Organisatie | Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet |
Citeertitel | Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Nadere invulling van de regels betreffende het recht op een individuele inkomenstoeslag
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-05-2015 | 01-01-2015 | 18-11-2016 | Nieuwe regeling | 19-05-2015 | 15-0007373 |
Personen die in 2014 een toeslag ontvangen hebben op grond van de Verordening Langdurigheidstoeslag 2012hebben in 2015 bij gelijkblijvende omstandigheden recht op een toeslag op grond van één van de volgende verordeningen:
Artikel 3 Geen zicht op inkomensverbetering
Op grond van het bepaalde in artikel 36 van de wet, hebben personen in beginsel geen zicht op inkomensverbetering, als bedoeld in artikel 36, 1e lid, indien:
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard van 19 mei 2015.
Burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard,
de secretaris, Mw. mr. M. Plantinga
de burgemeester,mr. T.P.J. Bruinsma
Met de komst van de Participatiewet per 1 januari 2015, vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag uit de Wet werk en bijstand (WWB) In de door de gemeenten (Krimpenerwaard) vastgestelde Verordening Individuele Inkomenstoeslag is het jaarlijks uit te keren bedrag aan personen die langdurig zijn aangewezen op een minimuminkomen en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering vastgelegd.
Vanaf 1 januari 2015 is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dit is het gevolg van het woordje ‘kan’ in artikel 36, 1e lid, van de wet. Dit betekent dat Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het toekennen van een individuele inkomenstoeslag, ook al voldoet de aanvrager wel aan de voorwaarden voor de toeslag, zoals die zijn opgenomen in artikel 36, van de wet en in de Verordening Individuele Inkomenstoeslag 2015.
Burgemeester en wethouders hebben geen mogelijkheid om in beleidsregels te bepalen dat nooit een individuele inkomenstoeslag wordt verstrekt. Wel kunnen zij in beleidsregels vastleggen welke groepen niet in aanmerking komen voor een individuele inkomenstoeslag en in welke gevallen personen geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Voortvloeiende uit de wet is er ruimte voor maatwerk in individuele gevallen.
De beoordeling of er sprake is van geen uitzicht op inkomensverbetering dient aan de hand van de individuele omstandigheden te worden beoordeeld. Met het nieuwe artikel 36 van de wet wordt de mogelijkheid van een categoriale benadering van de individuele inkomenstoeslag afgeschaft, maar kan een individuele inkomenstoeslag worden toegekend , indien een persoon gelet op zijn omstandigheden geen uitzicht heeft op inkomensverbetering. Burgemeester en wethouders zullen hierbij in ieder geval de individuele omstandigheden van de belanghebbende moeten betrekken.
Deze beleidsregel dien ter verduidelijking van de uitwerking van de overgangsmaatregel en het begrip ‘geen zicht op inkomensverbetering’, zoals beschreven in artikel 36 van de Participatiewet.
Alleen die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.
In het kader van een ‘zachte overgang’ van de Verordening Langdurigheidstoeslag 2012 naar de Verordening Individuele Inkomenstoeslag 2015 hebben Burgemeester en wethouders besloten dat personen die in 2014 een toeslag ontvingen op grond van de Verordening Langdurigheidstoeslag 2012, in 2015 bij gelijkblijvende omstandigheden recht houden op een toeslag op grond van de Verordening Individuele Inkomenstoeslag.
Van gelijkblijvende omstandigheden is sprake indien zowel de gezinssamenstelling als de inkomenssituatie gedurende het jaar 2014 ongewijzigd is gebleven. Daarnaast is in de toekenningsbeschikking aan de cliënt de zin opgenomen, dat er bij gelijkblijvende omstandigheden en voorwaarden na twaalf maanden opnieuw aanspraak kan worden gemaakt op een toeslag.
Artikel 3 is per 1 januari 2015 dus enkel van toepassing op personen die in 2014 geen toeslag ontvangen hebben op grond van de Verordening Langdurigheidstoeslag.
Burgemeester en wethouders hebben de discretionaire bevoegdheid te beoordelen of belanghebbende op grond van individuele krachten en bekwaamheden geen zicht heeft op inkomensverbetering.
Indien een persoon volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en daarom een uitkering op grond van de IVA (Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten) ontvangt, kan in beginsel worden gesteld dat deze persoon geen zicht heeft op inkomensverbetering.
Indien een persoon arbeidsbeperkt is en daarom een Wajong-uitkering ontvangt welke is toegekend vóór 1 januari 2015, dan kan in beginsel worden gesteld dat deze persoon geen zicht heeft op inkomensverbetering.
Indien een persoon arbeidsbeperkt is en voor inkomensverbetering afhankelijk is van de re-integratie instrumenten van de gemeente Krimpenerwaard kan er in beginsel gesteld worden dat deze persoon geen zicht heeft op inkomensverbetering. Echter, indien contractueel aangetoond kan worden dat de persoon ingezet wordt op een proefplaatsing betekent dit dat er redelijkerwijs wel zicht is op inkomensverbetering, derhalve is er in zo’n geval geen recht op de individuele inkomenstoeslag.
Het gaat om reeds toegekende ontheffingen op grond van artikel 9, lid 2 of artikel 9a lid 1 van de wet (peildatum = aanvraagdatum), toekomstige ontheffingen zijn immers nog niet bekend.