24. vervallenverklaring huisvestingsvergunning voor een woonwagenstandplaats
Een huisvestingsvergunning voor een woonwagenstandplaats vervalt:
Artikel 25. intrekking huisvestingsvergunning voor een woonwagenstandplaats
Hoofdstuk 6 – Wijzigingen in de woonruimtevoorraad
Artikel 26. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte: onttrekking, samenvoeging, omzetting of woningvorming
Woonruimten mogen niet zonder vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet:
Artikel 27. Aanvraag vergunning
Van een vergunning als bedoeld in artikel 26 kan slecht gebruik worden gemaakt nadat eventuele overige voor de onttrekking, samenvoeging, omzetting of woningvorming vereiste vergunningen zijn verleend.
Een vergunning als bedoeld in artikel 26 kan worden geweigerd als:
Artikel 30. Intrekkingsgronden
Artikel 31. Aanwijzing vergunningplichtige gebouwen: splitsing
Gebouwen mogen niet zonder vergunning als bedoeld in artikel 22 van de wet gesplitst worden in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en vierde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek als een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte:
Artikel 32. Aanvraag vergunning
Van een vergunning als bedoeld in artikel 31 kan slecht gebruik worden gemaakt nadat eventuele overige voor de splitsing vereiste vergunningen zijn verleend.
Artikel 35. Intrekkingsgronden
de houder van die vergunning niet binnen een jaar nadat die vergunning onherroepelijk is geworden is overgegaan tot inschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;
Burgemeester en wethouders kunnen voor een bepaalde tijd experimenten binnen de kaders van de wet toestaan, waarin wordt afgeweken van de bepalingen van deze verordening. Belanghebbende partijen kunnen hiertoe een onderbouwd verzoek bij burgemeester en wethouders indienen.
Burgemeester en wethouders kunnen, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager afwijken van deze verordening.
Burgemeester en wethouders beslissen in de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Om verslag te kunnen doen, maken burgemeester en wethouders met de verhuurders in de gemeente nadere afspraken over de wijze waarop zij verslag doen aan het college van burgemeester en wethouders over de werkzaamheden die zij hebben uitgevoerd binnen het mandaat om uitvoering te geven aan deze verordening.
Artikel 40. Bestuurlijke boete
Artikel 41. Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel
Bijlage I (artikel 13, lid 4) bij Huisvestingsverordening van de gemeente Zuidplas 2015
Uitgangspunten, randvoorwaarden en criteria die gehanteerd worden bij de beoordeling van verzoeken om een urgentieverklaring (als bedoeld in artikel 1 onder w) hierna te noemen:
Een urgentieverklaring wordt afgegeven indien er sprake is van een noodsituatie, waardoor het betrekken van (andere) woonruimte binnen de geïndiceerde termijn dringend noodzakelijk wordt geacht.
Bij het verlenen van urgentie worden de volgende algemene uitgangspunten en randvoorwaarden gehanteerd:
Een woningzoekende komt voor een urgentieverklaring in aanmerking, indien hij aan één of meer van de onderstaande criteria (A t/m H) voldoet. Per criterium dient aan alle genoemde en van toepassing zijnde voorwaarden voldaan te worden.
Daarnaast vindt toetsing plaats aan de hierboven genoemde algemene uitgangspunten en randvoorwaarden.
a.er moet sprake zijn van een medische problematiek, die verband houdt met de woonruimte. Dit wordt in opdracht van burgemeester en wethouders beoordeeld door een onafhankelijke medische instantie.
Afstemming kan plaatsvinden met de uitvoering van de regeling in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De beoordeling van de onafhankelijke medische instantie leidt tot een advies aan het college van burgemeester en wethouders, op basis waarvan het college van burgemeester en wethouders een beslissing neemt. Onderdeel van het advies van de onafhankelijke medische instantie kan zijn dat een bepaald woningtype wordt geadviseerd
B.gedwongen verlaten van de woonruimte bij calamiteit
Na een brand of vergelijkbare calamiteit is de aanvrager acuut dakloos en de woonruimte is niet binnen drie maanden te herstellen en de aanvrager is niet in staat zelf in (tijdelijke) vervangende huisvesting te voorzien.
C.onbewoonbaarheid van de woonruimte
E.echtscheiding/beëindiging samenwoning, in combinatie met het hebben van minderjarige kinderen die tot het huishouden behoren
de aanvrager moet aantonen dat redelijkerwijs van hem of haar niet kan worden gevergd dat de huidige woonruimte wordt opgeëist. Zwaarwegende argumenten om dit niet te doen zijn: hoge woonlasten of levensbedreiging (door partner) etc. In alle andere gevallen wordt de eis gesteld dat degene die zorg draagt voor de kinderen de woonruimte opeist. Wanneer dit opeisen niet succesvol is of kan worden aangetoond dat dit niet mogelijk is, kan urgentie worden toegekend.
F.dakloos worden door gedwongen verkoop van de woonruimte, in combinatie met het hebben van minderjarige kinderen die tot het huishouden behoren
H.mantelzorg verlenen of ontvangen
Het aantal te huisvesten woningzoekenden uit een voorziening uit de centrumgemeente vindt plaats overeenkomstig een nader te vast te stellen verdeelsleutel tussen de gemeenten in Midden-Holland;
d.woningzoekenden die hun woonruimte moeten verlaten wegens sloop of ingrijpende renovatie en voor wie een sociaal statuut is opgesteld.
In bijzondere omstandigheden kan het college van burgemeester en wethouders besluiten tot het verlenen van urgentie op grond van een noodsituatie niet zijnde criteria benoemd onder A t/m I. Individuele woningzoekenden kunnen geen beroep op dit artikel doen.
Toelichting bij de Huisvestingsverordening gemeente Zuidplas 2015
Hoofdstuk I – algemene bepalingen
Het betreft een woning die bij de bouw direct geschikt is gemaakt voor iemand met een beperking of een woning met 'dure aanpassingen', zoals trapliften, onderrijdbare aanrechten e.d. Soms is een dergelijke woning geheel rolstoelgeschikt gemaakt. De deuren zijn dan verbreed, de toegang voor en achter is berekend op rolstoelgebruik. Vaak is er een mogelijkheid tot stalling van scootmobiel of andere hulpmiddelen.
De aftoppingsgrens is een grens die binnen de huurprijsgrenzen wordt gehanteerd. Er worden twee aftoppingsgrenzen gehanteerd, één voor één- of tweepersoonshuishoudens en een voor drie- of meerpersoonshuishoudens. Afhankelijk van leeftijd en tot welk huishouden een woningzoekende behoort, kan men al dan niet in aanmerking komen voor huurtoeslag boven de aftoppingsgrens voor het betreffende huishouden.
Van iedere woningzoekende kan de BL-score worden vastgesteld, met behulp waarvan
een rangorde kan worden bepaald. Indien het huishouden uit meerdere personen bestaat, is de hoogste BL-score van toepassing mits de woningzoekende aan de geldende toelatingseisen voldoet. Bij het bepalen van de rangorde bij een woningzoekende met een leeftijd boven de 65 jaar wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de oudste in leeftijd voor gaat. Bij een 65-plus echtpaar wordt de leeftijd van het lid van het huishouden met de hoogste leeftijd gehanteerd.
Het begrip economische binding is ontleend aan artikel 14, lid 3, onder, a. Van de wet.
Het gaat hierbij om het duurzaam verrichten van arbeid en een duurzame relatie tussen de arbeid en de gemeente. Dit wordt aangenomen indien:
Indien een huishouden voldoet aan één of beide criteria dan wordt het huishouden aangemerkt als doorstromer op de lokale woningmarkt.
Een doorstromer krijgt voorrang bij de woningtoewijzing bij een daartoe vooraf gelabelde woning op andere woningzoekenden, waardoor de door de doorstromer gehuurde woning vrijkomt voor een andere woningzoekende die daardoor kan starten of ook kan doorstromen op de woningmarkt. Hiermee wordt enerzijds de dynamiek op de lokale woningmarkt vergroot doordat het aantal woningmutaties toeneemt. Anderzijds wordt scheefwonen tegengegaan doordat de doorstromer verhuist naar een te huren woning met een huurprijs die weer in overeenstemming is met het huishoudinkomen van de doorstromer.
Tot het huishouden behoren in elk geval één of twee volwassenen die aangeven een duurzaam, gemeenschappelijk huishouden te willen voeren. Daarnaast de in de Basisregistratie personen (BRP) ingeschreven (pleeg)kinderen of ongeboren kinderen, aantoonbaar via verklaring van de verloskundige. Overige inwoners behoren niet tot het huishouden.
Vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de wet. De tekst luidt:
Het is verboden om woonruimte die is aangewezen krachtens artikel 7 (van de wet) voor bewoning in gebruik te nemen zonder vergunning van burgemeester en wethouders.
Het inkomen als bepaald in artikel 1, lid 1, onder a van de wet. De tekst luidt:
Gezamenlijke verzamelinkomens als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 van de aanvragers van een huisvestingsvergunning voor een bij huisvestingsverordening aangewezen woonruimte, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor «belanghebbende» telkens wordt gelezen «aanvrager»;
Artikel 1, lid 2, onder a, van de wet verstaat onder huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand
De passage ".... in woonruimte die permanent mag worden bewoond" is toegevoegd om te voorkomen dat huishoudens die (bijvoorbeeld) op een camping hun hoofdverblijf hebben op grond daarvan de positie van ingezetene kunnen verkrijgen.
Het begrip maatschappelijke binding is ontleend aan artikel 14, lid 3, onder b. van de wet. In afwijking van de wet wordt maatschappelijke binding in de gemeente aangenomen indien een woningzoekende minimaal twee jaar is ingeschreven in Basisregistratie personen van de gemeente (BRP).
Hulp als bedoeld in artikel 1.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuningen 2015
In de artikelen 266 en 267 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is geregeld welke inwonenden in aanmerking komen voor het wettelijk medehuurderschap. Het gaat hier enerzijds om echtgenoten en geregistreerde partners (artikel 266) en anderzijds om niet gehuwde samenwonenden (artikel 267).
In het artikel is neergelegd dat een onzelfstandige woonruimte niet beschikt over wezenlijke voorzieningen. Het gaat dan om zaken als een toilet en bijvoorbeeld een keukeninrichting die bestemd is voor de bereiding van complete maaltijden.
Deze omschrijving is ontleend aan artikel 1, lid g van de wet.
Waar in de verordening woonruimte is vermeld, wordt daaronder zelfstandige woongelegenheid verstaan, zoals hier omschreven, tenzij in de tekst uitdrukkelijk is vermeld dat ook onzelfstandige woonruimte (sub t) hieronder begrepen wordt.
Het begrip woonwagen is ontleend aan artikel 7:25 Burgerlijk Wetboek.
Hoofdstuk 2 – de huisvestingsvergunning
artikel 2: Aanwijzing vergunningverplichtige woonruimte
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 7 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening categorieën goedkope woonruimte kan aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mogen worden genomen of gegeven als daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend.
Hier wordt aangegeven tot welke huurprijsgrens de huisvestingsvergunning verplicht is. Hiermee wordt de werking van de verordening beperkt tot dat specifieke deel van de woningmarkt waarop de schaarste en verdringing zich voordoet. Woonruimten met een huur boven de huurprijsgrens kunnen zonder huisvestingsvergunning worden gehuurd of verhuurd.
Hier worden een aantal categorieën woonruimte genoemd waarop de huisvestingsverordening niet van toepassing is. Dit zijn woonruimten waarvoor het woningtoewijzingssysteem van de huis-vestingsverordening minder passend is.
Van particuliere eigenaren van één of enkele woningen kan redelijkerwijs niet verwacht worden dat zij onder dezelfde voorwaarden en bepalingen hun woningen in gebruik geven als sociale en commerciële verhuurders. Particuliere eigenaren willen als regel hun woonruimte verhuren aan familie of bekenden.
Het gaat hierbij om woningen die zijn ontstaan binnen een intramulere setting als gevolg van het scheiden van wonen en zorg en de afbouw van intramulere zorgplaatsen binnen een bestaande zorgvoorziening.
De woningzoekende kiest voor deze combinatie van wonen met zorg op basis een specifiek op een bepaalde doelgroep toegespitst aanbod. Te denken valt hierbij aan zorgcentrum Beth San in Moerkapelle. Het gaat hier niet om de aanleunwoningen in de omgeving van Beth San. Deze worden aangeboden conform artikel 5, lid 4.
artikel 3: Criteria voor verlening vergunning
Het hier gehanteerde criterium van meerderjarigheid is feitelijk niet in de Huisvestingswet voorgeschreven, maar vormt onderdeel van het gewoonterecht. Artikel 1:233 van het Burgerlijk Wetboek: " Minderjarigen zijn zij, die de ouderdom van achttien jaren niet hebben bereikt en niet gehuwd of geregistreerd zijn dan wel gehuwd of geregistreerd zijn geweest of met toepassing van artikel 253ha meerderjarig zijn verklaard.”
artikel 4: Aanvraag en inhoud huisvestingsvergunning
In artikel 25 van de wet worden de termijnen aangeven waarbinnen het college van burgemeester en wethouders dienen te beslissen na de datum van ontvangst van de aanvraag.
In dit artikel wordtuitvoering gegeven aan het bepaalde in artikel 5 van de wet.
Op het moment dat de woningzoekende in aanmerking komt voor een woning binnen de gemeente wordt, voordat de toewijzing plaatsvindt, gecontroleerd of de woningzoekende daadwerkelijk aan de eisen voldoet. Het is de verantwoordelijkheid van de woningzoekende zelf om op dat moment de gevraagde gegevens te overleggen. Indien een woningzoekende wenst te worden ingedeeld in een bepaalde voorrangscategorie dan dienen de volgende aanvullende bewijsstukken te worden overlegd:
Het gaat bij de toewijzing van een woning om de volgende gegevens van de woningzoekende:
Bij het bestaan van een economische binding: een werkgeversverklaring, dan wel een inschrijvingsbewijs van de Kamer van Koophandel en andere gegevens waaruit een economische binding aan de gemeente blijkt, waaronder gegevens met betrekking tot het inkomen waaruit blijkt dat een substantieel deel van het inkomen in of vanuit de gemeente wordt verworven. Zie ook artikel 1, onder d.
Voordeel van het vermelden van de namen van de vergunninghouders op of bij de huisvestingsvergunning is, dat bij kwesties van medehuurderschap voor de burgerlijk rechter helderheid over het publiekrechtelijke aspect van de huisvestingsvergunning verschaft kan worden.
Artikel 5: Inschrijfsysteem van woningzoekenden
Deze bepaling is gegrond op artikel 4, eerste lid, onder a, van de wet. Het hanteren van eenzelfde inschrijfsysteem bevordert de transparantie en vermindert de administratieve lasten voor de burger.
Het in het derde lid genoemde bewijs van inschrijving is vormvrij.
Het inschrijfsysteem dat de corporaties aanleggen, maken het mogelijk dat overige verhuurders in de gemeente hun woningaanbod daarop tegen kosten per aanbieding bekend kunnen maken.
artikel 6: Bekendmaking aanbod van woonruimte
In dit artikel wordt geregeld dat vrijgekomen en vrijkomende huurwoningen worden gepubliceerd op een openbaar toegankelijke (digitaal) medium conform artikel 5. Daarnaast is het uitgangspunt dat ook voor woningzoekenden die geen toegang hebben tot internet het woningaanbod inzichtelijk blijft. Verhuurders zijn verantwoordelijk om binnen hun eigen organisatie hiertoe mogelijkheden te creëren.
Het gebruik van internet als belangrijkste advertentiemedium voor het aanbieden van woningen is een logische keus gezien het gemak waarmee via internet het woningaanbod voor woningzoekenden inzichtelijk is te maken.
De publicatie voor vergunningplichtige vrijgekomen en vrijkomende huurwoningen moet in ieder geval bevatten:
Mede afhankelijk van ontwikkelingen met betrekking tot het kunnen reageren op woonruimte, kan de termijn waarbinnen woningzoekenden dienen te reageren op het woningaanbod variëren. Echter in alle gevallen zal dit niet minder mogen bedragen dan vier werkdagen.
Indien een woningzoekende niet de juiste informatie verstrekt, dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen en terzijde gelegd.
artikel 7: Verantwoording toegewezen woonruimten
De ‘verantwoording achteraf’ van toegewezen woningen is een belangrijk element binnen het woonruimteverdelingssysteem. Door of namens de eigenaar dienen alle toewijzingen van vergunningplichtige woningen achteraf door middel van publicatie te worden verantwoord, uiterlijk in de eerstvolgende publicatie na de feitelijke ingebruikneming van de woning. Dit geldt voor woningen die zijn aangeboden via het inschrijfsysteem alsook voor woningen die onderhands zijn toegewezen op basis van urgentie e.d. Het hoofddoel van de publicatie is openheid naar de woningzoekenden toe. Dat is dan ook reden dat de publicatie dient plaats te vinden in hetzelfde medium waarin ook de woonruimte is aangeboden.
Transparantie biedt de bij de woonruimteverdeling betrokken partijen de mogelijkheid om de werking van het verdeelsysteem te controleren en levert belangrijke gegevens over de voor bepaalde (typen van) woningen benodigde wachttijden. Woningzoekenden kunnen zo hun kansen op woningtoewijzing beter inschatten.
artikel 8: Bezettingsnormen en passendheid
Bij het opstellen van de verordening is ernaar gestreefd de keuzevrijheid en transparantie voor de woningzoekende verder te vergroten. De enige beperkingen hebben betrekking op het beschikbaar houden van grote woningen voor grote gezinnen en kleine woningen voor kleine gezinnen.
Het gaat hier om zowel situaties betrekking hebbend op individuele woningzoekenden of om woonruimten die minder geschikt zijn geworden voor een specifieke doelgroep. Ook kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een grote vierkamerwoning met een zolder die geschikt is om als slaapkamer in te richten. Deze kan in voorkomende gevallen ook worden toegewezen aan een huishouden groter dan vier personen, indien geen andere passende huisvesting beschikbaar is.
artikel 9: Woningtype en bestemmingscriteria
In verband met de beperkte beschikbaarheid van woningen voor 65-plussers en aangepaste woningen, de samenhang met beleid op het gebied van scheiden van wonen en zorg en subsidies die zijn verstrekt in het kader van de WVG/WMO of een andere wettelijke regeling, worden deze woningen alleen passend geacht voor deze doelgroepen.
Bij de woningen die bestemd zijn voor 65-plussers wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de oudste in leeftijd voor gaat. Bij een echtpaar geldt de leeftijd van het lid van het huishouden met de hoogste leeftijd.
Burgemeester en wethouders kunnen woningen bij publicatie specifiek voor een bepaalde (doel)groep bestemmen, indien die (doel)groep in onvoldoende mate voor woningtoewijzing in aanmerking komt. Daarbij moet ondermeer worden gedacht aan woningen bestemd voor 65-plussers, woningen bestemd voor jongeren, woningen bestemd voor mensen met een fysieke functiebeperking of woningen bestemd voor speciale doelgroepen. Hier kan ook worden gedacht om voor woonruimten per publicatie andere leeftijdcategorieën te hanteren, om zodoende andere groepen woningzoekenden meer kans te bieden voor bepaalde woonruimte in aanmerking te komen.
artikel 10: Financiële passendheid woonruimten niet zijnde woonruimte van woningcorporaties
Er is hier gekozen voor een hoger maximaal inkomen dan voor woningen van woningcorporaties. In de gemeente zijn de woningen niet zijnde woningen van woningcorporaties vooral woningen in het bezit van zorginstellingen. Het is van belang dat ook woningzoekenden met een hoger inkomen voor deze woningen zonder urgentie in aanmerking kunnen komen. De gehanteerde berekening is afgeleid van de berekening behorende bij Huisvestingsverordening Zuidplas 2010 voor alle vergunningplichtige huurwoningen. De in dit artikel gehanteerde inkomensgrens komt overeen met de norm die wordt aangemerkt als een laag middeninkomen.
Hoofdstuk 4 – Voorrang en rangorde
artikel 11: Voorrang bij woonruimte van een bepaalde prijs of aard
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 11 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimten in verband met de aard, grootte of prijs van die woonruimten bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan een daarbij aangewezen gedeelte van de overeenkomstig artikel 10, eerste lid, van de wet (artikel 3 van de verordening) aangewezen categorieën woningzoekenden.
Dit lid is opgenomen om te voorkomen dat huishoudens met een hoger inkomen in goedkopere woningen terechtkomen. Het passend toewijzen van woningen is in het belang van de huurder zelf, als het gaat om de betaalbaarheid van het wonen. De huur die de huurtoeslagontvanger betaalt boven de aftoppingsgrens (= artikel 20, lid 2 uit de Wet op de huurtoeslag) tot aan de maximale huurprijs, wordt normaliter niet vergoed. Deze extra eigen bijdrage betekent voor de huurtoeslagontvanger een fors beslag op het besteedbare inkomen. Daarnaast betekent de voorrangregel dat goedkopere woningen vooral worden toegewezen aan de huishoudens die hier in het bijzonder op zijn aangewezen.
In dit lid is een voorrangsregel opgenomen voor woningen die in het bijzonder geschikt zijn voor een specifieke doelgroep.
Het gaat hierbij om woningen die specifiek gebouwd of bestemd zijn voor een specifieke doelgroep of om woningen waar de gemeente op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning of andere wettelijke regelingen investeringen heeft gepleegd om die woning geschikt te maken voor iemand met een beperking.
Artikel 12: Voorrang bij economische of maatschappelijke binding
Op basis van schaarste is de gemeente gerechtigd te regelen dat 25% van het woningaanbod met voorrang kan worden toegewezen aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan de gemeente. Dit betekent uiteraard niet dat de overige 75% van het woningaanbod met voorrang aan woningzoekenden die geen economische of maatschappelijke binding hebben aan de gemeente moet worden toegewezen.
Vanwege de schaarste zal de voorrangsregel vooral worden gehanteerd bij woonruimte waar zich de grootste schaarste voordoet en waarbij sprake is verdringing. Dit betreft vooral grondgebonden woningen, starterswoningen en woningen voor 65-plussers. Voor een deel van deze woonruimten is vaak ook al een doorstroomprofiel van toepassing om daarmee de doorstroming op de huurmarkt te bevorderen.
Voor de overige woningen geldt dat woningzoekenden worden gerangschikt op basis van hetgeen gesteld in artikel 17. In alle gevallen geldt dat woningzoekenden dienen te voldoen aan de vooraf gestelde voorwaarden om voor een huisvestingsvergunning voor een bepaalde woonruimte in aanmerking te kunnen komen.
Voor ouderen is het van groot belang dat zij kunnen verhuizen binnen de eigen kern. Voor de meeste ouderen geldt dat zij in de betrefffende kern hun sociaal netwerk hebben en daardoor langer zelfstandig kunnen blijven wonen.
Deze voorrangsregel heeft tot doel bij nieuwbouw de doorstroming binnen de betreffende kern te stimuleren. Er is voor gekozen om juist woningzoekenden die al langer in hun huidige woning wonen meer kans te bieden om te kunnen doorstromen. Dat is de reden dat een woningzoekende al minimaal twee jaar in de woonruimte woonachtig moet zijn om voor te gaan op andere woningzoekenden binnen de betreffende kern.
artikel 13: Voorrang bij urgentie
Om in de praktijk omduidelijkheden te voorkomen over wat onder een formele aanvraag voor urgentie moet worden verstaan, kan een urgentieaanvraag alleen worden ingediend aan de hand van een door burgemeester en wethouders verstrekt aanvraagformulier. Als uitzondering hierop geldt, indien punten I, onder a. en J. uit Bijlage 1 van toepassing zijn.
In dit artikel krijgen aantal categorieën urgenten de mogelijkheid om zelf aan te geven binnen welke kern(en) binnen de gemeente ze hun urgentie te gelde willen maken of waar in overleg tot een bepaalde keuze voor een kern wordt overgegaan.
Er zijn verschillende redenen om tot een bepaalde keuze te komen afhankelijk van de persoonlijke omstandigden van de urgenten:
Deze mogelijkheid kan worden aangegeven op het aanvraagformulier die aan de urgenten wordt verstrekt bij een verzoek tot het afgeven van een urgentieverklaring.
Motivatie hiervoor is dat ouderen vaak een sterke sociale binding hebben met de kern waarbinnen ze wonen. Hen verplichten naar een andere kern te verhuizen, als ze een urgentie krijgen vanwege medische en/of sociale problemen, zal afbreuk doen aan hun sociale redzaamheid. Hierdoor zal geen bijdrage geleverd kunnen worden om hen de mogelijkheid te bieden zolang mogelijk zelfstandig te blijven wonen.
In het geval van gedwongen verkoop van de woning of beëindiging van het huwelijk en/of relatie wordt de urgentie met name verstrekt om de kinderen zo snel mogelijk weer rust te gunnen in een omgeving die voor hen vertrouwd is. Het kan echter ook voorkomen in de laatste situatie dat men de voorkeur er aan geeft naar een andere kern te willen vertrekken. Dit kan bijvoorbeeld bij huiselijk geweld. Dit artikel geeft hiervoor mogelijkheden.
Voor woningzoekenden met urgentie vallend onder de bijzondere groepen b en c zal in sommige situaties een specifieke voorkeur of noodzaak kunnen zijn zich in een bepaalde kern al dan niet te vestigen. In geval van groep d. zal in de meeste gevallen er een voorkeur bestaan in dezelfde kern te worden geherhuist als waar men voorheen woonde.
Artikel 14: De urgentieverklaring
Op de urgentieverklaring wordt onder meer vermeld op welke woningen als woningzoekende met een urgentieverklaring gereageerd kan worden, het zogenoemde zoekprofiel. Dat zijn in de regel niet alle woningen die op grond van hoofdstuk 3 passend worden geacht. De passend geachte woningen kunnen op grond van artikel 13, lid 7 worden beperkt. Op het bewijs van registratie als woningzoekende met een urgentieverklaring wordt vermeld dat een urgentieverklaring alleen geldt voor een geïndiceerd woningtype waarmee het urgentieprobleem wordt opgelost en er niet op is gericht voorrang te verlenen in de wooncarrière.
artikel 15: Woningzoekenden met urgentie en woningaanbieding
In dit lid is de hoofdregel gegeven dat woningzoekenden met urgentie zelf reageren op het gepubliceerde woningaanbod. Dit geldt niet voor vergunninghouders die op basis van artikel 17, lid 1, onder a. rechtstreeks éénmalig woonruinte toegewezen krijgen. Voor hen geldt bovendien dat indien zij de door de gemeente aangeboden woonruimte weigeren, het Centraal Opvang Asielzoekers (COA) de instantie is die een woningweigeringsprocedure ter hand neemt en beoordeelt of betrokken vergunninghouder al dan niet terecht de woning heeft geweigerd.
Voor een viertal categorieën woningzoekenden wordt een uitzondering gemaakt en wordt toch tweemaal een binnen het zoekprofiel passend woningaanbod gedaan:
Het doen van een tweede woningaanbieding geeft deze woningzoekende(n) nauwelijks mogelijkheden tot het maken van wooncarrière, omdat het woningaanbod altijd past binnen een zoekprofiel
Gezien de schaarste op de woningmarkt komt het in de praktijk voor dat het niet lukt binnen één jaar een passend woningaanbod te doen binnen het zoekprofiel van de betrokken woningzoekende.
artikel 16: Vervallen verklaring urgentieverklaring, intrekking urgentieverklaring of wijziging indeling in een urgentiecategorie
De urgentieverklaring vervalt van rechtswege als een woningaanbieding/voordracht is geaccepteerd. Dat kan zowel een aanbieding/voordracht na een reactie op gepubliceerd woningaanbod zijn als een aanbieding /voordracht als bedoeld in artikel 15, lid 2.
Burgemeester en wethouders kunnen de urgentieverklaring intrekken in de hier genoemde gevallen. De intrekking is een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking.
artikel 17: Rangorde woningzoekenden
In dit artikel wordt aangegeven in welke rangorde woningzoekenden, die op per publicatie aangeboden woningen reageren en voldoen aan de gestelde voorwaarden, in aanmerking komen. De hoofdregel is dat de woning wordt toegewezen aan degene met de hoogste bewoningsduur- of leeftijdscore met in inachtnemening de artikelen in hoofdstuk 3 en de overige artikelen in hoofdstuk 4.
In dit artikel wordt aangegeven welke uitzonderingen op die hoogregel van toepassing zijn bij deze rangorde.
Urgent woningzoekenden hebben voorrang voor zover de woning binnen hun zoekprofiel past.
Woningzoekenden die vergunningplichtige huurwoningen in de gemeente vrijmaken en reageren op vergunningplichtige woningen waarvoor een doorstroomprofiel is opgesteld. Dit artikel is opgenomen om de doorstroming binnen de goedkope en betaalbare huurwoningen te bevorderen en om scheefwonen tegen te gaan.
Woningzoekende met een economische of maatschappelijke binding aan de gemeente komen met voorrang in aanmerking voor een vergunningplichtige huurwoning met in achtneming van hetgeen gesteld in artikel 12.
In de praktijk zal de doelgroep genoemd onder c. en d. elkaar grotendeels overlappen, omdat alleen voor specifieke woningen een doorstroomprofiel zal worden opgesteld. Woningen die schaars zijn;
artikel 18: Vruchteloze aanbieding
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 17 van de wet, waarin wordt bepaald dat als woningzoekenden met economische of maatschappelijke binding te lang stilzitten, hun aanspraak op voorrang verdwijnt.
In dit lid is de termijn gesteld waarna de huisvestingsvergunning aan een andere gegadigde (zonder economische of maatschappelijke binding) moet worden verstrekt, mits de betreffende woonruimte binnen die termijn deugdelijk en tegen een realistische prijs is aangeboden.
Met dit artikel wordt beoogd te voorkomen dat woningzoekenden die niet tot de betreffende doelgroep behoren, aanspraak kunnen maken op woonruimte die voor een specifieke doelgroep is bestemd.
Hoofdstuk 5 – Woonwagenstandplaatsen
In dit artikel is aansluiting gezocht bij de voor huurwoningen geldende toelatingsvoorwaarden. Het afstammingsbeginsel (woonwagenbewoner in de zin van de Woonwagenwet) is, sinds de intrekking van de Woonwagenwet per 1 februari 1999, als toelatingsvoorwaarde vervallen. Bij de volgordebepaling (artikel 21) speelt het afstammingsbeginsel nog wel een rol.
Hoofdstuk 6 – Wijzigingen in de woningvoorraad
artikel 26: Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte: onttrekking, samenvoeging, omzetting of woningvorming
Vooralsnog wordt hier niet gekozen om nadere beperkingen aan te geven voor wat betreft de aanwijzing van vergunningplichtige woonruimten. Mocht uit de praktijk blijken dat woonruimten onder de vergunningplicht zijn komen te vallen die op voorhand niet zijn voorzien en waarvan dit niet gewenst is, dan kan dit aanleiding geven tot aanpassing van de verordening.
Bij woningvorming gaat het om een eigenaar die en bestaande woning feitelijk opdeelt in meer woningen, die afzonderlijk in de huurmarkt worden gezet, zonder dat het gebouw wordt gesplitst in appartementsrechten.
artikel 27: Aanvraag vergunning
Burgemeester en wethouders moeten uiterlijk acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag om een vergunning op basis van artikel 26 beslissen. Indien zij dat niet doen is de vergunning van rechtswege verleend (de zogenoemde lex silencio positivo). Deze termijn kan eenmaal worden verlengd met ten hoogste zes weken. Dit besluit dient aan de aanvrager bekend te worden gemaakt binnen de termijn van de eerste acht weken. Van toepassing is afdeling 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht.
Aangezien de activiteiten op grond van artikel 26 gevolg kan hebben voor de betrokken woonruimte(n) kan de vergunning alleen door de eigenaar van de woonruimte(n) worden aangevraagd. Daarmee is ook duidelijk dat de eigenaar kan worden aangesproken op deze activiteiten.
artikel 28: Voorwaarden en voorschriften
De aanvrager van een vergunning op basis van artikel 26 dient zelf te onderzoeken of en welke andere wettelijke voorschriften van toepassing zijn en welke andere vergunning dienen te worden aangevraagd.
Een vergunning wordt verleend tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het ontrekken, samenvoegen of omzetten gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden voldoende kan worden gediend.
In lijn van de jurisprudentie op basis van de voorgaande Huisvestingswet kan een vergunning worden geweigerd als het verlenen van een vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand.
Het gaat hierbij om een weigering in het geval dat en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Op basis van die wet kan op grond van artikel 9 om een advies worden gevraagd.
artikel 30: Intrekkingsgronden
De vergunningverlening heeft op een gegeven moment plaatsgevonden. Toen zijn alle relevante omstandigheden afgewogen en is een beslissing genomen over de vergunningaanvraag. Indien geen gebruik wordt gemaakt van de vergunning en een ander in een later stadium een aanvraag doet voor een vergunning voor dezelfde activiteit dan kan de eerder verleende vergunning van invloed zijn op de nieuwe aanvraag. Dit is vooral van toepassing als het gaat om weigeringsgronden die verband houden met de omvang of samenstelling van de woonruimtevoorraad. Om die reden moet een vergunning waarvan geen gebruik wordt gemaakt, weer door burgemeester en wethouders kunnen worden ingetrokken.
De vergunning kan worden ingetrokken als de overige vereisten om van de vergunning gebruik te kunnen maken gesteld op basis van artikel 28 niet zijn aangevraagd of zijn verleend.
artikel 31: Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte: splitsing
Vooralsnog wordt hier niet gekozen om nadere beperkingen aan te geven voor wat betreft de aanwijzing van vergunningplichtige gebouwen. Mocht uit de praktijk blijken dat gebouwen onder de vergunningplicht zijn komen te vallen die op voorhand niet zijn voorzien en waarvan dit niet gewenst is, dan kan dit aanleiding geven tot aanpassing van de verordening.
Het in appartementsrechten splitsen van een appartementencomplex is noodzakelijk om de appartementen te kunnen verkopen. De verkoop van appartementen kan ongewenst zijn in het licht van het behoud van de voorraad huurappartementen.
artikel 32: Aanvraag vergunning
Burgemeester en wethouders moeten uiterlijk acht weken na de datum van ontvangt van de aanvraag om een vergunning op basis artikel 31 beslissen. Indien zij dat niet doen is de vergunning van rechtswege verleend (de zogenoemde lex silencio positivo). Deze termijn kan eenmaal worden verlengd met ten hoogste zes weken. Dit besluit dient aan de aanvrager bekend te worden gemaakt binnen de termijn van de eerste acht weken. Van toepassing is afdeling 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht.
Aangezien de activiteiten op grond van artikel 31 gevolg kan hebben voor de betrokken woonruimte(n) kan de vergunning alleen door de eigenaar van de woonruimte(n) worden aangevraagd. Daarmee is ook duidelijk dat de eigenaar kan worden aangesproken op deze activiteiten.
artikel 33: Voorwaarden en voorschriften
De aanvrager van een vergunning op basis van artikel 31 dient zelf te onderzoeken of en welke andere wettelijke voorschriften van toepassing zijn en welke andere vergunningen dienen te worden aangevraagd.
Een vergunning wordt verleend tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het ontrekken, samenvoegen of omzetten gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden voldoende kan worden gediend;
In lijn van de jurisprudentie op basis van de voorgaande Huisvestingswet kan een vergunning worden geweigerd als het verlenen van een vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand.
Het gaat hierbij om een weigering in het geval dat en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Op basis van die wet kan op grond van artikel 9 om een advies worden gevraagd.
Hiermee wordt voorkomen dat een gebouw dat zich niet leent voor splitsing vanwege de indeling van het gebouw of waarvan de staat van onderhoud van het gebouw zich geheel of ten dele zich tegen splitsing verzet toch kan worden gesplitst.
artikel 35: Intrekkingsgronden
De vergunningverlening heeft op een gegeven moment plaatsgevonden. Op dat moment zijn alle relevante omstandigheden afgewogen en is een beslissing genomen over de vergunningaanvraag. Indien geen gebruik wordt gemaakt van de vergunning en een ander in een later stadium een aanvraag doet voor een splitsingsvergunning dan kan de eerder verleende vergunning van invloed zijn op de nieuwe aanvraag. Dit is vooral van toepassing als het gaat om weigeringsgronden die verband houden met de omvang of samenstelling van de woonruimtevoorraad. Om die reden moet een vergunning waarvan geen gebruik wordt gemaakt, weer door burgemeester en wethouders kunnen worden ingetrokken.
De vergunning kan worden ingetrokken als de overige vereisten om van de vergunning gebruik te kunnen maken gesteld op basis van artikel 33 niet zijn aangevraagd of zijn verleend.
Nieuwe inzichten of nieuwe technische mogelijkheden kunnen er toe leiden dat er andere systemen van woningtoewijzing worden ontwikkeld dan waarop deze huisvestingsverordening is gebaseerd. Dit artikel maakt het mogelijk te experimenteren met dergelijke systemen zonder de hele verordening te hoeven aanpassen. Ook kan geëxperimenteerd worden met regels waarvan de gevolgen niet geheel voorspelbaar zijn, waarna (bij gebleken succes) een dergelijke regel via aanpassing van de verordening formeel kan worden ingevoerd. Dit betekent dat experimenten in tijd begrensd dienen te zijn, aangezien de verordening als geheel maar voor vier jaar van toepassing is. Bovendien mogen experimenten er niet toe leiden dat feitelijk de toewijzingsregels in de verordening maar beperkt worden toegepast, waardoor een inbreuk wordt gedaan op de door de raad vastgestelde toewijzingsregels. Ook mag het experiment niet in strijd met de wet zijn.
Dit artikel biedt het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid in de geest van de verordening en in overeenstemming met de wet een besluit te nemen aangaande woonruimteverdelingsvragen waarin deze verordening niet voorziet.
Bij de verslaglegging wordt specifieke aandacht besteed aan de toewijzingen van woonruimte op basis van maatschappelijke en economische binding aan de gemeente.
artikel 40: Bestuurlijke boete
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 35 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van de verboden bedoeld in de artikelen 8, 21 of 22 van de wet, of van het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 26 van de wet.
Naast het bepalen dat de bestuurlijke boete kan worden opgelegd, bepaalt de raad in de verordening ook de hoogte van de boete die voor verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het daadwerkelijk opleggen van een bestuurlijke boete.
De wet geeft alleen bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden. Het gewone strafrecht geldt daarnaast bij overtreding van de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht (bijvoorbeeld in geval van valsheid in geschrifte of bedreiging).
artikel 41: Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel
In artikel 51, tweede lid, van de wet is geregeld dat de verordening op grond van de (oude) Huisvestingswet zes maanden na de inwerkingtreding van de Huisvestingswet 2014 vervalt.
In het derde en vierde lid van artikel 51 van de wet is overgangsrecht opgenomen voor al verleende vergunningen. Deze vergunningen worden gelijkgesteld met de vergunningen op grond van de Huisvestingswet 2014. Ook lopende bezwaarschriften vallen onder deze overgangsregeling, omdat bezwaarschriften altijd betrekking hebben op vergunningen of het weigeren of intrekken van vergunningen. In artikel 51, vijfde lid, van de wet is geregeld dat aanvragen die zijn ingediend op grond van de verordening op grond van de (oude) Huisvestingswet, worden afgehandeld krachtens de daarop gebaseerde (oude) verordening.
Bijlage I (artikel 13, lid 4) bij Huisvestingsverordening 2015 van de gemeente Zuidplas
Bij de uitvoering van de urgentieregeling is het steeds aan de orde de belangen van de diverse groepen woningzoekenden af te wegen. In een situatie van schaarste zijn er veel woningzoekenden die al dan niet op kortere of langere termijn zouden willen verhuizen. Woningzoekenden met urgentie gaan voor op alle andere woningzoekenden binnen de gemeente en maken daardoor de kans voor andere woningzoekenden om te kunnen verhuizen kleiner. Dit neemt echter niet weg dat er gegronde redenen kunnen zijn om woningzoekenden op basis van urgentie te (her)huisvesten.
In deze tijd van schaarste zal in alle redelijkheid moeten worden beoordeeld of het reëel is te verwachten dat het woningzoekenden zal lukken op eigen kracht, dus zonder urgentie andere woonruimte te vinden binnen een redelijke termijn. Zeker in situaties dat mensen niet of binnen afzienbare tijd niet meer over eigen woonruimte beschikken, kan het te lang wachten met het verstrekken van urgentie feitelijk betekenen dat de woningzoekenden dakloos worden of langer dakloos zullen zijn. De wachttijd om voor (andere) woonruimte in aanmerking te komen, wordt dan extra verlengd. Zeker in situaties met kinderen kan dit tot zeer ongewenste situaties leiden. Ook kan het betekenen dat langer een beroep moet worden gedaan op allerlei vormen van maatschappelijke opvang. De vraag of een woningzoekende zelf op redelijke termijn zal kunnen voorzien in andere woonruimte, zal iedere keer zeer zorgvuldig moeten worden afgewogen.
Momenteel vindt deze beoordeling plaats door de GGD Holland Midden. Echter dit zou ook een andere onafhankelijke medische instantie kunnen zijn, waarmee door het college van burgemeester een overeenkomst kan worden gesloten over deze advisering.
De beoordeling of een huishouden in aanmerking komt voor de woonkostentoeslag vindt plaats aan de hand van de gemeentelijke richtlijnen voor ‘bijzondere bijstand’.
Een huishouden kan niet door verwijtbaar handelen voor een urgentieverklaring in aanmerking komen. De beoordeling hiervan vindt plaats in overeenstemming met het gemeentelijke beleid ter voorkoming huisuitzettingen.
E. echtscheiding/beëindiging samenwoning, in combinatie met het hebben van minderjarige kinderen die tot het huishouden behoren
Het doel van het verlenen bij urgentie bij echtscheiding/beëindiging samenwoning, in combinatie met het hebben van minderjarige kinderen die tot het huishouden behoren is het zo snel mogelijk weer bieden van een rustige en stabiele woonsituatie voor de minderjarige kinderen die tot het huishouden behoren. Dit betekent dat nooit meer dan één urgentieverklaring wordt verleend, indien men niet meer beschikt over woonruimte. De regeling is niet bedoeld om beide ouders weer van woonruimte te voorzien. Er zullen bewijsstukken dienen te worden overhandigd aan de gemeente om het voor de gemeente mogelijk te maken om te beoordelen aan wie de urgentie verleend zal worden.
F. dakloos worden door gedwongen verkoop van de woonruimte, in combinatie met het hebben van minderjarige kinderen die tot het huishouden behoren
De gedwongen verkoop moet niet het gevolg zijn van verwijtbaar (betaal)gedrag. De beoordeling hiervan vindt plaats in overeenstemming met het gemeentelijke beleid ter voorkoming huisuitzettingen. Hoewel dit beleid bedoeld is voor woningzoekenden woonachtig in woningen van woningbouwcorporaties, biedt dit beleid wel aanknopingspunten om te beoordelen wanneer sprake is van verwijtbaar (betaal)gedrag.
H. mantelzorg verlenen of ontvangen
Bij deze advisering worden betrokken: de aard van de persoonlijke problematiek, de relatie van deze problematiek met de huidige woonsituatie en de argumentatie op grond waarvan verhuizing op korte termijn absoluut noodzakelijk is.
Een sociaal plan geeft de rechten en plichten van de verhuurder en de huurders weer wanneer woningzoekenden hun woonruimte moeten verlaten wegens sloop of ingrijpende renovatie.
Deze urgentiecategorie biedt het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid te voorzien in de toekenning van een urgentiebewijs aan een woningzoekende anders dan in deze verordening benoemd. Het gaat hierbij niet om situaties die op grond van toepassing van de hardheidsclausule zouden kunnen worden afgedaan.