Organisatie | Zuidplas |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening bezwaarschriftencommissie gemeente Zuidplas |
Citeertitel | Verordening bezwaarschriftencommissie gemeente Zuidplas. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-03-2015 | 09-03-2017 | gewijzigde regeling | 17-02-2015 Onbekend | Onbekend |
De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Zuidplas;
ieder voorzover het hun bevoegdheid betreft;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op het bepaalde in artikel 84 van de Gemeentewet en artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht;
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie: de adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht; b. verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen. HOOFDSTUK II DE COMMISSIE
Artikel 2. Bevoegdheid commissie
De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van: a. een wettelijk voorschrift inzake de Wet waardering onroerende zaken en belastingen; b. een wettelijk voorschrift met betrekking tot ambtenaren als bedoeld in de Ambtenarenwet en Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling / Uitwerkingsovereenkomst van de gemeente Zuidplas; c. organisatiebrede functiebeschrijving en functiewaardering.
Artikel 9. Uitoefening bevoegdheden
De volgende in de Algemene wet bestuursrecht neergelegde bevoegdheden worden, voorzover de voorbereiding van de beslissing op bezwaar in handen van de commissie is gesteld, uitgeoefend door de secretaris van de commissie: a. artikel 2:1, tweede lid; b. artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn; c. artikel 6:17, voorzover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie; d. artikel 7:4, tweede lid; e. artikel 7:6, vierde lid.
Artikel 10. Verstrekking stukken aan de commissie
Het verwerend orgaan is verplicht aan de commissie alle op het bezwaarschrift betrekking hebbende stukken over te leggen.
Artikel 13. Uitnodiging hoorzitting
De secretaris van de commissie nodigt namens de voorzitter de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de hoorzitting schriftelijk uit.
Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat ten minste drie leden, onder wie in elk geval de voorzitter, of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.
Artikel 15. Niet-deelneming aan de behandeling
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.
Artikel 20. Uitbrengen advies en verdaging
Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van 12 weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.
HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGENArtikel 22. Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus besloten in de openbare vergadering van 17/02/2015,
de plv. griffier, de voorzitter,
J.J.A. van Houwelingen. K.J.G. Kats.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders op 09/12/2014,
de waarnemend gemeentesecretaris, de burgemeester,
L.J. van der Linden. K.J.G. Kats.
Aldus besloten door de burgemeester op 05/12/2014,
TOELICHTINGDeze verordening geeft een uitwerking van de behandeling van bezwaarschriften door een adviescommissie. Om een volledig beeld te krijgen van de procedure die moet worden gevolgd bij de behandeling van een bezwaarschrift is het noodzakelijk om de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (verder te noemen: Awb) en de verordening naast elkaar te plaatsen.
Artikelsgewijze toelichting op de verordening bezwaarschriftencommissie
In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voorzover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot het instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.
In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen. Zo ontbreekt wel een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester.
Artikel 2. Bevoegdheid commissie
Deze bezwaarschriftencommissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd. In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan.
De commissie is niet bevoegd te adviseren ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten inzake de Wet waardering onroerende zaken, belastingen, inzake organisatiebrede functiebeschrijving en functiewaardering en personele aangelegenheden.
De bezwaarschriften hebben betrekking op specifieke materie of het betreft onderwerpen waarover zulke grote aantallen bezwaarschriften worden ontvangen, dat het wenselijk is dat daarvoor een andere methodiek van horen en adviseren te hanteren.
Hierbij wordt opgemerkt dat de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de WOZ afwijkende of aanvullende bepalingen bevatten over beslistermijnen, het horen en de geheimhouding. In verband hiermee is ervoor gekozen ze in elk geval uit te zonderen.
Artikel 3. Samenstelling van de commissie
Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb. De commissie betreft een commissie zoals bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet.
De Awb stelt als minimale eisen aan de samenstelling van een adviescommissie:
1.De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder a van de Awb). 2. De voorzitter en de leden van de commissie maken geen deel uit en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (artikel 7:13, eerste lid, onder b van de Awb). Dit is bepaald om er voor te zorgen dat de commissie vrij van last en ruggespraak het bestuursorgaan kan adviseren.
Artikel 4. Instelling van kamers
De commissie bepaalt zelf de instelling van kamers. De commissie kan hiervoor kiezen in verband met een wenselijke splitsing naar onderwerp.
Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden van de commissie.
Artikel 6. Benoeming en zittingsduur
De voorzitter en de leden van de commissie worden door de raad benoemd, geschorst en ontslagen.Voor de zittingsduur van vier jaar is aansluiting gezocht bij de zittingsduur van de gemeenteraad. De commissieleden kunnen worden benoemd voor een termijn van maximaal vier jaar. Door het woordje maximaal op te nemen, kunnen de commissieleden ook voor een kortere termijn dan vier jaar worden benoemd. In beginsel wordt de termijn van vier jaar wel aangehouden.
De zittingsperioden van de voorzitter en de leden van de commissie bedraagt maximaal twee termijnen. Het college kan besluiten de zittingsperiode verlengen.
Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het vijfde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.
Artikel 7. Vergoeding voorzitter en leden
Het college stelt voor de voorzitter en overige leden van de commissie een vergoeding vast.
Het secretariaat heeft een procesbeschrijving opgesteld om het werkproces behorend bij de afhandeling van bezwaarschriften vast te leggen en afspraken met vakafdelingen te uniformeren.
Artikel 9. Uitoefening bevoegdheden
De voorzitter van de commissie dan wel van de kamer aan welke de behandeling van het bezwaarschrift is opgedragen draagt er zorg voor dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling ervan genoegzaam voor te bereiden.
De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de wet zijn aan de secretaris van de bezwaarschriftencommissie gemandateerd uit proceseconomische belangen. Het werkproces wordt hierdoor niet onnodig vertraagd en zorgt voor een snellere afhandeling van bezwaarschriften.
De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt.
Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Toelichting: Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de secretaris is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Toelichting: De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de secretaris. Er is van afgezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd.
Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 Awb is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.
Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in zo'n situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 Awb - van het horen kan worden afgezien.
Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.
Toelichting: Deze bepaling spreekt voor zich. Voorzover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de secretaris van bezwaarschriftencommissie.
Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.
Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging.
Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van ter-inzage-legging (Rb. Amsterdam, 8 augustus 1995, Awb katern 1996, 19). In de gemeente Zuidplas is er voor gekozen om alle stukken aan alle partijen en belanghebbende toe te sturen en niet om de stukken ter inzage te leggen.
Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...].
Het derde lid van dit artikel luidt: Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.
Toelichting In het tweede lid van artikel 7:6 wordt de mogelijkheid gegeven om de belanghebbenden afzonderlijk te horen. Een reden om dit te doen kan zijn dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Het vierde lid geeft aan dat in dit geval de verschillende partijen niet geïnformeerd hoeven te worden over wat er in de afzonderlijke hoorzittingen is besproken.
Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.
De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen.
Aangezien de kosten door het college vergoed dienen te worden ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat het college hiervoor toestemming heeft gegeven. Om deze reden is in onderhavige bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.
In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.
Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.
Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:
a.het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is; b. het bezwaar kennelijk ongegrond is; c. de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of d. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
Ad d. Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaarschrift volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op 6:19 Awb. In artikel 6:19 Awb gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In dit artikel is tevens bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar.
De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid van de Awb waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voorzover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.
Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 van de Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.
Artikel 13. Uitnodiging hoorzitting
Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor de commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.
Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarmaker en de belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarmakers kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.
Gekozen is voor een termijn van in ieder geval twee weken, dit mede in verband met de termijn van 12 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaarschrift moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).
Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Bezwaarmaker dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Met de inwerkingtreding van de wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen wordt indien een bezwaarmaker verzoekt om uitstel en hiermee ingestemd wordt, bepaald dat daarmee de beslistermijn met eenzelfde periode wordt opgeschort, en wordt dit op papier bevestigd.
De toelichting op dit artikel van deze verordening is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 en 7:8 van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.
Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 5). In dat geval wordt het besluit omtrent het uit te brengen advies aangehouden en wordt in de eerstvolgende vergadering waarin het in lid 1 genoemde aantal leden aanwezig is, nadat zij kennis hebben genomen van het betreffende verslag, een besluit omtrent het uit te brengen advies genomen. Er kan ook voor gekozen worden om dit schriftelijk af te doen.
In de Gemeentestem 2008, nr. 101 is een artikel verschenen van mr. H. Piefers : “Horen en adviseren door een onvolledige bezwaarschriftencommissie”).
Artikel 15. Niet-deelneming aan de behandeling
Ook al zijn de voorzitter en de leden van de commissie formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is (Rb. Leeuwarden 8 februari 1996, JB, 3 (1996), 100).
Artikel 16. Openbaarheid zitting
Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voorzover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.
In de verordening is bepaald dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.
De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 16 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.
Artikel 17. Schriftelijke verslaglegging
Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.
Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, wordt hoewel dit niet is voorgeschreven in de Awb dat het verslag van de zitting gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbenden toegezonden.
Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, dan hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).
Artikel 19. Raadkamer en advies
De beraadslaging van de commissie vindt achter gesloten deuren plaats.
Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a van de Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257).
Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen, (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).
Een verzoek om vergoeding van de kosten moet worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Doorgaans zal een dergelijk verzoek in het bezwaarschrift of mondeling tijdens de hoorzitting worden gedaan. De bezwaarschriftencommissie adviseert in dat geval ook over dit verzoek en zal aangeven of er recht is op een vergoeding en zo ja over de hoogte van het vergoedingsbedrag. Dit laatste kan worden ontleend aan het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Artikel 20. Uitbrengen advies en verdaging
Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.
De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 12 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.
Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.
Artikel 21 Uitbrengen jaarverslag
Met het jaarverslag legt de commissie verantwoording over haar werk af en doet zij naar aanleiding hiervan aanbevelingen aan de raad, het college en de burgemeester. Op deze manier kan het inzicht in en de bekendheid met het werk van de commissie worden vergroot. De invulling van dit verslag is aan de commissie gelaten. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven hoeveel bezwaarschriften er zijn ingediend, wat de werkvoorraad was, hoeveel adviezen er zijn uitgebracht, wat de adviezen inhielden of het bestuursorgaan contrair heeft besloten, in welke gevallen beroep is ingediend en wat de uitkomst van dit beroep is geweest.
Het verdient de voorkeur het jaarverslag zo snel mogelijk na het einde van het kalenderjaar uit te brengen.
Artikel 22. Inwerkingtreding en citeertitel
Deze verordening is een algemeen verbindend voorschrift.
Besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. Deze verordening wordt bekendgemaakt in het elektronische gemeenteblad van de gemeente Zuidplas op https://www.officielebekendmakingen.nl en treedt in werking één dag na bekendmaking.